Historisch Archief 1877-1940
No. 1165
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Frankrijk, dat zich uitbreiden wil van de Maas
tot het Tchad-meer. De fout is des te opval
lender, omdat Féconditéniet alleen de
Expanzibeweging indirekt reflekteert, maar omdat Zola *
een der zonen van Mathieu naar de Niger laat
emigreren als pionier en ook de auteur zelf van
di vermenigvuldiging der Fransen rondom de
Sahara spreekt. En bovendien heeft hy, hoewel
met te weinig intenziteit tot inkarnaatsi van de
Wellust gemaakt: de rosse Sérafine, barones
de Lowicz, di eindelik gek word van histeri;
z\j word tot het beeld van het branderig-dorre,
moordend-ontuchtige Parus. Had hy nu
Marianne, met haar demokratise naam, ver
heven tot de reprezentante van la Nation-Mère,
het vruchtbare Frankrijk, dan was het boek
groot geweest van simbolisme. Ik vermoed,
dat hij hier heeft gefaald, doordat hij die
hoogte wél bereikt heeft in La Terre en verlegen
zat met de vraag, hoe hy' weer een werk, het
welk half tot milieu heeft de landbouw-sfeer
van de maatschappij, met dezelfde brete van
opopvatting zou voltojen. Ook de epise zinnen, de
hoofdlijnen in zijn sty'1-architektuur, zijn niet
groots, niet fors genoeg. Terecht werd dit laatste
mij door imand, met wien ik over dit boek
sprak, aangewezen. En toch was het te doen
geweest.. In plaats van telkens te herhalen de
alinea's waarin hy als motief gebruikt: la
flamme de désir, had hij daarvoor het volgende
moeten doen wederkeren op bepaalde punten,
ook aan het slot en zeker in een werk, dat
tot hoofdtitel met dri anderen voert: Les Quatre
Evangiles. HU zegt ergens van het graan:
II tait la mer bienfaisante, nonrissante, o
toutes les faims s'apaiseraient, oüdemain
pourrait naltre de cette houle di tiges, qui portait
la bonne nouvelle, d'un bout a l'autre de
horizon.
Di pennetrek is hoewel als epies motief
niet herhaald toch op zichzelf al geniaal.
Beter lukte de telkens terugkomende ver
gelijking van het kind Gervais, dat zuigt aan
ere borst van Marianne, met de planten, di
voedsel optrekken uit moeder Aarde. Maar
dit kon slechts in een deel van het boek
doorgevoerd worden.
liiiiiliiUMiMiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiimiiiiHmmiiiiiiiiiiimmmiiiiiiiiM
BÜden opzet van deze roman heeft Zola
een bar anachronisme begaan. In Les Trois
Villes komen twe broeders vooi: Pierre en
Guillaume Froment. De eerste heeft vier zonen
Jean, di al in Paris genoemd word, Mathieu,
de held van Fécondité, Mare en LUC. Nu
speelt de geschidenis van Paris af zowat in
'94 als Mathieu nog niet eens geboren is en
deze bereikt in dit boek dat zou dan zowat
moeten wezen omstreeks 1980 den leeftijd van
90 jaar, dus ver in de XXe Eew!
Had hij Mathieu tot een bloedverwant van
Pierre gemaakt, al gekomen op een zekere
leeftijd, op n na de prilste jeugd zowat,
dan was de hele familie Froment gered geweest.
Maar ik beweer altijd: Verstroojdheid is hè,;
droit divin der grote geesten en van dat
middeneewse, klerikaal-militaire privilege moet
nou de republikein Zola voor straf, omdat-ie
in »J'accuse" zulke nette lui heeft belasterd,
gebruik maken. Een andere uitweg weet ik niet.
De konstruksi is breed en eenvoudig, maar
het opsommen allén reeds van al di kinderen
en kleinkinderen van Mathieu en Marianne
verbijstert den gewonen lezer door al hun
namen. Zola kon niet vermijden hier terloops
tal van bijfiguren te laten optreden, dat mag
men hem bij deze arbeid niet kwalik nemen.
Ik zal me dan ook beperken tot de behan
deling der hoofdpersonen:
Tegenover de huwelijkstrouw van bovenge
noemd echtpaar stelt hij de echtbreuk van
Valentine de Vaugelade, gehuwd met Séguin
du Hordel, een groot grondbezitter en een
speler en toont aan, hoe dat huisgezin er totaal
door word gedemoralizeerd en hun landgoed
Chantebled het eigendom word van de Froments.
Tegenover de energike vooruitstrevende geest
dier familie maakt hij belachelik het
aartskoppige, domme konservatisme van den mole
naar Lepailleur, te lui om zijn dor stuk grond
te ontginnen, dat met zijn molen ook het bezit
word van een zoon der Froments; want deze
huwt ondanks zijn woedend verzet ten slotte
zijn dochter Thérèse. En Lepailleurs eigen
zoon Antonin is een grote ezel, maar in de ogen
van zijn moeder een geni, di als het kind van
zoveel boeren »heer" moet worden en gaat door
het leven te Parijs te gronde. De patriarchale
molen word vervangen door een stoom-machine
en mopperend tegen de industriële geest van
den niwen tijd, ziet papa Lepailleur, dat »di
stadslui" zijn stuk land ontginnen en hem met
een zuur gezicht stil in een hoekje zy'n py'p
laten roken, enveloppe de sa colère. Naast
Marianne met haar groot huishouden, geeft
hij dat van den fabrikant Beauchêne, de man
der cy nies-burgerlijke begrippen, maltuziaan,
Kg' wil niet meer dan n zoon hebben, opdat
al zijn rijkdom in n hand verenigd blijft.
Ongelukkigerwijs sterft di zoon en.... een
der Froments wordt meester van de fabriek,
want Beauchêne om speelschulden en publike
vrouwen te betalen, moet aandeel na aandeel
afstaan aan zijn compagnon en leeft ten slotte
slechts van een rente, di hem word uitge
keerd. Hij heeft een kind verwekt bij een
der fabriekarbeidsters Norine Moineaud; dat
groejt op tot een bandiet. Als ontslagen ge
vangene komt hij na jaren in aanraking met
Sérafine de Lowicz. Zij vertelt, aan
Beauchêne's vrouw Constance, dat ze kennis heeft
gemaakt met een onecht kind van haar man.
Constance woedend op de Froments, di haar
geslacht verdringen, heeft Blaise, de oudste
zoon van Mathieu, de compagnon in de zaak,
op een gegeven ogenblik in een donkeren
gang opzettelik niet gewaarschuwd op te passen
voor een gat, waardoor de liftwaggon passeert,
en dat in het duister onzichtbaar is. Hij valt
er in en sterft. Maar de vruchtbare famili
vervangt hem door zijntweling-broeder Denis ;
zo schijnt het, dat Blaise niet eens gedood
werd. Slechts n op de fabriek heeft de
moord bemerkt: de boekhouder Morange. Deze
heelt door maltuziaanse practijken eerst zijn
vrouw en daarna zijn dochter Reine verloren,
een meisje, dat door Sérafine bedorven werd.
Morange is daardoor maniak geworden.
Met dien halve onnozele overlegt Constance
nu om de onechte zoon van Beauchêne,
Alexandre Honoré, op de fabriek een baantje
te bezorgen, zodat door dien vagebond Denis
op de een of andere manier uit den weg word
geruimd. Maar Morange laat hem in het gat
van de lift vallen en verplettert dan zichzelve.
In een brief aan Mathieu vertelt hy, hoe
Blaise is vermoord en dan sterft, razend van
spijt en machteloosheid, Constance, een moeder,
di door het Maltuzianisme de moordenares
werd van een andermans kind. Morange is
het type van den employé, di met alle geweld
hoger op wil om zijn vrouw en kind in weelde
te laten leven. Di zucht naar luxe en de
gewoonte om aan de dochters, ten einde ze
een man te bezorgen, een grote bruidschat mee
te geven, zijn de oorzaken van de maltuziaanse
misbruiken in Frankrijk, en ook als overal de
slechte tijd.
(Word vervolgd.) J. K. RENSBUBG.
BoeK en TlscMft.
De Vlaamse school.
In aflevering 3?4, schrijft ditmaal dr. F.
Winterstein over Nederlandsche gothieken.
Behandeld wordt het Museum te Kassei, de
verzameling, die, gelyk men weet, ontsnapte
aan de fransche veroverlust, en vrijwel onaan
geroerd bleef. Dr. Winterstein bespreekt de
Nederlandsche eerstelingen uit den tijd van
Petrus Christus tot even na 1550, dus tot de
opkomst der grootere meesters in de latere
schilderkunst.
Van Stijn Streuvels, die nu allerwege pu
bliceert, is er een goede schets over twee
honden, die in een nauwe steeg vastgelegd,
verstoord worden door een indringer, 't Lykt
een gaaf en mooi werk, maar men moet het
eigenaardig Vlaamsch terdege kennen, om te
weten of alle uitdrukkingen juist en ter rechter
plaats zijn.
Over Gustave Moreau, den Franschen schil
der, (Nederlander van moederszijde) die door
drie Maecenassen: Charles Hayen, Durefflit en
Roux, op meer dan onbekrompen wijze in de
gelegenheid werd gesteld, voor zijn kunst te
werken, spreekt op zeer enthousiaste wijze de
heer Frans Melchers uit Parijs.
Uit deze verzameling van zijn werken, door
door overmaat van vrijgevigheid, eertijds met
jaloersche liefde en vereering saamgebracht,
nu ter bewondering gesteld in 't kleine zaaltje
van 't >Musée du Luxembourg", kan men boven
dien zien, wat een kunstenaar, zoo hem geen
zorgen drukken, in dertig jaren ty'ds kan
voortbrengen.
Vele en zeer keurige reprodnkties van zy'n
schilderijen versieren dit opstel.
Pol de Mont schrijft over de Russische
schilderes Sacha Schneider, vergelijkt deze
gedachte-kunstenaar bij 't werk van Walther
Crane, Rops, Khnopff, Toorop, Rassenfosse en
Doedelet. 't Is werk, dat bovenal aanspreekt
door het wijsgeerig element.
Dan is er nog een beschouwing over de
tentoonstelling van de Maatschappij van Schoone
Kunsten te Brussel, eveneens door Pol de
Mont, en verder de gewone rubriek over boeken,
tijdschriften, enz.
Deze aflevering is weer, vooral wat repro
ducties aangaat, bijzonder verzorgd.
De Hollandsche Revue.
Frontispice is: een zeer mooi portret van
Mevr. Beersmans. Dit portret, al is 't ook
maar reproductie naar fotografie, zullen velen
willen hebben.
In den tekst, op n bladzijde zijn afbeel
dingen van Generaal Joubert, de bevelhebber
der Transvaalsche troepen, en Sir Forestier
Walker, bevelhebber der Engelsche troepen
in Zuid-Afrika.
De karakterschets is over Pastoor H. C.
Verbraak, de Hollandsche pater Damiens. Wat
pater Damiens deed voor de ongelukkige
lepralijders op Hawaï, doet pastoor Verbraak
voor de slachtoffers van den oorlog op Atjeh.
Het zijn twee slagvelden, die zy' bewerken.
Het boek van de maand is: »De
Tunerculose", door Dr. M. W. Pijnappel, het vijfcents
geschrift uitgegeven door de Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen, 't Is zeker gewenscht,
dat deze populaire beschouwing van Dr.
Pynappel in vele handen komt.
Onder de belangrijke onderwerpen, trekt
bijzonder de aandacht een bespreking over de
llMliiiimillmiiiinil
llimillllMMHIl
ilmiiiimiMMiiiiii
iiiimMiiiiMMHiiiiiiiiiimjimMiMNiiimMiiHiimiMmiumiiiiiHiimiMMii
DAMEjS.
iiiimmiiiiimmmin
Enplsche i
Het is nog niet zoolang geleden, dat wij uit
een Engelsen tijdschrift een artikel overnamen
waarin het Engelsche dienstmeisje uitbundig
geprezen werd. Haar netheid, ijver, voorko
menheid, kiesche zorg, werden zoo hoog ver
heven, dat wy bijna wenschten eens te vernemen,
in hoeverre met deze ideale schildering de
bevindingen van Engelsche huisvrouwen over
eenkwamen.
Nu heeft de Frankfurter van haar corres
pondente te Londen een artikel, dat als pendant
kan dienen. Als beteekenisvol feit haalt deze
dame vooreerst de steeds toenemende vraag
naar Duitsche dienstboden te Londen aan, en
vraagt zich dan af, waarin deze voorkeur ligt.
Vooreerst zeker in de bescheidene aanspraken
der sober opgevoede vreemdelinge, in het ge
ringe loon waaraan zij gewend is en voor een
deel in haar hulpeloosheid en gemis aan aanslui
ting. Maar ook andere negatieve en positieve hoe
danigheden strekken haar tot aanbeveling. Voor
eerst is zij zelden aan den drank verslaafd,
en dit schijnt, althans bij de keukenmeiden, in
Engeland regel te zy'n. Dan vraagt zy minder |
vrijen tijd, terwijl tMary Ann'\ het Engelsche
type, evenals Tommy Atkins den soldaat en
Bobby den politieagent voorstelt, vooreerst
iederen Zondagavond naar de kerk moet, dan
om den anderen Zondag een namiddag heeft,
iedere week een vrije namiddag om »shopping"
te gaan (boodschappen doen voor zich zelve)
en iedere maand een heelen vrijen dag, van
'a morgens vroeg tot den nacht. Voorts heeft
zij een ontvangavond in de week, (als er meer
dienstboden zijn heeft ieder een verschillende
avond) en in den zomer 14 dagen vacantie.
Een gebruik waarover de huisvrouwen zich
'zeer beklagen, is de gewoonte der
verhuurbureaux, om bij hun klanten onder de dienst
boden, geregeld om de drie maanden navraag
te doen, of de dienst hun bly'ft bevallen;
anders hebben zij wel iets anders voor haar,
misschien iets beters. Dit is eigenlijk het
«onderhuren," tot systeem verheven. Eenige
van die bureaux maken dan ook heel goede
zaken, zoodat in het Westen van Londen
een bureau zeventig boekhouders en correspon
denten aan het werk kan houden.
De livretten daarentegen bestaan niet; men
moet maar persoonlijk informeeren, en ieder
weet, hoe wisselvallig dat is. De meeste «ge
tuigen" zijn schriftelijk, en men zet daarin
niets dat compromittant is.
Het loon der Engelsche dienstbode be
draagt er is eene uitvoerige statistiek
van verschenen, een rapport van Miss Collet
aan den Board of Trade per jaar te Londen
gemiddeld 220 gulden. In de provincie is dat
180, in Schotland 210, in Ierland 150 a 100.
Maar er is onderscheid. In de provincie wordt
de «general servant" (meid-alleen) met 195
gulden betaald, te Londen met 175, omdat te
Londen de soort van gezinnen die er n
meid op nahouden, op lager trap staan, en
voor een »meid-alleen" geen bijzondere kun
digheden gevraagd worden. Heeft het meisje
intusschen wat geleerd of is zy' ambitieus ge
worden en heeft zich in voorkomen en manieren
wat weten op te werken, dan wordt zij
»parlourmaid" a 270, keukenmeid a 280 of kamenier
a 350 gulden. Deze laatste soort heeft groote
concurrentie aan geïmporteerde Fransche ka
meniers, die kunnen kappen, japonnen ma
ken en allerlei kleine diensten bewij
zen. In de groote huizen komen daar tweede
keukenmeiden, vatenwaschsters,
»betweenmaids" en helpsters bij, die minder betaald
worden; de huishoudsters ontvangen in de
provincie wel 600, in Londen gemiddeld maar
400 gulden. (De loonen der mannelijke dienst
boden komen hier alleen pro memorie bij;
een lakei wordt, al naar de lengte, met 250
tot 350 betaald; een butler" ontvangt 750,
een Fransche kok 1500 gulden).
In de huizen waar vele dienstboden gehouden
worden, logeeren de knechts in het souterrain,
waar ook de eetkamers en de keuken zijn, de
meiden op de bovenste verdieping. De bedienden
eten samen, maar dit is geen genoegen, want
de etiquette wordt onder hen strenger in acht
genomen dan onder hunne meesters. De
>hoogere" huisbedienden verwaardigen zich
niet tot de lageren het woord te richten; den
»lageren" past het te zwy'gen, als zij niet
toegesproken worden.
Iets wat Duitsche dienstboden vreemd valt
in Engeland, is het costuum. Alle dienst
meisjes zy'n tot den middag in katoenen japon,
als bij ons, en na den middag in zwarte japon
met stijf kraagje en manchetten, als by' ons
de meisjes die tafeldienen. Wit boezelaar en
wit mutsje zyn voorgeschreven. Het is te be
grijpen dat de wonderlijke kleuren en haar
drachten, waar Duitsche dienstboden vaak aan
gewoon zyn, hierbij als iets barbaarsch moeten
afsteken. Vele Engelsche dienstboden intus
schen zijn zoo aan het nette zwarte costuum
gewend, dat zy ook op haar uitgaansdagen
niet anders dragen.
Hoe een moflejonmaal geredigeerd wordt.
Wie gewoon is, op een redactiebureau te
werken en met de moeiten en zorgen van het
dagelyksch verschijnen van een dagblad ver
trouwd is, heeft nog niet het flauwste idee
van de moeite die het inheeft, een groot oor
spronkelijk modetijdschrift, al komt het maar
om de week of om de veertien dagen uit,
samen te stellen. Wat Duitschland betreft,
geeft Fr. Eyssell?Kilburger daarvan een heel
aardige schets; in andere modescheppende
landen zullen vele bijzonderheden heel anders
zy'n.
Een modejournaal dat op de hoogte van
zy'n taak is, heeft veel grooter personeel noodig
dan ieder ander geïllustreerd blad. Voor elk
nummer zyn een leger van teekenaars en
teekenaarsters, photografen, kleursters, druk
kers, coupeuses, redactieleden, correspondenten
en schetsteekenaars vereischt, zooals geen
ander blad ze behoeft.
Vooreerst: ieder nummer moet een
eenigszins andere physionomie vertoonen dan het
vorige ; zonder eenzijdig te zijn, moet het toch
een nheid vormen. Voorts moet het per
soonlijk zyn, en toch nauwkeurig de richting
der saizoenmode volgen. Wat dubbel is, moet
bly'ven liggen ; wat veertien dagen blijft liggen,
is onbruikbaar. Het geheele nummer wordt
dus, met platen en al, licht geschetst in afzon
derlijke groepen: toiletten, accessoires (hoeden,
schoenen, parasols), ondergoed, handwerken,
kindergoed, en die groepen worden weer uit
gewerkt.
Nu komt het er op aan, voor de toiletten en
de rest te zorgen. In eene groote redactie is
daarvoor een dame aangesteld die naar de
couturiers gaat en uit de daar gecomponeerde
costumen eene keuze doet. Vroeger gaven de
groote couturiers daartoe gaarne verlof, en
waren al blijde wanneer hun naam by het model
in de courant gezet werd; tegenwoordig nu
er modejournalen als het »zand der zee" zijn,
geven de couturiers alleen tegen vergoeding
(vaak 25 of 50 mark) verlof, om hunne modellen
over te nemen. De dame die uit kiezen gaat,
moet een heel fljn gevoel daarvoor hebben;
zy moet niet een model nemen, dat misschien
al een paar maanden geleden bekend was; of
dat te veel gelykt op een pas in bet blad
verschenen toilet. Het toilet wordt naar het
redactiebureau vervoerd, door een mooi slank
meisje aangetrokken, en dit er mee
gephotografeerd in een pose, die het kleed goed doet
uitkomen, en er tevens alle details van aan
geeft; dan de photegrafie op hout overgebracht,
de coupe van het kieed door de coupeurs zoo
goed mogelyk met ontzag voor de garneering
nageknipt en nagemeten, en hetkleed haastig terug
gebracht, want gewoonlyk wordt het niet meer
dan een paar uur buitenshuis vertrouwd. Soms
zelfs wordt het niet meegegeven, en moet alles,
photografeeren, schetsen, coupe opnemen, by
den eigenaar geschieden. Is het costuum ook
in kleur byzonder, dan komt by alles nog
een aquarelliste te pas, die haastig de tinten
en combinaties van kleuren schetst.
Een groot Duitsch blad vult de beschikbare
toiletten dan nog aan met costumen of platen
die te Parijs gekocht worden en sporttoiletten
uit Londen, en houdt er voorts in deze beide
steden en op de modebadplaatsen corres
pondenten op na, die schetsen en beschrijven
al wat hun maar onder de oogen komt. Uit
deze schetsen en omschrijvingen worden dan
weer nieuwe toiletten gefantaseerd.
Ook is er altoos een geheele buitenwacht
van toevallige medewerksters, dames uit de
groote wereld die wat meedeelen, ijverige
huisvrouwen die een goed en goedkoop »idee"
hebben. Zij allen worden gehonoreerd naar
omstandigheden, terwyl ook de gewone redactie
leden groote kosten in rekening brengen voor
het bezoeken van theater, weldadigheidsbazars,
wedrennen en bloemencorso's, waar zy' maar
kans zien, wat nieuws op te doen.
In Parijs is dat een weinig anders; de
redactrices behooren daar vaak tot de werke
lijke uitgaande wereld ; in Duitschland zitten
ze meestal op haar bureau en de redacties
zy'n er dan ook op uit, tegen hoog honorarium
een hooggeboren dame ertoe te krygen, iedere
week een paar uren in het bureau te komen,
te bekyken en te critiseeren wat er ligt, eenige
aanwyzigingen te geven en op exceptioneele
nieuwtjes opmerkzaam te maken. Dit is eigen
lijk duurder, gegeneerder en niet zoo betrouw
baar als de Parijsche manier.
De grootste moeite by het ineenzetten van
een modejournaal is, op tyd klaar.te zyn. Een
groot blad moet eigenlijk zes, acht weken te
voren gereed zijn, om in druk, tekst, sierlijk
heid, actualiteit aan de hooge eischen onzer
dagen te voldoen. Men moet dus als profeten
vooruit zien, de pelsmantels in Juni laten
teekenen en de winterhoeden in Augustus;
ook het kerstnummer wordt dan op pooten
gezet. Verwonderlijk is het dan ook niet, dat
bloemencorso's worden afgebeeld met toiletten,
die er nooit gedragen zijn, en wedrennen met
lichte voorjaarscostumen, waarbij, wegens de
stortregens, alles in regenmantel was.
Tot de vreugden der redactrices daarentegen
behoort dit, dat ze ieder op haar beurt telkens
eenige weken naar Parys mogen, om zich van
den stroom der tyden te doordringen; tee
kenaarsters, aquarellisten, coupeuses,
chroniqueuses, alles moet daarheen om te leeren zien,
en als 't ware een academischen cursus door
te maken.
Mevr. Eysell?Kilburger verwondert zich,
dat er te lierlyn niet sinds lang scholen voor
modeteekenen zyn, en een enkele cursus, daar
een paar jaar geleden opgericht, nog niets
anders geleverd heeft, dan een paar juffrouwen
die confectie-catalogen teekeüen. Toch is dit
zoo verwonderlijk niet; wanneer de eisch is:
voortdurende vernieuwing, fijn voelen van
verandering, kan zulk een cursus toch ook
niet heel veel nut stichten. Daarentegen is
eene werkelyke artistieke voorbereiding met
artistieken aanleg zeker de beste grondslag
ook voor dit speciale vak.
mitmiimmiiiiiiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIlllilllHlIIII
Mode. Een tehuis. Secretaresse.
Betrekkingen voor vrouwen. De
Czarina. Amerikaanse/ie huwelijken.
Kookscholen. Bhabarber.
Recepten.
Als modekleur, vooral in laken, de
modestof, zullen gelden allerlei tinten van rood
en marron, voorts een vrij donker blauw, toch
niet geheel marineblauw, en zwart. De twee
plooien waarvan wij een vorige maal spraken,
als verzachting van de collante heupenmode,
doen zich meer en meer gelden; de sleepen
worden langer, de tuniques meer opgenomen ;
men ziet aan den horizon de paniers naderen,
eigenlnk de eenige mode die in de laatste
jaren hare beurt niet gehad heeft. Als gar
neering komt met den winter bij al het vroe
gere franje, guipure de drap, fluweel,
chenille, uitgeknipt laken, nu ook weer het
bont, dat by laken altoos zoo goed staat.
Van de capuchons, onlangs aangekondigd.
l merkt men niet zooveel als gedacht was; op
avondmantels en redingotes ziet men ze wel,
op costumes tailleur nog weinig. Worth
garneert costumes tailleur van zwart laken met
il jour borduursel van zilver; daarbij een
korten geborduurden bolero over een vest van
blauw fluweel; Laferrière heeft gesloten mantels
met twee kragen uitgedacht, de eene kraag
van a jour laken borduursel, de ander van
guipure met bont omzoomd; Raudnitz brengt
als modekleur »bois-de-rose" laken te
voorschy'n, met fluweel in dezelfde kleur en bont
gecombineerd.
Wat hoeden betreft, vertoonen vele nieuwe
modellen, tot geruststelling der vogelvrienden,
meer struisveeren, tot in het reusachtige,
dan opgezette kleine vogels. De mode der
franjes heeft zelfs de hoeden bereikt, men
arrangeert er wel een charpe op van lichte
zijde, met lange franjes aan de einden, ot'een
driehoekig stuk zijde, waarvan de eene zijde
met franje is afgemaakt. Iets heel
gedistingeerds daarin zyn vilten strepen met
bleupastel of andere bleeke pasteltinten afgewisseld;
ook veeren worden wel in deze matte tinten
gekleurd, waarmede eigenlyk hun glans ir.
l
stryd is. Bleek lézard (het groenachtig grijs
der hagedissen), vormt dan eene harmonie
tusschen bleeke tinten als hortensia, aschblauw,
bleekgeel en matrose, alle pastelkleuren.
* »
*
De gravin van Aberdeen komt in de North
American Revieiv in haar artikel over het
«Internationaal Parlement" weer terug op een
vroeger lievelingsdenkbeeld van haar, de
>tehuizen voor arme dames van stand", hetzij
dan werkend of veroordeeld tot oud worden
in ledigheid op een schraal inkomen. Voor
deze schijnt in Londen geen onderkomen te
zy'n waar een zekere behoorlijkheid met zinde
lijkheid en goedkoopte vereenigd kan worden.
Een domineesdochter, / 15 per week ver
dienend, betaalt voor n kamer in een zuid
westelijk district G gulden per week; een
meisje dat in het Britsch-museum werkt
(nasporiugen doen en aanteekeningen maken voor
een scb.ryver of uitgever) verdient 28 shillings
(f 10.80) per week en moet /c.10 betalen voor
een treurig kamertje in Chelsea; een admiraals
dochter die met typewriting ? 480 's j aars ver
dient, kon geen behoorlijk onderkomen krygen
en besloot een ongemeubeld bovenhuis te huren
voor / 300, op risico, om daar met een paar
andere dames te huizen. De moeielykheid
zit vooral, naar het schy'nt, in een zekeren
stand, en zekere buurten, waar alleenstaande
vrouwen niet kunnen wonen.
Er is nu by het congres een voorstel inge
komen van den heer Parker, die meent, door
coöperatie deze dames te kunnen helpen. Hij
meent een huis te kunnen bouwen, waar 400
dames ieder een gemeubelde slaapkamer kunnen
krijgen voor 5 ;i O shilling per week (/3 a 3.00)
en met 10 sbillings zich voor voeding, vuur,
licht en andere huishoudelijke kleinigheden
zouden kunnen abonneeren. Het is verwon
derlijk dat zulk een proef nog niet in Londen
genomen is, te meer omdat de heer Parker
meent er een financieel succes van te kunnen
maken.
** *
In de Frankf. Zeitting lezen wy' de volgende
advertentie: «Particuliere secretaris gezocht
om een schrijver gedeeltelijk het werk uit de
hand te nemen. Salaris van 90 tot 100 mark
per maand, benevens kost, inwoning en hui
selijk verkeer. Gewenscht een intelligente
jonge dame van zeer groote gestalte, die goed
Duitsch schrijft en minstens n der moderne
talen machtig is. Nauwkeurige opgaven alleen
met portret, dat teruggezonden wordt."
De conditiën zijn zeker niet ongunstig, maar
men vraagt waarom de steller der advertentie
juist zulk een groote vrouw wil hebben om
zijn gedachten op te schrijven. Misschien heeft
hij een lessenaar op hooge pooten, en maakt
er bezwaar tegen, die te laten afzagen.
#?
In hare Betrekkingen voor Vrouwen behan
delt Johanna van Woude ditmaal
«Accoucheuse" en »Klerk aan een ministerie." In
vele opzichten schijnt de verzamelaarster hier
hare taak ernstiger te hebben opgenomen, dan
in de vroegere causerie-boekjes. Voor een
deel ligt dit zeker wel hieraan, dat zij voor
dit boekje zulk een goede correspondente heeft
weten te krijgen ; de brief van de flinke vrouw,
die het beroep van accoucheuse gekozen heeft,
is aandoenlyk van ernst en energie. Wat de
jonge dame, die als klerk is aangesteld, be
treft, Mer wordt wel op de gezelligheid en
de conversatie en vroolykheid nadruk gelegd,
maar de zakelyke inlichtingen ontbreken toch
niet.
* *
*
De keizerin van Rusland is, naar uit een
artikel in The Young loonian schy'nt te blij
ken ofschoon de schrijfster het anders be
doelt ook al een van de vorstinnen, die
evenals de koningin van Belgiëen wylen de
keizerin van Oostenryk, omtrent hare taak een
half inzicht hebben. Representeeren,
presideeren, keizerin zijn naast den keizer, is
maar een klein deel van haar zorg; zij sluit
zich liefst op met hare kinderen, die zy zelf
voedt, in een afzonderlijke villa. «Haar pa
leizen en haar juweelen zijn haar niets," schryft
deze lofredenaarster ; »zy brengt den dag door
met het spelen met haar kinderen en het lezen
van de beste werken over de Engelsche armen
wet. De wereld weet niet van haar."
Een excuus is, dat haar huwelijk met den
keizer eer. geheel onpolitiek huwelyk, uit liefde,
geweest is j de vorige keizer en keizerin,
wellicht deze huiselijke neigingen by prinses
Alix van Hessen voorziende, waren er zeer
tegen. Overigens is hare opvoeding zeer goed
geweest; zy spreekt vy'f talen, ry'dt, roeit,
speelt tennis, is gezond en krachtig. Als
liefhebbery doet zy ook nog aan
karikaturenteekenen ; zy heeft onder anderen den czar
geteekend als een baby, luid schreeuwend, in
een kinderstoel vastgebonden, omgeven door
al de grootvorsten en grootvorstinnen, die hem
ieder uit een zuigflesch wat anders willen
voeren.
Van al de geschenken van haar bruidsdagen
heeft de keizerin er maar drie in haar kamers,
een zeearend van ivoor, Japansch werk; een
hangtapijt, geschenk van Frankryk; en een
Japansch kamerschut, van grijze en groenachtig
witte zy'de, dat een storm op zee met schui
mende golven voorstelt. In haar kamers is
geen enkel schilderij te vinden.
* *
*
Te Newjport, de fashionable Amerikaansche
badplaats, is weer met groote pracht een
huwelyk tusschen millioenen en titels gesloten;
miss Julia Grant, een kleindochter van den
piesident, is met een Russischen prins ge
trouwd, Michaël Cantacuzene-Speransky. De
bruid was 23, de bruidegom 24 jaar.
Een andere ryke Amerikaanscne, de
beeldschoone Mabeüe Swift, zou een nog aanzien
lijker huwelijk willen doen, met prins Alexis
Karageorgewitsch van Servië; maar tegen de
verwachting is haar vader, de grootste varkens
koopman van Chicago, er tegen; en, tegen de
gewoonte in Amerika, houdt Mabelle zich aan
haar vaders verbod. De redeneering van den
heer Swift is aldus: prins Alexis is preten
dent naar den Servischen troon ; de mogelijk
heid is niet uitgesloten, dat hy, na de
Milandynastie, eens tot dien troon geroepen wordt.
Dan zou hy' eerzuchtig kunnen worden, zijn
huwelijk voor morganatisch verklaren of de
schoone Mabelle verstooten ; hiervoor wil Swift
zijne dochter bewaren. Met Betty Patterson
van Baltimore, die indertijd koning Jéróme
trouwde, is hetzelfde gebeurd; »grave
enseignement de l'histoire !" Wanneer Mabelle haar
wil mocht doorzetten, wordt zij onterfd. Toen
zy eenigen tijd geleden met hare nicht Adelaide
Murphy op de drawing-room werd voorgesteld,
was zy onbetwist de beauty van den dag;
nu weent zy haar schoone oogen rood.
* *
o
Aan twee kookscholen te Berly'n zullen door
de Berlynsche universiteit cursussen voor
dokters opgericht worden. De een en ander in
Duitschland schijnt dat komisch te vinden;
toch is het niets anders dan een logisch ge
volg van de richting in de geneeskunde waarbij
hygiëne en voedingsleer naast chirurgie,
de vroegere geneesmiddelleer grootendeels
verdringen.
* *
*
Rhabarber kan men kweeken als sierplant
en om de stelen. Voor het laatste is het
noodig, de bloesemstelen er zorgvuldig uit te
nemen, daar al de bespaarde aappen, anders
voor het bloeien en vruchtzetten benoodigd,
dan aan de bladstelen ten goede komen. Nu
wordt er door den Praktischer Bathgeber op
gewezen, dat het afsnijden van die
bloemenstelen maar half werk is; de steel moet
er uitgebroken worden zonder dat er ook maar
een stompje van overblijft. Het is verbazend,
hoeveel meer voedsel en water de bloeiende
plant noodig heeft dan de gewone, en toch
bly'tt zy geheel ten achter in het vormen van
nieuwe bladen. Het best zy'n de soorten die
van nature veel bladen en weinig bloemen geven.
* * *
Kaiserpastete. Een kwart pond goede sardellen
en evenveel rauwe ham worden iijngehakt, en
met een groot glas zuren room gemengd. Men
kookt aardappels in de schil, doet deze eraf,
en sny'dt de aardappels in dunne schijven. In
een licht geboterden vorm legt men laagsge
wijze aardappels en mengsel, raspt er ten slotte
Zwitsersche kaas over, en bakt deze pastei een
uur bij matige ovenwarmte.
Titania-bowl. Roode wy'n, suiker, kaneel en
vanille (by alle botvls een beetje zout, zooveel
als op de punt van een mes kan liggen. Ook
by' bisschop). Deze wijn wordt kokend gegoten
op acht heele eieren, geklopt.
E?e.