De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 22 oktober pagina 5

22 oktober 1899 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1165 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Frankrijk, dat zich uitbreiden wil van de Maas tot het Tchad-meer. De fout is des te opval lender, omdat Féconditéniet alleen de Expanzibeweging indirekt reflekteert, maar omdat Zola * een der zonen van Mathieu naar de Niger laat emigreren als pionier en ook de auteur zelf van di vermenigvuldiging der Fransen rondom de Sahara spreekt. En bovendien heeft hy, hoewel met te weinig intenziteit tot inkarnaatsi van de Wellust gemaakt: de rosse Sérafine, barones de Lowicz, di eindelik gek word van histeri; z\j word tot het beeld van het branderig-dorre, moordend-ontuchtige Parus. Had hy nu Marianne, met haar demokratise naam, ver heven tot de reprezentante van la Nation-Mère, het vruchtbare Frankrijk, dan was het boek groot geweest van simbolisme. Ik vermoed, dat hij hier heeft gefaald, doordat hij die hoogte wél bereikt heeft in La Terre en verlegen zat met de vraag, hoe hy' weer een werk, het welk half tot milieu heeft de landbouw-sfeer van de maatschappij, met dezelfde brete van opopvatting zou voltojen. Ook de epise zinnen, de hoofdlijnen in zijn sty'1-architektuur, zijn niet groots, niet fors genoeg. Terecht werd dit laatste mij door imand, met wien ik over dit boek sprak, aangewezen. En toch was het te doen geweest.. In plaats van telkens te herhalen de alinea's waarin hy als motief gebruikt: la flamme de désir, had hij daarvoor het volgende moeten doen wederkeren op bepaalde punten, ook aan het slot en zeker in een werk, dat tot hoofdtitel met dri anderen voert: Les Quatre Evangiles. HU zegt ergens van het graan: II tait la mer bienfaisante, nonrissante, o toutes les faims s'apaiseraient, oüdemain pourrait naltre de cette houle di tiges, qui portait la bonne nouvelle, d'un bout a l'autre de horizon. Di pennetrek is hoewel als epies motief niet herhaald toch op zichzelf al geniaal. Beter lukte de telkens terugkomende ver gelijking van het kind Gervais, dat zuigt aan ere borst van Marianne, met de planten, di voedsel optrekken uit moeder Aarde. Maar dit kon slechts in een deel van het boek doorgevoerd worden. liiiiiliiUMiMiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiimiiiiHmmiiiiiiiiiiimmmiiiiiiiiM BÜden opzet van deze roman heeft Zola een bar anachronisme begaan. In Les Trois Villes komen twe broeders vooi: Pierre en Guillaume Froment. De eerste heeft vier zonen Jean, di al in Paris genoemd word, Mathieu, de held van Fécondité, Mare en LUC. Nu speelt de geschidenis van Paris af zowat in '94 als Mathieu nog niet eens geboren is en deze bereikt in dit boek dat zou dan zowat moeten wezen omstreeks 1980 den leeftijd van 90 jaar, dus ver in de XXe Eew! Had hij Mathieu tot een bloedverwant van Pierre gemaakt, al gekomen op een zekere leeftijd, op n na de prilste jeugd zowat, dan was de hele familie Froment gered geweest. Maar ik beweer altijd: Verstroojdheid is hè,; droit divin der grote geesten en van dat middeneewse, klerikaal-militaire privilege moet nou de republikein Zola voor straf, omdat-ie in »J'accuse" zulke nette lui heeft belasterd, gebruik maken. Een andere uitweg weet ik niet. De konstruksi is breed en eenvoudig, maar het opsommen allén reeds van al di kinderen en kleinkinderen van Mathieu en Marianne verbijstert den gewonen lezer door al hun namen. Zola kon niet vermijden hier terloops tal van bijfiguren te laten optreden, dat mag men hem bij deze arbeid niet kwalik nemen. Ik zal me dan ook beperken tot de behan deling der hoofdpersonen: Tegenover de huwelijkstrouw van bovenge noemd echtpaar stelt hij de echtbreuk van Valentine de Vaugelade, gehuwd met Séguin du Hordel, een groot grondbezitter en een speler en toont aan, hoe dat huisgezin er totaal door word gedemoralizeerd en hun landgoed Chantebled het eigendom word van de Froments. Tegenover de energike vooruitstrevende geest dier familie maakt hij belachelik het aartskoppige, domme konservatisme van den mole naar Lepailleur, te lui om zijn dor stuk grond te ontginnen, dat met zijn molen ook het bezit word van een zoon der Froments; want deze huwt ondanks zijn woedend verzet ten slotte zijn dochter Thérèse. En Lepailleurs eigen zoon Antonin is een grote ezel, maar in de ogen van zijn moeder een geni, di als het kind van zoveel boeren »heer" moet worden en gaat door het leven te Parijs te gronde. De patriarchale molen word vervangen door een stoom-machine en mopperend tegen de industriële geest van den niwen tijd, ziet papa Lepailleur, dat »di stadslui" zijn stuk land ontginnen en hem met een zuur gezicht stil in een hoekje zy'n py'p laten roken, enveloppe de sa colère. Naast Marianne met haar groot huishouden, geeft hij dat van den fabrikant Beauchêne, de man der cy nies-burgerlijke begrippen, maltuziaan, Kg' wil niet meer dan n zoon hebben, opdat al zijn rijkdom in n hand verenigd blijft. Ongelukkigerwijs sterft di zoon en.... een der Froments wordt meester van de fabriek, want Beauchêne om speelschulden en publike vrouwen te betalen, moet aandeel na aandeel afstaan aan zijn compagnon en leeft ten slotte slechts van een rente, di hem word uitge keerd. Hij heeft een kind verwekt bij een der fabriekarbeidsters Norine Moineaud; dat groejt op tot een bandiet. Als ontslagen ge vangene komt hij na jaren in aanraking met Sérafine de Lowicz. Zij vertelt, aan Beauchêne's vrouw Constance, dat ze kennis heeft gemaakt met een onecht kind van haar man. Constance woedend op de Froments, di haar geslacht verdringen, heeft Blaise, de oudste zoon van Mathieu, de compagnon in de zaak, op een gegeven ogenblik in een donkeren gang opzettelik niet gewaarschuwd op te passen voor een gat, waardoor de liftwaggon passeert, en dat in het duister onzichtbaar is. Hij valt er in en sterft. Maar de vruchtbare famili vervangt hem door zijntweling-broeder Denis ; zo schijnt het, dat Blaise niet eens gedood werd. Slechts n op de fabriek heeft de moord bemerkt: de boekhouder Morange. Deze heelt door maltuziaanse practijken eerst zijn vrouw en daarna zijn dochter Reine verloren, een meisje, dat door Sérafine bedorven werd. Morange is daardoor maniak geworden. Met dien halve onnozele overlegt Constance nu om de onechte zoon van Beauchêne, Alexandre Honoré, op de fabriek een baantje te bezorgen, zodat door dien vagebond Denis op de een of andere manier uit den weg word geruimd. Maar Morange laat hem in het gat van de lift vallen en verplettert dan zichzelve. In een brief aan Mathieu vertelt hy, hoe Blaise is vermoord en dan sterft, razend van spijt en machteloosheid, Constance, een moeder, di door het Maltuzianisme de moordenares werd van een andermans kind. Morange is het type van den employé, di met alle geweld hoger op wil om zijn vrouw en kind in weelde te laten leven. Di zucht naar luxe en de gewoonte om aan de dochters, ten einde ze een man te bezorgen, een grote bruidschat mee te geven, zijn de oorzaken van de maltuziaanse misbruiken in Frankrijk, en ook als overal de slechte tijd. (Word vervolgd.) J. K. RENSBUBG. BoeK en TlscMft. De Vlaamse school. In aflevering 3?4, schrijft ditmaal dr. F. Winterstein over Nederlandsche gothieken. Behandeld wordt het Museum te Kassei, de verzameling, die, gelyk men weet, ontsnapte aan de fransche veroverlust, en vrijwel onaan geroerd bleef. Dr. Winterstein bespreekt de Nederlandsche eerstelingen uit den tijd van Petrus Christus tot even na 1550, dus tot de opkomst der grootere meesters in de latere schilderkunst. Van Stijn Streuvels, die nu allerwege pu bliceert, is er een goede schets over twee honden, die in een nauwe steeg vastgelegd, verstoord worden door een indringer, 't Lykt een gaaf en mooi werk, maar men moet het eigenaardig Vlaamsch terdege kennen, om te weten of alle uitdrukkingen juist en ter rechter plaats zijn. Over Gustave Moreau, den Franschen schil der, (Nederlander van moederszijde) die door drie Maecenassen: Charles Hayen, Durefflit en Roux, op meer dan onbekrompen wijze in de gelegenheid werd gesteld, voor zijn kunst te werken, spreekt op zeer enthousiaste wijze de heer Frans Melchers uit Parijs. Uit deze verzameling van zijn werken, door door overmaat van vrijgevigheid, eertijds met jaloersche liefde en vereering saamgebracht, nu ter bewondering gesteld in 't kleine zaaltje van 't >Musée du Luxembourg", kan men boven dien zien, wat een kunstenaar, zoo hem geen zorgen drukken, in dertig jaren ty'ds kan voortbrengen. Vele en zeer keurige reprodnkties van zy'n schilderijen versieren dit opstel. Pol de Mont schrijft over de Russische schilderes Sacha Schneider, vergelijkt deze gedachte-kunstenaar bij 't werk van Walther Crane, Rops, Khnopff, Toorop, Rassenfosse en Doedelet. 't Is werk, dat bovenal aanspreekt door het wijsgeerig element. Dan is er nog een beschouwing over de tentoonstelling van de Maatschappij van Schoone Kunsten te Brussel, eveneens door Pol de Mont, en verder de gewone rubriek over boeken, tijdschriften, enz. Deze aflevering is weer, vooral wat repro ducties aangaat, bijzonder verzorgd. De Hollandsche Revue. Frontispice is: een zeer mooi portret van Mevr. Beersmans. Dit portret, al is 't ook maar reproductie naar fotografie, zullen velen willen hebben. In den tekst, op n bladzijde zijn afbeel dingen van Generaal Joubert, de bevelhebber der Transvaalsche troepen, en Sir Forestier Walker, bevelhebber der Engelsche troepen in Zuid-Afrika. De karakterschets is over Pastoor H. C. Verbraak, de Hollandsche pater Damiens. Wat pater Damiens deed voor de ongelukkige lepralijders op Hawaï, doet pastoor Verbraak voor de slachtoffers van den oorlog op Atjeh. Het zijn twee slagvelden, die zy' bewerken. Het boek van de maand is: »De Tunerculose", door Dr. M. W. Pijnappel, het vijfcents geschrift uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, 't Is zeker gewenscht, dat deze populaire beschouwing van Dr. Pynappel in vele handen komt. Onder de belangrijke onderwerpen, trekt bijzonder de aandacht een bespreking over de llMliiiimillmiiiinil llimillllMMHIl ilmiiiimiMMiiiiii iiiimMiiiiMMHiiiiiiiiiimjimMiMNiiimMiiHiimiMmiumiiiiiHiimiMMii DAMEjS. iiiimmiiiiimmmin Enplsche i Het is nog niet zoolang geleden, dat wij uit een Engelsen tijdschrift een artikel overnamen waarin het Engelsche dienstmeisje uitbundig geprezen werd. Haar netheid, ijver, voorko menheid, kiesche zorg, werden zoo hoog ver heven, dat wy bijna wenschten eens te vernemen, in hoeverre met deze ideale schildering de bevindingen van Engelsche huisvrouwen over eenkwamen. Nu heeft de Frankfurter van haar corres pondente te Londen een artikel, dat als pendant kan dienen. Als beteekenisvol feit haalt deze dame vooreerst de steeds toenemende vraag naar Duitsche dienstboden te Londen aan, en vraagt zich dan af, waarin deze voorkeur ligt. Vooreerst zeker in de bescheidene aanspraken der sober opgevoede vreemdelinge, in het ge ringe loon waaraan zij gewend is en voor een deel in haar hulpeloosheid en gemis aan aanslui ting. Maar ook andere negatieve en positieve hoe danigheden strekken haar tot aanbeveling. Voor eerst is zij zelden aan den drank verslaafd, en dit schijnt, althans bij de keukenmeiden, in Engeland regel te zy'n. Dan vraagt zy minder | vrijen tijd, terwijl tMary Ann'\ het Engelsche type, evenals Tommy Atkins den soldaat en Bobby den politieagent voorstelt, vooreerst iederen Zondagavond naar de kerk moet, dan om den anderen Zondag een namiddag heeft, iedere week een vrije namiddag om »shopping" te gaan (boodschappen doen voor zich zelve) en iedere maand een heelen vrijen dag, van 'a morgens vroeg tot den nacht. Voorts heeft zij een ontvangavond in de week, (als er meer dienstboden zijn heeft ieder een verschillende avond) en in den zomer 14 dagen vacantie. Een gebruik waarover de huisvrouwen zich 'zeer beklagen, is de gewoonte der verhuurbureaux, om bij hun klanten onder de dienst boden, geregeld om de drie maanden navraag te doen, of de dienst hun bly'ft bevallen; anders hebben zij wel iets anders voor haar, misschien iets beters. Dit is eigenlijk het «onderhuren," tot systeem verheven. Eenige van die bureaux maken dan ook heel goede zaken, zoodat in het Westen van Londen een bureau zeventig boekhouders en correspon denten aan het werk kan houden. De livretten daarentegen bestaan niet; men moet maar persoonlijk informeeren, en ieder weet, hoe wisselvallig dat is. De meeste «ge tuigen" zijn schriftelijk, en men zet daarin niets dat compromittant is. Het loon der Engelsche dienstbode be draagt er is eene uitvoerige statistiek van verschenen, een rapport van Miss Collet aan den Board of Trade per jaar te Londen gemiddeld 220 gulden. In de provincie is dat 180, in Schotland 210, in Ierland 150 a 100. Maar er is onderscheid. In de provincie wordt de «general servant" (meid-alleen) met 195 gulden betaald, te Londen met 175, omdat te Londen de soort van gezinnen die er n meid op nahouden, op lager trap staan, en voor een »meid-alleen" geen bijzondere kun digheden gevraagd worden. Heeft het meisje intusschen wat geleerd of is zy' ambitieus ge worden en heeft zich in voorkomen en manieren wat weten op te werken, dan wordt zij »parlourmaid" a 270, keukenmeid a 280 of kamenier a 350 gulden. Deze laatste soort heeft groote concurrentie aan geïmporteerde Fransche ka meniers, die kunnen kappen, japonnen ma ken en allerlei kleine diensten bewij zen. In de groote huizen komen daar tweede keukenmeiden, vatenwaschsters, »betweenmaids" en helpsters bij, die minder betaald worden; de huishoudsters ontvangen in de provincie wel 600, in Londen gemiddeld maar 400 gulden. (De loonen der mannelijke dienst boden komen hier alleen pro memorie bij; een lakei wordt, al naar de lengte, met 250 tot 350 betaald; een butler" ontvangt 750, een Fransche kok 1500 gulden). In de huizen waar vele dienstboden gehouden worden, logeeren de knechts in het souterrain, waar ook de eetkamers en de keuken zijn, de meiden op de bovenste verdieping. De bedienden eten samen, maar dit is geen genoegen, want de etiquette wordt onder hen strenger in acht genomen dan onder hunne meesters. De >hoogere" huisbedienden verwaardigen zich niet tot de lageren het woord te richten; den »lageren" past het te zwy'gen, als zij niet toegesproken worden. Iets wat Duitsche dienstboden vreemd valt in Engeland, is het costuum. Alle dienst meisjes zy'n tot den middag in katoenen japon, als bij ons, en na den middag in zwarte japon met stijf kraagje en manchetten, als by' ons de meisjes die tafeldienen. Wit boezelaar en wit mutsje zyn voorgeschreven. Het is te be grijpen dat de wonderlijke kleuren en haar drachten, waar Duitsche dienstboden vaak aan gewoon zyn, hierbij als iets barbaarsch moeten afsteken. Vele Engelsche dienstboden intus schen zijn zoo aan het nette zwarte costuum gewend, dat zy ook op haar uitgaansdagen niet anders dragen. Hoe een moflejonmaal geredigeerd wordt. Wie gewoon is, op een redactiebureau te werken en met de moeiten en zorgen van het dagelyksch verschijnen van een dagblad ver trouwd is, heeft nog niet het flauwste idee van de moeite die het inheeft, een groot oor spronkelijk modetijdschrift, al komt het maar om de week of om de veertien dagen uit, samen te stellen. Wat Duitschland betreft, geeft Fr. Eyssell?Kilburger daarvan een heel aardige schets; in andere modescheppende landen zullen vele bijzonderheden heel anders zy'n. Een modejournaal dat op de hoogte van zy'n taak is, heeft veel grooter personeel noodig dan ieder ander geïllustreerd blad. Voor elk nummer zyn een leger van teekenaars en teekenaarsters, photografen, kleursters, druk kers, coupeuses, redactieleden, correspondenten en schetsteekenaars vereischt, zooals geen ander blad ze behoeft. Vooreerst: ieder nummer moet een eenigszins andere physionomie vertoonen dan het vorige ; zonder eenzijdig te zijn, moet het toch een nheid vormen. Voorts moet het per soonlijk zyn, en toch nauwkeurig de richting der saizoenmode volgen. Wat dubbel is, moet bly'ven liggen ; wat veertien dagen blijft liggen, is onbruikbaar. Het geheele nummer wordt dus, met platen en al, licht geschetst in afzon derlijke groepen: toiletten, accessoires (hoeden, schoenen, parasols), ondergoed, handwerken, kindergoed, en die groepen worden weer uit gewerkt. Nu komt het er op aan, voor de toiletten en de rest te zorgen. In eene groote redactie is daarvoor een dame aangesteld die naar de couturiers gaat en uit de daar gecomponeerde costumen eene keuze doet. Vroeger gaven de groote couturiers daartoe gaarne verlof, en waren al blijde wanneer hun naam by het model in de courant gezet werd; tegenwoordig nu er modejournalen als het »zand der zee" zijn, geven de couturiers alleen tegen vergoeding (vaak 25 of 50 mark) verlof, om hunne modellen over te nemen. De dame die uit kiezen gaat, moet een heel fljn gevoel daarvoor hebben; zy moet niet een model nemen, dat misschien al een paar maanden geleden bekend was; of dat te veel gelykt op een pas in bet blad verschenen toilet. Het toilet wordt naar het redactiebureau vervoerd, door een mooi slank meisje aangetrokken, en dit er mee gephotografeerd in een pose, die het kleed goed doet uitkomen, en er tevens alle details van aan geeft; dan de photegrafie op hout overgebracht, de coupe van het kieed door de coupeurs zoo goed mogelyk met ontzag voor de garneering nageknipt en nagemeten, en hetkleed haastig terug gebracht, want gewoonlyk wordt het niet meer dan een paar uur buitenshuis vertrouwd. Soms zelfs wordt het niet meegegeven, en moet alles, photografeeren, schetsen, coupe opnemen, by den eigenaar geschieden. Is het costuum ook in kleur byzonder, dan komt by alles nog een aquarelliste te pas, die haastig de tinten en combinaties van kleuren schetst. Een groot Duitsch blad vult de beschikbare toiletten dan nog aan met costumen of platen die te Parijs gekocht worden en sporttoiletten uit Londen, en houdt er voorts in deze beide steden en op de modebadplaatsen corres pondenten op na, die schetsen en beschrijven al wat hun maar onder de oogen komt. Uit deze schetsen en omschrijvingen worden dan weer nieuwe toiletten gefantaseerd. Ook is er altoos een geheele buitenwacht van toevallige medewerksters, dames uit de groote wereld die wat meedeelen, ijverige huisvrouwen die een goed en goedkoop »idee" hebben. Zij allen worden gehonoreerd naar omstandigheden, terwyl ook de gewone redactie leden groote kosten in rekening brengen voor het bezoeken van theater, weldadigheidsbazars, wedrennen en bloemencorso's, waar zy' maar kans zien, wat nieuws op te doen. In Parijs is dat een weinig anders; de redactrices behooren daar vaak tot de werke lijke uitgaande wereld ; in Duitschland zitten ze meestal op haar bureau en de redacties zy'n er dan ook op uit, tegen hoog honorarium een hooggeboren dame ertoe te krygen, iedere week een paar uren in het bureau te komen, te bekyken en te critiseeren wat er ligt, eenige aanwyzigingen te geven en op exceptioneele nieuwtjes opmerkzaam te maken. Dit is eigen lijk duurder, gegeneerder en niet zoo betrouw baar als de Parijsche manier. De grootste moeite by het ineenzetten van een modejournaal is, op tyd klaar.te zyn. Een groot blad moet eigenlijk zes, acht weken te voren gereed zijn, om in druk, tekst, sierlijk heid, actualiteit aan de hooge eischen onzer dagen te voldoen. Men moet dus als profeten vooruit zien, de pelsmantels in Juni laten teekenen en de winterhoeden in Augustus; ook het kerstnummer wordt dan op pooten gezet. Verwonderlijk is het dan ook niet, dat bloemencorso's worden afgebeeld met toiletten, die er nooit gedragen zijn, en wedrennen met lichte voorjaarscostumen, waarbij, wegens de stortregens, alles in regenmantel was. Tot de vreugden der redactrices daarentegen behoort dit, dat ze ieder op haar beurt telkens eenige weken naar Parys mogen, om zich van den stroom der tyden te doordringen; tee kenaarsters, aquarellisten, coupeuses, chroniqueuses, alles moet daarheen om te leeren zien, en als 't ware een academischen cursus door te maken. Mevr. Eysell?Kilburger verwondert zich, dat er te lierlyn niet sinds lang scholen voor modeteekenen zyn, en een enkele cursus, daar een paar jaar geleden opgericht, nog niets anders geleverd heeft, dan een paar juffrouwen die confectie-catalogen teekeüen. Toch is dit zoo verwonderlijk niet; wanneer de eisch is: voortdurende vernieuwing, fijn voelen van verandering, kan zulk een cursus toch ook niet heel veel nut stichten. Daarentegen is eene werkelyke artistieke voorbereiding met artistieken aanleg zeker de beste grondslag ook voor dit speciale vak. mitmiimmiiiiiiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIlllilllHlIIII Mode. Een tehuis. Secretaresse. Betrekkingen voor vrouwen. De Czarina. Amerikaanse/ie huwelijken. Kookscholen. Bhabarber. Recepten. Als modekleur, vooral in laken, de modestof, zullen gelden allerlei tinten van rood en marron, voorts een vrij donker blauw, toch niet geheel marineblauw, en zwart. De twee plooien waarvan wij een vorige maal spraken, als verzachting van de collante heupenmode, doen zich meer en meer gelden; de sleepen worden langer, de tuniques meer opgenomen ; men ziet aan den horizon de paniers naderen, eigenlnk de eenige mode die in de laatste jaren hare beurt niet gehad heeft. Als gar neering komt met den winter bij al het vroe gere franje, guipure de drap, fluweel, chenille, uitgeknipt laken, nu ook weer het bont, dat by laken altoos zoo goed staat. Van de capuchons, onlangs aangekondigd. l merkt men niet zooveel als gedacht was; op avondmantels en redingotes ziet men ze wel, op costumes tailleur nog weinig. Worth garneert costumes tailleur van zwart laken met il jour borduursel van zilver; daarbij een korten geborduurden bolero over een vest van blauw fluweel; Laferrière heeft gesloten mantels met twee kragen uitgedacht, de eene kraag van a jour laken borduursel, de ander van guipure met bont omzoomd; Raudnitz brengt als modekleur »bois-de-rose" laken te voorschy'n, met fluweel in dezelfde kleur en bont gecombineerd. Wat hoeden betreft, vertoonen vele nieuwe modellen, tot geruststelling der vogelvrienden, meer struisveeren, tot in het reusachtige, dan opgezette kleine vogels. De mode der franjes heeft zelfs de hoeden bereikt, men arrangeert er wel een charpe op van lichte zijde, met lange franjes aan de einden, ot'een driehoekig stuk zijde, waarvan de eene zijde met franje is afgemaakt. Iets heel gedistingeerds daarin zyn vilten strepen met bleupastel of andere bleeke pasteltinten afgewisseld; ook veeren worden wel in deze matte tinten gekleurd, waarmede eigenlyk hun glans ir. l stryd is. Bleek lézard (het groenachtig grijs der hagedissen), vormt dan eene harmonie tusschen bleeke tinten als hortensia, aschblauw, bleekgeel en matrose, alle pastelkleuren. * » * De gravin van Aberdeen komt in de North American Revieiv in haar artikel over het «Internationaal Parlement" weer terug op een vroeger lievelingsdenkbeeld van haar, de >tehuizen voor arme dames van stand", hetzij dan werkend of veroordeeld tot oud worden in ledigheid op een schraal inkomen. Voor deze schijnt in Londen geen onderkomen te zy'n waar een zekere behoorlijkheid met zinde lijkheid en goedkoopte vereenigd kan worden. Een domineesdochter, / 15 per week ver dienend, betaalt voor n kamer in een zuid westelijk district G gulden per week; een meisje dat in het Britsch-museum werkt (nasporiugen doen en aanteekeningen maken voor een scb.ryver of uitgever) verdient 28 shillings (f 10.80) per week en moet /c.10 betalen voor een treurig kamertje in Chelsea; een admiraals dochter die met typewriting ? 480 's j aars ver dient, kon geen behoorlijk onderkomen krygen en besloot een ongemeubeld bovenhuis te huren voor / 300, op risico, om daar met een paar andere dames te huizen. De moeielykheid zit vooral, naar het schy'nt, in een zekeren stand, en zekere buurten, waar alleenstaande vrouwen niet kunnen wonen. Er is nu by het congres een voorstel inge komen van den heer Parker, die meent, door coöperatie deze dames te kunnen helpen. Hij meent een huis te kunnen bouwen, waar 400 dames ieder een gemeubelde slaapkamer kunnen krijgen voor 5 ;i O shilling per week (/3 a 3.00) en met 10 sbillings zich voor voeding, vuur, licht en andere huishoudelijke kleinigheden zouden kunnen abonneeren. Het is verwon derlijk dat zulk een proef nog niet in Londen genomen is, te meer omdat de heer Parker meent er een financieel succes van te kunnen maken. ** * In de Frankf. Zeitting lezen wy' de volgende advertentie: «Particuliere secretaris gezocht om een schrijver gedeeltelijk het werk uit de hand te nemen. Salaris van 90 tot 100 mark per maand, benevens kost, inwoning en hui selijk verkeer. Gewenscht een intelligente jonge dame van zeer groote gestalte, die goed Duitsch schrijft en minstens n der moderne talen machtig is. Nauwkeurige opgaven alleen met portret, dat teruggezonden wordt." De conditiën zijn zeker niet ongunstig, maar men vraagt waarom de steller der advertentie juist zulk een groote vrouw wil hebben om zijn gedachten op te schrijven. Misschien heeft hij een lessenaar op hooge pooten, en maakt er bezwaar tegen, die te laten afzagen. #? In hare Betrekkingen voor Vrouwen behan delt Johanna van Woude ditmaal «Accoucheuse" en »Klerk aan een ministerie." In vele opzichten schijnt de verzamelaarster hier hare taak ernstiger te hebben opgenomen, dan in de vroegere causerie-boekjes. Voor een deel ligt dit zeker wel hieraan, dat zij voor dit boekje zulk een goede correspondente heeft weten te krijgen ; de brief van de flinke vrouw, die het beroep van accoucheuse gekozen heeft, is aandoenlyk van ernst en energie. Wat de jonge dame, die als klerk is aangesteld, be treft, Mer wordt wel op de gezelligheid en de conversatie en vroolykheid nadruk gelegd, maar de zakelyke inlichtingen ontbreken toch niet. * * * De keizerin van Rusland is, naar uit een artikel in The Young loonian schy'nt te blij ken ofschoon de schrijfster het anders be doelt ook al een van de vorstinnen, die evenals de koningin van Belgiëen wylen de keizerin van Oostenryk, omtrent hare taak een half inzicht hebben. Representeeren, presideeren, keizerin zijn naast den keizer, is maar een klein deel van haar zorg; zij sluit zich liefst op met hare kinderen, die zy zelf voedt, in een afzonderlijke villa. «Haar pa leizen en haar juweelen zijn haar niets," schryft deze lofredenaarster ; »zy brengt den dag door met het spelen met haar kinderen en het lezen van de beste werken over de Engelsche armen wet. De wereld weet niet van haar." Een excuus is, dat haar huwelijk met den keizer eer. geheel onpolitiek huwelyk, uit liefde, geweest is j de vorige keizer en keizerin, wellicht deze huiselijke neigingen by prinses Alix van Hessen voorziende, waren er zeer tegen. Overigens is hare opvoeding zeer goed geweest; zy spreekt vy'f talen, ry'dt, roeit, speelt tennis, is gezond en krachtig. Als liefhebbery doet zy ook nog aan karikaturenteekenen ; zy heeft onder anderen den czar geteekend als een baby, luid schreeuwend, in een kinderstoel vastgebonden, omgeven door al de grootvorsten en grootvorstinnen, die hem ieder uit een zuigflesch wat anders willen voeren. Van al de geschenken van haar bruidsdagen heeft de keizerin er maar drie in haar kamers, een zeearend van ivoor, Japansch werk; een hangtapijt, geschenk van Frankryk; en een Japansch kamerschut, van grijze en groenachtig witte zy'de, dat een storm op zee met schui mende golven voorstelt. In haar kamers is geen enkel schilderij te vinden. * * * Te Newjport, de fashionable Amerikaansche badplaats, is weer met groote pracht een huwelyk tusschen millioenen en titels gesloten; miss Julia Grant, een kleindochter van den piesident, is met een Russischen prins ge trouwd, Michaël Cantacuzene-Speransky. De bruid was 23, de bruidegom 24 jaar. Een andere ryke Amerikaanscne, de beeldschoone Mabeüe Swift, zou een nog aanzien lijker huwelijk willen doen, met prins Alexis Karageorgewitsch van Servië; maar tegen de verwachting is haar vader, de grootste varkens koopman van Chicago, er tegen; en, tegen de gewoonte in Amerika, houdt Mabelle zich aan haar vaders verbod. De redeneering van den heer Swift is aldus: prins Alexis is preten dent naar den Servischen troon ; de mogelijk heid is niet uitgesloten, dat hy, na de Milandynastie, eens tot dien troon geroepen wordt. Dan zou hy' eerzuchtig kunnen worden, zijn huwelijk voor morganatisch verklaren of de schoone Mabelle verstooten ; hiervoor wil Swift zijne dochter bewaren. Met Betty Patterson van Baltimore, die indertijd koning Jéróme trouwde, is hetzelfde gebeurd; »grave enseignement de l'histoire !" Wanneer Mabelle haar wil mocht doorzetten, wordt zij onterfd. Toen zy eenigen tijd geleden met hare nicht Adelaide Murphy op de drawing-room werd voorgesteld, was zy onbetwist de beauty van den dag; nu weent zy haar schoone oogen rood. * * o Aan twee kookscholen te Berly'n zullen door de Berlynsche universiteit cursussen voor dokters opgericht worden. De een en ander in Duitschland schijnt dat komisch te vinden; toch is het niets anders dan een logisch ge volg van de richting in de geneeskunde waarbij hygiëne en voedingsleer naast chirurgie, de vroegere geneesmiddelleer grootendeels verdringen. * * * Rhabarber kan men kweeken als sierplant en om de stelen. Voor het laatste is het noodig, de bloesemstelen er zorgvuldig uit te nemen, daar al de bespaarde aappen, anders voor het bloeien en vruchtzetten benoodigd, dan aan de bladstelen ten goede komen. Nu wordt er door den Praktischer Bathgeber op gewezen, dat het afsnijden van die bloemenstelen maar half werk is; de steel moet er uitgebroken worden zonder dat er ook maar een stompje van overblijft. Het is verbazend, hoeveel meer voedsel en water de bloeiende plant noodig heeft dan de gewone, en toch bly'tt zy geheel ten achter in het vormen van nieuwe bladen. Het best zy'n de soorten die van nature veel bladen en weinig bloemen geven. * * * Kaiserpastete. Een kwart pond goede sardellen en evenveel rauwe ham worden iijngehakt, en met een groot glas zuren room gemengd. Men kookt aardappels in de schil, doet deze eraf, en sny'dt de aardappels in dunne schijven. In een licht geboterden vorm legt men laagsge wijze aardappels en mengsel, raspt er ten slotte Zwitsersche kaas over, en bakt deze pastei een uur bij matige ovenwarmte. Titania-bowl. Roode wy'n, suiker, kaneel en vanille (by alle botvls een beetje zout, zooveel als op de punt van een mes kan liggen. Ook by' bisschop). Deze wijn wordt kokend gegoten op acht heele eieren, geklopt. E?e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl