Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1165
Een taaide droom.
(Caran d'Ache in den Figaro.)
JOHN BÜLL: «Ik weet niet of het van een overladen maag komt, maar
sedert eenige dagen heb ik erg benauwde droomen.
Een Gotericlit.
(Fischietto.)
TOESCHOUWERS: Als de hemel zich nu niet er mede bemoeit, zal 't wel losloopen.
Een
grsi fan Klein Hiiinje.
(Stlhouette.)
Nietegenstaande zijn 7,eveiii»ijisi;iarzeu, zul ijti vuuuuia ,imin Buil
nog wel eens struikelen door de aardigheden van Klein rum;je-Kruger.
BÜde ycrliiiizi!i£.
(Der F/oh)
Met de M^jnbonw-Maatschappijen gaat het
nog niet best. Voor de Bendisberg mag even
wel een stijging van 80 tot 92 % pc. gecon
stateerd worden. De Zuid-Afrikaansche mynen
zullen voor de groot-kapitalisten weldra goede
kansen kunnen opleveren.
De aand. Nat. Bank Z.-A. Republiek staan
nu weer even hoog als 14 dagen geleden.
Voor de aandeelen en oblig. der Z.-A. S My.
is de koers IX a 2M pet. gedaald.
Betrekkelijk niet veel en in overeenstemming met
hetgeen ik de vorige week schreef.
De Russische sporen volgden de pry zender
staatsfondsen. Met ingang van 1/13 Januari
1900 zou de Iwangorod-Dombrowa genaast en
met den Weichsel-spoor vereenigd worden.
De amerik. sporen vragen ditmaal geen af
zonderlijke bespreking. De koersveranderingen
zijn gering. Volgens de «Financial Chronicle"
hebben 117 spoorwegen gedurende September
11,08 pet. meer bruto's dan in dezelfde maand
van het vorige jaar. Er is in het laatste jaar
werkelijk vetl geld in de amerikaantjes ver
diend. Dat mag ook wel eens.
A m s t., 19 Oct. '99- D. STIGIEE.
De strijd der werelden, door
H. G. WELLS.
Er bestaat 'en tekening van Alexander
Verhuell: de vrolikste dromen van 'en me
lancholicus" en zulk 'en nachtmerrie is dit
boek ook, maar hier is het 'en uiting van 'en
aan delirium lijdende astronoom.
Er zijn in 1894 blijkbaar enige eigenaardige
verschijnsels waargenomen op Mars. Welnu, dat
waren de ontploffingen van 'en soort van
kanonnen op de aarde afgevuurd zo denkt
onze delirerende sterrekijker en nu slaat
hij vreeselik door. In de Oste eeuw zullen
die dingen daar afgeschoten niet alleen neer
komen; nee, ze zijn al neergekomen. Hij weet
het, hij heeft het zelf gezien. Het waren
sielinders vol Marsbewoners, monsters van ijzer
meer dan van vlees en been; veel hoofd en
veel benen (zou dit ook een gevolg kunnen
zijn van te veel studie, voetbal en fietsen op
Mars'?); ijselik knap in 't masjtenevak. Nu die
monsters kruipen uit hun sieiinders en maken
de omtrek van Londen onveilig en ontvolken
de stad zelf. Waar al die aardemensen gebleven
zijn? (j miljoen, 't is me geen kleinigheid!
Geen kanonnen helpen tegen ze, want zij
doden met gas de artiljeristen, maar zie
aan de nachtmerria komt'en eind door toedoen
van die goeie basillen. Het ging de Mars
bewoner net als Piet die 'n blauwtje gelopen
had: Daar kon hij niet tegen aan. Zulke dingen
zyn er niet op Mars, moet men weten (ja,
waarom eigenliit niet V).
Nu, en dan is 't boek uit. De dode nwjienes
blijven in Londen liggen en zullen ontleed
worden en onderzocht, maar zover durfde de
schrijver in z'n fantazie niet gaan, om de
verbinding van vlees en ijzer waaruit deze Mars
bewoners bestaan te gaan ontleden.
Ik vraag nu mezelf af: wat heb je aan zo'n
boek? Als je 't uit hebt, is er dan n moment
van aandoening in je geheugen achtergebleven,
of zat je te rillen op je stoel, omdat je niet wist
hoe het zou aflopen? Wel nee immers, want
de persoon die dat alles beleefd heeft en meer
wederwaardigheden heeft, meer ellende door
staat dan men nodig zou achten om te sterven,
die vertelt het je zelf. Hy mag dus half ge
kookt worden, het slot moet goed zijn. Iws
geen kunst-, geen sensatieroman zelfs. Hij
kan ook niet eens halen bij andere romans
van dat soort als b.v. die van Jules Verne.
Daarin is ten minste noch 'en romanticus aan
't woord. Soms eventjes moest ik denken aan
Gulliver's Brobdignac, als de schrijver onze
nietigheid tegenover de monsters van z'n
fantazie plaatst, maar ook die vergelijking gaat
niet op, omdat er maar zo'n heel klein beetje
goedaardige satiere in zit, haast niets. Dus
het frisse, bijtende van 'en satierieke roman
vond ik ook al niet. Hij blijft astronomies,
meer niet.
Dan noch iets: mij hinderde erg die op
somming van plaatsjes in Kngeland, totaal
onbekend aan vreemden, waarvan we ook geen
voorstelling krijgen en die het werk doen
behoren tot de onvertaalbare, dunkt me. Ook
de manier van schrijven is niet erg boeiend
en de schrijver is er wel 'en beetje verlegen
mee, hoe hij ons alles zal vertellen als met
eigen ogen waargenomen. Hij kon toch niet overal
te gelijk zijn en zo wordt 'en stuk van de roman
verteld door z'n broer die het begin van de
geschiedenis te Londen meemaakt; de schrijver
zeli is n.l. te Woking; maar ook die broer
heeft niet de hoge kunst in zich om ons de
schrikkelike fantazie voor ogen te plaatsen
van 'en algemene paniek in 'en wereldstad als
Londen, bit zou trouwens zwaar genoeg ge
weest zijn voor 'en Zola. Maar als het te zwaar
is, waarom er je dan aan bezondigd ? Waarom
hè*" dan uittfgeven Y
Summa summarum: 'en uiting van de fan
tazie zonder echte kunst en de tekenaar
Speenhotï, die er heel aardige prentjes bijge
leverd heeft, is deger.e eigenlili die noch de
meeste werkelikheid gemaakt heeft van de
tantazie. Enkele dingen begrijp ik niet, maar
ik zwijg er maar van. 't is me de moeite niet
waard.
J. B. SCHEPERS.
fessor in de natuurwetenschap wel het
geval zou zijn ?...
Omdat de natuurwetenschappen wat
methode en resultaten betreft, veel hooger
staan dan de geestelijke wetenschappen,
welke laatste nog niet geëmancipeerd zijn
van ontologie en theologie, zooals uit
de oratie van professor Nieuwenhuis
wederom blijkt.
Wijlen professor Modderman, in leven
hoogleeraar in het Strafrecht te Leiden,
heeft zoo juist gezegd: «Theologen en
crimi«nalisten namen onophoudelijk begrippen
«de wetgeleerden onder beiden ook - vooral
«wanbegrippen van elkander over''
Zeker, niet daarom zijn oudtijds de
«roenschen wraakzuchtig geworden, omdat
»zij aan een wraakzuchtig God geloofden;
«omgekeerd, hunne verbeelding schiep zich
«een God der wrake, omdat zij zei ven
wraak»zuchtig waren." 2)
Gedachtig aan deze juiste opmerkingen
reeds voor twintig jaren geleden gemaakt,
is het niet moeielijk te verklaren, hoe de
theologie en ontologie Professor Domela
Nieuwenhuis parten heeft gespeeld, en hij
over de straf heeft gesproken ep eene wijze,
dat iemand die niet in de rechten heeft
gestudeerd, en'van strafrecht geen theore
tische kennis bezit, het toch durft te wagen,
zijn rectorale oratie aan eene beoordeeling
te onderwerpen.
Prof. Nieuwenhuis zegt: «Men kent eene
«straf in algemeenen, in rechtskundigenen
«in strafrechterlijken zin" anders ge
zegd «straf" is een «naam" die in meer
dan eenen zin gebruikt wordt. Had de
hoogleeraar deze waarheid niet uit het oog
verloren en goed vastgehouden, hij zou
niet gesproken hebben van het «Wezen der
Straf." Nu toch doet deze titel aanstonds
vragen: het wezen van welke straf' wordt
hier bedoeld ? Het wezen van den bestraffer,
of het wezen van den gestrafte? Ja onge
merkt komen wij hier bij het »Wezen der
Natuur" te recht. Immers iemand die on
voorzichtig met vuur omgaat en tot straf
voor zijn onvoorzichtigheid pijnlijke en
levensgevaarlijke brandwonden bekomt, hij
krijgt ook loon naar werken, al getuigen
zijn werken dan ook uitsluitend van on
wetendheid Bestrafïer en gestrafte zijn dan
in dezelfde persoon vereenigd en als de
gestrafte sterft aan zijn wonden, dan is
het eenige goede wat in zoo'n treurig ge
val valt op te merken, dit: dat anderen,
die met vuur omgaan gewaarschuwd zijn,
om dubbel voorzichtig te zijn.
«Belooning, dat is iets wat den rnensch
«aangenaam, straf, iets wat hem
onaange«naam is", zegt prof. Nieuwenhuis. De
hoogJeeraar vereenigt zich met wat wijlen prof'.
Pols zeide: «dat straf is en niet anders
«zijn kan dan een verdiend kwaad, het loon
«voor een gcjilccgrl kwaad", hij verklaart
daarom «dat straffen eigenlijk niets anders
»is dan vergelden".
Wat is met die naamsierwisseling nu
opgehelderd? Het wezen der straf is ver
gelding, en het wezen der vergelding is
straf'! Men behoeft geen materialist te wezen
om zoo'ri redeneering »eene holle phrase"
te noemen, gelijk aan de vple phrasen
waarvan de theologie zich bedient, en
waardoor de dingen niet duidelijker, maar
duisterder worden. Dat woord
«vergel«ding" zegt dan ook niets wanneer het den
bestrafte geldt. Immers die vergelding,
dat loon naar werken, gaat in de maat
schappij zelfs voor den oppervlakkigen
waarnemer al niet op. Wat toch tedenken
van «loon naar werken" bij den rentenier,
die nooit iets in zijn leven heeft uitge
voerd, en van zijn jeugd af aan gege
ten heeft van geërfd geld, nie.t van zijn
arbeid? Het bijbelwoord »die niet werkt
«zal ook niet eten" laat een bijbelsch man
als prof'. Nieuwenhuis if, hier al dadelijk
in den steek. Loon naar werken! Is er
iets stoffelijkers, iets meer materialistisch
denkbaar dan «loon", dan »geld", en dan
zou iemand, die onder straf niets anders
dan vergelding verstaat, daarmede het
wezen vau de straf hebben weergegeven? .. .
Het wezen van den bestraffer ja, dat wordt
er vrij wel door aangeduid. De genoeg
doening, de wraakzucht, zooals ze bij ieder
mensch kan opkomen, de oog om-oog- en
land-om-tand theorie, ja; maar deze is toch
niet de toestand waarin een edelmoedig
mensch verkeert. Bovendien als men in
onze hedendaagsclie maatschappij niet
zelf als «bestrafl'er" mag optreden, maar
de «bestraffing"' aan de rechterlijke macht
moet overlaten, dan heeft die vergelding
reeds daardoor haar karakter verloren, en
is ze iets geworden wat de beleedigde partij
vrij wel koud laat, omdat hij er niets in
te zeggen heeft.
Prof. Nieuwenhuis verklaart: »om de
«handhaving der gerechtigheid moet het te
«doen zijn. Aan dien eixch wordt alleen
«voldaan, zoodra hem, die misdreef, de
ge«rechte straf is toebedeeld, eene straf' die
«vóór alles spreekt, tot zijn zielelevtn, hem
«doet wedervaren dat hem recht ia gedaan
«en dat hij zijne booze lusten moet
over«winnen". Zoovele woorden, zoovele moei
lijkheden kan men hier wel zeggen. Wat
is' de gerechte straf? Wat is de handhaving
der gerechtigheid ? Wat anders dan de
handhaving der wetten die strafbepalingen
bevatten aangaande bepaalde daden. R~cht
doen is dus hier, aan de wet voldoen. Zal
een misdadiger riaaront zijn booze lusten
overwinnen? En het getal recidivisten dan,
die bewijzen dat de straf niets geholpen
heeft ? Spreek vrij van hun geweten, hunne
(laden bewijzen dat zij geen geweten
hebi ben. Zeg vrij: -Om de phychische
inMWP7P!) flPF tTOf i «werking op het schuldgevoel van den
W LM Wl Midi. ! ,mis(la(17ger! (ioor de straf ^nioet het
«te doen zijn." Zij bewijzen of dat zij
geen schuldgevoel bezitten, of dat zij er
zich hoegenaamd niet om bekommeren
dat zij willens en wetens het kwaad be
drijven en de straf niet. tellen. Prof
NieuitiMi'iimmiiiiiMHHiuMKiiinimiiiiMiiiiiiimii
.METENSCHAP
GRAAT Tin N' (ile njydralt'i; <)u*l, iirijln,/<r ».'/.-?'.;/< r- ;./?.?.-,>/'<:»/) :
xl'urtie'', geef dien sluutpl iui' niij''- opvoer. M-?_?''lij1-; zal Lij
hem ook wel noodig hebben."
Bij de overdracht van het rectoraat der
Ilijks Universiteit te Groningen op l!) Sep
tember j.L, heeft professor mr. J. Domela
Nieuwenhuis eene redevoering uitgesproken,
later ook in druk verschenen, eu getiteld :
liet treden der straf.
Die woorden geven al aanstonds te den
ken, en rieken naar dogmatisme. Van
iemand die de natuurwetenschappelijke
methode volgt zou zulk eene titel nooit
te verwachten zijn. Waarover professor
Haga, de tegenwoordige rector der uni
versiteit, het volgende jaar spreken zal,
weet u iemand; waarschijnlijk weet deze
hooglceraav in de physica het zelf nog niet;
dat hij echter niet spreken zal over «Het
\vezon de-r natuur" mag gerust voorspeld
worden, omdat hij zich dan eenvoudig
belachelijk zou maken.
Waarom dan bij een professor in het
strafrecht nicl aanstonds liet, belachelijke
op deii voorgrond treedt. v,at bij eeu
pronissen meer dan een rechtgeloovige chris
telijke godsdienstleeraar, levenslang zit
opgesloten wegens moord, echtbreuk, on
tucht en wat al niet meer dingen, die hij
in zijn betrekking aan het publiek
alszondig en goddeloos heeft voorgehouden,
niet nmaal, maar honderde malen, en
waaraan, hij zich niettemin zelf schuldig
maakte._ Neen, theologische hulp geeft in
dezen niets. De gevangeniskerken hebben
hare onmacht voldoende bewezen, 't Is
daarom geen wonder dat er een scheuring
onder de criminalisten bestaat, de theolo
gische en metaphysische ter eener zijde en
de crimineele anthropologen ter anderer
zijde.
Wijlen de hoogleeraar Modderman heeft
gezegd: «In de geschiedenis van strafrecht
»en strafproces bekleeden de geneeskun
digen eene eereplaats. Voor nagenoeg alle
»groote hervormingen op dit gebied zien we
«medici in de eerste gelederen strijden, ja
«niet zelden het initiatief riemen ..."
...»De medici hebben niet alleen tot de
«belangrijkste hervormingen opgewekt of
«krachtig medegewerkt; daar zijn zelfs ver
beteringen die wij bijna uitsluitend aan
«hen te danken hebben. Ik heb slechts n
«woord uit te spreken: Kranzinnigheid t
»En let wel. Dat honderden die oudtijds
«veroordeeld zouden zijn, thans in een
«krankzinnigen gesticht verpleegd worden
»dat is nog het voornaamste niet. Wat
on«eindig meer beteekent is dit, dat de
cory«phaeën der psychiatrie thans openlijk
ver«klaren en toonen dat de grens tusschen
«dien abnormalen geestestoestand die de
«toerekenbaarheid uitsluit en dien welke
«ze nog laat bestaan, noch in theorie, noch
«en veel minder in de praktijk met volkomen
«zekerheid te trekken is."
Verblijdend is het daarom, dat ook in
ons vaderland, tegenover de uitspraken
van een hooggeleerden theologischen
criminalist als de Groninger professor Domela
Nieuwenhuis is, andere mogen gesteld wor
den als van den eersten hoogleeraar in de
psychiatrie te Leiden dr. G. Jelgersma die
zuiver anthropologisch te werk gaat en
ontologie en theologie 4), links laat liggen.
A m s t. J. A. HELPEK SESBRÜGGEK.
1) Hef Wex,c.n der Straf. Radevoering
uitgesproken bij de overdracht van het
rectoraat der Ilijks-Universiteit te Gronin
gen, den 19an September 1899. door mr.
J. Domela Nieuwenhuis. Te Groningen
bij J. B. Wolters, 1099.
2) De eenheid der v;etenschap en het recht
mn liet ideaal. Peestrede op den JSOien
jaardag van de Leuische Hoogeschool 8
Februari 1879 uitgesproken door den
rectormagnificus mr. A. E J. Modderman, Leiden
E J. Brill 1879, p. 5.
3) t. a. p. p. 24 en 25.
4) Psychuloyie en Pat/tologisehe Psychologie.
Rede bij de aanvaarding van het
hoog'eeraarsamht aan de Ilijks-Universiteit te
Leiden op 20 September 1899. Uitgesproken
door dr. G. Jelgersma. Leiden J. (J. van
Doesburg 1899.
SJES
drijve .
wenhuis beweert, dat indien de misdadiger
«de psychische inwerking op het schuld
gevoel" ondervindt, hij het misdrijf zal
nalaten. Maar wat beteekent ook deze
redeneering weinig; men kan even goed
zeggen : dat iemand niet langer ziek zal
zijn wanneer hij gezond begint te worden.
Wat baten zulke redeneeringen ? Wat geeft
de verzekering (Jat er >bekeering"_ kan
worden verkregen? Mogelijke 'oekeeiïngen
geven niet veel, zoo zij niet werkelijk zijn!
Och ! als hier de godsdienst en de Iloomsche
kerk konden helpen waatop de Groninger
hoogleerutir zinspeelt, dan zou men moeten
beginnen met alle misdadigers onder
behandeliiig te stellen van bedienaren van
den godsdienst, maar prof'. Nieuwenhuis
weet beter dan wij, dat er in de gevange
uit Bosniëen fle
Herzegowina,
Nog nooit is me 't verschil tusschen politieke
eu etlmologisclie grensscheiding sterker in 'c
oog gevallen, dan toen ik even voorbij
ISosnieschBrod het. typische lioamëiukwaui. X<v> straks
nog de uitgestrekte Hougaarsclie moerassen langs
Donau eu Save, uu plotseling in hoogvlakte
rijk en vreeldrig begroeid vol afwisseling eu
karakter.
Smrls de 30 jaar, dat, de beide herg'anden
Bosniëen de Herzegowina door Oostenrijk in
occupatie worden gehouden is er wel veel ver
anderd, maar 't, doorloopend Tuiksclie cachet
heeft het niet al dat occupeer nog niet kunnen
verliezen. De grensscheiding door zeden en
gewooaten aangegeven, komt uog sterk genoeg
naar voren, om 't eigenaardige van 't
auigebrachte zooger.aimd beschaafde te kunuen onder
kennen. Al gillen de spoortreinen door de
uitloopers der Diiiarische Apen eii jagen adelaar
eu gier teiuütot 't onherbergzame, al kruisen
zich telegraüfdiadeu vau Cuustantinopel tot
Buda-1'est. vlak voor 't gewezen hol van een
Leer of '11 <revreesden montcnegrijuscljeti roover,
al ontsieren electrische trams de groote steden
in Bosn;ëeu de llrrzegowiLa en snorren 'n
paar luie Serven rond in hun automobiel, de
mdruk van de beide lauden is die van Turksch,
waaitoe zelfs 't costuum der ka h )lieke bevol
king bijdi a'igt.
Natuurlijk is hier alleen sprake van deu
werkman of proletariër, ofschoon ook deftige
Busuiakkeii nationaal gekleed zijn. Wat, uiet
werkman is, de wiiikelstaud b, v. m caféhoudera
en zij allen, die 't noodig hebben of vinden om
aar de mode gekleed te gaan, die menschen
munten als overal de bourgeoisie iii de steden
in karakterloosheid uit en zijn in kleed mg zoowel
als manieren vervelend. O, die dull'rt voorko
mende beleefdheid van den burgerman, die
zaken doet of nog deftiger: zaken laat, doen,.
die in iedereen 'u mooglijke klant, ziet en iedere
kleine onaangename behandeling oogenblikkelijk
omzet eu denkt, als 'u mooglijke last eu moeite
in de toekomst.
Zoo beschaafd zijn de beide lauden goddank
nog niet eu mogelijk is 't dat, zij //eb nog lang
vrij houden vau die beschaving, als men reKent
dat vaak bloedige oorlogen om rasverschil en
godsbegrip, zelfs de dertigjarige Europeesche
occupatie hun type niet heeft vernietigd. Tot
nu toe voelen beide landen zich voornaam afge
scheiden van wat zij //Europa" nociusu, daarin
alles begrijpende wat over de Save ligt. Ie Ier
land heeft ziju godsdienstoorlogen gehad, maar
bloediger eu hartstochtelijker is er zeker nergens
gevochten dan in die twee bcrglaiiden.
Sinds de scheiding iu de beide katholieke
kerker., ontstaan uit, de twist, der eerste kerk
vaders, hebben zich hier Christendom eu
M'.hanimedamsmc bijna gelijktijdig ontwikkeld, om
elkaar tevens eeuwen te bestrijden. U'tl leven
er in Kroatiëkatholieken, die sii.ds onheuglijke
tijden met de rieksch-orthodi.xju overhoop
hebben gelegen, maar iu den strijd tegen deu
Turk waren allen eensgezind. De Turk bevocht
al wat niet Turksch was; voor die fijne ver
schillen tusseiitn Byzantium eu Uome was hij
niet vatbaar.
Over de beide landen Bosniëen de
llcrzegowina is veel geschreven, maar meest door
niet iühetmschc auteurs, door menschea wier
reisindrukkeu niet altijd als de jm-jte basis
gerekend l\uu:ieu worden om 't doen en laten
vau '11 volk te beoordeeleu.