De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 22 oktober pagina 8

22 oktober 1899 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1165 Een taaide droom. (Caran d'Ache in den Figaro.) JOHN BÜLL: «Ik weet niet of het van een overladen maag komt, maar sedert eenige dagen heb ik erg benauwde droomen. Een Gotericlit. (Fischietto.) TOESCHOUWERS: Als de hemel zich nu niet er mede bemoeit, zal 't wel losloopen. Een grsi fan Klein Hiiinje. (Stlhouette.) Nietegenstaande zijn 7,eveiii»ijisi;iarzeu, zul ijti vuuuuia ,imin Buil nog wel eens struikelen door de aardigheden van Klein rum;je-Kruger. BÜde ycrliiiizi!i£. (Der F/oh) Met de M^jnbonw-Maatschappijen gaat het nog niet best. Voor de Bendisberg mag even wel een stijging van 80 tot 92 % pc. gecon stateerd worden. De Zuid-Afrikaansche mynen zullen voor de groot-kapitalisten weldra goede kansen kunnen opleveren. De aand. Nat. Bank Z.-A. Republiek staan nu weer even hoog als 14 dagen geleden. Voor de aandeelen en oblig. der Z.-A. S My. is de koers IX a 2M pet. gedaald. Betrekkelijk niet veel en in overeenstemming met hetgeen ik de vorige week schreef. De Russische sporen volgden de pry zender staatsfondsen. Met ingang van 1/13 Januari 1900 zou de Iwangorod-Dombrowa genaast en met den Weichsel-spoor vereenigd worden. De amerik. sporen vragen ditmaal geen af zonderlijke bespreking. De koersveranderingen zijn gering. Volgens de «Financial Chronicle" hebben 117 spoorwegen gedurende September 11,08 pet. meer bruto's dan in dezelfde maand van het vorige jaar. Er is in het laatste jaar werkelijk vetl geld in de amerikaantjes ver diend. Dat mag ook wel eens. A m s t., 19 Oct. '99- D. STIGIEE. De strijd der werelden, door H. G. WELLS. Er bestaat 'en tekening van Alexander Verhuell: de vrolikste dromen van 'en me lancholicus" en zulk 'en nachtmerrie is dit boek ook, maar hier is het 'en uiting van 'en aan delirium lijdende astronoom. Er zijn in 1894 blijkbaar enige eigenaardige verschijnsels waargenomen op Mars. Welnu, dat waren de ontploffingen van 'en soort van kanonnen op de aarde afgevuurd zo denkt onze delirerende sterrekijker en nu slaat hij vreeselik door. In de Oste eeuw zullen die dingen daar afgeschoten niet alleen neer komen; nee, ze zijn al neergekomen. Hij weet het, hij heeft het zelf gezien. Het waren sielinders vol Marsbewoners, monsters van ijzer meer dan van vlees en been; veel hoofd en veel benen (zou dit ook een gevolg kunnen zijn van te veel studie, voetbal en fietsen op Mars'?); ijselik knap in 't masjtenevak. Nu die monsters kruipen uit hun sieiinders en maken de omtrek van Londen onveilig en ontvolken de stad zelf. Waar al die aardemensen gebleven zijn? (j miljoen, 't is me geen kleinigheid! Geen kanonnen helpen tegen ze, want zij doden met gas de artiljeristen, maar zie aan de nachtmerria komt'en eind door toedoen van die goeie basillen. Het ging de Mars bewoner net als Piet die 'n blauwtje gelopen had: Daar kon hij niet tegen aan. Zulke dingen zyn er niet op Mars, moet men weten (ja, waarom eigenliit niet V). Nu, en dan is 't boek uit. De dode nwjienes blijven in Londen liggen en zullen ontleed worden en onderzocht, maar zover durfde de schrijver in z'n fantazie niet gaan, om de verbinding van vlees en ijzer waaruit deze Mars bewoners bestaan te gaan ontleden. Ik vraag nu mezelf af: wat heb je aan zo'n boek? Als je 't uit hebt, is er dan n moment van aandoening in je geheugen achtergebleven, of zat je te rillen op je stoel, omdat je niet wist hoe het zou aflopen? Wel nee immers, want de persoon die dat alles beleefd heeft en meer wederwaardigheden heeft, meer ellende door staat dan men nodig zou achten om te sterven, die vertelt het je zelf. Hy mag dus half ge kookt worden, het slot moet goed zijn. Iws geen kunst-, geen sensatieroman zelfs. Hij kan ook niet eens halen bij andere romans van dat soort als b.v. die van Jules Verne. Daarin is ten minste noch 'en romanticus aan 't woord. Soms eventjes moest ik denken aan Gulliver's Brobdignac, als de schrijver onze nietigheid tegenover de monsters van z'n fantazie plaatst, maar ook die vergelijking gaat niet op, omdat er maar zo'n heel klein beetje goedaardige satiere in zit, haast niets. Dus het frisse, bijtende van 'en satierieke roman vond ik ook al niet. Hij blijft astronomies, meer niet. Dan noch iets: mij hinderde erg die op somming van plaatsjes in Kngeland, totaal onbekend aan vreemden, waarvan we ook geen voorstelling krijgen en die het werk doen behoren tot de onvertaalbare, dunkt me. Ook de manier van schrijven is niet erg boeiend en de schrijver is er wel 'en beetje verlegen mee, hoe hij ons alles zal vertellen als met eigen ogen waargenomen. Hij kon toch niet overal te gelijk zijn en zo wordt 'en stuk van de roman verteld door z'n broer die het begin van de geschiedenis te Londen meemaakt; de schrijver zeli is n.l. te Woking; maar ook die broer heeft niet de hoge kunst in zich om ons de schrikkelike fantazie voor ogen te plaatsen van 'en algemene paniek in 'en wereldstad als Londen, bit zou trouwens zwaar genoeg ge weest zijn voor 'en Zola. Maar als het te zwaar is, waarom er je dan aan bezondigd ? Waarom hè*" dan uittfgeven Y Summa summarum: 'en uiting van de fan tazie zonder echte kunst en de tekenaar Speenhotï, die er heel aardige prentjes bijge leverd heeft, is deger.e eigenlili die noch de meeste werkelikheid gemaakt heeft van de tantazie. Enkele dingen begrijp ik niet, maar ik zwijg er maar van. 't is me de moeite niet waard. J. B. SCHEPERS. fessor in de natuurwetenschap wel het geval zou zijn ?... Omdat de natuurwetenschappen wat methode en resultaten betreft, veel hooger staan dan de geestelijke wetenschappen, welke laatste nog niet geëmancipeerd zijn van ontologie en theologie, zooals uit de oratie van professor Nieuwenhuis wederom blijkt. Wijlen professor Modderman, in leven hoogleeraar in het Strafrecht te Leiden, heeft zoo juist gezegd: «Theologen en crimi«nalisten namen onophoudelijk begrippen «de wetgeleerden onder beiden ook - vooral «wanbegrippen van elkander over'' Zeker, niet daarom zijn oudtijds de «roenschen wraakzuchtig geworden, omdat »zij aan een wraakzuchtig God geloofden; «omgekeerd, hunne verbeelding schiep zich «een God der wrake, omdat zij zei ven wraak»zuchtig waren." 2) Gedachtig aan deze juiste opmerkingen reeds voor twintig jaren geleden gemaakt, is het niet moeielijk te verklaren, hoe de theologie en ontologie Professor Domela Nieuwenhuis parten heeft gespeeld, en hij over de straf heeft gesproken ep eene wijze, dat iemand die niet in de rechten heeft gestudeerd, en'van strafrecht geen theore tische kennis bezit, het toch durft te wagen, zijn rectorale oratie aan eene beoordeeling te onderwerpen. Prof. Nieuwenhuis zegt: «Men kent eene «straf in algemeenen, in rechtskundigenen «in strafrechterlijken zin" anders ge zegd «straf" is een «naam" die in meer dan eenen zin gebruikt wordt. Had de hoogleeraar deze waarheid niet uit het oog verloren en goed vastgehouden, hij zou niet gesproken hebben van het «Wezen der Straf." Nu toch doet deze titel aanstonds vragen: het wezen van welke straf' wordt hier bedoeld ? Het wezen van den bestraffer, of het wezen van den gestrafte? Ja onge merkt komen wij hier bij het »Wezen der Natuur" te recht. Immers iemand die on voorzichtig met vuur omgaat en tot straf voor zijn onvoorzichtigheid pijnlijke en levensgevaarlijke brandwonden bekomt, hij krijgt ook loon naar werken, al getuigen zijn werken dan ook uitsluitend van on wetendheid Bestrafïer en gestrafte zijn dan in dezelfde persoon vereenigd en als de gestrafte sterft aan zijn wonden, dan is het eenige goede wat in zoo'n treurig ge val valt op te merken, dit: dat anderen, die met vuur omgaan gewaarschuwd zijn, om dubbel voorzichtig te zijn. «Belooning, dat is iets wat den rnensch «aangenaam, straf, iets wat hem onaange«naam is", zegt prof. Nieuwenhuis. De hoogJeeraar vereenigt zich met wat wijlen prof'. Pols zeide: «dat straf is en niet anders «zijn kan dan een verdiend kwaad, het loon «voor een gcjilccgrl kwaad", hij verklaart daarom «dat straffen eigenlijk niets anders »is dan vergelden". Wat is met die naamsierwisseling nu opgehelderd? Het wezen der straf is ver gelding, en het wezen der vergelding is straf'! Men behoeft geen materialist te wezen om zoo'ri redeneering »eene holle phrase" te noemen, gelijk aan de vple phrasen waarvan de theologie zich bedient, en waardoor de dingen niet duidelijker, maar duisterder worden. Dat woord «vergel«ding" zegt dan ook niets wanneer het den bestrafte geldt. Immers die vergelding, dat loon naar werken, gaat in de maat schappij zelfs voor den oppervlakkigen waarnemer al niet op. Wat toch tedenken van «loon naar werken" bij den rentenier, die nooit iets in zijn leven heeft uitge voerd, en van zijn jeugd af aan gege ten heeft van geërfd geld, nie.t van zijn arbeid? Het bijbelwoord »die niet werkt «zal ook niet eten" laat een bijbelsch man als prof'. Nieuwenhuis if, hier al dadelijk in den steek. Loon naar werken! Is er iets stoffelijkers, iets meer materialistisch denkbaar dan «loon", dan »geld", en dan zou iemand, die onder straf niets anders dan vergelding verstaat, daarmede het wezen vau de straf hebben weergegeven? .. . Het wezen van den bestraffer ja, dat wordt er vrij wel door aangeduid. De genoeg doening, de wraakzucht, zooals ze bij ieder mensch kan opkomen, de oog om-oog- en land-om-tand theorie, ja; maar deze is toch niet de toestand waarin een edelmoedig mensch verkeert. Bovendien als men in onze hedendaagsclie maatschappij niet zelf als «bestrafl'er" mag optreden, maar de «bestraffing"' aan de rechterlijke macht moet overlaten, dan heeft die vergelding reeds daardoor haar karakter verloren, en is ze iets geworden wat de beleedigde partij vrij wel koud laat, omdat hij er niets in te zeggen heeft. Prof. Nieuwenhuis verklaart: »om de «handhaving der gerechtigheid moet het te «doen zijn. Aan dien eixch wordt alleen «voldaan, zoodra hem, die misdreef, de ge«rechte straf is toebedeeld, eene straf' die «vóór alles spreekt, tot zijn zielelevtn, hem «doet wedervaren dat hem recht ia gedaan «en dat hij zijne booze lusten moet over«winnen". Zoovele woorden, zoovele moei lijkheden kan men hier wel zeggen. Wat is' de gerechte straf? Wat is de handhaving der gerechtigheid ? Wat anders dan de handhaving der wetten die strafbepalingen bevatten aangaande bepaalde daden. R~cht doen is dus hier, aan de wet voldoen. Zal een misdadiger riaaront zijn booze lusten overwinnen? En het getal recidivisten dan, die bewijzen dat de straf niets geholpen heeft ? Spreek vrij van hun geweten, hunne (laden bewijzen dat zij geen geweten hebi ben. Zeg vrij: -Om de phychische inMWP7P!) flPF tTOf i «werking op het schuldgevoel van den W LM Wl Midi. ! ,mis(la(17ger! (ioor de straf ^nioet het «te doen zijn." Zij bewijzen of dat zij geen schuldgevoel bezitten, of dat zij er zich hoegenaamd niet om bekommeren dat zij willens en wetens het kwaad be drijven en de straf niet. tellen. Prof NieuitiMi'iimmiiiiiMHHiuMKiiinimiiiiMiiiiiiimii .METENSCHAP GRAAT Tin N' (ile njydralt'i; <)u*l, iirijln,/<r ».'/.-?'.;/< r- ;./?.?.-,>/'<:»/) : xl'urtie'', geef dien sluutpl iui' niij''- opvoer. M-?_?''lij1-; zal Lij hem ook wel noodig hebben." Bij de overdracht van het rectoraat der Ilijks Universiteit te Groningen op l!) Sep tember j.L, heeft professor mr. J. Domela Nieuwenhuis eene redevoering uitgesproken, later ook in druk verschenen, eu getiteld : liet treden der straf. Die woorden geven al aanstonds te den ken, en rieken naar dogmatisme. Van iemand die de natuurwetenschappelijke methode volgt zou zulk eene titel nooit te verwachten zijn. Waarover professor Haga, de tegenwoordige rector der uni versiteit, het volgende jaar spreken zal, weet u iemand; waarschijnlijk weet deze hooglceraav in de physica het zelf nog niet; dat hij echter niet spreken zal over «Het \vezon de-r natuur" mag gerust voorspeld worden, omdat hij zich dan eenvoudig belachelijk zou maken. Waarom dan bij een professor in het strafrecht nicl aanstonds liet, belachelijke op deii voorgrond treedt. v,at bij eeu pronissen meer dan een rechtgeloovige chris telijke godsdienstleeraar, levenslang zit opgesloten wegens moord, echtbreuk, on tucht en wat al niet meer dingen, die hij in zijn betrekking aan het publiek alszondig en goddeloos heeft voorgehouden, niet nmaal, maar honderde malen, en waaraan, hij zich niettemin zelf schuldig maakte._ Neen, theologische hulp geeft in dezen niets. De gevangeniskerken hebben hare onmacht voldoende bewezen, 't Is daarom geen wonder dat er een scheuring onder de criminalisten bestaat, de theolo gische en metaphysische ter eener zijde en de crimineele anthropologen ter anderer zijde. Wijlen de hoogleeraar Modderman heeft gezegd: «In de geschiedenis van strafrecht »en strafproces bekleeden de geneeskun digen eene eereplaats. Voor nagenoeg alle »groote hervormingen op dit gebied zien we «medici in de eerste gelederen strijden, ja «niet zelden het initiatief riemen ..." ...»De medici hebben niet alleen tot de «belangrijkste hervormingen opgewekt of «krachtig medegewerkt; daar zijn zelfs ver beteringen die wij bijna uitsluitend aan «hen te danken hebben. Ik heb slechts n «woord uit te spreken: Kranzinnigheid t »En let wel. Dat honderden die oudtijds «veroordeeld zouden zijn, thans in een «krankzinnigen gesticht verpleegd worden »dat is nog het voornaamste niet. Wat on«eindig meer beteekent is dit, dat de cory«phaeën der psychiatrie thans openlijk ver«klaren en toonen dat de grens tusschen «dien abnormalen geestestoestand die de «toerekenbaarheid uitsluit en dien welke «ze nog laat bestaan, noch in theorie, noch «en veel minder in de praktijk met volkomen «zekerheid te trekken is." Verblijdend is het daarom, dat ook in ons vaderland, tegenover de uitspraken van een hooggeleerden theologischen criminalist als de Groninger professor Domela Nieuwenhuis is, andere mogen gesteld wor den als van den eersten hoogleeraar in de psychiatrie te Leiden dr. G. Jelgersma die zuiver anthropologisch te werk gaat en ontologie en theologie 4), links laat liggen. A m s t. J. A. HELPEK SESBRÜGGEK. 1) Hef Wex,c.n der Straf. Radevoering uitgesproken bij de overdracht van het rectoraat der Ilijks-Universiteit te Gronin gen, den 19an September 1899. door mr. J. Domela Nieuwenhuis. Te Groningen bij J. B. Wolters, 1099. 2) De eenheid der v;etenschap en het recht mn liet ideaal. Peestrede op den JSOien jaardag van de Leuische Hoogeschool 8 Februari 1879 uitgesproken door den rectormagnificus mr. A. E J. Modderman, Leiden E J. Brill 1879, p. 5. 3) t. a. p. p. 24 en 25. 4) Psychuloyie en Pat/tologisehe Psychologie. Rede bij de aanvaarding van het hoog'eeraarsamht aan de Ilijks-Universiteit te Leiden op 20 September 1899. Uitgesproken door dr. G. Jelgersma. Leiden J. (J. van Doesburg 1899. SJES drijve . wenhuis beweert, dat indien de misdadiger «de psychische inwerking op het schuld gevoel" ondervindt, hij het misdrijf zal nalaten. Maar wat beteekent ook deze redeneering weinig; men kan even goed zeggen : dat iemand niet langer ziek zal zijn wanneer hij gezond begint te worden. Wat baten zulke redeneeringen ? Wat geeft de verzekering (Jat er >bekeering"_ kan worden verkregen? Mogelijke 'oekeeiïngen geven niet veel, zoo zij niet werkelijk zijn! Och ! als hier de godsdienst en de Iloomsche kerk konden helpen waatop de Groninger hoogleerutir zinspeelt, dan zou men moeten beginnen met alle misdadigers onder behandeliiig te stellen van bedienaren van den godsdienst, maar prof'. Nieuwenhuis weet beter dan wij, dat er in de gevange uit Bosniëen fle Herzegowina, Nog nooit is me 't verschil tusschen politieke eu etlmologisclie grensscheiding sterker in 'c oog gevallen, dan toen ik even voorbij ISosnieschBrod het. typische lioamëiukwaui. X<v> straks nog de uitgestrekte Hougaarsclie moerassen langs Donau eu Save, uu plotseling in hoogvlakte rijk en vreeldrig begroeid vol afwisseling eu karakter. Smrls de 30 jaar, dat, de beide herg'anden Bosniëen de Herzegowina door Oostenrijk in occupatie worden gehouden is er wel veel ver anderd, maar 't, doorloopend Tuiksclie cachet heeft het niet al dat occupeer nog niet kunnen verliezen. De grensscheiding door zeden en gewooaten aangegeven, komt uog sterk genoeg naar voren, om 't eigenaardige van 't auigebrachte zooger.aimd beschaafde te kunuen onder kennen. Al gillen de spoortreinen door de uitloopers der Diiiarische Apen eii jagen adelaar eu gier teiuütot 't onherbergzame, al kruisen zich telegraüfdiadeu vau Cuustantinopel tot Buda-1'est. vlak voor 't gewezen hol van een Leer of '11 <revreesden montcnegrijuscljeti roover, al ontsieren electrische trams de groote steden in Bosn;ëeu de llrrzegowiLa en snorren 'n paar luie Serven rond in hun automobiel, de mdruk van de beide lauden is die van Turksch, waaitoe zelfs 't costuum der ka h )lieke bevol king bijdi a'igt. Natuurlijk is hier alleen sprake van deu werkman of proletariër, ofschoon ook deftige Busuiakkeii nationaal gekleed zijn. Wat, uiet werkman is, de wiiikelstaud b, v. m caféhoudera en zij allen, die 't noodig hebben of vinden om aar de mode gekleed te gaan, die menschen munten als overal de bourgeoisie iii de steden in karakterloosheid uit en zijn in kleed mg zoowel als manieren vervelend. O, die dull'rt voorko mende beleefdheid van den burgerman, die zaken doet of nog deftiger: zaken laat, doen,. die in iedereen 'u mooglijke klant, ziet en iedere kleine onaangename behandeling oogenblikkelijk omzet eu denkt, als 'u mooglijke last eu moeite in de toekomst. Zoo beschaafd zijn de beide lauden goddank nog niet eu mogelijk is 't dat, zij //eb nog lang vrij houden vau die beschaving, als men reKent dat vaak bloedige oorlogen om rasverschil en godsbegrip, zelfs de dertigjarige Europeesche occupatie hun type niet heeft vernietigd. Tot nu toe voelen beide landen zich voornaam afge scheiden van wat zij //Europa" nociusu, daarin alles begrijpende wat over de Save ligt. Ie Ier land heeft ziju godsdienstoorlogen gehad, maar bloediger eu hartstochtelijker is er zeker nergens gevochten dan in die twee bcrglaiiden. Sinds de scheiding iu de beide katholieke kerker., ontstaan uit, de twist, der eerste kerk vaders, hebben zich hier Christendom eu M'.hanimedamsmc bijna gelijktijdig ontwikkeld, om elkaar tevens eeuwen te bestrijden. U'tl leven er in Kroatiëkatholieken, die sii.ds onheuglijke tijden met de rieksch-orthodi.xju overhoop hebben gelegen, maar iu den strijd tegen deu Turk waren allen eensgezind. De Turk bevocht al wat niet Turksch was; voor die fijne ver schillen tusseiitn Byzantium eu Uome was hij niet vatbaar. Over de beide landen Bosniëen de llcrzegowina is veel geschreven, maar meest door niet iühetmschc auteurs, door menschea wier reisindrukkeu niet altijd als de jm-jte basis gerekend l\uu:ieu worden om 't doen en laten vau '11 volk te beoordeeleu.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl