Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1166
genomen, nu de heer v. Gilse zich der
mate had vergalopeerd.
En hoe heeft het Kamerlid, de redacteur
van de Arnhemscke, zich daarna gedragen ?
Ja, daar is eigenlijk geen naam voor.
De heer v. Gilse heeft ons en den heer
Braakensiek voor zijn lezers uitgemaakt,
ala menschen, die te samen iets verricht
hebben, wat onwaar, schandelijk, infaam
verdiende te heeten, het woord laagheid
is ons zelfs n'et gespaard; hij tastte
ons aan in onze eer en onzen goeden
naam, in ons karakter en toch onthield
hij zijn goeden Arnhemmers onze verdedi
ging, en bracht hen alzoo daarenboven ia
den waan, dat wij ons zulk een beschul
diging moesten laten welgevallen, zonder
iets terug te kunnen of te durven zeggen.
Dat is nu in de pers toch wel een
eomlle!
Een comble vooral, wanneer men be
denkt, dat dit geschiedt door iemand, die
zich noemt meester in de rechten, voor
stander van evenredige vertegenwoordiging,
geavanceerd-Zièerooi, een, die zich tot
taak heeft gesteld het Nederlandsche volk
op te voeden en voor te lichten als dag
bladschrijver, vertegenwoordiger zelfs van
dat volk in de Tweede Kamer, pleitbe
zorger van het huidig Ministerie van
sociale rechtvaardigheid... enz. enz.
Hoe dit ongehoorde feit te verklaren?
Denkt de heer v. Gilse van zichzelf en van
zijn Arnh. Cl. zóó laag, dat hij onderstelt,
als ik in dit blad iemand van een laagheid
beschuldig, behoeft de beleedigde dat zich
niet aan te trekken, en heb ik hem allerminst
het woord te geven om zich te verdedigen;
heel de wereld weet wel dat het tijdverlies
is notitie van mij te nemen ?
De beleefdheid, nietwaar, verbiedt ons
de Arnh. Crl. en haar hoofd edacteur zóó
gering te schatten.
Of denkt mr. v. Gil'-e bij zichzelf: ik
ata zóó hoog, en mijn krant is een zóó
gerenommeerd orgaan, dat, als ik daarin
iets beweerd heb ten nadeel e van iemands
kara'-ter, hij zich dat voor gezegd kan
houden, en het een al te diep
nederbuigenr'e goedheid van|mij zou'; zij n, te onder
stellen, dat een beleedigde recht zou mogen
doen gelden op publicatie van zijn
wederwoord ?
Zonder onbeleefd te zijn, zouden wij
dit als al te dolle overschatting kunnen
aanmerken.
De eenige verkla'ing van het geval
schijnt ons te zijn, dat mr. v. Gilse, toen
hij zoo onbezonnen uit zijn slof was ge
schoten, een wenk gekregen heeft van de
vrienden voor wie hij 't had opgenomen,
en dat dezen hem aan het verstand heb
ben gebracht, dat van alle gevaren, die
hen dreigden, zijn spreken en schrijven
wel het ergste moest heeten- Een vrien
delijk vermaan, 't best weer te geven in
de ietwat triviale woorden: »houd toch uw
mond," zal hem, dunkt ons, van meer dan
ne zijde zijn toegeroepen.
Maar, ofschoon wij ook op deze ver
zachtende omstandigheid wenschen te l
tten, hij heeft dan toch z - ker de bedoeling
van dat advies niet geheel juist begrepen,
want allerminst zou een vriend van den
heer v. Gilse, hem den raad hebben kun
nen geven: doe nu tegenover den man,
dien gij in 't openbaar een laagheid hebt
iRIIIMIIIIIIIItlllllllllllllllltUlllllllllllllllltlllllllllinilHIIIIIIIIIIIIIHIIUIN
miMlllllllllltllttlllllllllNlllllllllllllllllllllllllllMIN
MIJN LAATSTE JACHT,
DOOR
PIERRE LOTI.
Aan de Gravin de Lariloisüre.
Ik ga u twee avonturen vertellen, die ik
reeds lang geleden heb beleefd. En ik draag
deze regelen op aan mijne grafelijke vriendin,
die zoo beleefd was mij de vorige week uit te
noodigen op hare gronden in Bretagne te komen
jagen.
Ik draag ze ook op aan verscheidene mijner
andere vriendinnen en vrienden, voor wie de
jacht een dagelijks wederkeerende, aangename
afleiding is.
Een zware slaap was over mij neergeko
men en, met de armen over de borst gekruisd,
rustte mijn lichaam op de onbekende kruiden
en gewassen van het vreemde land. Boomen,
wier namen ik niet wist, hielden mij in hunne
schaduwen en vlak bij mij glinsterde, door de
riethalmen heen, de verblindende oppervlakte
van een equatoriaal moeras.
Doch wat wel meer gebeurt in
oogenblikken van overgroote lichamelijke vermoeie
nis die doffe slaap behield toch iets
onvolkomeas, liet wij een vaag besef van wat er
om mij heen voorviel en waar de schimmen
mijner droomen de gebeurtenissen eener visioe
nenwereld nu en dan iUuw mee samenvloeide.
Plotseling gaf het bewustzijn van eene tegen
woordigheid, .. de tegenwoordigheid van - iets
kleins, iets nietigs wel is waar, maar toch van
iets dat werkelijk was en zeer nabij, mij een
zekere onrust, en toen opende ik de oogen
\ en ik beproefde te zien.
En waarlijk, daar werd ik door de takken
heen, vlak bij mijn gelaat een klein gezichtje
gewaar een gnomengezichtje, dat de won
derlijkste grimassen maakte. Twee ronde, uiterst
levendige, kinderlijk jonge oogjes namen mij, nu
en dan langzaam knippend, met eene uitdruk
king van intense, menschelijke nieuwsgierigheid
op. Ea gedreven door dien drang om buit te
maken een instinctmatige drang, die altijd
in ons is als wij op jacht gaan legde ik
werkt uigelijk de hand op het geweer.
't Was een halve maatregel, die zonder uit
werking bleef; mijn hand viel weer neer en de
slaap, die mij opnieuw overmeesterde, onttrok
mij aan de werkelijkheid.
Toch bleef, terwijl ik sliep, het gezichtje mij
aankijken, ik wist liet. Om mij heen hoorde ik
ook, door de stilte heen, het gegons der lange
libellen, met hare zilverige vleugeltjes, het
gedwarrel van duizenden wonderlijke insecten,
gewapende, gepluimde, veelkleurige insecten,
verweten, als lette gij niet op zijn ant
woord. Tenzij die vriend mr. v. Gilse als
journalist, voor goed heeft willen afbre
ken. Een middel dan om hem onschade
lijk te maken, haast nog erger dan de
kwaal.
Hoe dit zij, mr. v. Gilse heeft naar ons
met een projectiel geworpen, waarmee hij,
ongetwijfeld zichzelf de hand heeft gewond,
en is toen op den loop gegaan; toen wij
ons omkeerden, om hem voor zijn daad
ter verantwoording te roepen... was hij
verdwenen. En hij is nu al drie weken lang
weg. Daar is geen spoor van hem te
vinden...
Nog eens: wat is dat nu?
Ltlliputterachtigheid of moet het doen denken aan
de reuzen vau Brobdignac? hebben wij
hier te gewagen van partijslaafschheid, van
gebrek aan de meest elementaire zedelijke
beginselen, of te gewagen ook van een
hazennatuur bij een boosaardigen held?
Men heeft nog altijd de keus. Maar
een brutaal feit blijft het, dat een jour
nalist zijn broeder verwijt, onwaar, laag,
schandelijk, infaam geschreven en gehandeld
t& hebben, en dan in zijn eigen blad voor
zijn lezers den schijn blijft aannemen, als
stelde die ander niet eens prijs op zijn
goeden naam, zoodat hij zichzelf de moeite
eener verdediging niet had gegeven.
Ga zoo voort mr. v. Gilse; het zal uw
schuld niet zijn, als uw partij niet groeit
bij den dag; uw kiezers moeten wel met
u dwepen, want de politiek zonder waarheids
liefde en eergevoel, zij is toch eerst de
ziel van het leven.
Artikel 243 der Gemeentewet.
II (Slot).
Het bedrag der aanslagen , . . moet
percentsgewijze gelijkelijk worden be
rekend naar het totaal van het inko
men of de vertering, ia aftrek van een
bij de belastingverordeniuo; te bepalen,
voor alle aanslagen gelijk of in ver
band met de samenste lm» van het
gezin op gelijken voet berekend bedrag
voor noodzakelijk levensonderhoud."
Zooels wij reeds zeiden, Amsterdam moet
het heffingspercentage verltoogen, bijaldien
zijn verordening op de inkomstenbelasting
wordt gewijzigd, in den geest van het
tegenwoordig art. 243.
Wij zullen dit duidelijk maken.
Wij beginnen met na te gaan, welke voor
die gemeente de gevolgen zullen zijn, van
den vasten aftrek voor levensonderhoud,
die op alle aanslagen moet worden toe
gepast.
Thans werkt de Amsterdamsche inkom
stenbelasting in de lagere rangen aldus:
van f GOO is onbelast f 450 == 75 pCt.
700 »
» 800 »
» 900 »
» 1000 »
» HOfr»
» 1200 »
» 1300 »
» 1400 »
» 1500 »
» 1600 »
» 490 = 70'
» 520 G5
» 495 55
» 550 55
» 445 45
» 540 = 45
» 455 = 35
» 490 = 35
» 375 25
» 400 = 25
MiniiiiiiiiiiiiHiiiiMiiiiifHiiiiiiiiiiiiitiiiiiiitimiiHiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
die ronddansten ia de van bedwelmende geu
ren doortrokken, zoele atmosfeer. De lucht, zoo
benauwend voor mijne longen, dted het leven
ontstaan ia een gausehe wereld van gevaarlijke
beesten, van giftige bloemen en kruiden.
Langzamerhand ontwaakte ik geheel onder
dien strakken blik van het kleine gezichtje, dat
mij nog altijd door de takken heen aanstaarde,
mij a arm strekte zich weer uit naar mijn wapen,
met langzame, sluwe beweging en geruisohloos
legde ik het geweer aan den schouder.
Toen begon bij achteruit te krabbelen, het
jonge aapje. O, zonder zich te haasten, zonder
eenig wantrouwen ts toonen, met tegenzin
scheen hij zich terug te trekken, en het was
grappig om te zien boe hij er op uit scheen
zoo min mogelijk leven te maken. Zich met
groote behendigheid van zijue vlugge slappe
handen bedienende liet hij zich langs de takken
glijden, terwijl zijn lange staart achter hem
aan sleepte ia kluchtige deftigheid. Ea hij
keerde zich nog om, om mij even aan te kijken
alsof hij zeggen wilde: ,ïk geloof nooit dat
ge mij kwaad zult doen, want ik ben niet on
deugend ; ik ben alleen maar nieuwsgierig ge
weest, dat is alles... Maar men kan nooit
weteu dat ding dat ge daar in de hand hebt,
staat me niet aau. ... Ik vind het wel zoo wijs
maar te maken dat ik wegkom.... Wees niet
boos op mij, ge z'et: ik ga al, ik ga al "
En toen werd ik, een weinig verder, twee
apen gewaar, veel grooter dan hij, zijn ouders
waarschijnlijk, die een waarschuwenden kreet
lieten hooren.
Gedurende enkele seconden hield ik het ge
weer op hem gericht; hij had een mooi glanzend
pelsje, waar ik bijzonder lust in kreeg. En eens
klaps ging het sc'iot af, een vreeselijk schot,
dat dreigend door de stilte heenklonk; tal van
kleine, losgeraakte blaadjes kwamen dwarrelend
naar omlaag, de vogels lieten ontstelde kreten
hooren, de beesten die om mij heen in de scha
duw dommelden, schrikten op uit hun slaap.
Een reusachtige vlinder, grooter nog dan de
geopende hand en met glanzende vleugels, die
met iederen slag flitsten in blauwen metaalgloed,
vloog uit een der ebbenboomen in mijn nabij
heid. En het lichaam van het jonge aapje begon
langzaam van den eeuen tak op den anderen te
rollen, in weerwil van de wanhopige pogingen,
waarmee die lenige vingers zich telkens trachtten
vast te klampen; toen, plotseling loslatende,
viel hij slap en machteloos neer en lag languit
op den grond.
Toen ik hem opnam was hij nog niet dood,
maar te zwak om nog eenigen weerstand te
bieden. Als levenloos liet hij toe, dat ik hem
opraapte, d;e kleine lipjes klemden zich bevende
samen en die kinderlijke oogen zagen mij aan
met eene onvergetelijke uitdrukking van doods
angst, schrik, verwijt.
Toen besefte ik plotseling de afschuwelijklieid
van mijn laffe daad in haar vollen omvang. Ik
liet hem op mijne armen rusten en streelde dat
stervende kopje met eene oneindige teederheid,
De twee anderen, wier kind ik gedood had,
van f 1700 is onbelast ? 255 =: 15 pCt.
» » 1800 » » » 270 = 15 »
» » 1900 » » » 190 10 »
» » 2000 » » » 200 = 10 »
» » 2100 » » » 105 ?= 5 »
» » 2200 » » » 100 = 5 »
terwijl van inkomens van ?2300 en daar
boven het percentage over het volle be
drag wordt gerekend.
Wordt nu in den geest van art. 243
eene vaste aftreksom voor alle aanslagen
aangenomen, dan is het waarschijnlijk, dat
men als vaaten aftrek bijaldien er geen
kinderen zijn f 550 aanneemt.
Zooals uit het bovenstaande tarief blijkt,
levert de vaste aftrek ad ?550 voor inko
mens tot en met f1200, geen groot verschil
op, vergeleken met den tegen woord igen
aftrek; bij de hoogere inkomens echter gaat
voor de gemeentelijke schatkist heel wat be
lastbaar inkomen verloren.
Dat verlies is te bepalen met behulp van
het aantal aanslagen naar elk cijfer.
Bij het vaststellen van het verlies, door
den aftrek van f 550 per aanslag, moet
ons het bovenstaande tarief hulp verleenen.
Er zijn:
Aantal Verlies per Verlies in
aanslagen: aaaslas^: totaal:
4200 a f GOO f 100 f 420,000
11,900 » » 700 » GO » 714,000
7300 » » 800 » 30 » 219,000
1000
5GOO
500
3900
400
2800
300
2200
200
1450
150
1000
150
950
9800
» » 900
»> » 1000
» » 1100
» » 1200
» » 1300
» » 1400
»> » 1500
» » 1GOO
» » 1700
»> » 1800
» » 1900
» » 2000
» » 2100
» » 2200
» » 2300
en daarbov.
o o
10
95
GO
175
150
295
280
300
350
445
450
550
» 27 500
» 39,000
38,000
» JGS.OOO
52,500
» 330,000
» 59,000
» 400,000
54,000
» 500,000
» 66,750
» 427,500
» 5,390,000
Te zamen pi. m. f 9,000,000
Wij hebben duidelijkheidshalve het ver
lies gedetailleerd berekend; het valt ge
makkelijk de proef op de som te nemen.
Er zijn 55,000 aanslagen.
De vaste aftrek zou
dus worden. . . . 55,000 x 550 = 30 mUl.
Hetbruto-inkomen is thans 125 mill.i
Het belastbare inkomen. .104 »
Het verschil is dus thans . . 21 »
Verlies ... 9 rnill.
Negen millioen verlies 'aan belastbaar
inkomen!
Een minder vroolijk gezicht voor den
Gemeenteraad van Amsterdam, die dien
tengevolge het percentage met 1A pCt. moet
verhoogen. Want thans is er 104 millioen
belastbaar inkomen; toekomstig zal dit
worden 95 millioen. En 104 millioen l
4M pCt. is ongeveer gelijk aan 95 millioen
a 5 pCt.
Of het stelsel van vasten aftrek meer
of minder aan oninbare posten zal geven,
weten wij niet; wij houden er daarom geen
rekening mede.
Wij gelooven intusschen, dat de uitkomst
HiniiuiiiniiimiiiiiiilHilliiimiilliiimunimiiiiiiiiiiMMmnMMigltwHi
stonden mij hoog in den boom, grijnzend en
krijschend aan te kijken, vervuld van de vrees
ook gedood te zullen worden en den lust om
mij in weerwil hiervan, te krabben en te bijten.
Met dat kopje tegen mij u borst geleund stierf
het kleine aapje, tegen mij aau liggend als een
klein kind, in eene houding bijua van vertrouwen.
En de lust om mijzelf uit te schelden een
lust, die mij zoo vaak bekruipt heb ik nooit
met zulk eeue groote innerlijke woede gevoeld
als toen.
^Bruut," zeide ik, de tanden samenklemmende,
tot mijzelf, beestachtige bruut!"
II.
Vijf jaren verliepen er na den moord op het
aapje, zonder dat ik ooit anders een geweer
hanteerde, dan wanneer mijae dienstplichten dit
voorschreven. Toch bleek de les niet afdoende,
want fa ben er nog eenmaal toe gekomen weer
op de^fRcht te gaan.
Ditmaal bevond ik mij niet te midden van al
de pracht van een equatoriaal woud, maar op
een drukkend stille vlakte, waar ruwe steen.
blokken en doornig kreupelhout mij omringde,
in een afgelegen hoekje van het eiland Mityltme,
onder een oazekeren Maartschen hemel. Mijn
schip een heel klein, broos postschip door
de voorjaarsstormen uit zijn koers gedreven, had
hier, in een ingesloten baai van het eiland een
wijkplaats gezocht. Een plotselinge kalmte en
gedwongen werkeloosheid volgden er nu op al
de drukte, waaraan wij in volle zee ten prooi
waren geweest. Op den nabijgelegen oever be
vond zich slechts een woest, ougastvrij gehuchtje
van herders of zeeroovers; daarachter weer
rotsen en heiden! Niets dat ons in de verzoeking
bracht voet aan wal te zetten!
Maar toch hoorden wij overal om ons heen,
in de nmtestruiken en anijsplanten aau den
oever, het gekweel der vogels en een van
mijn vrienden aan boord, die ziek was en walgde
van al de oude, afgezaagde scbeepskostjes
overviel mij plotseling niet het volgende verzoek.
vGe hebt toch niets te doen; ga dus van
middag aan wal en breng me een dozijn van
die zangertjes voor mijn souper."
Zonder verder na te denken gaf ik aan zijn
verzoek gehoor en ging op jacht in dit sombere
droeve oord, zoo weinig in harmonie met die
lustig jubelende tonen der vogeltjes.
Ik maakte er elf buit zonder dat er iets bij
zonders voorviel. Ik had in de verte op ze ge
schoten en ik raapte ze op als al het leven reeds
heengevloden was, zouder ze te zien lijden dus.
Maar een afdoende les wachtte mij bij den
twaalfde: sinds dat oogenblik zijn er reeds acht
tien jaren verloopen, maar die jacht is mijn
laatste geweest.
En toch, hoe te vertolken, voor hen die deze
regelen lezen, den onuitwischbaren indruk die
zij bij mij achter gelaten heeft? Zij was onein
dig minder tragisch dau de doodsstrijd van het
aapje, het gold hier slechts een nietig meesje,
dat, midden in zijn luid opstijgenden, zilveren
jubelzang, doodelijk getroffen neerviel. Onge
in het voordeel van het stelsel van vasten
aftrek zou zijn.
Voor Arasterdam zou bij een vasten
aftrek nog een tweede bezwaar verrijzen.
De belasting der kleine inkomens is daar
te hoog; er wordt van weekverdiensten yan
f 12, ? 14 en f 1G een bedrag aan be
lasting gevorderd, dat zoo spoedig mogelijk
wijziging moet ondergaan. Dat die aansla
gen werkelijk te hoog zijn, blijkt indien
men ze vergelijkt met de aanslagen in de
bedrijfsbelasting.
Bij de volgende inkomens wordt, zonder
aftrek voor kinderen, geheven:
Aan inko nsten- Aan bedrijfs
belasting door bslasting door
de gemeente. het rijk.
van ? GOO f G.30 Nihil.
» 700 » 7.87:' f 2.
» 800 » 12.60 » 3.50
» 900 » 18.22' »
5.* 1000 *? 20.25 » 6.50
En spreken deze cijfers nog niet duide
lijk genoeg, dan doen het zeker de onin
bare posten in de lagere rangen.
Alleen in de eerste klasse (f 600 f 700)
waren in het dienstjaar 1895/6 op de
10471 aanslagen 2748 posten oninbaar.
Dat zegt wat!
En die 10471 zijn nog wel de beste
aanslagen van inkomens van ?600 a ? 700;
immers er zullen zeker een gelijk, mis
schien wel grooter aantal personen zijn,
die mede f 600 a 700 f inkomen hebben,
doch die de administratie niet tracht op
te sporen, om er niet bijna even zoovele
nonvaleurs van te maken; een werken in
die lagere inkomens is voor de administra
tie een werken zonder hoop op succes.
Zooals wij dan zeiden, is de belasting
der lagere inkomens te Amsterdam te hoog
en het heeft reeds lang in de bedoeling
pelegen, om de kleinere aanslagen
eenigszins in de richting der bedrijfsbelasting te
verlagen.
Doch hoe dit te doen, indien de ge
meenteraad toekomstig door art. 243, aan
een vasten aftrek gebonden is.
Neem aan, dat de gemeenteraad f 550
als vaste afireksom neemt, dan wordt het
tarief bij eene heffing van 5 pCt., als
volgt:
f GOO betaalt dan f 2.50
» 700 » » » 7.50
» 800 » » » 12.50
» 900 » » » 17.50
» 1000 » » » 22.50
» 1100 » » » 27.50
» 1200 » » » 32.50
Men krijgt dusdoende een tarief, dat
evenmin devgt als het best <ande en waar
aan, juist door den vasten, aftrek, geene
wijzig:ng ten goede kau worden gebracht;
het stijgt veel te snel en met te groote
sprongen.
Een even groot kwaad zal het tegen
woordige art. 243 ten aanzien van de
reductie naar gelang van het
kinderenaantal tengevolge hebben.
Toen het percentage te Amsterdam ge
heven, langzamerhand steeg van 3, op
3 Vb, op 3:i/4 en ten slotte tot op 4Vi en
4]/2 werd de plaatselijke wetgever gedwon
gen, wilde hij de administratie bij de
invordering der belasting voor geene te
MlillttUiiiiiiiitiiniiiiinmittitiHMiMiiiMfiMiiilfifiuitiilliifiiiffliitiffMif
twijfeld had zich, sinds mijn vorige jacht, in
mijn hoofd een juister, een helderder oordeel
over de dingeu om mij heen gevormd, was ik
medelijdender geworden bij het zien van zooveel
nuttelooze wreedheid, had ik mijne onnaden
kendheid van vroeger afgelegd. Eu dan had ik
zoo kort geleden Stamboul verlaten, waaruit
mijn scheepje mij weg had gevoerd; de bekoring
van mijn Mohaminedaauscli leven was gisteren
verbroken en voor altijd; wel was dit kleine
eiland Mit.ylrne, dit afgelegen hoekje dat nog
deel uitmaakte vau het Turksche grondgebied
en op welks strand een gril der zee mij neer
bad geworpen, geschikt om mij oneindig zacht
te stemmeu ... Zooeven had ik met een ouden
geitenhoeder, wiens weg den mijne kruiste, in
de taal der Ottomannen eenige woorden gewis
seld en op den grond had ik dezelfde bloemen
herkend, die aan de oevers van den Bosphorus
in Maart ontluiken, de geurende joriquilles en
de groote paarse anemonen.
Uaar was het dus, op dat eilandje, diep in
een beschut, koel ravijn dat ik voor het laatst
op jacht toog. Een heldere zonnestraal, de bode
van mooi weer en lentezoelte, reet het wolken.
gewelf vaneen en al de kleine bewoners der
lucht zongen luider om hem te begroeten. Vlak
bij mij, op een rots, tusschen de reeds bloeiende
anijskruiden had zich een klein meei-je met aan
doenlijk vertiouwen neergezet. Opgetogen van
levenslust, vau dartele vroolijkheid, van liefde
hief zij het kopje op naar een andere, die, uit
volle borst zingende door de lucht zeilde in een
blijdeu roes van vreugde en hoop . .. Maar reeds
had ik het geweer aangelegd met die machinale
beweging, waartoe de bruut, die ons aller
onafscheidelijke dubbel-ik is, mij dreef, het schot
gine: af en liet lood doorboorde die kleine leden
en legde dat lustig orgelende keeltje voor goed
het zwijgen op; in minder dan geen tijd was
dit fijne, sierlijke lichaampje niets meer dan een
handjevol bloedige veertjes en een of twee kleiue
hapjes vleesch, bestemd om vermalen te worden
door een menschelijk gebit, te verdwijnen in
den maag vau een gastronoom ...
O ! die jorquiües en anemonen, die gisteren
nog door een fraai handje in mijn huisje te
Stamboul werden neergezet, diezelfde
lentebloemen van het Oosten, die ik hier in dit een
zaam ravijn, onder dien stormachtigen hemel had
teruggevonden, toen ik dacht ze nooit weer te
zullen zien | En dat kleine, trillende, teere
schepseltje, dat vlak bij mij vol vertrouwen zijn
liefdesliedje kweelde l En mijn bruutheid van
er op te schieten! ... Maar neen, nooit zal ik
kunnen beschrijven welke geheimzinnige schakel
er voor mij tusschen dit alles bestond, evenmin
zal ik een ander misschien kunnen doen be
grijpen waarom de wroeging over deze daad, de
oneindige treurigheid vanhaar te hebben begaan,
mij zoolang bleef vervolgen ... Weer heb ik mij
verloren in het onzegbare bij het doen van deze
onbeduidende jachtvertelling. Het voorbeeld van
het aapje was beter gekozen en ik had het er
bij moeten laten.
*
* *
groote moeielijkheden plaatsen, naast
een degressieve heffing, voor de lagere
inkomens, een vrij aanzienlijken aftrek
naar gelang van het aantal kinderen
toetestaan.
Zoo gebeurde. Een vrij aanzienlijke
reductie voor de groote huis?ezinnen werd
verleend, dalend naar gelang het inkomen
grooter werd en ophoudend bij een inko
men van boven ?5100. Om een paar voor
beelden te noemen.
Voor gezinnen met 4 of meer kinderen
werd de aanslag aldus :
inkomen belasting af voor 4 kinderen blijft
f 54 ? 21.00 (40 pCt.) f 32.40
?1600
» 2000 >?> 81 ?» 32.40(40
» 2200 » 94.05» 37.02(40
» 2400 » 108 » 38.88 (30
» 3000 » 135 » 32.40 (24
» 4000 » 180 » 21.00(12
» 5000 » 225 »' 9.?( 4 » ) » 216.
Hoe die aftrek zal worden onder het
tegenwoordige artikel 243, valt gemakkelijk
te zeggen. Want brengt men, zooals wij
te voren hebben aangegeven, ? 550 in
mindering bij aanslagen zonder kinderen,
48.00
) » 50.43
) » 09.12
) » 102 GO
) » 158.40
iimiiuiiiiiiiiiiiiiiiii
iiitniiiiiiiiiiiiiiiriHiniiiiiiiiiiiiiiiiii
40 cents per regel.
iiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiHiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiM
Henneberg-Zijde
alleen echt,indien direct van mijo fabrieken
betrokken, zwart, wit en gekleurd van 45
et. tot f 14.65 per Meter effen, gestreept,
geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 24') versca.
qual. en 2000 versch. kleuren dessins, enz.).
Franco en vr(j van invoerrechten
In bals. Stalen ommegaand. Dubbel brief
porto naar Zwitserland.
G. Henneberg's Zijde-Fabrieken
(k. & k. Hoflever.), Zürich.
Hoofd-Depót
VAS
Dr. JAEGER'S ORIG.
Sorfflaal-folariMBD.
K. F. DEUSCHLB-BBNOBB,
Amsterdam, Halverstr. 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
TENTOONSTELLING TE PARIJS I\ 1900.
Verblijf voor ne of meerdere weken in de
Grands Hotels dn Trocadero"
welke voor die gelegenheid speciaal naby de
Tentoonstelling gebouwd zijn.
Bewyzen voor verbijt van af 67.50 guldens
per -week, betaalbaar in maandelijksche of
driemaandel(jksche termijnen. In dezen prijs is
begrepen :
Vervoer van reizigers en bagage in Parijs bij aan
komst en vertrek; Logies en 3 maaltijden per dag;
U toegangsbewijzen voor de Tentoonstelling;
Orienteerinystocht gedurende een dag per rijtuig; Bons
voor verminderde prijzen in verschillende groote maga
zijnen; Verzekeringspolis tegen ongelukken.
Het uitsluitend recht van verkoop dezer
bewijzen is toegestaan geworden aan de
Cie INTKRJJTale I»ES WASOXS-LITS
Voor inteekening wende men zich tot, en het
uitvoerige, geïllustr. prospectus vrage men aan bij
LISSONE en ZOON, Singel 155, Amsterdam.
En dan te bedenken dat er dagelijks honderden
mensohen menschen, die waarlijk niet slechter
zijn dan de meeste anderen voor hun ge
noegen zulke moorden begaan, zich amuseeren.
mei doodmaken, en zelfs in hun weitasch kleine
gekwetste vogeltjes dragen, wien ze niet eens
de weldaad bewijzen van ze geheel af te maken,
zoodat ze lang lijden en bijna stikken tusschea
de lijkjes hunrer natuurgenootjes ! . . . .
Ea het schieten op duiven ! Kan men zich
een bloeddorstiger, laffer genoegen denken dan
deze tijdpasseering van sommige wereldsche
snobs ?
En de groote, weelderige jachtpartijen! Wan
neer ik de sportrubriek doorvl'eg en aan het
slot van de beschrijving van zulk een
doodmakerij op groote schaal, waarbij het arme hert
weeut want zij storten werkelijke tranen,
de herten, ouder de beten der jachthonden
de traditioneele mededeeling lees dat »de eer
den poot mee te nemen gegund is aan de be
vallige jonkvrouw die of die" dan vind ik die
bevallige jonkvrouw op het oogenblik dat zij
den doodstrijd van haar edele prooi lachend
aanziet, wreeder dan een jonge Caraïbische
wilde, die, door honger gedreven, in alle on
wetendheid en argeloosheid een stuk
menschenvleesch verorbert.
Ea de gemeen, de laatste gemzen ! Wie kent
ze niet bij naam, die sierlijke, in geen enkel
opzicht schadelijke dieren, die in troepen op de
kruinen der Alpen en Pyreneën gevonden werden,
docii weldra door den mensch geheel zullen zijn
uitgeroeid. Oulangs sprak ik een jongen man,
die bovendien zeer ontwikkeld, artistiek
aangelegfl, intelligent en zacht was en die mij
vertelde dat hij onlangs naar de bergen was
gegaan om er jacht op de gemzen te maken.
Hij was nogal gelukkig geweest, deelde hij
mede, hij had er acht gedood, die hij echter
op de plaats zelve moest laten liggen, want hij
wist er werkelijk geen raad mee ! . . . . Hij was
mijn gastheer en ik dorst hem dus niet ant
woorden :
Voor hen, die op den grooten weg voorbij
gangers aanvallen en plunderen heb ik niet meer
minachting dan voor u, want zij althans geven
zich zelf aan gevaren prijs, en hun nijpende
armoede is hun verontschuldiging . . . ."
In onze dagen, waarin zoovele nieuwe, alle
vroegere beginselen omwerpende denkbeelden de
maatschappij in beroering brengen, zinnen groote
denkers op middelen om den oorlog onmogelijk
te maken de oorlog, die toch geweest is de
groote, de verheven school van onthouding,
kracht en moed.
Maar de jacht! Verheft niemand zijn stem
tegen de jacht, die voorheen ook haar nut, hare
grootschkeid, zelfs hare noblesse had, maar die
in onze beschaafde eeuw en in onze beschaafde
landen niets meer is dan een overblijfsel uit
ruwere tijden, een laag genot voi kleinzieligheid
en laffe wreedheid?