De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 29 oktober pagina 4

29 oktober 1899 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1166 niet allen, ontkennen, dateene coöperatieve zuivelfabriek winst maakt. Natuurlijk werd deze mededeeling niet zoo grif aanvaard, doch kwam men te dier vergadering niet tot overeenstemming. In het Sociaal Weekblad werd daarop de strijd tusschen mr. Treub, die het tegendeel beweerde en beweert en verschillende zulvelspecialiteiten voortgezet, totdat eindelijk door een der inzenders, de heer Keestra, «en bemiddplingsvporstel werd gedaan, waar mede mr. Treub zich voorloopig vereenigde, en waarop ik later nader zal terugkomen. Sinds dien kwam het onderwerp niet weder ter sprake, ? totdat nu de bekende heer O. J. Bieleman, hoofdonderwijzer en pre. sident eener coöperatieve zuivelfabriek te Vorden, het debat weder opende. Hoe zonderling de stelling, door de zuivelcoöperator verkordigd ook moge klin ken, ook de heer Bieleman hield zijn in leiding met het doel haar te verdedigen, al zij het ook, dat hij ten slotte zijne conclu'ie minder scherp stelde dan in het vorige jaar geschiedde. De zuiveltóen (aldus zij mij vergund al diegenen hier kortheidshalve te noemen, die niet praktisch bij de zuivelindustrie betrokken zijn) zeggen: het is onzin te beweren datêene coöperatieve zuivelfabriek geen winst afwerpt. Eik bedrijf werpt of winst of verlies af, ot' dekt precies zijne onkosten. Dit laatste is natuurlijk slechts hoogst zelden het geval, en kan nimmer een lang voortdurende toestand zijn. Nie mand voert een bedrijf uitsluitend voor zijn pleizier; het doel is: geld verdienen, dus winst maken. En of men nu boter of kaas maakt, of papier, brood, kaarsen, of wat ook, als reg^l kan worden aaneenomen, dat het bedrijf winst oplevert. Oo'i dat der B>eren. Hoe echter komen dan deze tot de be wering van het tegendeel en waarom hou den zij zoo hardnekkig aan die bewering vast? Indien wij allereerst het antwoord op de laatste vraag zoeken, zoo kan dit zeer kort en eenvoudig luiden: zij weigeren te erken nen, dat hun zuivelfabrieken winst maken, wijl zij anders door den fiscus in de bedrijfsbelasting zouden worden aangeslagen! In No. 43 van den voorgaanden jaargang van het Sociaal Wrekklad werd dit zoowel door den heer S. de Jong. eene specialiteit op het gebied der zuivelindustrie, als" door prof. Treub onomwonden gezegd. »Bij de beraadslaging over de bedrijfsbelasting', schreef deze laatste daar, «heeft de minister van financiën aan arl. 5 der wet, dat handelt over de belasting der winstaandeelen die o. a. door coöperatieve vereenigingen worden uitgekeerd, eene officieele interpretatie ge geven: »»uitdeelingen of uitkeeringen van coöperatieve of andere vereenigingen, voor zooveel slechss bestaande in waarde vergoe ding van geleverde zaken of in arbeidsloonen zijn niet belastbaar." " »Keert de coöperatieve zuivelfabriek alleen vergoeding uit voor geleverde melk, dan betaalt zij geen keert zij winstaandeelen uit. dan ' betaalt zij wél bedrijfsbelasting." Ziedaar dus reeds het raadselachtige van van het standpunt der zuivelcoöperators ten halve opgelost en zeer terecht voegde prof. Treub dan ook aan de hier aange haalde woorden nog dit toe: »Wie met kans van slagen onze zuivelcoöperators wil over tuigen, dat zij winst maken en hunne arbeids krachten in die winst kunnen en moeten doen deelen, zal zijn betoog met eene wij ziging in de bedrijt'sbelasting hebben in te leiden." Doch ook het antwoord op het eerste gedeelte der zooeven gestelde vraag kan eenvoudig en kort zijn, indien wij ons slechts goed voorstellen, wat een coöperatieve zuivel fabriek is en hoe zij commercieel gedreven wordt. Het meerendeel dier talrijke fabrieken 1) 1) Volgens het Jaarboek 1899 van den Ned. Coup. Band bedraagt het aantal coöp. zuivelfabrieken in ons land 369. zijn geenszins groote industrieele onderne mingen, doch veelal kleine gebouwtjes, op en ingericht met het kapitaal van verschil lende omwonende boeren of anderen. De boer, die besluit aan eene coöperatieve boterfabriek deel te nemen, maakt zelf geen boter meer. Hij brengt zijne melk aan de fabriek, alwaar zij verwerkt wordt tot boter (kaas enz.). Die boter wordt verkocht tegen een zekeren prijs, welke door de z.g. »botermarkt" wordt bepaald, onder omstandig heden, welke ik hier buiten beschouwing moet laten. De totaal opbrengst van deze boter, verminderd met al de fabrikatiekoaten (arbeidsloon, kapitaalrente, afschrijving, enz.) wordt verdeeld onder al diegenen, die melk aan de fabrieK hebben geleverd, in verhouding natuuilijk van de hoeveelheid der geleverde melk ('1. w. z. in den regel in verhouding tot het vetgehalte dier melk, somtijds ook in verhouding tot het volle aantal liters melk). Daar echter de verschil lende boeren natuurljj k gedurende de periode, liggende tusschen het tijdstip, waarop zij hunne melk aan de fabriek brachten en dat waarop het geld voor de boter ontvan gen wordt, ook geld noodig hebben, wordt hun bij de aflevering reeds een voorschot op de later te verdeelen boter ontvangsten gegeven, terwijl te zijner tijd dan het over schot der ontvangsten wordt verdeeld. Wat dus daarvan overblijft is nul en daarom zeggen de zuivelc* operators, dat in een coöperatieve zuivelfabriek geen winst wordt behaald. Natuurlijk weten ook de zuivelcoöperators dat de «huiselijke" dtfi'iitie van winst is: verkoop min inkoop, maar zij stellen daar tegenover dat het hun onmogelijk is hunne inkoopkosten te bepalen: de melk, die de boeren aan de fabriek afleveren, heeft geen prijs, beweren zij, omd/il de boeren voor hunne melk eerst een klein voor.-chot ontvangen en daarna nog ieder een zeker gedeelte van wat overschiet van de boteropbrengst; maar die totaalsom vormt nog geen inkoopsprijs, daar deze vooraf, d. w. z. pp het oogenblik, waarop de melk wordt ingekocht, nimmer kan worden bepaald. Aan een ieder ecliter, die slechts een greintje begrip heeft van economie moet het uiterst zonderling voorkomen, te hooren beweren, dat er in onze tegenwoordige samenleving goederen zijn, die geen prijs, dus geen in het gangbare ruilmiddel (nederlandsch geld) uitdrukbare ruilwaarde be zitten, te me*r waar diezelfde goederen (melk) inderdaad toch worden geruild. Eanen prijs heeft de melk dus inderdaad wel; alleen geven de zuivelcoöperators zich de moeite niet hem in geld uit te drukken. Ik houd mij echter overtuigd, dat, zpodra het in het belang der zuivelindustrieelen ware, eenen melkprijs vast te stellen, instede van in hun nadeel, zij weldra pok een middel zouden gevonden hebben, dien te bepalen. Hen hierin thans r*eds behulpzaam zijn, ligt niet op den weg van dit Weekblad. Tot goed begrip van du gevoerde discussiën over dit vraagstuk en van dat, wat door den heer Bieleman, op wiens betoog ik in het volgende artikel zal terugkomen, daar omtrent in het midden is gebracht, achtte ik het noodzakelijk bovenstaande ruwe schets van den siand der kwestie vooruit te zenden. Reeds nu wil ik echter ver klaren, dat ook de heer Bieleman er niet in geslaagd is, ons ook maar n stap nader tot de oplossing ie brengen, en dat wij dus nog even ver zijn, als in het vorige jaar, toen door den heer Keestra te Hoorn, zuivelconsulent voor de provincie NoordHolland, als «surrogaat" in no. 52 van het Sociaal Weekblad een prem iestelsel werd voor gesteld en beschreven (te uitvoerig om hier te worden weergegeven), dat in hoofdzaak daarom merkwaardig te noemen was, wijl de heer K. in dat voorotel zelf schreef', den melkprijs als grondslag voor zijn stelsel te willen aannemen! Het voorschot, dat de boeren voor hunne melk ontvangen, werd toch door den voorsteller melkprijs gedoopt, hetgeen m. i. wél a's een bewijs mag wor den aangemerkt, dat het van ons, zuivelJeeken, toch nog niet zoo hél gek is, van een melkprijs en dus van winst in zuivel fabrieken te spreken, als door het meerendeel van des heeren Keestra's medestanders en ook door hemzelven wordt beweerd. Zien wij dus thans in een volgend arti kel welke bijdrage door den heer Bieleman aan de pogingen tot oplossing dezer belangrijke kwestie is geschonken. Delft. Dr. J. C. E. uiiimmHiuiiMMMMMHinitiHiiiiiiiiimiuMiiiiimmiiiimiiiiiimiiiiiiM L ST cq LlTTWN Mnziefc ia de Hoofdstad. Het groote, alles beheerschende feit, de gewich' tigste gebeurtenis van deze week is voorzeker de eerste uitvoeringvan hichard Strauss' Heldenleben". Op het oogenblik dat ik mij neerzet dit opstel te schrijven is de uitvoering nog niet tot daad geworden; aan het eind van dit schrijven echter, wil ik met een paar woorden nog mededeelen den algemeenen indruk, dien ik van het werk en de uitvoering ontving. In het volgend nummer kom ik dan uitvoeriger terug op het jongste symphoiiische opus van den hoogvereerden meester. De reeks van solisten op de Concertgebouw concerten werd geopend met mevrouw Teresa Carreïio, de beroemde Zuid-Amerikaa'-sche pianiste, thans te Berlijn. Zij hal lure keuze gevestigd op twee werken met orchest: het d m >11 concert van Rubinstein en de Hongaarsche Fantaisie van Liszt. Of beide werken het meerendeel der toehoorders wel sterk zullen bekoord hebben ? Ik hetwijfel het. Liszt en Ririinstein behooren tot de grootste pianisten van deze eeuw. Zij waren in den volsten zin des woords reproduceerende kunstenaars. Zij wisten elke hunner creatiën op het klavier tot eene hooge uiting van kunst op te voeren. >I^n voelde het; hun spelen was na-dichten! Beide kunstenaars hebben echter ook gecom poneerd. Ja zij hebben hunne krachten be proefd op de voornaamste en de uitgebreidste kunstvormen. Beiden hebben oratoriums gecom poneerd, beiden heliben symphonische werken gewrocht, beiden hebben klavierconcerten en andere pianomuziek geschreven Doch hunne gaven ais scheppende kunstenaars staan niet in vergelijking met die als reproducee.onde. Eioewel men I/szt als componist veireweg den meerdere mag achten van Rubinstein, al ware het alleen maar door zijn r eks van Sym phonische Dichtungen", kan men toch moeilijk be weren dat Liszt behoort tot die onsterfelijken, die eeuwig zullen blijden leven en wier loem on vergankelijk zal zijn. Als componist van pianowerken hebben beiden verdiensten. Mag men in het concert van Rubinstein de behan deling van den vorm, speciaal ir. den trant van Schumann loven, by Liszt bespeurt men aan stonds op hoe belangryke wijze de techniek van het pianospel is uitgebreid. Effecten die men vroeger niet kende, worden daar te voorschijn getooverd en het is best begrype'ijk dat de lieden elkander vroeger met verbazing aan staarden en bij het zien en hooren spelen van Liszt zich afvroegen, of dat dan werkelijk een gewoon klavier was waar dit alles op gebeurde. Nu een gewoon klavier zal het wel geweest zijn, maar geen gewoon kla^ierspeler zat er voor; want Lisz1: was een wonderman. Hij is als pianist tot op den huldigen dag nog niet over troffen en na hem zijn er ook geen technische problemen voorgekomen, die men bij hem niet ontmoet. Mevrouw Carreno is tot in de diepste ge heimen der Liszt'sche klaviertechniek doorge drongen. Zeker ma;* men haar onder de voor naamste kunstenaars van den tegenwoordigen tijd rangschikken en het is niet te veel gezegd ah men beweert dat zij aan de spitse staat harer kunstzusters. Begaafd met een kracht en onfeilbare zeker heid, die haar den bijnaam van Klavier-Br nnhilde heeft verschaft, blijft zij steeds gracieus en bekoorlijk; haar toon is steeds mooi, en elegant blijven steeds haar arm- en polsbewegingen. Het succes van mevrouw Carreno was volkomen. Zg kome spoedig terug en kieze dan eens werken van onvergankelijke kunstwaarde. Naast de voordrachten van mevrouw Carreno hoorde men een fijne reproductie van Schubert's symphonie in twee deelen (d-kl. 3) en het Meistersinger- voorspel in een zeldzaam Impetuoso ? tempo. Over het Concertgebouw sprekende wil ik niet nalaten met een enkel woord den heer Louis Zimmermann als tweeden concertmeester het welkom toe te roepen. De heer Zimmer mann speelde met schoonen toon en smaak, en gelukkig ook sober, de solo uit het voorspel van Saint-Saëns' Le Déluge". Moge zijn werk zaamheid hier ter stede der kunst tot heil strekken"' Eindelijk, in de opera weer eens een gezond werk, met echte, ware muziek. Geen bana liteiten, geen opgeschroefd pathos; maar een motief uit het volksleven g grepen; en niet uit het volksleven zooals de Italianen het ons te zien geven, vol van booze en onge breidelde hartstochten, maar van een ras, onbe dorven en puur, nog ontvankelijk voor goede indrukken, kinderlijk geloovend, en zich met hart en ziel overgevend aan de frissche indruk ken van boschgeur en landelijke poëaie. Ik heb het oog op Hans Helling" van Heinrich Marsctmer. De tegenwoordige genentie kent weinig van Marschner. Lieden van omstreeks de vijftig moeten zich echter duidelijk herin neren hoe, behalve bovengenoemde opera, zijn Varupyr en Templer und Jüdin" opgang ge maakt hebben. Vooral de Rotterdatnsche lezers van dit blad zullen zich gaarne het genot te binnen brengen, hetw> Ik zij in die werken ondervonden met voorname kunstenaars zooals o.1», den beroemden bariton Robinson. Wél staat men thans een weinig ongeloovig tegen over de my-ireriën van aar Imannetjes en boschgeesten maar och wat maakt dit uit? Poëzie, zuivere en naieve poëzie is toch zoo verkwikkend! Marschner is geen genie, hij is geen baan breker. Hij loopt slechts in het gevolg van Weber. En in zijne melodieën, n in zijn harmoniek is hij de mindere van den Freischütz-componist; slechts als dramatiker mag men hem misschien zijn evenknie noemen. Ook zijne instrumentatie is die van een meester. Het heeft raüverheugd dat de Nederlandsche opera dit werk tot opvoering koos; wanneer zij op dien weg voort bly'ft gaan dan doet ze goed, dan zullen langzamerhand de schakels compleet raken die den keten vormen tusschen de oudere dramatische muziek en de eerste opera's van Wagner. De leiding der opvoering lag in banden van den kapelmeester den heer Peter Raabe. Inderdaad mag men den heer Raabe geluk wenschen met hetgeen hij heeft bereikt. In het orchest waren allerlei intentiën waar te nemen die getuigden van ernstige studie; er waren nuances in die nog wel niet een schoonen orchestklank opleverden, doch veel doea ver wachten voor de toekomst. Ook de koren waren, behoudens e'n enkele ui'zondering voldoende. De titelrol lag in handen van den heer Orelio. Men kon het aan hem wel wat al te zeer bespeuren dat het eene première gold Als de heer Orelio meer zekerheid zal verkregen hebben, als hij boven zijne partij zal staan en als zijn spel dan ook meer het kenmerk zal dragen van den man die zicb zelven tot een hoogere orde van wezens acht, dan zal de Helling" een der mooiste rollen worden van Orelio. Reeds thans wist hij in de derde acte een diepen indruk te maken. Mevrouw Tijssen beeldde de Anna" zeer schoon uit. Haar voordracht was vol distinctie en haar klare, klankvolle stem, steeds gesteund door een duidelijke declamatie der woorden en een in allen deele doordacht spel, maakten hare creatie tot een genotvolle. Alleen zou ikvojr deze soubrette-partij een minder volle, eea lichtere stem wenschen. De dames van Gelder en Lozin waren ladende aan de kwaal van den dag; hadden zij niet met verkoudheid te kam pen gehad,zij zouden gewis meer gegeven hebben. De heer de Vos heeft zijn debuut in zijn eerste groote rol er zeer bevredigend afgebracht. Zijn stem is goed, doch zou veel vrijer klinken, als hij zich een betere toonvorming kon eigen maken en hij zou voor zich zelf veel gemakkelijker zingen. De overige partijen geven geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen. Ik raad iedereen aan Hans Heiling te gaan zien. Het werkt ver kwikkend eens zulk een echt volksstuk te kunnen bijwonen. Aangrijpend was het heden, Donderdag-avond. Overweldigend klonken die heerljjke tonen die ons het Heldenleben" schilderden. Wat nu... vroegen eenigen na 's meesters don Q dxote". Strauss heeft hun het antwoord gegeven, want dit werk zet de kroon op alles wat hij tot nu toe gewrocht heeft. In het volgend nummer meer o.er het werk en de uitvoering. Deze was in allen deele grandioos. Ware Strauss hier ge weest, dan zou bij gehoord hebben dat hij zijn jongste symphonische schepping aan niemand beter had kunnen opdragen oan aan Mengelberg eu zijne voortreffelijke artistenschare. ANT. AVERKAMP. iiiiiitiiiiiiiitii IIIIIIIHtMIltlHIl Leiden?Den Baai. Twee tentoonstellingen op een dag te zien, en dan nog wel buiten de plaats der inwoning, bovendien bij het eerste bezoek nog afgeleid te worden door oude (en zeer balaugryke) schil derijen in de onmiddelyke nabyheid, al durft men dan ook vertrouwen op een goed herinnerin^svermogen, valt er toch, als by' tehuis komst aan het verslaggeven moet worden gegaan, uit het geheugen met veel meer te putten dan algerueeue indrukken van wat dien dag gezien werd. 'k Was eerst te Leiden, en vond daar door de werkzame vereeniging de Laecken-Halle" een tentoonstelling georganiseerd met een collect'.e schil ieryen, die zondar eenig voorbehoud wel niet als een keurcollectie mag worden aangeduid, maar die als geheel toch wel de kracüt had om aan een tentoonstelling voelbare waarde bij te Zetten. Daarbij moet nog in aanmerking komen, dat de meeste werken in particulier bezit zijn, en de expositie daarvan door het kunstlievend publiek dus wel op prijs mag worden gesteld. Zooals ik zei, mag er hier niet volmondig van een keurcollectie gesproken worden, want onderscheidene schilders, wier werk aange bracht werd, zou ik door heel andere voort brengselen vertegenwoordigd wenscden. Maar verschillenden kwamen hier toch wel ia hun kracht uit. Zoo zag ik van Josef Israels een meisjes beeltenis, dat weer de heugenis doet opleven aan vroegere, verrassingen en opnieuw ons geloof komt versterken in zijn onafhankelijke kracht van het conterfeiten, ai is dit mogelyk niet als portret bedoeld. We zoeken daar niet met koud oog naar het stelsel der techniek, want die is onnaspeurbaar; naar geen methode ge richt, zoekt zij de expressieve uitbeelding van het menschgelaat in de door omgeving bepaaldeatmosfeer, en treft de meest subtiele accentu eering der vormA, die het leven drager, in ongeordei.de maar intensieve tchildering. Wat is zoo'n werk toch heerlijk onbewust, en viert daardoor zy'n triomf boven het meer overwogen portret er naast, dat, naar ik meen, van Toorop is. Een gelijksoortig verhoudingsverschil komt ook uit in een ander gedeelte der zaal, waar twee schilderijtjes van ongeveer gelyke grootte en onderwerp bij elkaar geplaatst zijn. Het een is van Jacob Maris, met bijna niets dan een lucht en heel dun daaronder aangelegd het voorplan van een weg, een vaart en luchtig aangeduid verschietje ; op het ander, van Toorop, sombert een paarsch-zwarle zee order een donker aanspokende stormlucbt met een hel licht, als een rau*e schal, langs den horizont; op den THEE - E. BRANDSMA. Trademaric Trademark KOLDEWEIJ & CORBIfcEE, AJMSTKKUAM. » Groot Beddenmagazfjn. Groote collectie Wiegen, Kinderledekanten, Luiermanden, Babytafeltjes, Babybascnles, etc. etc. Vraagt geïllustreerde catalogus, Geen beter, adres dan bij solider en goedkooper JL ELSENBURC, N. Z. Voorburgwal 177. TELEFOONADRES No. 2699. Geheele pgnlooze verwijde ring van Likdoorns. Voor belanghebbenden aanbevelingen ter inzage. Spreekuur iederen werkdag van 9 tot 12 uur en van 2 tot 5 uur. WILLEM BIJLMER, PED1CURE. Singel 159. 'w Lastig geval. Broer. Ik zit in groote verlegen heid. Ik heb gisteren dat meisje van hierover ten huwelyk gevraagd. Zuster: Nu en heeft ze je afge wezen ? Broer: Dat is 't 'em juist,'t was na het diner en ik weet waarachtig niet of ze »ja" of »neen" heeft gezegd. Cadeaux pour Corbeilles de Mariage. Garnitures de toilette, ivoire en crin. Boites a main. Eventail-i dentelle blanche et plumes d'au'ruche. Sachets a gants et a mouchoirs. Riticules. Boites a bijoux a dentelle. Sacs garnis etc. VVE W. VAN DER HULST, i69 Malvrrslraal MG9 PHILIPPONA KETELAAR, KALVCRSTRAAT l « «, A 1W H T F ]» Jt> A Jt. SPECIALE INRICHTING voor het vervaardigen van volledige Uitzetten en Luiermanden, Op aanvraag worden prijsopgaven *n modollen franco roegeionden. Genre LIBRE AESTHETIÜE. = Behangselmagazijuen C. B. SCHNEIDER, Leidschestraat 79. = Men leze de recentie in dit Had van 7 Mei en in het Handelsblad van 7 Mei, le blad. Eerste Nederl. Verzekering-Maatschappij op het Leven, tegen Invaliditeit en Ongelukken, gevestigd te 's-Qravenhage, Kneuterdijk n. Directeuren: Jhr. Mr. W. SIX en Mr. A. F. K. HARTOGH. Adjunct-Directeur: P. DEURINK, Bykantoren: te Amsterdam, Utrechtschestraat hoek Rembrandtplein; te Rotterdam, Gelderschestraat, Plan C No. 4. Volteekend Maatschappelijk Kapitaal ? 1,500,000. waarop 20 pCt. is gestort. Verzekerd Kapitaal op het Leven, uit. 1898. . . 16,717,290.28 Verzekerde rente 469,260.01 Ontvangsten over 1898 1,519,902.59 Reserven en Zekerheidsfondsen ultimo 1898 . . . Bezittingen ultimo 1898 Tegen ongevallen met doodelijken afloop, ultimo 1898 invaliditeit, gevolg van ongevallen, ? 5,083,683.57 5,371,226.81 38,171,666.59 41,984,403.28 A. SINKEL. Telephoon ROTTERDAM, Groote Markt. Uitgebreide sorteeringen in Lingeries IXPOMT/E OP O E SALONS. Uitzetten en luiermanden in alle prijzen. EIGEN ATELIERS. Yerzekering-Maatscliappij HÖLDA". Damrak 74, Amsterdam. Werkkracht verzeker i n g. Omvat ZIEKTEN, ONGELUKKEN, ORGANISCHE GEBREKEN. In 1898 werd door de Maatschappij uitgekeerd o. a. voor infec tie, influenza, blindheid, zenuwover»panning, longontsteking, verlies of breuk van ledematen etc. Biljartballen le qualiteit Ivoor, met garantie; alsmede Lakens, Queuen, Pommeranzen en verdere B jart-Artikelen, En-gros b\j A. OVERES, '»-Hertogenbosch. Koopt oude Ballen tegen hoogen prfy. Mevrouw (tot een nieuw dienst meisje) : Hoe kom je toch aan al die kletspraatjes over de buren ? Dienstmeisje: Nou, m'n vry'er is brievenbesteller en die leest alle briefkaarten l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl