Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1166
niet allen, ontkennen, dateene coöperatieve
zuivelfabriek winst maakt. Natuurlijk werd
deze mededeeling niet zoo grif aanvaard,
doch kwam men te dier vergadering niet
tot overeenstemming.
In het Sociaal Weekblad werd daarop de
strijd tusschen mr. Treub, die het tegendeel
beweerde en beweert en verschillende
zulvelspecialiteiten voortgezet, totdat eindelijk
door een der inzenders, de heer Keestra,
«en bemiddplingsvporstel werd gedaan, waar
mede mr. Treub zich voorloopig vereenigde,
en waarop ik later nader zal terugkomen.
Sinds dien kwam het onderwerp niet weder
ter sprake, ? totdat nu de bekende heer
O. J. Bieleman, hoofdonderwijzer en
pre. sident eener coöperatieve zuivelfabriek te
Vorden, het debat weder opende.
Hoe zonderling de stelling, door de
zuivelcoöperator verkordigd ook moge klin
ken, ook de heer Bieleman hield zijn in
leiding met het doel haar te verdedigen,
al zij het ook, dat hij ten slotte zijne
conclu'ie minder scherp stelde dan in het
vorige jaar geschiedde.
De zuiveltóen (aldus zij mij vergund
al diegenen hier kortheidshalve te noemen,
die niet praktisch bij de zuivelindustrie
betrokken zijn) zeggen: het is onzin te
beweren datêene coöperatieve zuivelfabriek
geen winst afwerpt. Eik bedrijf werpt of
winst of verlies af, ot' dekt precies zijne
onkosten. Dit laatste is natuurlijk slechts
hoogst zelden het geval, en kan nimmer
een lang voortdurende toestand zijn. Nie
mand voert een bedrijf uitsluitend voor
zijn pleizier; het doel is: geld verdienen,
dus winst maken. En of men nu boter
of kaas maakt, of papier, brood, kaarsen,
of wat ook, als reg^l kan worden
aaneenomen, dat het bedrijf winst oplevert.
Oo'i dat der B>eren.
Hoe echter komen dan deze tot de be
wering van het tegendeel en waarom hou
den zij zoo hardnekkig aan die bewering
vast?
Indien wij allereerst het antwoord op de
laatste vraag zoeken, zoo kan dit zeer kort
en eenvoudig luiden: zij weigeren te erken
nen, dat hun zuivelfabrieken winst maken,
wijl zij anders door den fiscus in de
bedrijfsbelasting zouden worden aangeslagen! In
No. 43 van den voorgaanden jaargang van
het Sociaal Wrekklad werd dit zoowel door
den heer S. de Jong. eene specialiteit op
het gebied der zuivelindustrie, als" door
prof. Treub onomwonden gezegd.
»Bij de beraadslaging over de
bedrijfsbelasting', schreef deze laatste daar,
«heeft de minister van financiën aan
arl. 5 der wet, dat handelt over de
belasting der winstaandeelen die o. a.
door coöperatieve vereenigingen worden
uitgekeerd, eene officieele interpretatie ge
geven: »»uitdeelingen of uitkeeringen van
coöperatieve of andere vereenigingen, voor
zooveel slechss bestaande in waarde vergoe
ding van geleverde zaken of in
arbeidsloonen zijn niet belastbaar." "
»Keert de coöperatieve zuivelfabriek alleen
vergoeding uit voor geleverde melk, dan
betaalt zij geen keert zij winstaandeelen
uit. dan ' betaalt zij wél bedrijfsbelasting."
Ziedaar dus reeds het raadselachtige van
van het standpunt der zuivelcoöperators
ten halve opgelost en zeer terecht voegde
prof. Treub dan ook aan de hier aange
haalde woorden nog dit toe: »Wie met kans
van slagen onze zuivelcoöperators wil over
tuigen, dat zij winst maken en hunne arbeids
krachten in die winst kunnen en moeten
doen deelen, zal zijn betoog met eene wij
ziging in de bedrijt'sbelasting hebben in te
leiden."
Doch ook het antwoord op het eerste
gedeelte der zooeven gestelde vraag kan
eenvoudig en kort zijn, indien wij ons slechts
goed voorstellen, wat een coöperatieve zuivel
fabriek is en hoe zij commercieel gedreven
wordt.
Het meerendeel dier talrijke fabrieken 1)
1) Volgens het Jaarboek 1899 van den
Ned. Coup. Band bedraagt het aantal coöp.
zuivelfabrieken in ons land 369.
zijn geenszins groote industrieele onderne
mingen, doch veelal kleine gebouwtjes, op
en ingericht met het kapitaal van verschil
lende omwonende boeren of anderen. De
boer, die besluit aan eene coöperatieve
boterfabriek deel te nemen, maakt zelf geen
boter meer. Hij brengt zijne melk aan de
fabriek, alwaar zij verwerkt wordt tot boter
(kaas enz.). Die boter wordt verkocht tegen
een zekeren prijs, welke door de z.g.
»botermarkt" wordt bepaald, onder omstandig
heden, welke ik hier buiten beschouwing
moet laten. De totaal opbrengst van deze
boter, verminderd met al de fabrikatiekoaten
(arbeidsloon, kapitaalrente, afschrijving,
enz.) wordt verdeeld onder al diegenen, die
melk aan de fabrieK hebben geleverd, in
verhouding natuuilijk van de hoeveelheid
der geleverde melk ('1. w. z. in den regel
in verhouding tot het vetgehalte dier melk,
somtijds ook in verhouding tot het volle
aantal liters melk). Daar echter de verschil
lende boeren natuurljj k gedurende de periode,
liggende tusschen het tijdstip, waarop zij
hunne melk aan de fabriek brachten en
dat waarop het geld voor de boter ontvan
gen wordt, ook geld noodig hebben, wordt
hun bij de aflevering reeds een voorschot
op de later te verdeelen boter ontvangsten
gegeven, terwijl te zijner tijd dan het over
schot der ontvangsten wordt verdeeld. Wat
dus daarvan overblijft is nul en daarom
zeggen de zuivelc* operators, dat in een
coöperatieve zuivelfabriek geen winst wordt
behaald.
Natuurlijk weten ook de zuivelcoöperators
dat de «huiselijke" dtfi'iitie van winst is:
verkoop min inkoop, maar zij stellen
daar tegenover dat het hun onmogelijk is
hunne inkoopkosten te bepalen: de melk,
die de boeren aan de fabriek afleveren,
heeft geen prijs, beweren zij, omd/il de boeren
voor hunne melk eerst een klein voor.-chot
ontvangen en daarna nog ieder een zeker
gedeelte van wat overschiet van de
boteropbrengst; maar die totaalsom vormt nog
geen inkoopsprijs, daar deze vooraf, d. w. z.
pp het oogenblik, waarop de melk wordt
ingekocht, nimmer kan worden bepaald.
Aan een ieder ecliter, die slechts een
greintje begrip heeft van economie moet
het uiterst zonderling voorkomen, te hooren
beweren, dat er in onze tegenwoordige
samenleving goederen zijn, die geen prijs,
dus geen in het gangbare ruilmiddel
(nederlandsch geld) uitdrukbare ruilwaarde be
zitten, te me*r waar diezelfde goederen
(melk) inderdaad toch worden geruild.
Eanen prijs heeft de melk dus inderdaad
wel; alleen geven de zuivelcoöperators zich
de moeite niet hem in geld uit te drukken.
Ik houd mij echter overtuigd, dat, zpodra
het in het belang der zuivelindustrieelen
ware, eenen melkprijs vast te stellen, instede
van in hun nadeel, zij weldra pok een middel
zouden gevonden hebben, dien te bepalen.
Hen hierin thans r*eds behulpzaam zijn,
ligt niet op den weg van dit Weekblad.
Tot goed begrip van du gevoerde discussiën
over dit vraagstuk en van dat, wat door
den heer Bieleman, op wiens betoog ik in
het volgende artikel zal terugkomen, daar
omtrent in het midden is gebracht, achtte
ik het noodzakelijk bovenstaande ruwe
schets van den siand der kwestie vooruit
te zenden. Reeds nu wil ik echter ver
klaren, dat ook de heer Bieleman er niet
in geslaagd is, ons ook maar n stap nader
tot de oplossing ie brengen, en dat wij dus
nog even ver zijn, als in het vorige jaar,
toen door den heer Keestra te Hoorn,
zuivelconsulent voor de provincie
NoordHolland, als «surrogaat" in no. 52 van het
Sociaal Weekblad een prem iestelsel werd voor
gesteld en beschreven (te uitvoerig om hier
te worden weergegeven), dat in hoofdzaak
daarom merkwaardig te noemen was, wijl
de heer K. in dat voorotel zelf schreef', den
melkprijs als grondslag voor zijn stelsel te
willen aannemen! Het voorschot, dat de
boeren voor hunne melk ontvangen, werd
toch door den voorsteller melkprijs gedoopt,
hetgeen m. i. wél a's een bewijs mag wor
den aangemerkt, dat het van ons,
zuivelJeeken, toch nog niet zoo hél gek is, van
een melkprijs en dus van winst in zuivel
fabrieken te spreken, als door het
meerendeel van des heeren Keestra's medestanders
en ook door hemzelven wordt beweerd.
Zien wij dus thans in een volgend arti
kel welke bijdrage door den heer Bieleman
aan de pogingen tot oplossing dezer
belangrijke kwestie is geschonken.
Delft. Dr. J. C. E.
uiiimmHiuiiMMMMMHinitiHiiiiiiiiimiuMiiiiimmiiiimiiiiiimiiiiiiM
L
ST cq LlTTWN
Mnziefc ia de Hoofdstad.
Het groote, alles beheerschende feit, de
gewich' tigste gebeurtenis van deze week is voorzeker
de eerste uitvoeringvan hichard Strauss'
Heldenleben". Op het oogenblik dat ik mij neerzet
dit opstel te schrijven is de uitvoering nog
niet tot daad geworden; aan het eind van dit
schrijven echter, wil ik met een paar woorden
nog mededeelen den algemeenen indruk, dien
ik van het werk en de uitvoering ontving. In
het volgend nummer kom ik dan uitvoeriger
terug op het jongste symphoiiische opus van
den hoogvereerden meester.
De reeks van solisten op de Concertgebouw
concerten werd geopend met mevrouw Teresa
Carreïio, de beroemde Zuid-Amerikaa'-sche
pianiste, thans te Berlijn. Zij hal lure keuze
gevestigd op twee werken met orchest: het
d m >11 concert van Rubinstein en de
Hongaarsche Fantaisie van Liszt. Of beide werken
het meerendeel der toehoorders wel sterk zullen
bekoord hebben ? Ik hetwijfel het. Liszt en
Ririinstein behooren tot de grootste pianisten
van deze eeuw. Zij waren in den volsten zin
des woords reproduceerende kunstenaars. Zij
wisten elke hunner creatiën op het klavier tot
eene hooge uiting van kunst op te voeren.
>I^n voelde het; hun spelen was na-dichten!
Beide kunstenaars hebben echter ook gecom
poneerd. Ja zij hebben hunne krachten be
proefd op de voornaamste en de uitgebreidste
kunstvormen. Beiden hebben oratoriums gecom
poneerd, beiden heliben symphonische werken
gewrocht, beiden hebben klavierconcerten en
andere pianomuziek geschreven Doch hunne
gaven ais scheppende kunstenaars staan niet
in vergelijking met die als reproducee.onde.
Eioewel men I/szt als componist veireweg
den meerdere mag achten van Rubinstein, al
ware het alleen maar door zijn r eks van Sym
phonische Dichtungen", kan men toch moeilijk be
weren dat Liszt behoort tot die onsterfelijken, die
eeuwig zullen blijden leven en wier loem on
vergankelijk zal zijn. Als componist van
pianowerken hebben beiden verdiensten. Mag
men in het concert van Rubinstein de behan
deling van den vorm, speciaal ir. den trant van
Schumann loven, by Liszt bespeurt men aan
stonds op hoe belangryke wijze de techniek van
het pianospel is uitgebreid. Effecten die men
vroeger niet kende, worden daar te voorschijn
getooverd en het is best begrype'ijk dat de
lieden elkander vroeger met verbazing aan
staarden en bij het zien en hooren spelen van
Liszt zich afvroegen, of dat dan werkelijk een
gewoon klavier was waar dit alles op gebeurde.
Nu een gewoon klavier zal het wel geweest zijn,
maar geen gewoon kla^ierspeler zat er voor;
want Lisz1: was een wonderman. Hij is als
pianist tot op den huldigen dag nog niet over
troffen en na hem zijn er ook geen technische
problemen voorgekomen, die men bij hem niet
ontmoet.
Mevrouw Carreno is tot in de diepste ge
heimen der Liszt'sche klaviertechniek doorge
drongen. Zeker ma;* men haar onder de voor
naamste kunstenaars van den tegenwoordigen
tijd rangschikken en het is niet te veel gezegd
ah men beweert dat zij aan de spitse staat
harer kunstzusters.
Begaafd met een kracht en onfeilbare zeker
heid, die haar den bijnaam van Klavier-Br
nnhilde heeft verschaft, blijft zij steeds gracieus en
bekoorlijk; haar toon is steeds mooi, en elegant
blijven steeds haar arm- en polsbewegingen.
Het succes van mevrouw Carreno was volkomen.
Zg kome spoedig terug en kieze dan eens
werken van onvergankelijke kunstwaarde.
Naast de voordrachten van mevrouw Carreno
hoorde men een fijne reproductie van
Schubert's symphonie in twee deelen (d-kl. 3) en
het Meistersinger- voorspel in een zeldzaam
Impetuoso ? tempo.
Over het Concertgebouw sprekende wil ik
niet nalaten met een enkel woord den heer
Louis Zimmermann als tweeden concertmeester
het welkom toe te roepen. De heer Zimmer
mann speelde met schoonen toon en smaak,
en gelukkig ook sober, de solo uit het voorspel
van Saint-Saëns' Le Déluge". Moge zijn werk
zaamheid hier ter stede der kunst tot heil
strekken"'
Eindelijk, in de opera weer eens een gezond
werk, met echte, ware muziek. Geen bana
liteiten, geen opgeschroefd pathos; maar een
motief uit het volksleven g grepen; en niet
uit het volksleven zooals de Italianen het
ons te zien geven, vol van booze en onge
breidelde hartstochten, maar van een ras, onbe
dorven en puur, nog ontvankelijk voor goede
indrukken, kinderlijk geloovend, en zich met
hart en ziel overgevend aan de frissche indruk
ken van boschgeur en landelijke poëaie.
Ik heb het oog op Hans Helling" van Heinrich
Marsctmer. De tegenwoordige genentie kent
weinig van Marschner. Lieden van omstreeks
de vijftig moeten zich echter duidelijk herin
neren hoe, behalve bovengenoemde opera, zijn
Varupyr en Templer und Jüdin" opgang ge
maakt hebben. Vooral de Rotterdatnsche lezers
van dit blad zullen zich gaarne het genot te
binnen brengen, hetw> Ik zij in die werken
ondervonden met voorname kunstenaars zooals
o.1», den beroemden bariton Robinson. Wél
staat men thans een weinig ongeloovig tegen
over de my-ireriën van aar Imannetjes en
boschgeesten maar och wat maakt dit uit?
Poëzie, zuivere en naieve poëzie is toch zoo
verkwikkend!
Marschner is geen genie, hij is geen baan
breker. Hij loopt slechts in het gevolg van
Weber. En in zijne melodieën, n in zijn
harmoniek is hij de mindere van den
Freischütz-componist; slechts als dramatiker mag
men hem misschien zijn evenknie noemen.
Ook zijne instrumentatie is die van een
meester.
Het heeft raüverheugd dat de Nederlandsche
opera dit werk tot opvoering koos; wanneer
zij op dien weg voort bly'ft gaan dan doet ze
goed, dan zullen langzamerhand de schakels
compleet raken die den keten vormen tusschen
de oudere dramatische muziek en de eerste
opera's van Wagner.
De leiding der opvoering lag in banden van
den kapelmeester den heer Peter Raabe.
Inderdaad mag men den heer Raabe geluk
wenschen met hetgeen hij heeft bereikt. In
het orchest waren allerlei intentiën waar te
nemen die getuigden van ernstige studie; er
waren nuances in die nog wel niet een schoonen
orchestklank opleverden, doch veel doea ver
wachten voor de toekomst. Ook de koren waren,
behoudens e'n enkele ui'zondering voldoende.
De titelrol lag in handen van den heer Orelio.
Men kon het aan hem wel wat al te zeer
bespeuren dat het eene première gold Als de
heer Orelio meer zekerheid zal verkregen hebben,
als hij boven zijne partij zal staan en als zijn
spel dan ook meer het kenmerk zal dragen
van den man die zicb zelven tot een hoogere
orde van wezens acht, dan zal de Helling" een
der mooiste rollen worden van Orelio. Reeds thans
wist hij in de derde acte een diepen indruk te
maken. Mevrouw Tijssen beeldde de Anna" zeer
schoon uit. Haar voordracht was vol distinctie en
haar klare, klankvolle stem, steeds gesteund door
een duidelijke declamatie der woorden en een
in allen deele doordacht spel, maakten hare
creatie tot een genotvolle. Alleen zou ikvojr
deze soubrette-partij een minder volle, eea
lichtere stem wenschen. De dames van Gelder
en Lozin waren ladende aan de kwaal van
den dag; hadden zij niet met verkoudheid te kam
pen gehad,zij zouden gewis meer gegeven hebben.
De heer de Vos heeft zijn debuut in zijn eerste
groote rol er zeer bevredigend afgebracht. Zijn
stem is goed, doch zou veel vrijer klinken, als hij
zich een betere toonvorming kon eigen maken en
hij zou voor zich zelf veel gemakkelijker zingen.
De overige partijen geven geen aanleiding tot
bijzondere opmerkingen. Ik raad iedereen aan
Hans Heiling te gaan zien. Het werkt ver
kwikkend eens zulk een echt volksstuk te
kunnen bijwonen.
Aangrijpend was het heden, Donderdag-avond.
Overweldigend klonken die heerljjke tonen die
ons het Heldenleben" schilderden. Wat nu...
vroegen eenigen na 's meesters don Q dxote".
Strauss heeft hun het antwoord gegeven, want
dit werk zet de kroon op alles wat hij tot nu
toe gewrocht heeft. In het volgend nummer
meer o.er het werk en de uitvoering. Deze was
in allen deele grandioos. Ware Strauss hier ge
weest, dan zou bij gehoord hebben dat hij zijn
jongste symphonische schepping aan niemand
beter had kunnen opdragen oan aan Mengelberg
eu zijne voortreffelijke artistenschare.
ANT. AVERKAMP.
iiiiiitiiiiiiiitii
IIIIIIIHtMIltlHIl
Leiden?Den Baai.
Twee tentoonstellingen op een dag te zien, en
dan nog wel buiten de plaats der inwoning,
bovendien bij het eerste bezoek nog afgeleid te
worden door oude (en zeer balaugryke) schil
derijen in de onmiddelyke nabyheid, al durft
men dan ook vertrouwen op een goed
herinnerin^svermogen, valt er toch, als by' tehuis
komst aan het verslaggeven moet worden gegaan,
uit het geheugen met veel meer te putten
dan algerueeue indrukken van wat dien dag
gezien werd.
'k Was eerst te Leiden, en vond daar door
de werkzame vereeniging de Laecken-Halle"
een tentoonstelling georganiseerd met een
collect'.e schil ieryen, die zondar eenig voorbehoud
wel niet als een keurcollectie mag worden
aangeduid, maar die als geheel toch wel de
kracüt had om aan een tentoonstelling voelbare
waarde bij te Zetten. Daarbij moet nog in
aanmerking komen, dat de meeste werken in
particulier bezit zijn, en de expositie daarvan
door het kunstlievend publiek dus wel op
prijs mag worden gesteld.
Zooals ik zei, mag er hier niet volmondig
van een keurcollectie gesproken worden, want
onderscheidene schilders, wier werk aange
bracht werd, zou ik door heel andere voort
brengselen vertegenwoordigd wenscden. Maar
verschillenden kwamen hier toch wel ia hun
kracht uit.
Zoo zag ik van Josef Israels een meisjes
beeltenis, dat weer de heugenis doet opleven
aan vroegere, verrassingen en opnieuw ons geloof
komt versterken in zijn onafhankelijke kracht
van het conterfeiten, ai is dit mogelyk niet als
portret bedoeld. We zoeken daar niet met
koud oog naar het stelsel der techniek, want
die is onnaspeurbaar; naar geen methode ge
richt, zoekt zij de expressieve uitbeelding van
het menschgelaat in de door omgeving
bepaaldeatmosfeer, en treft de meest subtiele accentu
eering der vormA, die het leven drager, in
ongeordei.de maar intensieve tchildering. Wat
is zoo'n werk toch heerlijk onbewust, en viert
daardoor zy'n triomf boven het meer overwogen
portret er naast, dat, naar ik meen, van Toorop is.
Een gelijksoortig verhoudingsverschil komt
ook uit in een ander gedeelte der zaal, waar
twee schilderijtjes van ongeveer gelyke grootte
en onderwerp bij elkaar geplaatst zijn. Het
een is van Jacob Maris, met bijna niets dan
een lucht en heel dun daaronder aangelegd het
voorplan van een weg, een vaart en luchtig
aangeduid verschietje ; op het ander, van Toorop,
sombert een paarsch-zwarle zee order een
donker aanspokende stormlucbt met een hel licht,
als een rau*e schal, langs den horizont; op den
THEE - E. BRANDSMA.
Trademaric
Trademark
KOLDEWEIJ & CORBIfcEE,
AJMSTKKUAM. »
Groot Beddenmagazfjn.
Groote collectie Wiegen,
Kinderledekanten, Luiermanden,
Babytafeltjes, Babybascnles, etc.
etc. Vraagt geïllustreerde catalogus,
Geen beter,
adres dan bij
solider en goedkooper
JL ELSENBURC,
N. Z. Voorburgwal 177.
TELEFOONADRES No. 2699.
Geheele pgnlooze verwijde
ring van Likdoorns.
Voor belanghebbenden aanbevelingen ter
inzage.
Spreekuur iederen werkdag van 9 tot
12 uur en van 2 tot 5 uur.
WILLEM BIJLMER,
PED1CURE.
Singel 159.
'w Lastig geval.
Broer. Ik zit in groote verlegen
heid. Ik heb gisteren dat meisje van
hierover ten huwelyk gevraagd.
Zuster: Nu en heeft ze je afge
wezen ?
Broer: Dat is 't 'em juist,'t was
na het diner en ik weet waarachtig niet
of ze »ja" of »neen" heeft gezegd.
Cadeaux pour Corbeilles de Mariage.
Garnitures de toilette, ivoire en crin. Boites a main. Eventail-i dentelle
blanche et plumes d'au'ruche. Sachets a gants et a mouchoirs. Riticules.
Boites a bijoux a dentelle. Sacs garnis etc.
VVE W. VAN DER HULST,
i69 Malvrrslraal MG9
PHILIPPONA KETELAAR,
KALVCRSTRAAT l « «, A 1W H T F ]» Jt> A Jt.
SPECIALE INRICHTING voor het vervaardigen van volledige
Uitzetten en Luiermanden,
Op aanvraag worden prijsopgaven *n modollen franco roegeionden.
Genre LIBRE AESTHETIÜE.
= Behangselmagazijuen C. B. SCHNEIDER, Leidschestraat 79. =
Men leze de recentie in dit Had van 7 Mei en in het Handelsblad van 7 Mei, le blad.
Eerste Nederl. Verzekering-Maatschappij op het Leven, tegen Invaliditeit en Ongelukken,
gevestigd te 's-Qravenhage, Kneuterdijk n. Directeuren: Jhr. Mr. W. SIX en Mr. A. F. K. HARTOGH. Adjunct-Directeur: P. DEURINK,
Bykantoren: te Amsterdam, Utrechtschestraat hoek Rembrandtplein; te Rotterdam, Gelderschestraat, Plan C No. 4.
Volteekend Maatschappelijk Kapitaal ? 1,500,000.
waarop 20 pCt. is gestort.
Verzekerd Kapitaal op het Leven, uit. 1898. . . 16,717,290.28
Verzekerde rente 469,260.01
Ontvangsten over 1898 1,519,902.59
Reserven en Zekerheidsfondsen ultimo 1898 . . .
Bezittingen ultimo 1898
Tegen ongevallen met doodelijken afloop, ultimo 1898
invaliditeit, gevolg van ongevallen,
?
5,083,683.57
5,371,226.81
38,171,666.59
41,984,403.28
A. SINKEL.
Telephoon
ROTTERDAM, Groote Markt.
Uitgebreide sorteeringen in Lingeries
IXPOMT/E OP O E SALONS.
Uitzetten en luiermanden in alle prijzen.
EIGEN ATELIERS.
Yerzekering-Maatscliappij HÖLDA".
Damrak 74, Amsterdam.
Werkkracht verzeker i n g.
Omvat ZIEKTEN, ONGELUKKEN, ORGANISCHE GEBREKEN.
In 1898 werd door de Maatschappij uitgekeerd o. a. voor infec
tie, influenza, blindheid, zenuwover»panning, longontsteking, verlies
of breuk van ledematen etc.
Biljartballen
le qualiteit Ivoor, met garantie; alsmede Lakens,
Queuen, Pommeranzen en verdere B
jart-Artikelen, En-gros b\j A. OVERES, '»-Hertogenbosch.
Koopt oude Ballen tegen hoogen prfy.
Mevrouw (tot een nieuw dienst
meisje) : Hoe kom je toch aan al die
kletspraatjes over de buren ?
Dienstmeisje: Nou, m'n vry'er
is brievenbesteller en die leest alle
briefkaarten l