Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1166
De,,, sympathie voor Albion,
iFischütto.)
Ah ! dat ig toch geen dankbaarheid ala ik bedenk, dat ik
me zooveel moeite geef om aan de volken het groote geluk te
verschaffen, onderworpen te zy'a aan het vrije Engeland.
Eene serenade te Potsflam,
(Vlk).
Koor (hr aanbidders: »Lieve vogel, kom terug !"
Hofpnst.
(Lustige Jilittter )
GOBTHE : «Velasquez en van Dyck hebben kransen gekregen,
waar blijft de myne ?"
Portier PF.TEUS : »'t Spijt me, maar voor Goethe is niets afgegeven."
Pianissifflo,
(Lustige. Bl<ltter.)
zjjn geweest dan in 1897. De diverse inkomsten
waren bovendien ruim 9 millioen meer. De
vermeerdering der bruto's was in het geheel
116,6 en die der netto's 46.8 millioen dollars!
De Kew-York Central heeft het voornemen
tot een uitgifte a pari van 15 millioen dollars
voor new cars and otber equipment. Twijfel
achtig is het nog of de aandeelhouders hun
claim-recht zullen willen uitoefenen.
De daling der Chicago Gr. Trunk 2e hyp.
is veroorzaakt door het bericht, dat deze
stukken slechts voor 75 pCt. in 4 pCts. eerste
hypotheek zullen worden omgezet. Een ver
gadering zal belegd worden.
Geen verandering onderging de koers der
Gulf-obligatiën. Laat het oppositie-comiténiet
wat lang wachten op zijn critiek op het
Philadelpha-plan. Z. a. ik reeds meermalen deed op
merken, behooren enkele wijzigingen te worden
aangebracht. Men mag niet vergeten dat de
macht van spoorwegdirecteuren in de U. S.
zér groot is.
Na de amerik. sporen volgen op de
beursly'st de premieleeningen. Daarin komen op
hooger noteering voor de Rotterdammers, het
Witte Kruis, Paleis v. Volksvlijt, Weenen 74
en de Russische loten. Met Vrouw Fortunate
flirten is voor velen, in onze dagen van jacht
naar goud, een behoefte geworden.
Europeesche Staatsfondsen weinig veranderd.
De 6 pCt. oblig. 1892 Transvaal avanceerden
van 98% tot 100; de pCt. Chineezen van
1895 van 104 tot 105. Brazilianen, Colutubianen
en Venezuelanen bl\jven zwak gesteund. De
uitgifte der Braziliaansche regeering van schat
kistbiljetten geeft aanleiding tot het vermoeden
van schending der Funding Loan-overeenkomst
en deze, op haar beurt, tot het vermoeden van
een zeer ongunstigen flnancieelen toestand.
Tabakken, na de laatste inschrijving, over
het algemeen wat vaster.
Petroleum betrekkelijk weinig veranderd;
Dordt, Java, Moeara en Schibaieff wat hooger;
Gaboes, Hoil. Rum en P&nolan gingen den
anderen kant een eindje op.
Voor de myn-maatschappijen is nu geen
stemming. Tot nog toe gaven ze nog niet veel
reden tot lachende gezichten. Integendeel.
Pagoeat gaat voort met veel verdriet te ver
oorzaken, nu, door daling van 34 tot 22 V* pet.
Soemalata zakte van 220 tot 215 en Tjenako
van 871/2 tot 75. Mijnenliefhebbers vinden in
de Afrikaansche en Australische velden betere
vrienden, maar vergeten mogen ze niet de waar
schuwing : hier liggen voetangels en klemmen.
A ra s t., 20 Oct. 1899. D. SXIGTER.
Aenncnen von Ttan, de teineesciie11,
In geen verzameling van Duitsche volks
liederen ontbreekt het bekoorlijke, vooral door
Silcher's muziek bij uitnemendheid populair
geworden »Aennchen von Tharau". Den tekst
voor dit lied schreef Johann Gottfried Herder :
Aennchen von Tharau ist's, die mir gefa'lf,
Sie ist mein Leben, mein Gut und mein Geld.
Aennchen von Tharau hat wieder ihr Herz
Auf mich gerichtet in Freud' und in Schmerz.
Aennchen vonTharau,meinReichthum, mein Gut,
Du meine Secle, mein Herz ucd mein Blut!
Recht wie ein Palrnenbatim ber sich steigt,
Hat ihn erst Regen und Sturmwind gebeugt:
So wird die Lieb' in uns nüichtig und gross,
Nach manchem Leiden und traurigem Loos.
Aennchen vonTharau,meijiReichthuui,mein Gut,
Du meine Seele, mein Herz und mein Blut!
Würdest du gleich einmal von mir getrennt,
Lebtest du, wo man die Sonne nicht kennt:
Ich will dir folgen durch Wülder und Meer',
Eisen und Kerker und feindliches Heer.
Aennchen vonTharau,meinLicht und meinSonn',
Mein Leben schliess' ich urn deines herum !
Aennchen von Tharan eigenlijk Anna
Neander is op 28 September 1G89 als
zeventigjarige matrone overleden, en heeft dus
perioonlrjk noch Herder, noch Silcher kunnen
inspireeren. Toegegeven is trouwens door
Herder zelf, dat hij zijn gedicht ontleende aan
een biuiloftslied, een llochzetts- Cctrmen, in
1037 vervaardigd door Simon Dach, die een
tydgenoot was van de historische Aennchen.
De vader der bruid was in 1G30 als predikant
te Tharau gestorven.
Simon Dach, die tot de vrienden van Anna's
bruidegom, den predikant Johannes Portatius
te Trein pen behoorde, schreef zijn »Cjrmen"
in l'latduitsch dialect. De laatste strophen,
van welke men bij Herder niet veel meer dan
het metrum herkent, luiden als volgt:
Wat ck geböiie, wart van dy gedahn,
Wat ck verhüde, dat Hitstu my stahn,
Wat heft de Löve dach ver een Bestand,
Wor nich een Hart ns, een Mund, eene Hand ?
Wor om söck hartaget (iïi-Wf),kabbelt on schley tb
On glihk den Hungen on Katten begeyht.
Anke von Tharau, dat war wy nich dohn,
Du bost min Dyüfken, myn Schahpken, mibn
Ilohn.
Wat ck begehre, begehrest Du ohck,
Eek laht den Rock dy, du liitst my de Brohk.
Dit ss da', Anke, du töteste lluh,
Een Lihf on Seele wart uht iick on Du,
Dit mahckt dat Lewen torn bümmlischen Rihk,
Dorch Zanken wart et der Hellen gelihk.
Anna Neander werd na den dood van haar
vader door haren voogd Stoltzenberg, koopman
en bierbrouwer te Königsberg, opgevoed. Haar
eerste echtgenoot Portatius werd als predikant
van Trempen overgeplaatst naar Laukischken,
waar hij overleed. Anna huwde later z\jn
opvolger in de pastorie, Pastor Gruben, en
toen ook deze was gestorven, den tweeden
opvolger, Pastor Beillstein. Zij overleefde ook
dezen derden echtgenoot, verliet Laukischken,
en ging inwonen bij een zoon uit haar eerste
huwelijk, Friedrich Portatius, die eveneens
predikant was. Een jaar voor haar dood
verloor zij ook dezen zoon, maar werd in
haar laatste levensdagen door zijne weduwe
liefderijk verpleegd.
»Jean, ga eens luisteren of de freule nog z?rgt.
JKAX, na c:n ooi/cuhlil: ici i'y\<jinc»d : :J;i',vol, l::ü'on?s, ma?
't wordt toch al minder."
Briefen m Hnyps.
Een merkwaardig man die Constanfijn
Huygens. Merkwaardig zou hij al zijn om zijn
lang en gelukkig leven, waarin hij, naar de
gewone maatstaf, ongeveer alles bezat of ver
kreeg wat iemand kan verlangen en waarin de
vroege dood van zijn vrouw de enige maar
dan ook diep treffende ramp was.
En al had Huygens als dichter geen bete
kenis dan zou hij toch als hoveling, Hagenaar,
17e eeuwer een onwaardeerbaar »type" zijn.
Want we kunnen hem van zoveel zijden
bekijken. We weten zoveel van hem; met
zijn openhartigheid, zijn keuvelzucht heeft hij
veel van zijn uitcrlik en innerlik loven
vertelij, met zo wek'ig terughouding, dat hij
ook een luchtige klucht en gewaagde punt
dichten drukken liet, &h om ons te tonen
wat hem en de «vrienden" die aan ernstiger
stof veel tijd wijdden, in een vrolike bui ver
maken kon. En een man als Schinkel vond
telkens nieuwe stof voor .Nadere
b\jzonderheden omtrent Constantrjn Huygens." Con
stanter was het waard dat men navraag deed
naar zy'n werken, zyn leven, zrjn levensom
standigheden.
Een grote voorraad van documenten voor de
levens- en gemoedegeschiedenis van Huygens
is tot nu toe noch voor de meesten
ontoegankelik. Een verzameling van 3500 brieven
dóór en 2500 adn hem geschreven wacht op
een uitgever. Een kommissie uit de
»Maatschappij der Nederlandsche letterkunde," be
noemd om een onderzoek te doen naar de
mogelikheid en de wenselikheid van 't uitgeven
van deze brieven, is tot het besluit gekomen
dat die uitgaaf wenselik maar niet geheel
mogelyk is, omdat men maar over f 2GOO voor
dat doel beschikken kan. en de kosten op
/10,000 geraamd zijn.
De kommissie waarin o. a. de beide
Huygenskenners Dr. Eymael en Dr. Worp
zitton heeft nu een circulaire verspreid,
waarvan bet slot aldus luidt:
»De Commissie, het hooge belang dezer uit
gave diep gevoelend, besloot eene poging te
doen om het voor de zaak vereischte bedrag
bijeen te brengen door het stichten eener
Vereeniging, uitsluitend ten doel hebbende
de uitgave van Constanten Huygens' brief
wisseling. Z\j stelt zich twee categoriën van
leden dezer Vereeniging voor: de eene be
staande uit hen, die / 10 of meer 's j aars voor
het beoogde doel wenschen bij te dragen en
daardoor recht zullto verkrijgen op een exem
plaar der uitgave; de andere, bestaande uif
hen, die ?5 's j aars wenschen beschikbaar te
stellen ten einde het geweoschte doel verwe
zenlijkt te zien."
Moge het uit het aantal aanmeldingen
blijken dat de kommissie een goed middel
gekozen heeft om tot verwezenliking van het
plan van uitgaaf te komen. Was het niet aan
bevelenswaardig, dat bekend gemaakt werd,
binnen hoeveel jaren men rekent alle brieven
te kunnen uitgeven ? Wie voor tien gulden
's jaars tekent, is het allicht niet onverschillig
voor hoeveel jaren hy het doet, d.w.z. op
hoeveel elk deel hem komt.
Inschrijvingsbiljetten neemt de secretaris van
de kommissie, de heer J. H. W. Unger te
Rotterdam (adres Stedelik Archief) in ont
vangst.
H. M.
Een Pic-Nic ia Proza.
In een jaar of v\jf zes was »Een Pic-Nic
in proza, Bloemlezing uit de Nieuwe Gids"
uitverkocht. liet boek is er dus ingegaan.
En de uitgever 1) had nu niet alleen moed
om de verzameling te herdrukken maar ook
om ze te vergroten. Dezer dagen verscheen
een tweede «vermeerderde" druk.
Dr. B. was hij ook de verzamelaar van
de eerste druk ? ? zegt in z'n voorbericht
dat deze tweede «belangrijk vermeerderd" is:
het aantal stukken is driemaal, bet aantal
bladzijden bijna tweemaal zo groot als bij de
eerste uitgaaf'.
't Kan voldoening geven, boos te worden op
een boek en er de auteur mee om de oren te
slaan, of wel de schrijver met een gemoedelike
glimlach in de maling te nemen. Maar 't is
wel zo aangenaam, een boek te kunnen ont
vangen als een goede nieuwe kennis, en zó
zag ik de eerste druk van »Een Pic-Nic".
Daarom «kondig ik hier ook met genoegen de
tweede druk aan."
't Is goed dat we zo'n bloemlezing hebben
als inleiding tot de werken van onze nieuwere
auteurs, die wel langzamerhand zo »nieuw"
niet meer zijn, maar toch noch lang niet
algemeen genoeg gewaardeerd worden.
In de nieuwe uitgaaf, waar de ondertietel:
Bloemlezing uit de Xieinre Gids is weggevallen
zijn nu ook stukken opgenomen van Van
Groeningen, Roosdorp, de Meester, Couperus,
Robbers, Peaux, Emants, Coenen, Netscher,
Heijermans, Helene Lapidoth-Swartb, Hora
Adema,Adriaan van Oort,van Hulzen, Streuvels,
Delang, Kloos, Boeken en J. Wmkler Prins.
Enkele stukken uit de eerste druk zijn weg
gelaten of door andere vervangen. Over keus
is moeilik te twisten; ook is de verzamelaar,
hoe vrijgevig de meeste uitgevers ook zijn,
nooit geheel vrij; niet altijd kan hij het opstel
nemen dat hij 't liefst had. Mij spijt het dat
o.a. »0?er het zeggen van verzen" door v. d.
Goes uitgevallen is; van Hora Adema had ik
liever iets anders, b. v. een deel van de
militaire schets gezien, die indertijd in de Gids
stond, de geschiedenis van een stuk geschut
dat over de kop ging; »de klompjes" van de
Meester lijkt me ook een minder gelukkige
keus, enz.
Maar 't is een degelik geheel, en 't boek zal
wel weer »z'n weg vinden".
1) S. L. van Looy, Amsterdam.
H.
M.
Boek en lscnrift
hun landschap, dat in koude pracht
vanDe Nieuwe Gids.
In de yicinee Huls liefdeverzen vanWillem
Kloos, een gedeelte Louteringsherg van Dante
Alighieri, vertaald door H. J. Boeken, een
vervolgstuk van 't blijspel Carneval" door Joh.
W. Broedelet, en sociale poëzie van Fred. van
Eeden.
Van dit alles is maar weinig te zeggen. Uit
Van p]ecien's sociale poëzie volge dit niet al te
venijnig hekelgedicht op een stadsmeisje :
Gij laclsirsrhuuic), gi-parasolrl staclsmeisje,
Jat op bczoekjeiis tript, <>]> daiisjeiis springt,
Jut, lief in huis en zoru'zaam op uw kleerljens,
piano-spruit cu n i 111:1
ik denk, n ziend, aan e«n zarhuimiig sijsje,
in kouitjru rooil. met vleL-kjeus groen en geel,
Jai, steeds t L'VITO rn proper op zijn veertjes,
in een bordeel
ziiiü't mur^e' en avond zijn onschuldig wijsje.
De Arbeid.
No. l van den tweeden jaargang is een
volrijpe aflevering met veel jong frissche drang
en litterair betoog erin.
Zoo is er een uitmuntend, wel wat
litterairdiepzinnig prozastuk van Carl Scharten over
nationaliteit. Over zoo'n onderwerp moet men
schrijven dat ieder het be-vamen, door-voelen
kan. Dan eerst raakt het doel.
Evenwel, hier zijn eenige treffende gedeelten:
Wij Nederlanders zijn een ellendig voik.
Or.derjrceaan ia ziekelijke wellust voor wat
van vree-rade landen is:
al in vage tinten laag onder den avonfl-hemel,
waar in wemeling van kleuren zinkt de roode
zon ter ver-gestrekte aard, wijl aan lei-blauw*
ooster-lucht de nacht jn breeder aanzwelling
den heme' overduistert, en de maan een witte
bloem bloeit op dat blauwe veld
hun steden, die met wijdsche praal van
gebeeldhouwde paleizen, breede boomJanen en
wyde pleinen, geroemd worden als paradijzen
bij 't hollandsch stadje met zijn fijn zich op
de lucht atteekenendegeïel-lrjn.zyn om-buigende
grachtjes, waar een laag-geboogde brug zich
overwelvend in weerkaatst, zijn iraai-gebouwde
torentjes, dia vredig-stil in fijn-strakke
opstrekking zich heffen uit het groen
hun mode, die in leel^jke kostbaarheid onz&
kleuren-levendige kleederdrachten deed
verdwrjnen
hun spelen, die met vreemde namen over
onze weiden klinken
hun liederen, wier klank uit stijve
stedehuizen altijd maar week Duitsch of
Frantchfrivool door vensteren ons toewaait, als wa»
Holland niet!
Zoo ondergegaan in levenloos na-volgen
van wat uit vreemde landen léft ons toe,
als klamme bleeke jongeheer, oie lam lacht,
omdat de anderen Jachen en die niet weet
waarom hebben wij nog den armelijken
moed, ons als een volk staande te houden, een
ganschelijk onvoldoend en zéker-falend leger in
idioten waan te stellen tegenover andertr
breede machten, gelukkig ons te voelen in 't
bezitten van koloniën, die meer oppervlakte
hebben dan van vele groote mogendheden
De diepe echte liefde voor bet eigen land
is ons ontvallen, ons eenig sieraad, dat ois
schoon zou kunnen doen zijn; gebleven
isslechts valsche pracht.. .."
Onze taal, zegt Scharten verder, dat is het
Woord, krachtvol schoon, dat bevend-teeder
z\jn kan, en geweldig, dat in schoonheid overtref t:
het Duitsch, dat in klevende liefheid, in
grootsche oogenbl/kken vleiend-zoet nog is,
vele fiomaansche talen, die van
diep-gloeiendetint soms zijn en van zacht fraaie vloeiing om
te spreken, maar niet van een zóó heider-fijne
en zuiver-frissche klankschakcering, als voor'n
hooge natuurvolle kunst, de met het weer te
ge .-ene'mede-klinkende bouwstof is ;
het Engehch, dat, van klank een enkele
keer reiner nog wellicht dan onze taal, door
al te grcote bijmenging van Frant-che elemen
ten, een aanzien nog onzuiverder gekregen
heeft, dan 't met Parijsche odeur besprenkeld
conversatie-Hollandscb onzer aristocratie of van
den meest gepartumeerden onzer artistieke"'
schrijvers.
De Skandinavische dialecten alleen, schijnen
in vol-sterke klankrijk heid fier zich te stellen
ne?en onzer taal, sla; k-weel'ge'oprijzing,
blanke blond-lokkige zusteren.
Maar veel directer dan de hooge woord
kunst, directer ook dan de schilderkunst, kan
het lied Nederland zijn eigen ziel weergeven..
Het lied, dat voor allen is de eerste boodschap
der wederkeering van ons volksbewustzijn. Het
lied, zooals het verzameld werd in Het
Liederboek van Groot-Ntderland" door den lieer F. B.
Coers Frnz., is een eerste schrede, een lof
waardige poging. Niet al d-ze liederen zijn
zonder valsche grootheidsbestreving, en anderen
weer niet te verschoonen van
werkelijk-verouderd zijn, mqpr er is een schat van diep-nationale
uitingen _ in, het gloren van een toekomst
waarin nieuwe liederen in al eigener en schoener
klank mogen aanzingen in de voortgang van den
tijd. Coers z\jn streven is in de goede richting.
en daarom ga ieder, 't zij zanger, onderwijzer,
muziekleeraar het na, en doe de schoonste
dezer melodiën zingen in eigen of ruimeren
kring.
Van Ed. Verburgh is er een belangwekkend be
toog ter verheerlijking van het proza het proza
dat in schoonh .'idsgave even kostbaar wezen kan
als de poëzie, maar die in de mogelijkheid van
breeder, vrijer bewegingen en grootscher, meer
ongestoorde nijgingen, zelfs te verkiezen staat.
Een misdaad noemt Verburgh de taal gelijk
te maken aan het g^spro^en woord. De A.
tridi heeft, zegt hij, de rhetorica van dominés
en advokaten wel aan kant gezet, evenwel
zonder den afval tot het plo?rtige en
proietarige te bedwingen.
| Er is in deze stelling van den heer Verburgh
j misschien veel waatheid, maar men moet hier
mee omzichtig zijn. 't Is vaak, dat het in
proza bij direkte voeling der werkelijkheid, da
taal zooal niet het sierlijkst, dan toch het
j krachtigst, het schilderachtigst, behouden blijft.
Naar den geest van den heer Verburgh zonden
we spoedig in een andere rethorica terecht
komen, 't Is hier, zooals met alles, te doen
om het jtiist-gevoelde, precies-gezegde. Een
goed proza-schrijver vindt deze middelen vanzelf.
En dit ware en echte onderscheidt hera
van dekadenten en mooi-doenerij. Daaroui
bestaan er tok, scherp-ge?ien, geen Ivrici en
realisten. Men is 't om beurten of wel tegelijk.
Van Verburgh is er nog een artikel In
Theorie" ongeveer naar dezelfde ziening.
Verder nog: Van F. Walraadt van Royen
het begin van een omgewerkte legende Haar
Minne"; van Carel Scharten nog het begin van
een groot gedicht Het koor der Eeuwigheid";,
sonnetten van A. van Twazel;
Avoudstemming" van J D. C. van Dokkum en Woud
nacht" van F. Hulleman. Voor in de aii. is
! een reproductie naar een schilderij van Sascha
Schneider het gevoel der Afhankelijkheid,
een mensch naakt aan een keten; er bij een
begeleidend sonnet.
Bit nummer is wel een rijp-volle aflevering,
*
-x*
Vragen van den Dag.
D i Oc!ober-afl. is voor driekwart gewijd
aan planten.
Behalve da gewone rubriek van Prof. Dr.
J. Ritzema Bos, is er een opstel van Is.
Teirlinck over de plant in de tooverwereld (de
heksenboomen). Dan van C. van Weele een
bespreking over rankende en windende planten.
De plaat vertoont goede afbeeldingen van de
gele crocus en de voorjaarscrocus.
Verder is er belangrijk nog: een zeer uitgebreid
opstel over de ontwikkeling van het taalgebruik,
vooral bij 't kind, door J. Wolthuis. Van Dr.
R. C. Rijkene, Andreas Vesalius, eenige blad
zijden uit de geschiedenis der anatomie; ook
nog een opstel bewerkt naar Dr. C. Lindeman,
de invloed der zee en der zeelucht op de
gezondheid ; verder epistels over 't einde van
Spanjes koloniale macht; over stroo en waar
voor het gebruikt wordt; over tabak; over de
Zwitsersche katoenindustrie enz.
G. VAN HULZEN.