De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 29 oktober pagina 6

29 oktober 1899 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1166 De,,, sympathie voor Albion, iFischütto.) Ah ! dat ig toch geen dankbaarheid ala ik bedenk, dat ik me zooveel moeite geef om aan de volken het groote geluk te verschaffen, onderworpen te zy'a aan het vrije Engeland. Eene serenade te Potsflam, (Vlk). Koor (hr aanbidders: »Lieve vogel, kom terug !" Hofpnst. (Lustige Jilittter ) GOBTHE : «Velasquez en van Dyck hebben kransen gekregen, waar blijft de myne ?" Portier PF.TEUS : »'t Spijt me, maar voor Goethe is niets afgegeven." Pianissifflo, (Lustige. Bl<ltter.) zjjn geweest dan in 1897. De diverse inkomsten waren bovendien ruim 9 millioen meer. De vermeerdering der bruto's was in het geheel 116,6 en die der netto's 46.8 millioen dollars! De Kew-York Central heeft het voornemen tot een uitgifte a pari van 15 millioen dollars voor new cars and otber equipment. Twijfel achtig is het nog of de aandeelhouders hun claim-recht zullen willen uitoefenen. De daling der Chicago Gr. Trunk 2e hyp. is veroorzaakt door het bericht, dat deze stukken slechts voor 75 pCt. in 4 pCts. eerste hypotheek zullen worden omgezet. Een ver gadering zal belegd worden. Geen verandering onderging de koers der Gulf-obligatiën. Laat het oppositie-comiténiet wat lang wachten op zijn critiek op het Philadelpha-plan. Z. a. ik reeds meermalen deed op merken, behooren enkele wijzigingen te worden aangebracht. Men mag niet vergeten dat de macht van spoorwegdirecteuren in de U. S. zér groot is. Na de amerik. sporen volgen op de beursly'st de premieleeningen. Daarin komen op hooger noteering voor de Rotterdammers, het Witte Kruis, Paleis v. Volksvlijt, Weenen 74 en de Russische loten. Met Vrouw Fortunate flirten is voor velen, in onze dagen van jacht naar goud, een behoefte geworden. Europeesche Staatsfondsen weinig veranderd. De 6 pCt. oblig. 1892 Transvaal avanceerden van 98% tot 100; de pCt. Chineezen van 1895 van 104 tot 105. Brazilianen, Colutubianen en Venezuelanen bl\jven zwak gesteund. De uitgifte der Braziliaansche regeering van schat kistbiljetten geeft aanleiding tot het vermoeden van schending der Funding Loan-overeenkomst en deze, op haar beurt, tot het vermoeden van een zeer ongunstigen flnancieelen toestand. Tabakken, na de laatste inschrijving, over het algemeen wat vaster. Petroleum betrekkelijk weinig veranderd; Dordt, Java, Moeara en Schibaieff wat hooger; Gaboes, Hoil. Rum en P&nolan gingen den anderen kant een eindje op. Voor de myn-maatschappijen is nu geen stemming. Tot nog toe gaven ze nog niet veel reden tot lachende gezichten. Integendeel. Pagoeat gaat voort met veel verdriet te ver oorzaken, nu, door daling van 34 tot 22 V* pet. Soemalata zakte van 220 tot 215 en Tjenako van 871/2 tot 75. Mijnenliefhebbers vinden in de Afrikaansche en Australische velden betere vrienden, maar vergeten mogen ze niet de waar schuwing : hier liggen voetangels en klemmen. A ra s t., 20 Oct. 1899. D. SXIGTER. Aenncnen von Ttan, de teineesciie11, In geen verzameling van Duitsche volks liederen ontbreekt het bekoorlijke, vooral door Silcher's muziek bij uitnemendheid populair geworden »Aennchen von Tharau". Den tekst voor dit lied schreef Johann Gottfried Herder : Aennchen von Tharau ist's, die mir gefa'lf, Sie ist mein Leben, mein Gut und mein Geld. Aennchen von Tharau hat wieder ihr Herz Auf mich gerichtet in Freud' und in Schmerz. Aennchen vonTharau,meinReichthum, mein Gut, Du meine Secle, mein Herz ucd mein Blut! Recht wie ein Palrnenbatim ber sich steigt, Hat ihn erst Regen und Sturmwind gebeugt: So wird die Lieb' in uns nüichtig und gross, Nach manchem Leiden und traurigem Loos. Aennchen vonTharau,meijiReichthuui,mein Gut, Du meine Seele, mein Herz und mein Blut! Würdest du gleich einmal von mir getrennt, Lebtest du, wo man die Sonne nicht kennt: Ich will dir folgen durch Wülder und Meer', Eisen und Kerker und feindliches Heer. Aennchen vonTharau,meinLicht und meinSonn', Mein Leben schliess' ich urn deines herum ! Aennchen von Tharan eigenlijk Anna Neander is op 28 September 1G89 als zeventigjarige matrone overleden, en heeft dus perioonlrjk noch Herder, noch Silcher kunnen inspireeren. Toegegeven is trouwens door Herder zelf, dat hij zijn gedicht ontleende aan een biuiloftslied, een llochzetts- Cctrmen, in 1037 vervaardigd door Simon Dach, die een tydgenoot was van de historische Aennchen. De vader der bruid was in 1G30 als predikant te Tharau gestorven. Simon Dach, die tot de vrienden van Anna's bruidegom, den predikant Johannes Portatius te Trein pen behoorde, schreef zijn »Cjrmen" in l'latduitsch dialect. De laatste strophen, van welke men bij Herder niet veel meer dan het metrum herkent, luiden als volgt: Wat ck geböiie, wart van dy gedahn, Wat ck verhüde, dat Hitstu my stahn, Wat heft de Löve dach ver een Bestand, Wor nich een Hart ns, een Mund, eene Hand ? Wor om söck hartaget (iïi-Wf),kabbelt on schley tb On glihk den Hungen on Katten begeyht. Anke von Tharau, dat war wy nich dohn, Du bost min Dyüfken, myn Schahpken, mibn Ilohn. Wat ck begehre, begehrest Du ohck, Eek laht den Rock dy, du liitst my de Brohk. Dit ss da', Anke, du töteste lluh, Een Lihf on Seele wart uht iick on Du, Dit mahckt dat Lewen torn bümmlischen Rihk, Dorch Zanken wart et der Hellen gelihk. Anna Neander werd na den dood van haar vader door haren voogd Stoltzenberg, koopman en bierbrouwer te Königsberg, opgevoed. Haar eerste echtgenoot Portatius werd als predikant van Trempen overgeplaatst naar Laukischken, waar hij overleed. Anna huwde later z\jn opvolger in de pastorie, Pastor Gruben, en toen ook deze was gestorven, den tweeden opvolger, Pastor Beillstein. Zij overleefde ook dezen derden echtgenoot, verliet Laukischken, en ging inwonen bij een zoon uit haar eerste huwelijk, Friedrich Portatius, die eveneens predikant was. Een jaar voor haar dood verloor zij ook dezen zoon, maar werd in haar laatste levensdagen door zijne weduwe liefderijk verpleegd. »Jean, ga eens luisteren of de freule nog z?rgt. JKAX, na c:n ooi/cuhlil: ici i'y\<jinc»d : :J;i',vol, l::ü'on?s, ma? 't wordt toch al minder." Briefen m Hnyps. Een merkwaardig man die Constanfijn Huygens. Merkwaardig zou hij al zijn om zijn lang en gelukkig leven, waarin hij, naar de gewone maatstaf, ongeveer alles bezat of ver kreeg wat iemand kan verlangen en waarin de vroege dood van zijn vrouw de enige maar dan ook diep treffende ramp was. En al had Huygens als dichter geen bete kenis dan zou hij toch als hoveling, Hagenaar, 17e eeuwer een onwaardeerbaar »type" zijn. Want we kunnen hem van zoveel zijden bekijken. We weten zoveel van hem; met zijn openhartigheid, zijn keuvelzucht heeft hij veel van zijn uitcrlik en innerlik loven vertelij, met zo wek'ig terughouding, dat hij ook een luchtige klucht en gewaagde punt dichten drukken liet, &h om ons te tonen wat hem en de «vrienden" die aan ernstiger stof veel tijd wijdden, in een vrolike bui ver maken kon. En een man als Schinkel vond telkens nieuwe stof voor .Nadere b\jzonderheden omtrent Constantrjn Huygens." Con stanter was het waard dat men navraag deed naar zy'n werken, zyn leven, zrjn levensom standigheden. Een grote voorraad van documenten voor de levens- en gemoedegeschiedenis van Huygens is tot nu toe noch voor de meesten ontoegankelik. Een verzameling van 3500 brieven dóór en 2500 adn hem geschreven wacht op een uitgever. Een kommissie uit de »Maatschappij der Nederlandsche letterkunde," be noemd om een onderzoek te doen naar de mogelikheid en de wenselikheid van 't uitgeven van deze brieven, is tot het besluit gekomen dat die uitgaaf wenselik maar niet geheel mogelyk is, omdat men maar over f 2GOO voor dat doel beschikken kan. en de kosten op /10,000 geraamd zijn. De kommissie waarin o. a. de beide Huygenskenners Dr. Eymael en Dr. Worp zitton heeft nu een circulaire verspreid, waarvan bet slot aldus luidt: »De Commissie, het hooge belang dezer uit gave diep gevoelend, besloot eene poging te doen om het voor de zaak vereischte bedrag bijeen te brengen door het stichten eener Vereeniging, uitsluitend ten doel hebbende de uitgave van Constanten Huygens' brief wisseling. Z\j stelt zich twee categoriën van leden dezer Vereeniging voor: de eene be staande uit hen, die / 10 of meer 's j aars voor het beoogde doel wenschen bij te dragen en daardoor recht zullto verkrijgen op een exem plaar der uitgave; de andere, bestaande uif hen, die ?5 's j aars wenschen beschikbaar te stellen ten einde het geweoschte doel verwe zenlijkt te zien." Moge het uit het aantal aanmeldingen blijken dat de kommissie een goed middel gekozen heeft om tot verwezenliking van het plan van uitgaaf te komen. Was het niet aan bevelenswaardig, dat bekend gemaakt werd, binnen hoeveel jaren men rekent alle brieven te kunnen uitgeven ? Wie voor tien gulden 's jaars tekent, is het allicht niet onverschillig voor hoeveel jaren hy het doet, d.w.z. op hoeveel elk deel hem komt. Inschrijvingsbiljetten neemt de secretaris van de kommissie, de heer J. H. W. Unger te Rotterdam (adres Stedelik Archief) in ont vangst. H. M. Een Pic-Nic ia Proza. In een jaar of v\jf zes was »Een Pic-Nic in proza, Bloemlezing uit de Nieuwe Gids" uitverkocht. liet boek is er dus ingegaan. En de uitgever 1) had nu niet alleen moed om de verzameling te herdrukken maar ook om ze te vergroten. Dezer dagen verscheen een tweede «vermeerderde" druk. Dr. B. was hij ook de verzamelaar van de eerste druk ? ? zegt in z'n voorbericht dat deze tweede «belangrijk vermeerderd" is: het aantal stukken is driemaal, bet aantal bladzijden bijna tweemaal zo groot als bij de eerste uitgaaf'. 't Kan voldoening geven, boos te worden op een boek en er de auteur mee om de oren te slaan, of wel de schrijver met een gemoedelike glimlach in de maling te nemen. Maar 't is wel zo aangenaam, een boek te kunnen ont vangen als een goede nieuwe kennis, en zó zag ik de eerste druk van »Een Pic-Nic". Daarom «kondig ik hier ook met genoegen de tweede druk aan." 't Is goed dat we zo'n bloemlezing hebben als inleiding tot de werken van onze nieuwere auteurs, die wel langzamerhand zo »nieuw" niet meer zijn, maar toch noch lang niet algemeen genoeg gewaardeerd worden. In de nieuwe uitgaaf, waar de ondertietel: Bloemlezing uit de Xieinre Gids is weggevallen zijn nu ook stukken opgenomen van Van Groeningen, Roosdorp, de Meester, Couperus, Robbers, Peaux, Emants, Coenen, Netscher, Heijermans, Helene Lapidoth-Swartb, Hora Adema,Adriaan van Oort,van Hulzen, Streuvels, Delang, Kloos, Boeken en J. Wmkler Prins. Enkele stukken uit de eerste druk zijn weg gelaten of door andere vervangen. Over keus is moeilik te twisten; ook is de verzamelaar, hoe vrijgevig de meeste uitgevers ook zijn, nooit geheel vrij; niet altijd kan hij het opstel nemen dat hij 't liefst had. Mij spijt het dat o.a. »0?er het zeggen van verzen" door v. d. Goes uitgevallen is; van Hora Adema had ik liever iets anders, b. v. een deel van de militaire schets gezien, die indertijd in de Gids stond, de geschiedenis van een stuk geschut dat over de kop ging; »de klompjes" van de Meester lijkt me ook een minder gelukkige keus, enz. Maar 't is een degelik geheel, en 't boek zal wel weer »z'n weg vinden". 1) S. L. van Looy, Amsterdam. H. M. Boek en lscnrift hun landschap, dat in koude pracht vanDe Nieuwe Gids. In de yicinee Huls liefdeverzen vanWillem Kloos, een gedeelte Louteringsherg van Dante Alighieri, vertaald door H. J. Boeken, een vervolgstuk van 't blijspel Carneval" door Joh. W. Broedelet, en sociale poëzie van Fred. van Eeden. Van dit alles is maar weinig te zeggen. Uit Van p]ecien's sociale poëzie volge dit niet al te venijnig hekelgedicht op een stadsmeisje : Gij laclsirsrhuuic), gi-parasolrl staclsmeisje, Jat op bczoekjeiis tript, <>]> daiisjeiis springt, Jut, lief in huis en zoru'zaam op uw kleerljens, piano-spruit cu n i 111:1 ik denk, n ziend, aan e«n zarhuimiig sijsje, in kouitjru rooil. met vleL-kjeus groen en geel, Jai, steeds t L'VITO rn proper op zijn veertjes, in een bordeel ziiiü't mur^e' en avond zijn onschuldig wijsje. De Arbeid. No. l van den tweeden jaargang is een volrijpe aflevering met veel jong frissche drang en litterair betoog erin. Zoo is er een uitmuntend, wel wat litterairdiepzinnig prozastuk van Carl Scharten over nationaliteit. Over zoo'n onderwerp moet men schrijven dat ieder het be-vamen, door-voelen kan. Dan eerst raakt het doel. Evenwel, hier zijn eenige treffende gedeelten: Wij Nederlanders zijn een ellendig voik. Or.derjrceaan ia ziekelijke wellust voor wat van vree-rade landen is: al in vage tinten laag onder den avonfl-hemel, waar in wemeling van kleuren zinkt de roode zon ter ver-gestrekte aard, wijl aan lei-blauw* ooster-lucht de nacht jn breeder aanzwelling den heme' overduistert, en de maan een witte bloem bloeit op dat blauwe veld hun steden, die met wijdsche praal van gebeeldhouwde paleizen, breede boomJanen en wyde pleinen, geroemd worden als paradijzen bij 't hollandsch stadje met zijn fijn zich op de lucht atteekenendegeïel-lrjn.zyn om-buigende grachtjes, waar een laag-geboogde brug zich overwelvend in weerkaatst, zijn iraai-gebouwde torentjes, dia vredig-stil in fijn-strakke opstrekking zich heffen uit het groen hun mode, die in leel^jke kostbaarheid onz& kleuren-levendige kleederdrachten deed verdwrjnen hun spelen, die met vreemde namen over onze weiden klinken hun liederen, wier klank uit stijve stedehuizen altijd maar week Duitsch of Frantchfrivool door vensteren ons toewaait, als wa» Holland niet! Zoo ondergegaan in levenloos na-volgen van wat uit vreemde landen léft ons toe, als klamme bleeke jongeheer, oie lam lacht, omdat de anderen Jachen en die niet weet waarom hebben wij nog den armelijken moed, ons als een volk staande te houden, een ganschelijk onvoldoend en zéker-falend leger in idioten waan te stellen tegenover andertr breede machten, gelukkig ons te voelen in 't bezitten van koloniën, die meer oppervlakte hebben dan van vele groote mogendheden De diepe echte liefde voor bet eigen land is ons ontvallen, ons eenig sieraad, dat ois schoon zou kunnen doen zijn; gebleven isslechts valsche pracht.. .." Onze taal, zegt Scharten verder, dat is het Woord, krachtvol schoon, dat bevend-teeder z\jn kan, en geweldig, dat in schoonheid overtref t: het Duitsch, dat in klevende liefheid, in grootsche oogenbl/kken vleiend-zoet nog is, vele fiomaansche talen, die van diep-gloeiendetint soms zijn en van zacht fraaie vloeiing om te spreken, maar niet van een zóó heider-fijne en zuiver-frissche klankschakcering, als voor'n hooge natuurvolle kunst, de met het weer te ge .-ene'mede-klinkende bouwstof is ; het Engehch, dat, van klank een enkele keer reiner nog wellicht dan onze taal, door al te grcote bijmenging van Frant-che elemen ten, een aanzien nog onzuiverder gekregen heeft, dan 't met Parijsche odeur besprenkeld conversatie-Hollandscb onzer aristocratie of van den meest gepartumeerden onzer artistieke"' schrijvers. De Skandinavische dialecten alleen, schijnen in vol-sterke klankrijk heid fier zich te stellen ne?en onzer taal, sla; k-weel'ge'oprijzing, blanke blond-lokkige zusteren. Maar veel directer dan de hooge woord kunst, directer ook dan de schilderkunst, kan het lied Nederland zijn eigen ziel weergeven.. Het lied, dat voor allen is de eerste boodschap der wederkeering van ons volksbewustzijn. Het lied, zooals het verzameld werd in Het Liederboek van Groot-Ntderland" door den lieer F. B. Coers Frnz., is een eerste schrede, een lof waardige poging. Niet al d-ze liederen zijn zonder valsche grootheidsbestreving, en anderen weer niet te verschoonen van werkelijk-verouderd zijn, mqpr er is een schat van diep-nationale uitingen _ in, het gloren van een toekomst waarin nieuwe liederen in al eigener en schoener klank mogen aanzingen in de voortgang van den tijd. Coers z\jn streven is in de goede richting. en daarom ga ieder, 't zij zanger, onderwijzer, muziekleeraar het na, en doe de schoonste dezer melodiën zingen in eigen of ruimeren kring. Van Ed. Verburgh is er een belangwekkend be toog ter verheerlijking van het proza het proza dat in schoonh .'idsgave even kostbaar wezen kan als de poëzie, maar die in de mogelijkheid van breeder, vrijer bewegingen en grootscher, meer ongestoorde nijgingen, zelfs te verkiezen staat. Een misdaad noemt Verburgh de taal gelijk te maken aan het g^spro^en woord. De A. tridi heeft, zegt hij, de rhetorica van dominés en advokaten wel aan kant gezet, evenwel zonder den afval tot het plo?rtige en proietarige te bedwingen. | Er is in deze stelling van den heer Verburgh j misschien veel waatheid, maar men moet hier mee omzichtig zijn. 't Is vaak, dat het in proza bij direkte voeling der werkelijkheid, da taal zooal niet het sierlijkst, dan toch het j krachtigst, het schilderachtigst, behouden blijft. Naar den geest van den heer Verburgh zonden we spoedig in een andere rethorica terecht komen, 't Is hier, zooals met alles, te doen om het jtiist-gevoelde, precies-gezegde. Een goed proza-schrijver vindt deze middelen vanzelf. En dit ware en echte onderscheidt hera van dekadenten en mooi-doenerij. Daaroui bestaan er tok, scherp-ge?ien, geen Ivrici en realisten. Men is 't om beurten of wel tegelijk. Van Verburgh is er nog een artikel In Theorie" ongeveer naar dezelfde ziening. Verder nog: Van F. Walraadt van Royen het begin van een omgewerkte legende Haar Minne"; van Carel Scharten nog het begin van een groot gedicht Het koor der Eeuwigheid";, sonnetten van A. van Twazel; Avoudstemming" van J D. C. van Dokkum en Woud nacht" van F. Hulleman. Voor in de aii. is ! een reproductie naar een schilderij van Sascha Schneider het gevoel der Afhankelijkheid, een mensch naakt aan een keten; er bij een begeleidend sonnet. Bit nummer is wel een rijp-volle aflevering, * -x* Vragen van den Dag. D i Oc!ober-afl. is voor driekwart gewijd aan planten. Behalve da gewone rubriek van Prof. Dr. J. Ritzema Bos, is er een opstel van Is. Teirlinck over de plant in de tooverwereld (de heksenboomen). Dan van C. van Weele een bespreking over rankende en windende planten. De plaat vertoont goede afbeeldingen van de gele crocus en de voorjaarscrocus. Verder is er belangrijk nog: een zeer uitgebreid opstel over de ontwikkeling van het taalgebruik, vooral bij 't kind, door J. Wolthuis. Van Dr. R. C. Rijkene, Andreas Vesalius, eenige blad zijden uit de geschiedenis der anatomie; ook nog een opstel bewerkt naar Dr. C. Lindeman, de invloed der zee en der zeelucht op de gezondheid ; verder epistels over 't einde van Spanjes koloniale macht; over stroo en waar voor het gebruikt wordt; over tabak; over de Zwitsersche katoenindustrie enz. G. VAN HULZEN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl