Historisch Archief 1877-1940
No. H66
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
NIEUWE UITGAVEN.
Open brief aan de leden der Staten-Generaal
-over de suba! terne waterstaats-ambtenaren in
Ned. Oost-Indiëvan B. H. W. WILLEBRANDS.
Onder een worstelend volk, door S. KALFF.
Afl. 1. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon.
Verplichte verzekering van loontrekkenden
tegen de gevolgen van invaliditeit en ouderdom.
Amsterdam, Johannes Muller.
Transvaal, de ly'dengeschiedenis van de
Hollandsche Kaapbewoners onder Engelsche
heerschappij. Rotterdam, G. Delwel & Co.
Gids voor Assen en Omstreken. 2e druk.
Assen, L. Hansma.
Geschiedenis der Amsterdamsche Concessies,
door S. ZADOKS (Academisch proefschrift).
Amsterdam, Van Holkema & Warendorf.
Bobert Fruins' verspreide, geschriften. Afl. 1.
Den Haag, Martinne Nyhoff.
Niet afgeweken. Mr. G. Groen van Prinsterer
«n de antirevolutionaire party, door H. DB
WILDE, met een inleidend woord van Mr.
D. P. D. FABIL-S. Amsterdam, W. Kirchner.
Een nieuw Jongensboek. Buffalo-Bill, zijn
ervaringen en avonturen in het verre Westen,
naar het Duitsch van D. REICKE, met platen
in kleurendruk. Utrecht, A. W. Bruna&Zoon.
Vóór het onweder, een roman van BEHTHA
VON SÜTTNER, schrijfster van »Die Waffen
uieder". Utrecht, A. W. Brnna & Zoon.
Uitgaven van P. Noordhoff, Groningen.
Kern der Grieksche spraakleer, door P. RITSBS.
Ocerzicht der Algemeene Geschiedenis, door
D. AITTON, Ie deel tot de zestiende eeuw,
?3e druk.
Schoolatlas van Nederland en zijne
overzeesche bezittingen, door R. Bos, derde druk.
In 20 kaarten.
De Kattenvanger van Hnmeln. Woorden van
H. P. SCHIM VAN DER LOEFF, muziek van
S. VAN MILLIGEN, tweede herziene druk.
Oefeningen, behoorende bij de Hochdeutsche
Sprachlehre für Niederlaader, door H. C.
SPBUYI, 7e verbeterde druk.
Voarlooper van het eerste aardrijkskundig
ieekenboek, derde druk.
Bos, Ie Teekenatlas in 17 gekleurde kaarten,
4>e verbeterde druk.
Eerste aardrijkskundig teekenboek, door R.
-Bos, 7e druk.
Onze planeet, grondbeginselen der wis- en
natuurkundige aardrijkskunde, door Dr. H.
BLINK, 4e geheel herziene en verbeterde druk
tnet 128 platen en 15 kaartjes in afzonderlijken
atlas.
Onze planeet, Atlas der wis- en natuurkun
dige aardrijkskunde, door dr. H. BLINK, 4e
geheel herziene en verb. druk in 15 kaartjes.
Practyk en theorie. Zangoefeningen, door
W. H. DE GEOOT WZN, Ie deel.
Balk naast cijfer, door W. H. DE GEOOT WZN.
Ie en 2e stukje.
Flora. Uitstapjes in het plantenry'k, voor
de volksschool, door.R. Bos. 2e druk. 2e stukje.
Tweede verzameling van vraagstukken ter
oefening in het practiach rekenen, door W. H.
WISSELINK, negende druk.
De telefoon, leesboek voor de hoogste klassen
?van lagere schooien, door E. J. REINDERS.
Kleine Vaderlandsche Geschiedenis voor de
lagere school, door T. PLUIM, 2e druk.
Etrste beginselen der wis- en natuurkundige
'aardrijkskunde. Een leiddraad bij het onderwys,
door dr. H. BLINK, met 64 platen en 14 kaarten
in afzonderleken atlas.
Atlas, behoorende by de eerste beginselen
?der wis- en natuurkundige aardry'kskunde,
door dr. H. BLINK, in 14 gekleurde kaarten.
Vaderlandsche geschiedenis voor het lager
?onderwys, door T. PLUIM, 3e geïll. druk.
In den zomer uit. Kinder-cantate, muziek
van RICHARD HOL, woorden van Am. L. DE ROP,
tweede druk.
't Ouderhuig. Kinder-cantate, muziek van
RICHARD HOL, woorden van ALBERT RUIGER.
Overzicht van de geschiedenis van opvoeding
«n onderwijs in Nederland, beknopte handlei
ding voor onderwyzers en kweekelingen, door
A. VAN DER PLAATS.
R. Bos, Geïllustreerde schoolatlas, Nederland
«n zijne overzeesche bezittingen in 20 kaarten
?en 63 platen, derde druk.
Kerst Cantate, gedicht van prof. C. P. TIELE,
voor vrouwen- of kinderstemmen met bege
leiding van orgel of piano, door RICHAKD HOL,
723 werk, tweede, verbeterde druk.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard No. 43: Elisabeth Blaeu, door
M. W. Maclaine Pont, XXVII. De
ZusterRepublieken in Zuid-Afrika, door J. A
Wormser, met afbeeldingen, II, Neêrlands welvaren,
door J. Kuyper. Een Huldeblyk aan de
Artillerie, door D. B. V., met af beeldingen.
De eerste Nederlandsche Electromobiel, door
H. V., met afbeeldingen. Feuilleton.
IIIIIMIIIIIIHtlllllllllMllimilllHlimillllM
Zonderlinge bestellingen.
Onlangs heeft een boekhandelaar in ons
land een ly'stje gepubliceerd van de zonder
linge dingen, waarom men soms kwam vragen.
Een pendant hiervan is een opgave van een
boekhandelaar te Königsberg, wien men in de
laatste jaren o. a. om het volgende heeft ge
vraagd: Bismarck's gedachten, door hem zelf
gedrukt. Koude vischlym. Bretels. Ilaaknaalden.
De getrouwe Eckard van Schefi'el. Glazen stalen
pennen. Een boek van Plate en een van Piu'tz,
maar beide van denzelfden schrijver. Een
dergelijk werk als Faust van Goethe, maar
in het Hebreeuwsch. Een globe van
OostPruisen, om aan de horlogeketting te dragen.
Een stevig gebonden Maagd van Orleans.
Egmont's gedichten in de uitgave van Goethe.
Een prentenboek voor een heel klein kind,
op bladzy'de 11 moet staan: «kling, klang,
Gloria, Mariechen fiel die Treppe runter". De
80 kerkliederen, maar voor een hoogere bur
gerschool voor meisjes. Een nieuw munt- en
gewichtenboek voor het overbrengen van liters
in meters. Iets over Litthauen, bv. »der
Trompeter von Sakkingen" of »der wilde Jager".
Een Homerus Ilias, waar Hektor en Achilles
in voorkomen. Een gynaecologische almanac
de Gotha. Een der Duitsche klassieken als
aannemingsgeschenk, maar niet Schiller, want
die schryft te kinderachtig. Een bybel in den
oorspronkely'ken tekst, maar in het Duitsch.
»0wid" (Ovidius) in het Latijn vertaald. Een
byzonder krachtig gebedenboek. Een boek met
woorden, hoe men ze niet verkeerd schryft.
Vryzinnige gedichten als aannemingsgeschenk. Een
Duitsche wereldgeschiedenis van het begin af aan.
Een aardbol, antiquarisch, maar Amerika moet
er al op staan. Een ongebonden bijbel, waarin
de kilometers in my'len staan. Wallensteins
gehichten, bewerkt door Schiller. Dante's
god?delooze komedie, uit het Grieksch vertaald.
De drie patente Jongens.
(Ingezonden, vry' naar CHRÉTIENNI).
CHAMBERLAIN.
I.
Drie gladde jongens zijn, wij wis,
O, kolossaal l
Wy zien vooruit: het loopt nu mis,
Met de Transvaal !
Maar schoon 't ons spy't om 't boerenland
Troost ons zy'n GOUD en DIAMANT.
Waarom 't
Omdat wij drie patente,
Omdat wij drie excellente,
Omdat wy drie verduiveld gladde jongens zy'n!
CECIL RIIODES.
JAJIESOX.
II.
Wy' huldigen den vromen zin
Van OOM en NEEF.
Maar we schieten er de Kogels in,
Dat ieder beef!
Zoo moorden wij de heele week,
Maar Zondags gaan wy naar de preek.
Waarom ?
Omdat wy drie patente,
Omdat wy drie excellente,
Omdat wy drie verduiveld brave jongens
zy'n !
IIIIIIIMIMIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIItillMlllIIMIlllllllMMIIIIlMIMIIII
iiHtiiiiiiiiMiiiiniiiiHiiitimiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiHiiiiiriitMiiiiiiiiiiiiit
Sint BernflDp! aan let Rülsnmsenm.
Mijnheer de Redacteur,
Het ingezonden stukje van dr. Zuidema in
het vorig nommer van uw blad, heeft nog
meer verwarring gebracht in den stryd over
het aanbrengen van een Sint Bernulphus aan
het Ryksmuseum en ik verzoek u daarom mij
gelegenheid te willen geven, uwe lezers wat
beter in te lichten.
Dr. Zuidema's grief tegen den
Ry'ksmuseutnueilige" schijnt vooral te zijn, dat hij,
(dr. Z. nl.), onbekend is met des bisschops
verdiensten jegens de Nederlandsche kunst. De
Deventersche Lebuinuskerk is verbrand en van
de Uirechtsche Sint Pieter en Sint Jan heelt
Beka verzuimd te zeggen of het prachtige
bouwwerken waren. Niet waar, aldus kan ik
de argumentatie verkort weergeven. Hoe dwaas
zij is blykt wel hieruit, dat ik op gelijke wijze
(alleen, zooals nog zal blijken, meer naar waar
heid) den anderen, thans vereeuwigden,
kunstbeschermer, Frederik Hendrik, zou kunnen
wegredeneeren. Want het toeval wil, dat diens
belangryke bouwwerken, de paleken dien
naam verdienen zy wel te Honsfilaarsdijk,
Rijswy'k en Buren alle drie, zijn verdwenen.
Heeft het Frederik Hendrik daarom aan
belang<telling in onze kunst ontbroken ? Dr. Zui
dema geve het antwoord ! Of laat hy het ook
maar liever niet doen, want deze
verdienstely'ke papofaag ziet niet op tegen een vergis
sing" ik mocht dat persoonlijk ondervinden
by een vroeger dispuut ais die in zijn kraam
te pas komt.
Zoo laat hy thans iedereen gelooven, dat wij
geen gegevens bezitten, om Bernulphus'
beteekenis voor onze kunsthistorie te Beoordeelen
en toch... staan n van Sint Jan en van Sint
Pieter n van Sint Lebuinus nog belangrijke
reates ons ten dienste. De fraaie krocht uit
Deventer heeft dr. Zuidema zelf gememoreerd
en dat hij niet in staat is de artistieke waarde
daarvan te beseffen, kan toch moeilijk tegen
Bernulphus worden aangevoerd!
Van Sint Pieter is, behalve de crypta met
haar mooie getordeerde zuilen, het koor be
waard en het schip, terwijl in Sint Jan even
eens rog overblijfselen van den oorsproukelijken
aanleg zijn te herkennen. Bovendien bezit de
stedelyke collectie te Utrecht oude afbeeldin
gen, zoodat wie in deze dingen bedreven is,
zich zeer goed eene voorstelling kan maken
van het oorspronkelijk aspect der door Bernulphus
gestichte bouwwerken. Op deze wy'ze is het dan
ook mogelyk te weten, dat wij hier scheppingen
voor ons hebben van een zeer eigen karakter.
Bernulphus heeft het goede inzicht gehad niet
te pogen in Nederland de rijke kathedralen,
die in naburige landen verrezen, na te volgen,
maar hij heeft, gebruik makend van de con
structieve vondsten, die toen reeds gemeen
goed der middeleeuwsche architecten waren,
zeer eenvoudige kerken gebouwd. Vooral in Sint
Pieter is dit duidelyk te zien. Zoo b.v. aan
de teerlingkapiteelen, zonder gebeeldhouwde
versiering op de hoeken, de (oorspronkelijke)
afdekking van het luim met een vlakke houten
bezoldering (in plaats van gemetselde gewel
ven), de halfzeshoekige choorsluiting einde
lijk zonder ambulatorium. Hoe simpel echter,
toch waren deze stichtingen in hunnen tijd van
een ongekende monumentaliteit, zooals ons blijkt
uit het feit, dat men in een kort na zijn dood
aangebracht grafschrift hem prees als bouw
heer van vier uitnemende kerken:
Sanctis Baptistae, Petro, Paulo, Lebuino,
Quatuor ecclesias condidit egregias.
Wat dus tevens de uiting is van een
contemporainen getuige, dien dr. Zuidema beweerde
te ontbreken.
Vraagt men nu nog wat Ber .ulphus met ons
museum heeft te maken, dan schijnt mij het
antwoord niet moeily'k.
Het Rijksmuseum is bestemd een overzicht
te geven van de geschiedenis der Nederlandsche
kunst; niet schilderijen alleen, maar voortbreng
selen van alle kunsten worden binnen deze
muren tentoongesteld, tot een leering van
jongere geslachten. Het schy'nt dus niet alleen
gepast, maar noodig, dat zulk een gebouw
ook uitwendig de teekenen drage van zijn be
stemming. Men heeft het daarom oorbaar ge
acht op vele wijzen deze muren te laten spreken
en symbolische, allegorische en historische
verbeeldingen sieren de gevels. Tot de laatste
soort hoort uitteraard een herinnering aan de
twee bloeitijdperken onzer kunst: de middel
eeuwen en de XVIIe eeuw. En hoe zou men
die beter in een statue kunnen uitdrukken
(voor iets anders was in de bepaalde ruimte
geen plaats), dan door het beeld van een per
soon uit elk dier tijdvakken, die zich byzonder
aan de kunst gelegen heeft laten liggen ? Voor
de XVIIe eeuw was Frederik Hendrik de aan
gewezen man; voor de middeleeuwen zou men
kunnen aarzelen tusschen Karel den Groote en
Bernulphus. Schijnt het echter op zichzelf
reeds fraaier gedacht een priester als repre
sentant van den middeleeuwschen kunstbloei te
kiezen, omdat die kunst bovenal spiritueel in
wezen was, ook daarom verdient de bisschop
de voorkeur boven den keizer, omdat in ons
land van de karolingsche kunst zoo weinig is
bewaard gebleven, dat men haar invloed nau- j
welijks meer kan beoordeelen. Het eenvoudige j
Romaansche kerktype echter, door Bernulphus
voor Nederland aangewezen, heeft daar tot een
zeer belangrijke ontwikkeling geleid : inderdaad
zijn op de vier stichtingen van dien bisschop
een groot aantal bouwwerken gevolgd, die den
zelfden nationalen geest uitspreken. Alleen
Friesland en Groningen reeds abundeeren thans
nog aan mooie kerken van hetzelfde karakter,
dat tot in de late middeleeuwen kenmerkend
is gebleven voor de Nederlandsche architectuur.
Ata voorzienig grondlegger van een vruchtbare,
bij uitstek vaderland&che kunst, heeft men
Bernulphus alzoo te eeren.
Volkomen terecht dus plaatste de diepzinnige
architect van 's Rijksmuseum, dien men zoo
juist een v:i/)zen bouwmeester heeft genoemd,
Bernulphus naast Frederik Hendrik: den
kunstzinnigen drager van het geestelijk gezag en
inleider der middeleeuwsche kunst, naast den
prachtlievenden representant van het wereldlijk
bestuur en vorstelijken beschermer der
zeventiend'eeuwsche artisten. En. hij plaatste
BerDulphus aan den vleugel, die de middeleeuwsche
kunst huisvest: de kerkelijke afdeeling van het
Nederlandsch museum en de gothieke schilder
kunst ; Frederik Hendrik echter tegen den
vleugel, die den roem der renaissance bewaart,
in schilderijen, prenten en ceramiek.
De eenige gegronde aanmerking tegen deze
versiering van ons museum en het pleit
weinig voor de Nederlandsche journalistiek,
dat zij nog nergens werd gemaakt is dat zij
zoo geheel mislukt is. Men herkent in deze
statue wel den toeleg den Maastrichtschen
Sint Servaas te imiteeren, maar de gewilde
statigheid van dat eerwaardig beeld is hier tot
een onbeholpen, kinderachtige popperigheid
geworden. Deze grief zal echter ook wel tegen
den nog niet onthulden Frederik Hendrik kun
nen gelden en heeft niets te maken met de
vraag of het aanbrengen van een
Bernulphusbeeld op deze plaats wenschelyk was.
Dr. Zuidema, die in zijn korte stukje nog
gelegenheid vindt behalve zijn gebrek aan
onpartijdig historie-onderzoek, ook zijn onwe
tendheid in de kunstgeschiedenis te taleeren,
zal natuurlyk blyven meenen, dat zoo'n Roomsche
(Bernulphus was inderdaad Roomsch !) niet aan
het museum behoort te pry'ken. Het staat hem
volkomen vry. Ook zy'n fraaie dissertatie over
den puntboogstijl (het woord bewijst reeds,
dat hij geen flauw vermoeden heelt van het
wezen der mediaevale architectuur), en over de
middeleeuwsche poëzie (die een onwraakbaar
getuige is voor de vrijheid van spreken in
katholieke tyden) laat ik gaarne ongemoeid.
Maar zijne illusie over den samenhang der
magonnerie met de oude Bauhiitte moet ik
toch nog even wegblazen met de verstandige
opmerking van dr. Otte: Unter Bauhütten
versteht man die mittelalterlichen
Steinmetzverbrüderungen, deren Geschichte noch manches
Dunkle hat und kritisch su sondern ist von der zum
Teil apokryphen Geschichte der
Freimaurerordens." (Handbuch der Kirchl.
Runstarchaeologie des Deutsclien Mittelalters, (1885) 11,
S. 482.)
Met beleefden dank voor de plaatsing dezer
regelen, heb ik de eer te zijn, Mynheer de
Redacteur,
Uw dv.
Amst, 16 Oct. 1899. JAN KALFF.
[Wij konden het bovenstaande artikel wegens
plaatsgebrek eerst heden plaatsen. RED.)
TooiieelYerlMil
De houding van het afgetreden bestuur der
Haagsche afdeeling van het Nederlandsch
Tooneelverbond vindt haar oorzaak en verkla
ring in den gebrekkigen toestand der
tooneelschool, die, ook na de gedeeltelijke aanneming
der Haagsche voorstellen, onvoldoende blijft,
zoolang de tegenwoordige directeur niet door
een vakman wordt vervangen. Wanneer men
eindelijk, na een strijd van jaren, dejuistheid
van een beginsel erkent, maar de toepassing
naar een onbepaalde toekomst verdaagt, bestaat
er in de eerste tijden geen vooruitzicht op
verbetering. Daarbij moeten worden gevoegd
de verschillende grieven tegen het hoofdbestuur,
die in de circulaire van het demissionair
afdeelingsbestuur vermeld zijn.
De partijdige voorstelling van het gebeurde
in de Haagsche afdeeling in het orgaan van
het Tooneelverbond, liet Tooneel gegeven,
waarbij sommige feiten onjuist werden voor
gesteld en anderen werden verzwegen, nood
zaakt mij de mededeelingen van dit blad te
wederleggen en aan te vullen.
Wanneer men beweert dat het afgetreden
bestuur niet correct in den vorm is geweest
was dit bij onze tegenstanders in nog veel
sterkere mate het geval. Zoo droeg de cir
culaire der hoeren Emants c. s. de
handteekening van drie personen, die geen leden
waren van het Verbond, terwy'l twee hunner
ook bij de tweede circulaire hunne onwettige
qualiteit bleven handhaven, nadat de heer mr.
J. A. de Ranitz zich had teruggetrokken.
Bovendien was de vergadering, door deze heeren
op 4 October bijeengeroepen, niet op wettige
wijze belegd, zoodat die voor de leden geen
bindende kracht zou hebben gehad. Dit is
vermoedelijk de voornaamste reden geweest,
waarom deze bijeenkomst niet is doorgegaan,
nadat het demissionair bestuur op 9 October een
wettige vergadering had uitgeschreven. Even
min kan op voldoende gronden de wettigheid van
het huishoudelijk reglement der afdeeling wor
den betwist, wat het ty'dstip van de inning
der contributie betreft, dat in 1885 onder het
bestuur van den heer Emants was gewy'zigd
geworden en doe*1 dezen heer destijds was
goedgekeurd. Het is te betreuren dat de
voorzitter van het hoofdbestuur, de heer Emants,
twee dagen voer de genoemde vergadering naar
het buitenland is vertrokken en zy'n gedrag
niet heeft kunnen rechtvaardigen. Door de
redactie van Het Tooneel werd de opname
dezer regelen geweigerd.
J. E. BANCK.
Amsterdam, 25 Oct. '99,
Dilettantisme 05
Life is a jest, and all things show it.
I thougt so once, but now I know it.
Dit oude rijm kwan me in de gedachte,
toen ik kennis nam van het aanhangsel, vol
gende de verdere openbaringen van den heer
Obreen m uw blad van 22 dezer.
Het spy't mij dat deze heer zoo boos wordt
omdat ik de vrijheid nam te wyzen op een
kaart die scheef zat in het kartonnen huisje
met zooveel zorg te zamen gesteld. En toch
zit ze scheef, die kaart, en de argumenten (?)
.daar weet gij niets van en ik haal myn schou
ders voor je op", kunnen niet als afdoende
worden beschouwd.
Ongeveer 25 millioen brengt de heer O ten
ofter aan jenever met suiker.' (zie de Amster
dammer van 8 Oct.) Me dunkt ik zie de
liefhebbers van beiderlei kunne hunne linnen
smakken in 't verschiet !
En het equivalent voor deze en andere
manipulatien, passende in het nieuwe régime, vindt
de heer 0. in de invoerrechten, te betten ten
bedrage van 37 millioen ! Waarop? ja daar
zit nu die scheeve kaart ! waarop ?
Op fabrikaten? Waar blijft dan de
binnenlandsche nijverheid? Zit ze stil onder den
prikkel der voorgestelde enorme bescherming?
Zal zij al die zwaar belaste artikelen, of hun
surrogaten, niet zelve 'voortbrengen ?
En dan de invoer en de 37 millioen ?
Blijven nog over granen en meel ! ?
Dat is_het bokkepoorje, dat te langen leste
uit _ de sierlijke plooien der protectionistische
tunica te voorschijn komt!
Slotsom : een goedkoope borrel met suiker
en een dure boterham! Aardige verkiezings
leus voor de aanstaande periodieke verjonging
der volksvertegenwoordiging!
r En dan leest men nog in Engelsche schriften ?
»lne Dutch are sadly deficiënt in the sens»
of humour!"
P. W. SITORIUS.