De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 29 oktober pagina 7

29 oktober 1899 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. H66 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. NIEUWE UITGAVEN. Open brief aan de leden der Staten-Generaal -over de suba! terne waterstaats-ambtenaren in Ned. Oost-Indiëvan B. H. W. WILLEBRANDS. Onder een worstelend volk, door S. KALFF. Afl. 1. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. Verplichte verzekering van loontrekkenden tegen de gevolgen van invaliditeit en ouderdom. Amsterdam, Johannes Muller. Transvaal, de ly'dengeschiedenis van de Hollandsche Kaapbewoners onder Engelsche heerschappij. Rotterdam, G. Delwel & Co. Gids voor Assen en Omstreken. 2e druk. Assen, L. Hansma. Geschiedenis der Amsterdamsche Concessies, door S. ZADOKS (Academisch proefschrift). Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. Bobert Fruins' verspreide, geschriften. Afl. 1. Den Haag, Martinne Nyhoff. Niet afgeweken. Mr. G. Groen van Prinsterer «n de antirevolutionaire party, door H. DB WILDE, met een inleidend woord van Mr. D. P. D. FABIL-S. Amsterdam, W. Kirchner. Een nieuw Jongensboek. Buffalo-Bill, zijn ervaringen en avonturen in het verre Westen, naar het Duitsch van D. REICKE, met platen in kleurendruk. Utrecht, A. W. Bruna&Zoon. Vóór het onweder, een roman van BEHTHA VON SÜTTNER, schrijfster van »Die Waffen uieder". Utrecht, A. W. Brnna & Zoon. Uitgaven van P. Noordhoff, Groningen. Kern der Grieksche spraakleer, door P. RITSBS. Ocerzicht der Algemeene Geschiedenis, door D. AITTON, Ie deel tot de zestiende eeuw, ?3e druk. Schoolatlas van Nederland en zijne overzeesche bezittingen, door R. Bos, derde druk. In 20 kaarten. De Kattenvanger van Hnmeln. Woorden van H. P. SCHIM VAN DER LOEFF, muziek van S. VAN MILLIGEN, tweede herziene druk. Oefeningen, behoorende bij de Hochdeutsche Sprachlehre für Niederlaader, door H. C. SPBUYI, 7e verbeterde druk. Voarlooper van het eerste aardrijkskundig ieekenboek, derde druk. Bos, Ie Teekenatlas in 17 gekleurde kaarten, 4>e verbeterde druk. Eerste aardrijkskundig teekenboek, door R. -Bos, 7e druk. Onze planeet, grondbeginselen der wis- en natuurkundige aardrijkskunde, door Dr. H. BLINK, 4e geheel herziene en verbeterde druk tnet 128 platen en 15 kaartjes in afzonderlijken atlas. Onze planeet, Atlas der wis- en natuurkun dige aardrijkskunde, door dr. H. BLINK, 4e geheel herziene en verb. druk in 15 kaartjes. Practyk en theorie. Zangoefeningen, door W. H. DE GEOOT WZN, Ie deel. Balk naast cijfer, door W. H. DE GEOOT WZN. Ie en 2e stukje. Flora. Uitstapjes in het plantenry'k, voor de volksschool, door.R. Bos. 2e druk. 2e stukje. Tweede verzameling van vraagstukken ter oefening in het practiach rekenen, door W. H. WISSELINK, negende druk. De telefoon, leesboek voor de hoogste klassen ?van lagere schooien, door E. J. REINDERS. Kleine Vaderlandsche Geschiedenis voor de lagere school, door T. PLUIM, 2e druk. Etrste beginselen der wis- en natuurkundige 'aardrijkskunde. Een leiddraad bij het onderwys, door dr. H. BLINK, met 64 platen en 14 kaarten in afzonderleken atlas. Atlas, behoorende by de eerste beginselen ?der wis- en natuurkundige aardry'kskunde, door dr. H. BLINK, in 14 gekleurde kaarten. Vaderlandsche geschiedenis voor het lager ?onderwys, door T. PLUIM, 3e geïll. druk. In den zomer uit. Kinder-cantate, muziek van RICHARD HOL, woorden van Am. L. DE ROP, tweede druk. 't Ouderhuig. Kinder-cantate, muziek van RICHARD HOL, woorden van ALBERT RUIGER. Overzicht van de geschiedenis van opvoeding «n onderwijs in Nederland, beknopte handlei ding voor onderwyzers en kweekelingen, door A. VAN DER PLAATS. R. Bos, Geïllustreerde schoolatlas, Nederland «n zijne overzeesche bezittingen in 20 kaarten ?en 63 platen, derde druk. Kerst Cantate, gedicht van prof. C. P. TIELE, voor vrouwen- of kinderstemmen met bege leiding van orgel of piano, door RICHAKD HOL, 723 werk, tweede, verbeterde druk. Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard No. 43: Elisabeth Blaeu, door M. W. Maclaine Pont, XXVII. De ZusterRepublieken in Zuid-Afrika, door J. A Wormser, met afbeeldingen, II, Neêrlands welvaren, door J. Kuyper. Een Huldeblyk aan de Artillerie, door D. B. V., met af beeldingen. De eerste Nederlandsche Electromobiel, door H. V., met afbeeldingen. Feuilleton. IIIIIMIIIIIIHtlllllllllMllimilllHlimillllM Zonderlinge bestellingen. Onlangs heeft een boekhandelaar in ons land een ly'stje gepubliceerd van de zonder linge dingen, waarom men soms kwam vragen. Een pendant hiervan is een opgave van een boekhandelaar te Königsberg, wien men in de laatste jaren o. a. om het volgende heeft ge vraagd: Bismarck's gedachten, door hem zelf gedrukt. Koude vischlym. Bretels. Ilaaknaalden. De getrouwe Eckard van Schefi'el. Glazen stalen pennen. Een boek van Plate en een van Piu'tz, maar beide van denzelfden schrijver. Een dergelijk werk als Faust van Goethe, maar in het Hebreeuwsch. Een globe van OostPruisen, om aan de horlogeketting te dragen. Een stevig gebonden Maagd van Orleans. Egmont's gedichten in de uitgave van Goethe. Een prentenboek voor een heel klein kind, op bladzy'de 11 moet staan: «kling, klang, Gloria, Mariechen fiel die Treppe runter". De 80 kerkliederen, maar voor een hoogere bur gerschool voor meisjes. Een nieuw munt- en gewichtenboek voor het overbrengen van liters in meters. Iets over Litthauen, bv. »der Trompeter von Sakkingen" of »der wilde Jager". Een Homerus Ilias, waar Hektor en Achilles in voorkomen. Een gynaecologische almanac de Gotha. Een der Duitsche klassieken als aannemingsgeschenk, maar niet Schiller, want die schryft te kinderachtig. Een bybel in den oorspronkely'ken tekst, maar in het Duitsch. »0wid" (Ovidius) in het Latijn vertaald. Een byzonder krachtig gebedenboek. Een boek met woorden, hoe men ze niet verkeerd schryft. Vryzinnige gedichten als aannemingsgeschenk. Een Duitsche wereldgeschiedenis van het begin af aan. Een aardbol, antiquarisch, maar Amerika moet er al op staan. Een ongebonden bijbel, waarin de kilometers in my'len staan. Wallensteins gehichten, bewerkt door Schiller. Dante's god?delooze komedie, uit het Grieksch vertaald. De drie patente Jongens. (Ingezonden, vry' naar CHRÉTIENNI). CHAMBERLAIN. I. Drie gladde jongens zijn, wij wis, O, kolossaal l Wy zien vooruit: het loopt nu mis, Met de Transvaal ! Maar schoon 't ons spy't om 't boerenland Troost ons zy'n GOUD en DIAMANT. Waarom 't Omdat wij drie patente, Omdat wij drie excellente, Omdat wy drie verduiveld gladde jongens zy'n! CECIL RIIODES. JAJIESOX. II. Wy' huldigen den vromen zin Van OOM en NEEF. Maar we schieten er de Kogels in, Dat ieder beef! Zoo moorden wij de heele week, Maar Zondags gaan wy naar de preek. Waarom ? Omdat wy drie patente, Omdat wy drie excellente, Omdat wy drie verduiveld brave jongens zy'n ! IIIIIIIMIMIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIItillMlllIIMIlllllllMMIIIIlMIMIIII iiHtiiiiiiiiMiiiiniiiiHiiitimiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiHiiiiiriitMiiiiiiiiiiiiit Sint BernflDp! aan let Rülsnmsenm. Mijnheer de Redacteur, Het ingezonden stukje van dr. Zuidema in het vorig nommer van uw blad, heeft nog meer verwarring gebracht in den stryd over het aanbrengen van een Sint Bernulphus aan het Ryksmuseum en ik verzoek u daarom mij gelegenheid te willen geven, uwe lezers wat beter in te lichten. Dr. Zuidema's grief tegen den Ry'ksmuseutnueilige" schijnt vooral te zijn, dat hij, (dr. Z. nl.), onbekend is met des bisschops verdiensten jegens de Nederlandsche kunst. De Deventersche Lebuinuskerk is verbrand en van de Uirechtsche Sint Pieter en Sint Jan heelt Beka verzuimd te zeggen of het prachtige bouwwerken waren. Niet waar, aldus kan ik de argumentatie verkort weergeven. Hoe dwaas zij is blykt wel hieruit, dat ik op gelijke wijze (alleen, zooals nog zal blijken, meer naar waar heid) den anderen, thans vereeuwigden, kunstbeschermer, Frederik Hendrik, zou kunnen wegredeneeren. Want het toeval wil, dat diens belangryke bouwwerken, de paleken dien naam verdienen zy wel te Honsfilaarsdijk, Rijswy'k en Buren alle drie, zijn verdwenen. Heeft het Frederik Hendrik daarom aan belang<telling in onze kunst ontbroken ? Dr. Zui dema geve het antwoord ! Of laat hy het ook maar liever niet doen, want deze verdienstely'ke papofaag ziet niet op tegen een vergis sing" ik mocht dat persoonlijk ondervinden by een vroeger dispuut ais die in zijn kraam te pas komt. Zoo laat hy thans iedereen gelooven, dat wij geen gegevens bezitten, om Bernulphus' beteekenis voor onze kunsthistorie te Beoordeelen en toch... staan n van Sint Jan en van Sint Pieter n van Sint Lebuinus nog belangrijke reates ons ten dienste. De fraaie krocht uit Deventer heeft dr. Zuidema zelf gememoreerd en dat hij niet in staat is de artistieke waarde daarvan te beseffen, kan toch moeilijk tegen Bernulphus worden aangevoerd! Van Sint Pieter is, behalve de crypta met haar mooie getordeerde zuilen, het koor be waard en het schip, terwijl in Sint Jan even eens rog overblijfselen van den oorsproukelijken aanleg zijn te herkennen. Bovendien bezit de stedelyke collectie te Utrecht oude afbeeldin gen, zoodat wie in deze dingen bedreven is, zich zeer goed eene voorstelling kan maken van het oorspronkelijk aspect der door Bernulphus gestichte bouwwerken. Op deze wy'ze is het dan ook mogelyk te weten, dat wij hier scheppingen voor ons hebben van een zeer eigen karakter. Bernulphus heeft het goede inzicht gehad niet te pogen in Nederland de rijke kathedralen, die in naburige landen verrezen, na te volgen, maar hij heeft, gebruik makend van de con structieve vondsten, die toen reeds gemeen goed der middeleeuwsche architecten waren, zeer eenvoudige kerken gebouwd. Vooral in Sint Pieter is dit duidelyk te zien. Zoo b.v. aan de teerlingkapiteelen, zonder gebeeldhouwde versiering op de hoeken, de (oorspronkelijke) afdekking van het luim met een vlakke houten bezoldering (in plaats van gemetselde gewel ven), de halfzeshoekige choorsluiting einde lijk zonder ambulatorium. Hoe simpel echter, toch waren deze stichtingen in hunnen tijd van een ongekende monumentaliteit, zooals ons blijkt uit het feit, dat men in een kort na zijn dood aangebracht grafschrift hem prees als bouw heer van vier uitnemende kerken: Sanctis Baptistae, Petro, Paulo, Lebuino, Quatuor ecclesias condidit egregias. Wat dus tevens de uiting is van een contemporainen getuige, dien dr. Zuidema beweerde te ontbreken. Vraagt men nu nog wat Ber .ulphus met ons museum heeft te maken, dan schijnt mij het antwoord niet moeily'k. Het Rijksmuseum is bestemd een overzicht te geven van de geschiedenis der Nederlandsche kunst; niet schilderijen alleen, maar voortbreng selen van alle kunsten worden binnen deze muren tentoongesteld, tot een leering van jongere geslachten. Het schy'nt dus niet alleen gepast, maar noodig, dat zulk een gebouw ook uitwendig de teekenen drage van zijn be stemming. Men heeft het daarom oorbaar ge acht op vele wijzen deze muren te laten spreken en symbolische, allegorische en historische verbeeldingen sieren de gevels. Tot de laatste soort hoort uitteraard een herinnering aan de twee bloeitijdperken onzer kunst: de middel eeuwen en de XVIIe eeuw. En hoe zou men die beter in een statue kunnen uitdrukken (voor iets anders was in de bepaalde ruimte geen plaats), dan door het beeld van een per soon uit elk dier tijdvakken, die zich byzonder aan de kunst gelegen heeft laten liggen ? Voor de XVIIe eeuw was Frederik Hendrik de aan gewezen man; voor de middeleeuwen zou men kunnen aarzelen tusschen Karel den Groote en Bernulphus. Schijnt het echter op zichzelf reeds fraaier gedacht een priester als repre sentant van den middeleeuwschen kunstbloei te kiezen, omdat die kunst bovenal spiritueel in wezen was, ook daarom verdient de bisschop de voorkeur boven den keizer, omdat in ons land van de karolingsche kunst zoo weinig is bewaard gebleven, dat men haar invloed nau- j welijks meer kan beoordeelen. Het eenvoudige j Romaansche kerktype echter, door Bernulphus voor Nederland aangewezen, heeft daar tot een zeer belangrijke ontwikkeling geleid : inderdaad zijn op de vier stichtingen van dien bisschop een groot aantal bouwwerken gevolgd, die den zelfden nationalen geest uitspreken. Alleen Friesland en Groningen reeds abundeeren thans nog aan mooie kerken van hetzelfde karakter, dat tot in de late middeleeuwen kenmerkend is gebleven voor de Nederlandsche architectuur. Ata voorzienig grondlegger van een vruchtbare, bij uitstek vaderland&che kunst, heeft men Bernulphus alzoo te eeren. Volkomen terecht dus plaatste de diepzinnige architect van 's Rijksmuseum, dien men zoo juist een v:i/)zen bouwmeester heeft genoemd, Bernulphus naast Frederik Hendrik: den kunstzinnigen drager van het geestelijk gezag en inleider der middeleeuwsche kunst, naast den prachtlievenden representant van het wereldlijk bestuur en vorstelijken beschermer der zeventiend'eeuwsche artisten. En. hij plaatste BerDulphus aan den vleugel, die de middeleeuwsche kunst huisvest: de kerkelijke afdeeling van het Nederlandsch museum en de gothieke schilder kunst ; Frederik Hendrik echter tegen den vleugel, die den roem der renaissance bewaart, in schilderijen, prenten en ceramiek. De eenige gegronde aanmerking tegen deze versiering van ons museum en het pleit weinig voor de Nederlandsche journalistiek, dat zij nog nergens werd gemaakt is dat zij zoo geheel mislukt is. Men herkent in deze statue wel den toeleg den Maastrichtschen Sint Servaas te imiteeren, maar de gewilde statigheid van dat eerwaardig beeld is hier tot een onbeholpen, kinderachtige popperigheid geworden. Deze grief zal echter ook wel tegen den nog niet onthulden Frederik Hendrik kun nen gelden en heeft niets te maken met de vraag of het aanbrengen van een Bernulphusbeeld op deze plaats wenschelyk was. Dr. Zuidema, die in zijn korte stukje nog gelegenheid vindt behalve zijn gebrek aan onpartijdig historie-onderzoek, ook zijn onwe tendheid in de kunstgeschiedenis te taleeren, zal natuurlyk blyven meenen, dat zoo'n Roomsche (Bernulphus was inderdaad Roomsch !) niet aan het museum behoort te pry'ken. Het staat hem volkomen vry. Ook zy'n fraaie dissertatie over den puntboogstijl (het woord bewijst reeds, dat hij geen flauw vermoeden heelt van het wezen der mediaevale architectuur), en over de middeleeuwsche poëzie (die een onwraakbaar getuige is voor de vrijheid van spreken in katholieke tyden) laat ik gaarne ongemoeid. Maar zijne illusie over den samenhang der magonnerie met de oude Bauhiitte moet ik toch nog even wegblazen met de verstandige opmerking van dr. Otte: Unter Bauhütten versteht man die mittelalterlichen Steinmetzverbrüderungen, deren Geschichte noch manches Dunkle hat und kritisch su sondern ist von der zum Teil apokryphen Geschichte der Freimaurerordens." (Handbuch der Kirchl. Runstarchaeologie des Deutsclien Mittelalters, (1885) 11, S. 482.) Met beleefden dank voor de plaatsing dezer regelen, heb ik de eer te zijn, Mynheer de Redacteur, Uw dv. Amst, 16 Oct. 1899. JAN KALFF. [Wij konden het bovenstaande artikel wegens plaatsgebrek eerst heden plaatsen. RED.) TooiieelYerlMil De houding van het afgetreden bestuur der Haagsche afdeeling van het Nederlandsch Tooneelverbond vindt haar oorzaak en verkla ring in den gebrekkigen toestand der tooneelschool, die, ook na de gedeeltelijke aanneming der Haagsche voorstellen, onvoldoende blijft, zoolang de tegenwoordige directeur niet door een vakman wordt vervangen. Wanneer men eindelijk, na een strijd van jaren, dejuistheid van een beginsel erkent, maar de toepassing naar een onbepaalde toekomst verdaagt, bestaat er in de eerste tijden geen vooruitzicht op verbetering. Daarbij moeten worden gevoegd de verschillende grieven tegen het hoofdbestuur, die in de circulaire van het demissionair afdeelingsbestuur vermeld zijn. De partijdige voorstelling van het gebeurde in de Haagsche afdeeling in het orgaan van het Tooneelverbond, liet Tooneel gegeven, waarbij sommige feiten onjuist werden voor gesteld en anderen werden verzwegen, nood zaakt mij de mededeelingen van dit blad te wederleggen en aan te vullen. Wanneer men beweert dat het afgetreden bestuur niet correct in den vorm is geweest was dit bij onze tegenstanders in nog veel sterkere mate het geval. Zoo droeg de cir culaire der hoeren Emants c. s. de handteekening van drie personen, die geen leden waren van het Verbond, terwy'l twee hunner ook bij de tweede circulaire hunne onwettige qualiteit bleven handhaven, nadat de heer mr. J. A. de Ranitz zich had teruggetrokken. Bovendien was de vergadering, door deze heeren op 4 October bijeengeroepen, niet op wettige wijze belegd, zoodat die voor de leden geen bindende kracht zou hebben gehad. Dit is vermoedelijk de voornaamste reden geweest, waarom deze bijeenkomst niet is doorgegaan, nadat het demissionair bestuur op 9 October een wettige vergadering had uitgeschreven. Even min kan op voldoende gronden de wettigheid van het huishoudelijk reglement der afdeeling wor den betwist, wat het ty'dstip van de inning der contributie betreft, dat in 1885 onder het bestuur van den heer Emants was gewy'zigd geworden en doe*1 dezen heer destijds was goedgekeurd. Het is te betreuren dat de voorzitter van het hoofdbestuur, de heer Emants, twee dagen voer de genoemde vergadering naar het buitenland is vertrokken en zy'n gedrag niet heeft kunnen rechtvaardigen. Door de redactie van Het Tooneel werd de opname dezer regelen geweigerd. J. E. BANCK. Amsterdam, 25 Oct. '99, Dilettantisme 05 Life is a jest, and all things show it. I thougt so once, but now I know it. Dit oude rijm kwan me in de gedachte, toen ik kennis nam van het aanhangsel, vol gende de verdere openbaringen van den heer Obreen m uw blad van 22 dezer. Het spy't mij dat deze heer zoo boos wordt omdat ik de vrijheid nam te wyzen op een kaart die scheef zat in het kartonnen huisje met zooveel zorg te zamen gesteld. En toch zit ze scheef, die kaart, en de argumenten (?) .daar weet gij niets van en ik haal myn schou ders voor je op", kunnen niet als afdoende worden beschouwd. Ongeveer 25 millioen brengt de heer O ten ofter aan jenever met suiker.' (zie de Amster dammer van 8 Oct.) Me dunkt ik zie de liefhebbers van beiderlei kunne hunne linnen smakken in 't verschiet ! En het equivalent voor deze en andere manipulatien, passende in het nieuwe régime, vindt de heer 0. in de invoerrechten, te betten ten bedrage van 37 millioen ! Waarop? ja daar zit nu die scheeve kaart ! waarop ? Op fabrikaten? Waar blijft dan de binnenlandsche nijverheid? Zit ze stil onder den prikkel der voorgestelde enorme bescherming? Zal zij al die zwaar belaste artikelen, of hun surrogaten, niet zelve 'voortbrengen ? En dan de invoer en de 37 millioen ? Blijven nog over granen en meel ! ? Dat is_het bokkepoorje, dat te langen leste uit _ de sierlijke plooien der protectionistische tunica te voorschijn komt! Slotsom : een goedkoope borrel met suiker en een dure boterham! Aardige verkiezings leus voor de aanstaande periodieke verjonging der volksvertegenwoordiging! r En dan leest men nog in Engelsche schriften ? »lne Dutch are sadly deficiënt in the sens» of humour!" P. W. SITORIUS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl