De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 5 november pagina 3

5 november 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1167 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. yfel n veelzijdig gebouw, dat niet zoo partijdig en monopolistisch nzijdig, enkel en alleen voor n uitsluitend doel kan dienen? Onze beurs houdt immers niet van monopoliën die alleen aan een persoon behooren, hier dus de gemeente. Het nige w«t mij nu volkomen duideli.k in dezen benrsbouw werd, is het angstvallig geheimhouden der plannen. Volkomen juist acht ik de uitspraak van onzen burgervader, dat er bij bekendmaking der plannen, van dezen bouw zeker niets gekomen zou zijn, al ben ik 't ook met dat raadslid eens, die dat nog niet zoo'n verschrikkelijke ramp zou gevonden hebben. Intusschen kan ik mij wel begrijpen, dat men het eindelijk moede werd met die beursplannen te sollen, misschien wel met de stiile hoop dat het publiek zich maar tevreden en gelukkig zou gevoelen in zijn oude verblijf. Maar ten slotte den knoop in arren moede door te hakken en een gebouw, waarvan het plan kiaar was, ergens in een hoek te gooien, als gold 't een God zegen de greep", dat vind ik, hoe verklaarbaar en misschien verschoonbaar ook, toch kras. De boaw van Aa vergaderplaats van Arastels kooplui, waarvoor die kooplui jaar aan jaar zelf het geld opbrachten, was toch een zorg vuldiger behandeling waard dan deze sticht.ng, van den aanvang af en dus lang eer deze burgervader en het meerendeel der tegen woordige raalsleden zitt.ng namen, by het stadsbestuur gevonden heeft. Een beurs, is de vergaderplaats der handigsten van de handigen in den lande. Had men die zaak ook asn hun beleid overgelaten, ze ware handiger geleid en niet alleen beter maar ook al jaren vroeger tot stat.d gekome i. Geen wonder dat de heer Toose zich niet in dit wespennest gewaagd heeft. Nu heeft hij een goed werk gedaan en wel ook bijna alle Ilandelsicrichtirgen in beeld en woord ge bracht, maar ze toch, zeer voorzichtig, Haven werken genoemd. Zoo ontweek hy die netelige Beursquaestie. Goed gezien, handig gedaan althans. Maar mocht hy den tempel van den handel voorbij gaan, waar hij de werkplaatsen van den handel teekende ? P. N. MULLER. Ds. Billot ei Je HilluiÊcte M te St Petenhiï. De hper Gillot vertelt in de N. R Courant van 22 Sept. j.l., niet voornemens te zijn geweest zich persoonlijk te mengen in het geschrijf over de kerk voornoemd. Wat van zijn standpunt gezegd kon en moest word«n, is gezegd; de zegger krijgt «en prijpje van zijn zegsman. Wij hooren dit gaarne, 't zal niet voor doove ooren zijn gesproken. Maar, iets ontbrak er toch aan de gegeven voorstelling: zijn persoon, cte stralende drie-ikheid, trad niet plastisch genoeg op den voorgrond. Daarom vindt hfl het geraden zi-eh zelf op een hoog voet stuk te plaatsen, hooger nog dan het gewone Zondagsche. 't Was stellig gosd gezien van hem, men weet hoe erg vergeet achtig, bekrompen zelfs, de menschen kunnen zijn. De heer Gillot begint met de vraag: wat on/e gezant reeftiens in den kerkeraad doet? Niets, is zijn antwoord, om de een voudige reden, dat de Ned. gezant geen lid is van den kcrkeraad en nooit eene vergadering van dat college heeft bijge woond. Want, toen iu 1875 het reglement voor de kerk herzien werd herzien NB. zon der het te herziene reglement gezien noch ilHtmiiuiiMiuiiHiiMiiiiiitiimiiiiimiiiiiiiiiiuiiiiiiiMimiiiiiiiiM irnnimiiniiMiiiritiminiitiiimuiiimmiinimiMiiitmtfWMC DOOK BRET HARTE. Zóó mocht hij in waarheid heeten, de knaap, nauwelijks ac'it jaren oud; hij zou hierover was men 't vrij algemeen eens 't recht heb ben gehad zich dieu titel 1oa te eigenen. Aan spraak evenwel heeft kij er nimmer op gemaakt. Klem vau stuk was hij, vol zomerspioeten, tot aan de wortels van zijn peenkleurig haar; ja, ze schenen zich zelfs voort te zetten in zijne amandelvormige oo^en, die met hun groenig waas aan rijpe kruisbessea deden denken. Ia dit alles week hij sterk af van het ouder-lype, zooals dat in 't Zuidwesten vau Amerika vaak voorkomt, waar 't is al.'of het opkomend geslacht van 't verre Westen een nieuwe noot aanslaat, "«ene onafhankelijkheid en oorspronkelijkheid ontwikkelend, die in lijnrechte tegenspraak zijn niet de algemeen erkende erfelijkheids-theorie. Die afwijkingen vertoonden zich eveneens in zijn karakter, daar hij gesloten en vastberaden wae zooals geen zijner familieleden of schoolmakkers. Zijn moeder was de vrouw van een vracht rijder die, naar 't scheen, op zekeren dag zijn gezin (én jongen en twee meisjes) gedeponeerd" had aan den grooteu weg naar Burnt Spring, met de linnen huif der kar tot dak ; terwijl hij zelf er van doorging om andere vrachtjes niet bepaald de zijne af te leveren aan andere stations langs den weg; van tijd tot tijd keerde hij echter tot de achtergeblevenen terug, waarbij hij nooit verzuimde door kleine bijdragen iets toe te voegen aan voorraad, huisraad of woning. Op die wijze werd gaandeweg de linnen huif vervangen door een houten dak, werd de kleine hut vergroot; en het als-toevallig-uitgestrooide zaad dat, onder den invloed van een milden Californischen hemel, en gevoed door den rijken Californischen grond,zoo wónder-weelderig wortel schoot en bloeide, vormde weldra Medliker's Ranch, of //Medliker's" met z'n vruchtbaar lapje grond en z'n drie schuren of bijgebouwen. De meisjes hielpen in het huishouden, op naïeve, kinderlijke manier, in alles het voor beeld der moeder volgend; de hulp van den knaap, John Bunyan, was meer denkbeeldig en origineel; want meestal werd hij ondersteld op weg te zijn naar school of heette het dat hij er van daan kwam ; in werkelijkheid was hij er zelden. En die vrees stond te lezen op mrs. Medgekend te hebben ; herzien zonder overleg ging van het der gemeente evenzeer geheel onbekende, met voorbedachten rade verbor gen gehouden Keizerlijk besluit van 1842 herzien dus zondereenige voor ? en toelichting van den wel ingewijden heer Gillot, «an gaande den rechtstoestand van de Ned. Herv. Kerk te St. Petersburg »toen wa ren allen het eens, dat de gezant als zoo danig, geen invloed op den gang der ker kelijke aangelegenheid mocht uitoefenen; dat de gezant wanneer hij lid der gemeen ie was, dezelfde rechten zou hebben als elk ander lid; dat hij als patroon der Kerk, zooals hij na 1842 gewoonlijk genoemd werd, de kerk zou vertegenwoordigen en hare rechten zou handhaven tegenover de Russ. Regeering." »Jhr. van Stoetwegen, toen chargéd affaires, deelde deze meening." Aangenomen dat dew voorstelling van zaken, door den heer G. gegeven, alleszins juist is, dan bewijst ze ten volle, dat de Nederlanders toen geheel te goeder tr >uw dwaalden, dwalen moesten, omdat Ned. diplomaten en predikanten opzettelijk in verzuim waren gebleven, den Nederlanders voor te lichten omtrent den rechtstoestand der gemeenschap. Hadden de Nederlanders in 1075 geweten wat ze buiten diplomaten en predikanten om, later zijn te weten ge komen, voorzeker had men zich toen met zuike zinledige beschouwingen niet kunnen onledig houden. Opmerkelijk, zeer verdacht zelfs blijft het, dat n zaakgelastigde n predikant tegen beter weten in, deze averrechtsche meening konden deelen. Opmer kelijk is het tevens, dat de heer G. van den gezant durfde i-preken als van iemand, die na IS 12 gewoonlijk werd genoemd: patroon der Kerk. Eerst in 1889, nauwkeurig 47 jaren na het verschijnen van Int Keizerlijk Besluit van 1842, hoorden de Nederlanders van het bestaan van een patroon der Kerk, dank alleen het Urkundenbuch van Dalton, uitgekomen in eerstgenoemd jaar. Wilde hij eerlijk zijn, dan had de heer G. in dit geval moeten schrijven lSb',1, niet 1842. Van zijne eigenaardige waarheidsliefde leverde eene vergadering van 15 Mei j.l., mede een zeer treffend bewijs. De ambtelijke loopbaan van den op zijn verzoek (?) eervol ontslagen gezant is ge schetst, overeenkomstig de feiun. Zag de heer G. de kans schoon, om die feiten met eenig gevolg te loochenen, hij zou wel andere woorden hebben gevonden om zijn cliënt schoon te wasschen, een cliënt wien hij zooveel te danken heefV, althans naar zijn opvatting. «Niet de heer G. heeft den gezant in 1875 verzocht ter vergadering te komen". Volkomen waar. De heer G. wist reeds wat anderen niet wisten, dat de zaak al beklonken was tusschen hem en den gezant. Wat diens quasi-onzijdigheid beteekende werd spoedig duidelijk. Toen heeft de gezant ons in 't openbaar verguisd, on waardig ons gekrenkt, onze eer als Neder landers aangetast, ons verloochend. Dat het zijn geestverwant, den heer G. niet on gepast voorkomt te vragen: of het wel heel redelijk is, zulk een rnan te behande len alsof hij 't vaderland had verraden verwondert niemand, die het ongeluk heeft gehad twee zulke krachten hier eendrachiig te zien samenwerken tot onheil en verderf van kolonie en kerk. Den aandachtigen lezer kan niet ontgaan zijn, dat cursief geschreven »niet ik" ver langde, dat men Z. Exc. oificieel zou ver zoeken ter vergadering te komen''. De heer G. wil laten doorschemeren, dat hij per soonlijk doodpnschuldig is aan het geval, dat de eigenlijke bewerker van het gesticht onheil niet hij, maar de gezant alleen is. Wij weten beter. Niemand anders dan hij, Gillot, is de geestelijke vader van het Reglement-Gillot, hij alleen drong er op aan, omdat in het nog terecht bestaande, niet vervallen Reglement niets te vinden was, wat hem persoonlijk kon lijken, en e\en MJflIIHIIIHIIIIltllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHiMKIIMmnllMlia liker's gelaat, toen ze op zekeren morgen, bezig met een ketel te schuren, met een voorgevoel van nieuw gejeur" den dominee, den weieer waarden Slaples, zag naderen, die met de eene hand John Bunyan Medliker met zich mee trok. Terwijl bij Jolmny losliet, vatte hij post inef, den rug tegen de deur, en wisch'e zich 't gelaat met een rooden zakdoek af. Johnny viel neer op een stoel en wierp steelsche blik ken op den arm waarbij ds. Staples hem had voortgesltept, met de andere hand dien arm betastend, als wilde hij zich ovtrtuigeu of die soms langer was geworden. -- *üe schoolmeester heeft me verzocht," aldus begon dominee, met een breeden glim lach z'u rooden zakdoek in deu bol vau zya vilten hoed wegbergend, »onzen jeugdigen vriend hier te brenger, teneinde u, zuster Medliker, te raadplegen in een zaak van het grootste belang. Het is mij niet zouder moeite gelukt", hier zag hij neer op John Buuyau, die weer bezig was zijn arm te betasten, en thaus over tuigd scheen dat die werkelijk in lengte was toegenomen, v Maar we moeten or.zeu plicht doen, al kost 't ons, en wellicht ook anderen, inspanning. Onze jp,ugdif>e vriend, John Buuyau, staat op een duizelingwekkende hoogte. .. op een glibberig pad, en," vervolgde Ds. Staples met voorname terzijde-stelling van alle logika, //zijne voeten schieten diep wortel in ongerech tigheid." Hier slaikte liet kind eeu zucht van verlichting, waarschijnlijk om de verzekering dat hij teu minste eirdelijk vasten grond ouder den voet had ; maar zuster Mf dliker voor wie dominee'» beeldspraak den Sabbath-stempel droeg, keerde zich driftig om naar haar spruit. «En wat heb je me nu weer uitgevoerd, John? waar ik me hier uitsloof omjetochuaar school te kunnen zenden?" Bij deze aanspraak staarde Johnny beurtelings naar zijn voeten, naar zijn arm, naar den ketel. Toen zei hij: Ik heb niets misdaan, maar hij..." op Staples wijzend, ^heeft mij in'n arm bijna uit 't lijf gerukt!" i/'t Zal nu zoowat een week geleden zijn," vervolgde ds. Staples, met een glimlach vol christelijke gelatenheid de beschuldiging van zich afwuivend. //'t Kan ook zijn een dag of tien daar wil ik af wezen toen de meester tot de ontdekking kwam dat Johnriv in 't bezit was van twee of drie plakjes fijn riviergoud, elk ter waarde van een halven dollar, of misschien wel 021A cent. «Hij weigerde te zeggen waar hij ze van daan had; maar erkende ten slotte ze r/gevoin/en'" te hebben. Daar het de eerste maal was, werd er niet verder op aangedrongen ; men liet het er bij. Maar een paar dagen later werd hij be trapt in den winkel vau Smith, terwijl hij bezig was twee andere plakken van verschillende min iets ten gunste van zijne Duttschers, die hij voortaan als dommekracht noodig had tegen de Nederlanders. Daarom gaf hij als Dictator, met de eene hand, wat hij in overleg met den gezant, met de andere ontnam aan de Nederlanders. De eerie dienst is immers den anderen waard ! Van welke nationaliteit de Gillotijnen eigenlijk zijn. doet niets ter zake. Wij noemen ze Daitschers, omd.it ze zich ge dragen ais Uuitschers, als vijanden van onze moedertaal, van de otficleele taal der kerk. Zijn er Nederlanders onder a la Gillot, de afvalligen rijzen daardoor niet in waarde, integendeel. Met de administratie zpgt de heer Gillot, niets te doen te hebben ; alle aanvragen om ondersteuning komen m den kerkeraad. Is hij dan geen lid van den kerkeraad ? Deelt hij niet in de verantwoordtilijkheid van dit college ? Boeken wil hij toonen ! Och, toon dan meteen het conto Gillot, en de nooit voorgelegen, du,-s niet goedgekeurde notulen ! Vreemd zal het elders klinken, dat al die gif.en eigenmachtig worden gelicht uit de kas der gemeenschap, zonder verlof van de gemeen ten aren. O »k zoogenaamde goede werken zijn vaak betwistbaar, het vóór en tegen wil overwogen zijn in de boezem der gevende gemeeriscnap. De heer G. is niets anders dan een bezoldigd dienaar der kerk, de hoogste mag evenmi.i buiten zijn be voegdheid gaan als de laagsie. En dan die laatdunkende, lachwekkende zelfverheffing: Ik, Ik heb het gedaan, Ik heb het gewaagd, Ik was de man, overal en altijd Ik, waar alleen sprake mocht zijn van de kerk. Want nog eens, zonder die goede moeder zoude hel den O,yiupiër gaan als den welb-jkebden Catsiaanscheu hoogklimmer. Over het Duitsch pn-eken in de Ned. kerk, is reeds het noodige gezegd, het strijdt tegen recht en wet. Aangaande canonisaties, zij gewezen op een geval in 181)8. dat niet klopt met de bewering van deu heer G. Moet nij herinnetd worden aan een ved geruchtmakende erfeniszaak, met al de lieflijkhedeii daarbij ten toon gesprtid, toen vrouwen en kinderen herhaaldelijk, tevergeefs moeiten aankloppen ? S.'hilddrije j tentoonstellingen van buiienlandische artisten, zijn hier aan da orde van den dag, alle naties en tongen zijn even welkom. Gaarne zag min ook de werken van Ned. meesters, van eene school, die voor zich zelve getuigend geen reclame meer behoeft van dezen of genen schetteraar. Iets nieuws is het echier, de plaatse lijke regeling eener tentoonsielling te iiooren uitbazuinen, als gold het een wonder. Aan zulk wonder gelooft niemand meer, daarvoor zijn ze toch waarlijk te alledaags geworden, zoo dood gewoon, dat geen andere natie ooit eenigen ophef maakte van iets, wat algemeen als bijzaak woidt beschouwd. Zij, die het eigenlijke werk deden, kunnen na tuurlijk niet in de schaduw staan van zulk een alles verblindend licht. Van hen wordt zelfs niet terloops gewaagd. Als lid van »Am" natuurlijk buiten den hper G. om daag ik den oud-voor zitter Carel L. Dake uit, met zijn cliënt voor een raad van eer te verschijnen, die beter op de hoogte is van personen en toestanden dan hij zijn kan. Aan dien raad het oordeel over naam en faam van partyen. Den ex-voorzitter komt dit oordeel niet toe, geloof in eigen beteekenis alleen, maakt niet competent. Heeft, die ex voorzitter van »Arti" niet nog een ouden wrok te luchten ? Was de kerkeraad maar ingegaan op de speculatie van zijn cliënt: eenige duizenden voor aankoop von schilderijen te besteden! Des ex-voorzitters breede opvatting van leven en zaken doen, is z^ker niet de onze. Dank het gebrek aan zoodanige breedheid, hebben niet wij onze toevlucnt te nemen tot grootzielige verkrachting der waarheid. niiiiiiiiiiiliiiiitiiiiiiHiiiiiiiiiuiimitiiiiniiHiiiiitiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHU grootte, en ook een staafje goud vau 4?5 dol lars waarde vau de hand te doen. Toeu werd ik er bij gehaald; het doet mij iriuig leed te moeten getuigen dat hij ook jegens mij bij deu zelfden leugen, bleef volharden eu toen ik hem als mijne meeuing te kennen gaf dat hij ze schandelijk moest gestolen hebben uit eeu der waichpiunen der delvers, beging hij nog maals de zoude van dit hardnekkig te outkennen zoodat het ons zelfs niet vergund is te handelen naar htt Christelijk gebod en het een maal te vergoeden laat staan het, vier- of vijfvoudige terug te geven, zooals de Mosaïsche wet voorschrijft, liet was ons, jammer genoeg, niet mogelijk van de mijnwerkers zelveu hier omtrent eeuige zekerheid te verkrijgen, hoewel ze als n man tot mijn leedwesen de verklaring aflegden dat juist die week hun ,/voudst" verre beüedea hu^ue verwachtingen was gebleven. Ik ben zelfs zoo ver gegaau van zijn eigen ver klaring voor waar aan te uemtn, en heb hem gesmeekt mij ten miuste de plaats aan te wijzen waar hij het goud gevondeu had. Eerst bleef hij verstokt weigeren; maar later stemde hij er in toe mij dezen middag heimelijk naar de plek te begeleiden." Hier zweeg ds. S'apth een oogenblik stil. en terwijl hij zijn stem liet daleii, vervolgde hij somber en langzaam, met de oogeu op Johm.y gericht: ,A!s ik verklaar dat, na herhaalde pogingen om mij te ontsnappen, hij me eindelijk naar den top van Bald Hill heeft geleid, zuiver naakte rots waar niemand goud zou zoeken, en dat hij toch volhield i/udf gevonden te hebben, dan zult ge begrijpen, zuster Medliker, hoe onverbeterlijk zijn aard is, en hoe hij de zonde van //valsche getuigenis" gevoegd heeft bij zijne overtreding van het Achtste Gebod. //Maar ik laat hem vol vertrouwen over aan je Christelijke tucht-roede ! Laat ons vertrouwen dat, moge hij ook door zijne hardnekkige kop pigheid aan de wraak der menschelijke gerech tigheid zijn ontsnapt, hij d; moederlijke kastijding niet zal csntloopen." »Je kunt dat gerust aan mij overlaten/' zei mr.s. Medliker, in haar verlangen om van domiuee af te komen een gerustheid aan den dag leggend, die ze verre was vau te gevoelen. ,/Zoo zij het, zuster Medliker," sprak Staples voldaan, lang en diep ademhalende ; en laat ons hopen dat als ge zijn vleesch zult gekastijd hebben en den booze iu hem bedwongen, ge ons heugel'jke tijding zult kunnen brengen a.s. Woensdag op de Moeders-Vergadering." Hij drukte zijn slappen hoed op 't hoofd, ver waardigde den jeugdigen zondaar met een laatsten blik, deed de deur open met de hand die hij op den rug hield, en maakte zich ruggeliags ait de voeten. //Ea nu, Jolmny," zei mrs. Medliker, die Ds. Adama van Scheltema te Londen, heeft er reeds op gewezen, dat de logen riet behoort tot de echt-oud-HoIlandsche deugden. Zeker zijn er allerlei manieren om zijn patriotisme te toonen, mits men patriot zij in zijn hart, en geen woordenheld. Wanneer men den cosmoooliet, den Nietzscheaan Gillot hoort stoff'dn op zijn patriotisme, dan haalt degene die hem van nabij kent, die in de gelegenheid is zijn doen en laten met eigen oogen te controleeren verachtelijk de schouders op. Al die gelegenheidsfrazen, opgeblazenheid en zelfvergoding maken niet den minsten indruk op den ingewijde. Hier kent men, den heer Gillot helaas, nog beter dan men hem, vóór ons, te Zierikzee heeft leeren kennen. Zijn beenen waren niet sterk genoeg om vroeger onge kende weelde te kunnen dragen. Zijn ijdel heid en heerschzucht maakten uit hem, wat hij thans is. Cosmopolieten van Ned.oorsprong, mogen den heer G. in bescherming nemen daar mee is bij als Ned. predikant niet geholpen. De predikant eener Ned. gemeente moet voor- en bovenal Nederlander zijn. geen wereldburger, die zich verbeeldt overal en nergens thuis te behooren. Wie twee heeren dienen wil, past niet in de nationale kerk. St.-Pe ersburg, Sept. '09. . E. E. SMELT. Sec ia L aan q .: 1; a c, n ncb cn. Eene definitie. Nadat dus in ons laatste artikel de hui dige stand van het zuivelwinst-vraagstuk in ruwe lijnen is geschetst en medege deeld, welke omstandigheden het in dien stand bebben gebracht, blijft ons thans nog slechts over, tot besluit van onze mededtelingen uit de laatste jaarvergadering van den Ned. Cuöp. Bjmi weer te geven, op welke wijze de heer G. J. Bieleman uu Vorden getracht heeft dat vraagstuk i^p te lossen. Alras bleek dan uit het betoog, dat zijne aangekondigde inleiding vormde, alsmede uit zijne antwoorden op de daarop volgende discussie, dat men een goed zuivelfabrikant kan zijn zonder van de economie eene eenigszins ernstige studie te hebben ge maakt. Trouwens dat ware ook te veel verlangd : dank zij de vruchtbare verdee ling van den arueid, welke de geheele hedendaagsche maatschappelijke orde beheer.-cht, is het zelfs gewenscht, niet alle vakken op ns te willen beoefenen, doch zich slechts aan eene keur daarvan te wijden, om dan, wat de overige betreft, zich te steunen op wat anderen, die deze weder tot voorwerpen hunner studie hebben uit verkoren, hebben gevonden, geleerd, of ge wrocht. Dit laatste zich steunen op de wetenschap van anderen moet dan echter ook niet vergeten worden, en allerminst ten opzichte van eene zóó veei omvattende wetenschap als de staathuishoudkunde. Indien de zuivelcoöperators dat slechts wil den erkennen, zouden zij zich zonder twijfel minder schrap stelten met hunne inzichten over het zuivelwinst-vraagstuk tegenover economisten als Piof. Treub c. a., en zou de kalme pennen- en woordenstrijd, die gevoerd wordt, veel eerder beslecht worden, tenzij de belastingkwestie, die wij in ous voorgaand artikel aanroerden, de zuivel coöperators zóó vasthoudend wij zouden bijna zeggen stijfhoofdig doet zijn, dat zij nimmer kamp willen geven. Ook de heer Bieleman toonde zich op dien gezelligen avond van den 23en September geen goed economist, toen hij aan het slot van zijn betoog, de ivinst, door eene oiiderde lippen vast op elkaar geklemd had terwijl de deur zich sloot //zie me flink ia de oogen, en zeg me waar je dat goud gestolen hebt-" Blijkbaar twijfelde Johnny tr aau of 't gelaat zijner moeder Hem den zedelijken steun zou geven dien bij behoefde ; want aankijken deed hij haar niet; na een poos op den kf tel ge tuurd te hebben zei hij echter bedachtzaam : ik heb geen goud gestolen." vGoed," sprak mrs. Medliker triomfante lijk, //als je 't niet eestolen hebt, vertel je me zonder omwegen HOK je er aan komt " Kinderen redeneeren vaak logischer dan vol wassenen. Voor John Bunyau waren het stelen van goud, en het eenvoudig weigeren te zeggen waar hij het van daaa had, twee zeer uiteenloopende, verschillende zaken ; dat zijn ontkennen van het eerste feit de bevestiging yan het tweede in zich zou sluiten, wilde er niet bij hem in. Maar kinderen zijn ook van nature volgzaam, eu het verstand der ouderen vervalt hen met ontzag. Johuny overlegde dat zijn moeder toch wel gelijk kon hebben, en dat in haar oog 't werkelijk hetzelfde was. Daarom, na een oogenblik van stilte, vervolgde hij met meer zelfvertrou wen : ,,'t Is best mogelijk dut ik't gestolen heb." Maar hij was in 't geheel niet voorbereid op de eensklaps dreigende houding die zijn moeder aannam, en hare woedende uitbarsting. Gestolen, jou deugniet! En je hebt 't hart daar te zitten en me dat zoo kalm te vertellen \ Van wien heb je 't gestolen? Zeg 't gauw, eer ik 't uit je ransel !" Beteuterd en geheel van streek gebracht door de nieuwe wending die de zaak nam, zocht Johnuy op nieuw zijn toevlucht in de vroegere bekentenis, en stamelde : Ik weet 't niet!" Je weet 't niet jou satanskind ! Heb je 't van Frazer genomen ?" //Xee." Van de Gebroeders Simmons ?" //Xee!" Van de Blazing Star Maatschappij ?" ,,Nee !" Uit een winkel ?" Xee!" /Jlemelsche Goedheid ! ict/ar heb je 't dan gestolen r" Johnny's groenig-bruine oogen zagen een enkel oogenblit zijce moeder aan, toen zei hij : Ik heb 't gevonden." Mrs. Medliker slaakte een zucht en staarde in wanhoop naar de zoldering. Toch viel haar een pak van 't hart. 't Was mogelijk dat hij 't gevonden had hoewel ze hem voor een leugenaar hield. Waarom zeg je dan niet waar, jou bengel ?" Dat wil ik niet!" Johncy zou veel lust gehad hebben er bij te voegen dat hij niet inzag waarom hij 't vertellen neming, onverschillig welke, doch zeker ook door eene zuivelfabriek behaald, als volgt definieerde: »Winst is de vermeerderde verkoopswaarde van eenig product tenge volge van overgang van eigenaar met of zonder eenige operatie, na aftrek van alle onkosten, rente, enz." Naar aanleiding van eene door een der vergaderden gemaakte opmerking vulde do inleider, deze definitie nog aan, door de woorden »e» verkregen" tusschen vermeer derde en verkoopswaarde te plaatsen, waar door de omschrijving althans iets minder onjuist, hoewel daarom nog verre van zuiver werd. Wij kunnen ons niet eraan begeven hier uitvoerig-theoretisch aan te toonen, waarom des h PP re n Bieleraatis definitie, die door verschillende nftnwezigen bestreden werd, niet zuiver is. Wij willen f r daarom alleen maar op wijzen, dat de heer B. zich op gevaarlijk terrein begaf, door de winst eene waarde, te noemen. Afgezien van het o. i. volkomen foutieve dezer benaming, is het, begrijpelijk dat, waar de waardeleer en dus de ivaarde definitie een zooveel bevochten terrein is, eene definitie van winst, waarin het, woordje waarde het hoofdbegrip vormt, nimmer kans zal hebben, algemeene be vrediging te verwekken. Doch waarom beweerde nu ook de heer Bieleman, met die, zijne definitie in de hand, dat dus in coöperatieve zu velfabrieken van winst geen sprake kan zijn? Omdat, naar hij beweerde, in zulk eene fabriek, met de melk, (in zijne definitie aangeduid door «?eenig product") geen overgang van eigenaar plaats hetft. De fabriek behoort, aldus redeneert de hrer B., aan dezelfde personen, die de melk leveren, d. i. aan de hoeren. De melk verandert dus niet van eigenaar. De heer B. verwart hier echter twee funct'en van den boer, ril. die van merkleverancier met die van anndeelhouder in eene fabriek. Deze beide dienen scherp' te worden onderscheiden. Indien bijvoorbeeld de eigenaar pener machinefabriek tevens aandeelhouder is (en dus medt-eigen aar) van eene stoombootmaat schappij, en in zijn eerste hoedanigheid aan die maatschappij eenescheepsstoommachine levert zou dan wel iemand willen of kun nen beweren, dat die stoommachine niet van eigenaar veranderd is ? E'i is zulks dan met de melk, die een hoer levert aan een zuivelfabriek, waarin hij aandeel heeft, niet volkomen hetzelfde het geval ? Men ziet dus, dat reeds bij oppervlakkige beschouwing de bovenstaande definitie van den heer B. niet klopt. Djch ook in een ander opzicht wa? het beioog van den inleider merkwaardig. Ten einde te wederleggen, dat het aandeel, dat de boeren in de b iteropbrengst ontvangen als verdere betaling van de door hen ge leverde melk, gelijk in ons voorgaand artikel beschreven is, pen deel der winst bevat, st 1de de heer B. het volgende argument: «Indien de gemeenteraad van Vorden het loffeiijk_ besluit mocht nemen, mijn onderwijzersinkomen meteen paar honderd gulden te verhoogen, is dan het bedrag waarmede mijn salaris verhoogd wordt, winst ? Immers neen ! Dus kan er ook in coöperatieve zuivelfabrieken van winst niet gesproken worden." Dat de hier gemaakte vergelijking tusschen een ojiderwijzersinkomen en fabriekswinst, d. i. dus ondernemersinkomen uiter mate onlogisch is, behoeft zeker geen uit voerig betoog, evenmin als o. i. behoeft aangetoond te worden, dat dit geheel «argument" van den heer Bieleraan hier geen hout sneed. Wij voeren die verschillende fragmen ten uit zijne inleiding dan ook slechts aan, om te laten zien, van welken aard de laatste over het zuivelwinstvraagstuk gevoerde discussier^ waren, en niet om in dit Week blad de discussie met den heer Bieleman of zijne medestanders nog eens te openen. linmiiiiiitiiiiimiiiiMMiitiiiiiiiiiiiitmi Illllllllllllllllllllllllllllllll zou. Andere menschen die goud vonden werden er immers ook niet, toe gedwongen. Daar had je Jim Brody, die een goudader had ontdekt en de plek geheim hield. Niemand dwong Lèm 't te verklappen; niemand noemde l.rm een dief; niemand had i m bij den arm meegesleurd om de plaats aan te wijzen. Waarom was 't zondig voor een knaap om goud te vinden ? 't Was niet in strijd met de Geboden. Ds. Staples had nooit gepreekt: Gij zult geen goud vinden!" Zijn moeder had hem nooit leeren bidden dat hij 't, niet vinden zou ! De meester had op school noo.t als afschrikwekkend voorbeeld verhalen voorgelezen van jongens die goud vonden en er niets van zeiden en dientengevolge op droevige wijze omkwamen. Dit alles woelde in zijn jeugdig brein dooreen en maakte dat hij geen woorden vond om uiting te geven aan zijn kinderlijke orerdenkingeu. //We zullen wachten tot je vader t'huiskomt en die zal wel uitmaken of je wilt of niet," sprak mrs. Medliker. Pak je weg naar je bed eu blijf daar." Johnriy wist dat zijn vader, die zijn zaken zoodanig had uitgebreid dat hij thaos met zijn vijf wagens het land doortrok tot op 40 mijl in den omtrek, niet voor het einde der week werd terugverwacht dat het gevaar dus nog in 't, verschiet lag. D« straf die hem werd opgelegd' had hij verwacht. Hij begaf zich naar de aangrenzende slaapkamer, die hij met zijn zuster deelde eu begon zich uit tekleeden. Hij talmde even met 't uittrekken van z'n eene kous en haalde er eindelijk omzichtig een klein stukje goud uit te voorschijn dat hij den ganschen dag ouder zijn grooten teen had verborgen gehouden tot groot ongerief van dat lichaamsdeel. Maar dat was nu eenmaal een van de kleine beproe vingen der jongelingsjaren. Hij kraste eenige herkennmgsteekens op 't metaal en maakte zoodra zijn moeder hem den rug had toegekeerd' een kleine opening in den leemen muur verborg fluks zijn stukje goud daarin en bedekte het met het vochti^gemaakte gruis dat hij had opge vangen. Daar lag 't veilig, even veilig als zijn geheim, want t is waarschijnlijk onnoodig hier te zeggen dat Johnny de waarheid had gesproken heusch, hij had eerlijk het goud gevonden : Maar waar? ja dat was nu zijn groot geheim! Doch Johnny, met 't instinkt alle jonge diereu eigen, zette thans de heele geschiedenis uit zijne gedachten en terwijl hij in gemakkelijke houding op zrm arm leunde, was hij weldra geheel en al verdiept in het bestudeeren van de gewoonten der roode mieren, die uit een scheur in den leemen muur te voorschijn kwamen en met behulp van een gebruikte lucifer slaagde hij er m dien achtermiddag de gemoedsrust van een geheele arbeidzame kolonie te verstoren. (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl