Historisch Archief 1877-1940
No. 1167
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
yfel n veelzijdig gebouw, dat niet zoo partijdig
en monopolistisch nzijdig, enkel en alleen
voor n uitsluitend doel kan dienen? Onze
beurs houdt immers niet van monopoliën die
alleen aan een persoon behooren, hier dus de
gemeente.
Het nige w«t mij nu volkomen duideli.k
in dezen benrsbouw werd, is het angstvallig
geheimhouden der plannen. Volkomen juist
acht ik de uitspraak van onzen burgervader,
dat er bij bekendmaking der plannen, van dezen
bouw zeker niets gekomen zou zijn, al ben ik
't ook met dat raadslid eens, die dat nog niet
zoo'n verschrikkelijke ramp zou gevonden hebben.
Intusschen kan ik mij wel begrijpen, dat men
het eindelijk moede werd met die beursplannen
te sollen, misschien wel met de stiile hoop dat
het publiek zich maar tevreden en gelukkig
zou gevoelen in zijn oude verblijf. Maar ten
slotte den knoop in arren moede door te
hakken en een gebouw, waarvan het plan kiaar
was, ergens in een hoek te gooien, als gold 't
een God zegen de greep", dat vind ik, hoe
verklaarbaar en misschien verschoonbaar ook,
toch kras.
De boaw van Aa vergaderplaats van Arastels
kooplui, waarvoor die kooplui jaar aan jaar
zelf het geld opbrachten, was toch een zorg
vuldiger behandeling waard dan deze sticht.ng,
van den aanvang af en dus lang eer deze
burgervader en het meerendeel der tegen
woordige raalsleden zitt.ng namen, by het
stadsbestuur gevonden heeft.
Een beurs, is de vergaderplaats der
handigsten van de handigen in den lande. Had men
die zaak ook asn hun beleid overgelaten, ze
ware handiger geleid en niet alleen beter maar
ook al jaren vroeger tot stat.d gekome i.
Geen wonder dat de heer Toose zich niet
in dit wespennest gewaagd heeft. Nu heeft hij
een goed werk gedaan en wel ook bijna alle
Ilandelsicrichtirgen in beeld en woord ge
bracht, maar ze toch, zeer voorzichtig, Haven
werken genoemd. Zoo ontweek hy die netelige
Beursquaestie.
Goed gezien, handig gedaan althans. Maar
mocht hy den tempel van den handel voorbij
gaan, waar hij de werkplaatsen van den handel
teekende ?
P. N. MULLER.
Ds. Billot ei Je HilluiÊcte M
te St Petenhiï.
De hper Gillot vertelt in de N. R Courant
van 22 Sept. j.l., niet voornemens te zijn
geweest zich persoonlijk te mengen in het
geschrijf over de kerk voornoemd.
Wat van zijn standpunt gezegd kon en
moest word«n, is gezegd; de zegger krijgt
«en prijpje van zijn zegsman. Wij hooren
dit gaarne, 't zal niet voor doove ooren
zijn gesproken. Maar, iets ontbrak er toch
aan de gegeven voorstelling: zijn persoon,
cte stralende drie-ikheid, trad niet plastisch
genoeg op den voorgrond. Daarom vindt
hfl het geraden zi-eh zelf op een hoog voet
stuk te plaatsen, hooger nog dan het
gewone Zondagsche. 't Was stellig gosd
gezien van hem, men weet hoe erg vergeet
achtig, bekrompen zelfs, de menschen
kunnen zijn.
De heer Gillot begint met de vraag:
wat on/e gezant reeftiens in den kerkeraad
doet? Niets, is zijn antwoord, om de een
voudige reden, dat de Ned. gezant geen
lid is van den kcrkeraad en nooit eene
vergadering van dat college heeft bijge
woond. Want, toen iu 1875 het reglement
voor de kerk herzien werd herzien NB. zon
der het te herziene reglement gezien noch
ilHtmiiuiiMiuiiHiiMiiiiiitiimiiiiimiiiiiiiiiiuiiiiiiiMimiiiiiiiiM
irnnimiiniiMiiiritiminiitiiimuiiimmiinimiMiiitmtfWMC
DOOK
BRET HARTE.
Zóó mocht hij in waarheid heeten, de knaap,
nauwelijks ac'it jaren oud; hij zou hierover
was men 't vrij algemeen eens 't recht heb
ben gehad zich dieu titel 1oa te eigenen. Aan
spraak evenwel heeft kij er nimmer op gemaakt.
Klem vau stuk was hij, vol zomerspioeten,
tot aan de wortels van zijn peenkleurig haar;
ja, ze schenen zich zelfs voort te zetten in zijne
amandelvormige oo^en, die met hun groenig
waas aan rijpe kruisbessea deden denken. Ia
dit alles week hij sterk af van het ouder-lype,
zooals dat in 't Zuidwesten vau Amerika vaak
voorkomt, waar 't is al.'of het opkomend geslacht
van 't verre Westen een nieuwe noot aanslaat,
"«ene onafhankelijkheid en oorspronkelijkheid
ontwikkelend, die in lijnrechte tegenspraak zijn
niet de algemeen erkende erfelijkheids-theorie.
Die afwijkingen vertoonden zich eveneens in zijn
karakter, daar hij gesloten en vastberaden wae
zooals geen zijner familieleden of schoolmakkers.
Zijn moeder was de vrouw van een vracht
rijder die, naar 't scheen, op zekeren dag zijn
gezin (én jongen en twee meisjes) gedeponeerd"
had aan den grooteu weg naar Burnt Spring,
met de linnen huif der kar tot dak ; terwijl hij
zelf er van doorging om andere vrachtjes niet
bepaald de zijne af te leveren aan andere
stations langs den weg; van tijd tot tijd keerde
hij echter tot de achtergeblevenen terug, waarbij
hij nooit verzuimde door kleine bijdragen iets
toe te voegen aan voorraad, huisraad of woning.
Op die wijze werd gaandeweg de linnen huif
vervangen door een houten dak, werd de kleine
hut vergroot; en het als-toevallig-uitgestrooide
zaad dat, onder den invloed van een milden
Californischen hemel, en gevoed door den rijken
Californischen grond,zoo wónder-weelderig wortel
schoot en bloeide, vormde weldra Medliker's
Ranch, of //Medliker's" met z'n vruchtbaar lapje
grond en z'n drie schuren of bijgebouwen.
De meisjes hielpen in het huishouden, op
naïeve, kinderlijke manier, in alles het voor
beeld der moeder volgend; de hulp van den
knaap, John Bunyan, was meer denkbeeldig en
origineel; want meestal werd hij ondersteld op weg
te zijn naar school of heette het dat hij er van
daan kwam ; in werkelijkheid was hij er zelden.
En die vrees stond te lezen op mrs.
Medgekend te hebben ; herzien zonder overleg
ging van het der gemeente evenzeer geheel
onbekende, met voorbedachten rade verbor
gen gehouden Keizerlijk besluit van 1842
herzien dus zondereenige voor ? en toelichting
van den wel ingewijden heer Gillot, «an
gaande den rechtstoestand van de Ned.
Herv. Kerk te St. Petersburg »toen wa
ren allen het eens, dat de gezant als zoo
danig, geen invloed op den gang der ker
kelijke aangelegenheid mocht uitoefenen;
dat de gezant wanneer hij lid der gemeen ie
was, dezelfde rechten zou hebben als elk
ander lid; dat hij als patroon der Kerk,
zooals hij na 1842 gewoonlijk genoemd werd,
de kerk zou vertegenwoordigen en hare
rechten zou handhaven tegenover de Russ.
Regeering." »Jhr. van Stoetwegen, toen
chargéd affaires, deelde deze meening."
Aangenomen dat dew voorstelling van
zaken, door den heer G. gegeven, alleszins
juist is, dan bewijst ze ten volle, dat de
Nederlanders toen geheel te goeder tr >uw
dwaalden, dwalen moesten, omdat Ned.
diplomaten en predikanten opzettelijk in
verzuim waren gebleven, den Nederlanders
voor te lichten omtrent den rechtstoestand
der gemeenschap. Hadden de Nederlanders
in 1075 geweten wat ze buiten diplomaten
en predikanten om, later zijn te weten ge
komen, voorzeker had men zich toen met
zuike zinledige beschouwingen niet kunnen
onledig houden. Opmerkelijk, zeer verdacht
zelfs blijft het, dat n zaakgelastigde n
predikant tegen beter weten in, deze
averrechtsche meening konden deelen. Opmer
kelijk is het tevens, dat de heer G. van
den gezant durfde i-preken als van iemand,
die na IS 12 gewoonlijk werd genoemd:
patroon der Kerk.
Eerst in 1889, nauwkeurig 47 jaren na
het verschijnen van Int Keizerlijk Besluit
van 1842, hoorden de Nederlanders van het
bestaan van een patroon der Kerk, dank
alleen het Urkundenbuch van Dalton,
uitgekomen in eerstgenoemd jaar. Wilde
hij eerlijk zijn, dan had de heer G. in dit
geval moeten schrijven lSb',1, niet 1842.
Van zijne eigenaardige waarheidsliefde
leverde eene vergadering van 15 Mei j.l.,
mede een zeer treffend bewijs.
De ambtelijke loopbaan van den op zijn
verzoek (?) eervol ontslagen gezant is ge
schetst, overeenkomstig de feiun. Zag de
heer G. de kans schoon, om die feiten
met eenig gevolg te loochenen, hij zou wel
andere woorden hebben gevonden om zijn
cliënt schoon te wasschen, een cliënt wien
hij zooveel te danken heefV, althans naar
zijn opvatting.
«Niet de heer G. heeft den gezant in
1875 verzocht ter vergadering te komen".
Volkomen waar. De heer G. wist reeds
wat anderen niet wisten, dat de zaak al
beklonken was tusschen hem en den gezant.
Wat diens quasi-onzijdigheid beteekende
werd spoedig duidelijk. Toen heeft de
gezant ons in 't openbaar verguisd, on
waardig ons gekrenkt, onze eer als Neder
landers aangetast, ons verloochend. Dat
het zijn geestverwant, den heer G. niet on
gepast voorkomt te vragen: of het wel
heel redelijk is, zulk een rnan te behande
len alsof hij 't vaderland had verraden
verwondert niemand, die het ongeluk heeft
gehad twee zulke krachten hier eendrachiig
te zien samenwerken tot onheil en verderf
van kolonie en kerk.
Den aandachtigen lezer kan niet ontgaan
zijn, dat cursief geschreven »niet ik" ver
langde, dat men Z. Exc. oificieel zou ver
zoeken ter vergadering te komen''. De heer
G. wil laten doorschemeren, dat hij per
soonlijk doodpnschuldig is aan het geval,
dat de eigenlijke bewerker van het gesticht
onheil niet hij, maar de gezant alleen is.
Wij weten beter. Niemand anders dan hij,
Gillot, is de geestelijke vader van het
Reglement-Gillot, hij alleen drong er op aan,
omdat in het nog terecht bestaande, niet
vervallen Reglement niets te vinden was,
wat hem persoonlijk kon lijken, en
e\en
MJflIIHIIIHIIIIltllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHiMKIIMmnllMlia
liker's gelaat, toen ze op zekeren morgen, bezig
met een ketel te schuren, met een voorgevoel
van nieuw gejeur" den dominee, den weieer
waarden Slaples, zag naderen, die met de eene
hand John Bunyan Medliker met zich mee trok.
Terwijl bij Jolmny losliet, vatte hij post inef,
den rug tegen de deur, en wisch'e zich 't
gelaat met een rooden zakdoek af. Johnny
viel neer op een stoel en wierp steelsche blik
ken op den arm waarbij ds. Staples hem had
voortgesltept, met de andere hand dien arm
betastend, als wilde hij zich ovtrtuigeu of die
soms langer was geworden.
-- *üe schoolmeester heeft me verzocht,"
aldus begon dominee, met een breeden glim
lach z'u rooden zakdoek in deu bol vau zya
vilten hoed wegbergend, »onzen jeugdigen vriend
hier te brenger, teneinde u, zuster Medliker,
te raadplegen in een zaak van het grootste
belang. Het is mij niet zouder moeite gelukt",
hier zag hij neer op John Buuyau, die weer
bezig was zijn arm te betasten, en thaus over
tuigd scheen dat die werkelijk in lengte was
toegenomen, v Maar we moeten or.zeu plicht
doen, al kost 't ons, en wellicht ook anderen,
inspanning. Onze jp,ugdif>e vriend, John Buuyau,
staat op een duizelingwekkende hoogte. .. op
een glibberig pad, en," vervolgde Ds. Staples
met voorname terzijde-stelling van alle logika,
//zijne voeten schieten diep wortel in ongerech
tigheid." Hier slaikte liet kind eeu zucht van
verlichting, waarschijnlijk om de verzekering
dat hij teu minste eirdelijk vasten grond ouder
den voet had ; maar zuster Mf dliker voor wie
dominee'» beeldspraak den Sabbath-stempel droeg,
keerde zich driftig om naar haar spruit.
«En wat heb je me nu weer uitgevoerd,
John? waar ik me hier uitsloof omjetochuaar
school te kunnen zenden?"
Bij deze aanspraak staarde Johnny beurtelings
naar zijn voeten, naar zijn arm, naar den ketel.
Toen zei hij: Ik heb niets misdaan, maar hij..."
op Staples wijzend, ^heeft mij in'n arm bijna
uit 't lijf gerukt!"
i/'t Zal nu zoowat een week geleden zijn,"
vervolgde ds. Staples, met een glimlach vol
christelijke gelatenheid de beschuldiging van
zich afwuivend. //'t Kan ook zijn een dag of
tien daar wil ik af wezen toen de
meester tot de ontdekking kwam dat Johnriv
in 't bezit was van twee of drie plakjes fijn
riviergoud, elk ter waarde van een halven dollar,
of misschien wel 021A cent.
«Hij weigerde te zeggen waar hij ze van daan
had; maar erkende ten slotte ze r/gevoin/en'" te
hebben. Daar het de eerste maal was, werd er
niet verder op aangedrongen ; men liet het er
bij. Maar een paar dagen later werd hij be
trapt in den winkel vau Smith, terwijl hij bezig
was twee andere plakken van verschillende
min iets ten gunste van zijne Duttschers,
die hij voortaan als dommekracht noodig
had tegen de Nederlanders. Daarom gaf
hij als Dictator, met de eene hand, wat
hij in overleg met den gezant, met de
andere ontnam aan de Nederlanders.
De eerie dienst is immers den anderen
waard !
Van welke nationaliteit de Gillotijnen
eigenlijk zijn. doet niets ter zake. Wij
noemen ze Daitschers, omd.it ze zich ge
dragen ais Uuitschers, als vijanden van
onze moedertaal, van de otficleele taal der
kerk. Zijn er Nederlanders onder a la Gillot,
de afvalligen rijzen daardoor niet in waarde,
integendeel.
Met de administratie zpgt de heer Gillot,
niets te doen te hebben ; alle aanvragen om
ondersteuning komen m den kerkeraad.
Is hij dan geen lid van den kerkeraad ?
Deelt hij niet in de verantwoordtilijkheid
van dit college ? Boeken wil hij toonen !
Och, toon dan meteen het conto Gillot, en
de nooit voorgelegen, du,-s niet goedgekeurde
notulen !
Vreemd zal het elders klinken, dat al
die gif.en eigenmachtig worden gelicht uit
de kas der gemeenschap, zonder verlof van
de gemeen ten aren. O »k zoogenaamde goede
werken zijn vaak betwistbaar, het vóór en
tegen wil overwogen zijn in de boezem der
gevende gemeeriscnap. De heer G. is niets
anders dan een bezoldigd dienaar der kerk,
de hoogste mag evenmi.i buiten zijn be
voegdheid gaan als de laagsie.
En dan die laatdunkende, lachwekkende
zelfverheffing: Ik, Ik heb het gedaan, Ik
heb het gewaagd, Ik was de man, overal
en altijd Ik, waar alleen sprake mocht zijn
van de kerk. Want nog eens, zonder die
goede moeder zoude hel den O,yiupiër gaan
als den welb-jkebden Catsiaanscheu
hoogklimmer.
Over het Duitsch pn-eken in de Ned.
kerk, is reeds het noodige gezegd, het strijdt
tegen recht en wet.
Aangaande canonisaties, zij gewezen op
een geval in 181)8. dat niet klopt met de
bewering van deu heer G.
Moet nij herinnetd worden aan een ved
geruchtmakende erfeniszaak, met al de
lieflijkhedeii daarbij ten toon gesprtid,
toen vrouwen en kinderen herhaaldelijk,
tevergeefs moeiten aankloppen ?
S.'hilddrije j tentoonstellingen van
buiienlandische artisten, zijn hier aan da orde van
den dag, alle naties en tongen zijn even
welkom. Gaarne zag min ook de werken
van Ned. meesters, van eene school, die
voor zich zelve getuigend geen reclame
meer behoeft van dezen of genen
schetteraar. Iets nieuws is het echier, de plaatse
lijke regeling eener tentoonsielling te iiooren
uitbazuinen, als gold het een wonder. Aan
zulk wonder gelooft niemand meer, daarvoor
zijn ze toch waarlijk te alledaags geworden,
zoo dood gewoon, dat geen andere natie
ooit eenigen ophef maakte van iets, wat
algemeen als bijzaak woidt beschouwd. Zij,
die het eigenlijke werk deden, kunnen na
tuurlijk niet in de schaduw staan van zulk
een alles verblindend licht. Van hen wordt
zelfs niet terloops gewaagd.
Als lid van »Am" natuurlijk buiten
den hper G. om daag ik den oud-voor
zitter Carel L. Dake uit, met zijn cliënt
voor een raad van eer te verschijnen, die
beter op de hoogte is van personen en
toestanden dan hij zijn kan. Aan dien raad
het oordeel over naam en faam van partyen.
Den ex-voorzitter komt dit oordeel niet
toe, geloof in eigen beteekenis alleen, maakt
niet competent. Heeft, die ex voorzitter van
»Arti" niet nog een ouden wrok te luchten ?
Was de kerkeraad maar ingegaan op de
speculatie van zijn cliënt: eenige duizenden
voor aankoop von schilderijen te besteden!
Des ex-voorzitters breede opvatting van
leven en zaken doen, is z^ker niet de onze.
Dank het gebrek aan zoodanige breedheid,
hebben niet wij onze toevlucnt te nemen
tot grootzielige verkrachting der waarheid.
niiiiiiiiiiiliiiiitiiiiiiHiiiiiiiiiuiimitiiiiniiHiiiiitiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHU
grootte, en ook een staafje goud vau 4?5 dol
lars waarde vau de hand te doen. Toeu werd
ik er bij gehaald; het doet mij iriuig leed te
moeten getuigen dat hij ook jegens mij bij deu
zelfden leugen, bleef volharden eu toen ik
hem als mijne meeuing te kennen gaf dat hij
ze schandelijk moest gestolen hebben uit eeu
der waichpiunen der delvers, beging hij nog
maals de zoude van dit hardnekkig te
outkennen zoodat het ons zelfs niet vergund is te
handelen naar htt Christelijk gebod en het een
maal te vergoeden laat staan het, vier- of
vijfvoudige terug te geven, zooals de Mosaïsche
wet voorschrijft, liet was ons, jammer genoeg,
niet mogelijk van de mijnwerkers zelveu hier
omtrent eeuige zekerheid te verkrijgen, hoewel
ze als n man tot mijn leedwesen de verklaring
aflegden dat juist die week hun ,/voudst" verre
beüedea hu^ue verwachtingen was gebleven.
Ik ben zelfs zoo ver gegaau van zijn eigen ver
klaring voor waar aan te uemtn, en heb hem
gesmeekt mij ten miuste de plaats aan te wijzen
waar hij het goud gevondeu had. Eerst bleef
hij verstokt weigeren; maar later stemde hij er
in toe mij dezen middag heimelijk naar de plek
te begeleiden."
Hier zweeg ds. S'apth een oogenblik stil.
en terwijl hij zijn stem liet daleii, vervolgde
hij somber en langzaam, met de oogeu op Johm.y
gericht: ,A!s ik verklaar dat, na herhaalde
pogingen om mij te ontsnappen, hij me eindelijk
naar den top van Bald Hill heeft geleid, zuiver
naakte rots waar niemand goud zou zoeken, en
dat hij toch volhield i/udf gevonden te hebben,
dan zult ge begrijpen, zuster Medliker, hoe
onverbeterlijk zijn aard is, en hoe hij de zonde
van //valsche getuigenis" gevoegd heeft bij zijne
overtreding van het Achtste Gebod.
//Maar ik laat hem vol vertrouwen over aan
je Christelijke tucht-roede ! Laat ons vertrouwen
dat, moge hij ook door zijne hardnekkige kop
pigheid aan de wraak der menschelijke gerech
tigheid zijn ontsnapt, hij d; moederlijke kastijding
niet zal csntloopen."
»Je kunt dat gerust aan mij overlaten/'
zei mr.s. Medliker, in haar verlangen om van
domiuee af te komen een gerustheid aan den
dag leggend, die ze verre was vau te gevoelen.
,/Zoo zij het, zuster Medliker," sprak Staples
voldaan, lang en diep ademhalende ; en laat
ons hopen dat als ge zijn vleesch zult gekastijd
hebben en den booze iu hem bedwongen, ge ons
heugel'jke tijding zult kunnen brengen a.s.
Woensdag op de Moeders-Vergadering."
Hij drukte zijn slappen hoed op 't hoofd, ver
waardigde den jeugdigen zondaar met een
laatsten blik, deed de deur open met de hand die
hij op den rug hield, en maakte zich ruggeliags
ait de voeten.
//Ea nu, Jolmny," zei mrs. Medliker, die
Ds. Adama van Scheltema te Londen,
heeft er reeds op gewezen, dat de logen
riet behoort tot de echt-oud-HoIlandsche
deugden.
Zeker zijn er allerlei manieren om zijn
patriotisme te toonen, mits men patriot zij
in zijn hart, en geen woordenheld. Wanneer
men den cosmoooliet, den Nietzscheaan
Gillot hoort stoff'dn op zijn patriotisme, dan
haalt degene die hem van nabij kent, die
in de gelegenheid is zijn doen en laten met
eigen oogen te controleeren verachtelijk
de schouders op. Al die gelegenheidsfrazen,
opgeblazenheid en zelfvergoding maken
niet den minsten indruk op den ingewijde.
Hier kent men, den heer Gillot helaas,
nog beter dan men hem, vóór ons, te
Zierikzee heeft leeren kennen. Zijn beenen
waren niet sterk genoeg om vroeger onge
kende weelde te kunnen dragen. Zijn ijdel
heid en heerschzucht maakten uit hem,
wat hij thans is.
Cosmopolieten van Ned.oorsprong, mogen
den heer G. in bescherming nemen daar
mee is bij als Ned. predikant niet geholpen.
De predikant eener Ned. gemeente moet
voor- en bovenal Nederlander zijn. geen
wereldburger, die zich verbeeldt overal en
nergens thuis te behooren. Wie twee heeren
dienen wil, past niet in de nationale kerk.
St.-Pe ersburg, Sept. '09. . E. E. SMELT.
Sec ia L aan q .: 1; a c,
n ncb
cn.
Eene definitie.
Nadat dus in ons laatste artikel de hui
dige stand van het zuivelwinst-vraagstuk
in ruwe lijnen is geschetst en medege
deeld, welke omstandigheden het in dien
stand bebben gebracht, blijft ons thans nog
slechts over, tot besluit van onze
mededtelingen uit de laatste jaarvergadering van
den Ned. Cuöp. Bjmi weer te geven, op
welke wijze de heer G. J. Bieleman uu
Vorden getracht heeft dat vraagstuk i^p
te lossen.
Alras bleek dan uit het betoog, dat zijne
aangekondigde inleiding vormde, alsmede
uit zijne antwoorden op de daarop volgende
discussie, dat men een goed zuivelfabrikant
kan zijn zonder van de economie eene
eenigszins ernstige studie te hebben ge
maakt. Trouwens dat ware ook te veel
verlangd : dank zij de vruchtbare verdee
ling van den arueid, welke de geheele
hedendaagsche maatschappelijke orde
beheer.-cht, is het zelfs gewenscht, niet alle
vakken op ns te willen beoefenen, doch
zich slechts aan eene keur daarvan te wijden,
om dan, wat de overige betreft, zich te
steunen op wat anderen, die deze weder
tot voorwerpen hunner studie hebben uit
verkoren, hebben gevonden, geleerd, of ge
wrocht. Dit laatste zich steunen op de
wetenschap van anderen moet dan echter
ook niet vergeten worden, en allerminst
ten opzichte van eene zóó veei omvattende
wetenschap als de staathuishoudkunde.
Indien de zuivelcoöperators dat slechts wil
den erkennen, zouden zij zich zonder twijfel
minder schrap stelten met hunne inzichten
over het zuivelwinst-vraagstuk tegenover
economisten als Piof. Treub c. a., en zou
de kalme pennen- en woordenstrijd, die
gevoerd wordt, veel eerder beslecht worden,
tenzij de belastingkwestie, die wij in
ous voorgaand artikel aanroerden, de zuivel
coöperators zóó vasthoudend wij zouden
bijna zeggen stijfhoofdig doet zijn, dat
zij nimmer kamp willen geven.
Ook de heer Bieleman toonde zich op dien
gezelligen avond van den 23en September
geen goed economist, toen hij aan het slot
van zijn betoog, de ivinst, door eene
oiiderde lippen vast op elkaar geklemd had terwijl
de deur zich sloot //zie me flink ia de oogen,
en zeg me waar je dat goud gestolen hebt-"
Blijkbaar twijfelde Johnny tr aau of 't gelaat
zijner moeder Hem den zedelijken steun zou
geven dien bij behoefde ; want aankijken deed
hij haar niet; na een poos op den kf tel ge
tuurd te hebben zei hij echter bedachtzaam :
ik heb geen goud gestolen."
vGoed," sprak mrs. Medliker triomfante
lijk, //als je 't niet eestolen hebt, vertel je me
zonder omwegen HOK je er aan komt "
Kinderen redeneeren vaak logischer dan vol
wassenen. Voor John Bunyau waren het stelen
van goud, en het eenvoudig weigeren te zeggen
waar hij het van daaa had, twee zeer
uiteenloopende, verschillende zaken ; dat zijn ontkennen
van het eerste feit de bevestiging yan het tweede
in zich zou sluiten, wilde er niet bij hem in.
Maar kinderen zijn ook van nature volgzaam,
eu het verstand der ouderen vervalt hen met
ontzag. Johuny overlegde dat zijn moeder
toch wel gelijk kon hebben, en dat in haar oog
't werkelijk hetzelfde was. Daarom, na een
oogenblik van stilte, vervolgde hij met meer zelfvertrou
wen : ,,'t Is best mogelijk dut ik't gestolen heb."
Maar hij was in 't geheel niet voorbereid op
de eensklaps dreigende houding die zijn moeder
aannam, en hare woedende uitbarsting.
Gestolen, jou deugniet! En je hebt 't hart daar
te zitten en me dat zoo kalm te vertellen \
Van wien heb je 't gestolen? Zeg 't gauw,
eer ik 't uit je ransel !"
Beteuterd en geheel van streek gebracht door
de nieuwe wending die de zaak nam, zocht
Johnuy op nieuw zijn toevlucht in de vroegere
bekentenis, en stamelde : Ik weet 't niet!"
Je weet 't niet jou satanskind ! Heb
je 't van Frazer genomen ?"
//Xee."
Van de Gebroeders Simmons ?"
//Xee!"
Van de Blazing Star Maatschappij ?"
,,Nee !"
Uit een winkel ?"
Xee!"
/Jlemelsche Goedheid ! ict/ar heb je 't dan
gestolen r"
Johnny's groenig-bruine oogen zagen een enkel
oogenblit zijce moeder aan, toen zei hij : Ik
heb 't gevonden."
Mrs. Medliker slaakte een zucht en staarde in
wanhoop naar de zoldering. Toch viel haar een
pak van 't hart. 't Was mogelijk dat hij 't
gevonden had hoewel ze hem voor een
leugenaar hield.
Waarom zeg je dan niet waar, jou bengel ?"
Dat wil ik niet!"
Johncy zou veel lust gehad hebben er bij te
voegen dat hij niet inzag waarom hij 't vertellen
neming, onverschillig welke, doch zeker
ook door eene zuivelfabriek behaald, als
volgt definieerde: »Winst is de vermeerderde
verkoopswaarde van eenig product tenge
volge van overgang van eigenaar met of
zonder eenige operatie, na aftrek van alle
onkosten, rente, enz."
Naar aanleiding van eene door een der
vergaderden gemaakte opmerking vulde do
inleider, deze definitie nog aan, door de
woorden »e» verkregen" tusschen vermeer
derde en verkoopswaarde te plaatsen, waar
door de omschrijving althans iets minder
onjuist, hoewel daarom nog verre van
zuiver werd.
Wij kunnen ons niet eraan begeven hier
uitvoerig-theoretisch aan te toonen, waarom
des h PP re n Bieleraatis definitie, die door
verschillende nftnwezigen bestreden werd,
niet zuiver is. Wij willen f r daarom alleen
maar op wijzen, dat de heer B. zich op
gevaarlijk terrein begaf, door de winst eene
waarde, te noemen. Afgezien van het o. i.
volkomen foutieve dezer benaming, is het,
begrijpelijk dat, waar de waardeleer en dus
de ivaarde definitie een zooveel bevochten
terrein is, eene definitie van winst, waarin het,
woordje waarde het hoofdbegrip vormt,
nimmer kans zal hebben, algemeene be
vrediging te verwekken.
Doch waarom beweerde nu ook de heer
Bieleman, met die, zijne definitie in de
hand, dat dus in coöperatieve zu
velfabrieken van winst geen sprake kan zijn?
Omdat, naar hij beweerde, in zulk eene
fabriek, met de melk, (in zijne definitie
aangeduid door «?eenig product") geen
overgang van eigenaar plaats hetft. De fabriek
behoort, aldus redeneert de hrer B., aan
dezelfde personen, die de melk leveren,
d. i. aan de hoeren. De melk verandert
dus niet van eigenaar.
De heer B. verwart hier echter twee
funct'en van den boer, ril. die van
merkleverancier met die van anndeelhouder in
eene fabriek. Deze beide dienen scherp'
te worden onderscheiden.
Indien bijvoorbeeld de eigenaar pener
machinefabriek tevens aandeelhouder is (en
dus medt-eigen aar) van eene stoombootmaat
schappij, en in zijn eerste hoedanigheid aan
die maatschappij eenescheepsstoommachine
levert zou dan wel iemand willen of kun
nen beweren, dat die stoommachine niet
van eigenaar veranderd is ? E'i is zulks
dan met de melk, die een hoer levert aan
een zuivelfabriek, waarin hij aandeel heeft,
niet volkomen hetzelfde het geval ?
Men ziet dus, dat reeds bij oppervlakkige
beschouwing de bovenstaande definitie van
den heer B. niet klopt.
Djch ook in een ander opzicht wa? het
beioog van den inleider merkwaardig. Ten
einde te wederleggen, dat het aandeel, dat
de boeren in de b iteropbrengst ontvangen
als verdere betaling van de door hen ge
leverde melk, gelijk in ons voorgaand artikel
beschreven is, pen deel der winst bevat,
st 1de de heer B. het volgende argument:
«Indien de gemeenteraad van Vorden
het loffeiijk_ besluit mocht nemen, mijn
onderwijzersinkomen meteen paar honderd
gulden te verhoogen, is dan het bedrag
waarmede mijn salaris verhoogd wordt,
winst ? Immers neen ! Dus kan er ook in
coöperatieve zuivelfabrieken van winst niet
gesproken worden."
Dat de hier gemaakte vergelijking
tusschen een ojiderwijzersinkomen en
fabriekswinst, d. i. dus ondernemersinkomen uiter
mate onlogisch is, behoeft zeker geen uit
voerig betoog, evenmin als o. i. behoeft
aangetoond te worden, dat dit geheel
«argument" van den heer Bieleraan hier
geen hout sneed.
Wij voeren die verschillende fragmen
ten uit zijne inleiding dan ook slechts aan,
om te laten zien, van welken aard de laatste
over het zuivelwinstvraagstuk gevoerde
discussier^ waren, en niet om in dit Week
blad de discussie met den heer Bieleman of
zijne medestanders nog eens te openen.
linmiiiiiitiiiiimiiiiMMiitiiiiiiiiiiiitmi
Illllllllllllllllllllllllllllllll
zou. Andere menschen die goud vonden werden
er immers ook niet, toe gedwongen. Daar had je
Jim Brody, die een goudader had ontdekt en
de plek geheim hield. Niemand dwong Lèm 't
te verklappen; niemand noemde l.rm een dief;
niemand had i m bij den arm meegesleurd om
de plaats aan te wijzen. Waarom was 't zondig
voor een knaap om goud te vinden ? 't Was
niet in strijd met de Geboden. Ds. Staples had
nooit gepreekt: Gij zult geen goud vinden!"
Zijn moeder had hem nooit leeren bidden dat
hij 't, niet vinden zou ! De meester had op school
noo.t als afschrikwekkend voorbeeld verhalen
voorgelezen van jongens die goud vonden en er
niets van zeiden en dientengevolge op droevige
wijze omkwamen. Dit alles woelde in zijn jeugdig
brein dooreen en maakte dat hij geen woorden
vond om uiting te geven aan zijn kinderlijke
orerdenkingeu.
//We zullen wachten tot je vader t'huiskomt
en die zal wel uitmaken of je wilt of niet,"
sprak mrs. Medliker. Pak je weg naar je bed
eu blijf daar."
Johnriy wist dat zijn vader, die zijn zaken
zoodanig had uitgebreid dat hij thaos met zijn
vijf wagens het land doortrok tot op 40 mijl in
den omtrek, niet voor het einde der week werd
terugverwacht dat het gevaar dus nog in 't,
verschiet lag. D« straf die hem werd opgelegd'
had hij verwacht. Hij begaf zich naar de
aangrenzende slaapkamer, die hij met zijn zuster
deelde eu begon zich uit tekleeden. Hij talmde
even met 't uittrekken van z'n eene kous en
haalde er eindelijk omzichtig een klein stukje
goud uit te voorschijn dat hij den ganschen dag
ouder zijn grooten teen had verborgen gehouden
tot groot ongerief van dat lichaamsdeel. Maar
dat was nu eenmaal een van de kleine beproe
vingen der jongelingsjaren. Hij kraste eenige
herkennmgsteekens op 't metaal en maakte
zoodra zijn moeder hem den rug had toegekeerd'
een kleine opening in den leemen muur verborg
fluks zijn stukje goud daarin en bedekte het
met het vochti^gemaakte gruis dat hij had opge
vangen. Daar lag 't veilig, even veilig als zijn
geheim, want t is waarschijnlijk onnoodig hier
te zeggen dat Johnny de waarheid had gesproken
heusch, hij had eerlijk het goud gevonden :
Maar waar? ja dat was nu zijn groot geheim!
Doch Johnny, met 't instinkt alle jonge diereu
eigen, zette thans de heele geschiedenis uit zijne
gedachten en terwijl hij in gemakkelijke houding
op zrm arm leunde, was hij weldra geheel en
al verdiept in het bestudeeren van de gewoonten
der roode mieren, die uit een scheur in den
leemen muur te voorschijn kwamen en met
behulp van een gebruikte lucifer slaagde hij er
m dien achtermiddag de gemoedsrust van een
geheele arbeidzame kolonie te verstoren.
(Wordt vervolgd).