De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 5 november pagina 5

5 november 1899 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1167 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ontmoeting met zjjn grootouders: Mathieu en Marianne: Qui donc est-tu, mon enfant, toi, qui m'appelle grand-père, et qui me ressemble comme un frère? Je suis Dominique, Ie fils ainéde rotre flls Nicolas, qui vit avec ma mère Lishetb, au vaste pays lïbre, dans l'autre France. Et quel age as-tu ? J'aurai vingt-sept ans en aoüt prochain, lorsque la-bas les eaux du Niger, kbongéant, reviendront féconder nos champs immenses. Et dia-nous, es-tn marie, as-tu des enfants ? J'ai pris pour femme, une frangaise. nee au Senegal, et déja dans notre maison de briques, que j'ai batie, quatre enfants poussent sous Ie soleil enflammédu Soudan. Moje scènes zyn de entree der vier kinderen van Mathieu in hun hemdjes, ook waar ze hem gaan helpen by den landbouw, de klassike eerste srede van jongeheer Gervais en zyn slaap onder het witte sprei als zuigeling gelyk de jonge aarde onder een dek van sneew, de bevalling van Marianne op een zonnige middag, haar ontmoeting in zwangere toestand met Constance, nadat deze Blaise in de lift liet misstappen en het flauw vallen van de moordenaarster, als Mathieu de oorzaak van Blaises dood en de aanslag op het leven van Denis ontdekt. Met levendigheid word het Pary's der noceurs en cocottes besreven en ook in het weergeven van lugubere taferelen bly'ft Zola zich nog steeds gely k: de wanhoop van Morange bij de dood van Rose en zyn latere waanzin, de roof vogel vlucht der meneuses van pasge boren kinderen naar het beruchte Rougemont en het interjeur van een verpleeg-huis voor zwangere vrouwen zooveelste klasse, dat van madame Rouche. Geslaagd is ook de besry' ving van de inrichting, waar minne's worden uit besteed. Aan het slot, word de grote tafel, om welke de famili de diamanten bruiloft viert. vergeleken met de oude eik daarachter als een sport geslachtsboom. Hier heeft hy in simbolisme niet gefaald, maar wel gelijk ik reeds opmerkte met de figuur van Sérafine en Marianne. Vals acht ik ook de kreet van de kinderen en kleinkinderen by' de entree van bruid en bruidegom: Vive Ie Père, vive la Mère. By zulk een buitengewone gelegenheid srewen di zo hard als ze kunnen eenvoudig: Hoerah! Hoerah! Een enkele banale zin in zulk een omvangryk werk als: un silence de mort régnait, moet men den sry'ver ten goede houden, maar niet deze onmogelikheid in de laatste alinea: Par-dessus les mers, Ie lait avait coulédu vieux sol de France....(???) Dan loopt de rest beter: ... juequ'aux immensités de l'Afrique vierge, la jeune et géante France de demain. Après Ie Chantebled conquis sur un coin dédaign du patrimoine national un autre Chantebled (zo heet de hoeve aldaar van Nicolas Froment) se taillait un royaume, au loin, dans les vastes tendues désertes, que la vie avait a féconder encore. Et c'était l'exode, l'expansion humaine par Ie monde, l'humanitéen marche, a l'infini. En in vlijmende eenvoud staat daaronder: Angleterre, aoüt 1898?mai 1899. Dit spreekt in zyn kortheid zo sterk, dat er niets bijgevoegd mag worden. Ik heb een heerlik gevoel van verlichting, nu Zola zeer waarschynlik een niwe cyclus, di der famili Froment, gaat afwerken, want het pessimisme, waardoor zyn tropise schep pingskracht gedurende het samenstellen der Rougon-Macquart-reeks gedeeltelik omsloeg in vernielwoede, verdwynt als een zwarte wolk; een frisse wind gaat door de gedrukte denkatmosfeer van de Mensheid als na een on weer, dat heeft uitgeboenkeld. E a ook de Décadence raakte al van af '97 in Frankry'k uit den ty'd. Het bewy'st dat dit land al bezig was zich te herstellen, toen de vBrdorvenheid van de generale staf pas aan het licht kwam, want de literatuur weerspigelt nauwkeurig de geestelike en zo ook de materjele toestand. In plaats van het onzekere der fin-de-si cledichters vind men nu by een jonger geslacht het onwrikbaar geloof in de macht van de Natuurwetenschap, in plaats van hun kerkhymnen en doelloze kerkvader-studi een progressive godsdienstige beweging, ook in de Kunst, vijandig aan alle middeneews klerikalisme en voor hun teren op oude motiven, hun tobben in een verdwynende Levenseenheid de Kunst der expanzi naar niwe landen, welke de volken tot een hogere Wereld-Uni voert. Na de nevrose, de koortsachtigheid, de bloedarmoede, het verpiteren en verkwijnen van dat soort artiesten gaat een stroom van oerkracht door het tamme, vermuffend, little Europe, de eerste vereiste om een grandioze oerkunst voort te brengen, di voor ewen, gedurende de gehele, niwe komende Aera het karakter van de arsjitektuur, de poëzi enz. in hoofdzaak bepalen zal. We kennen nu de boulevards van Pary's, we kennen het beweeg van Unter den Linden en den Wiener Ring. Weg per sleeping-car en stoomboot uit di benauwde grote steden. Expanzi! Lucht! Voort naar de Yaag-tse-kiang, waar het morgen gejaagd klopt en hamert bij den bouw van Jong-China's fabriken, op reis om onder den ruimen sombrero te galoperen over de pampa's van Argentiniëof de by'l te hanteren onder de lianenval der wouden van Brazilië; er uit om tussen de wilen van de Pacific-waggons voort te donderen over de brede zonvonk-velden van den Ohio en den Mississippi, en op viaducten de sky-skrapers, de huizengevaarten van N.-Amerika te doen trillen, voorwaarts om den draf te volgen der kavalkaden van Kozakken, di de grenzen ver breden om het steppen-ry'k van den Tsaar naar China en Perziëen Afghanistan van horizon tot horizon. Ruimte en vryheid! En wi weet bevind zich reeds in de »lagers" der Boeren een of andere kwajongen, die op zijn veertiende jaar al kranig het geweer hanteert tegen de »rooineks" en di later in romanvorm het epos zal dichten der expanzi van Holland in Afrika, den heldenstrijd voor God, den Vrystaat en Transvaal. En wat Frankry'k betreft: noch het tydelik heersende en misschien al verdwynende malthuzianisme, noch de party'digheid van een kry'gsraad, maar niet van het hoogste gerechts hof, noch het gebrekkige der ultra-sentralistise regeringsvorm hebben mij ooit aan zijn toe komst doen wanhopen: ik vrees evenmin voor di van het hele Latijnse ras 1). 1) Tegelijk met de Cubaanse opstand brak in alle Z. Amerikaanse republiken tegelyk een literaire revoluutsi uit. Moet dat Décadence heten? De Franse Wetenschap ging vooruit of er geen Dreyfus-zaak bestond, de mannen der Franse Industri zullen denkelik spoedig de trans-saharise spoorweg bouwen, di Frankry'k misschien zal maken tot een ekononr.se eerste rangsstaat evenals Rusland. De Telegraaf melde, dat daartoe zich reeds een maatschappij heeft gevormd. Wat betekent een tydelik verval, en wat we tans hebben beleefd: het uit-ziken van een groot volk gedurende tien jaren in het verloop van zyn hele geschidenis? Bitter weinig. En tegelyk geeft di naatsi weer de een stoot aan een niwe beweging in de Kunst Dat bewijst Fécondité. En daarom moet het mij van het hart en niet als een ondoor dachte kreet : Vive Zola ! Vive la France! J. K. RENSBURO. Boet en Tijdschrift. Op Slotenburg, door THÉRKSE VAN ARENDSBERG. Uitgave van G. J. Slot houwer, Amersfoort. Een naiëf boek te schrijven kan een groote verdienste in zich hebben. Tegenover het vele drieste en perverse heeft het eenvoudige alty'd zy'n bekoring. Maar »0p Slotenburg" is niet alleen naievelyk geschreven, het boek is dor en gebrekkig ook ? en dit laatste is onduldbaar. Het kan aller-aangenaamst wezen zichzelf en anderen te bedotten met de wereld voor te stellen als een cirkeltje van goedheid en lief heid, de menschen er in af te beelden als engelen in persoon, en zoo'n visie pleit zeker voor goed-willige eigenschappen van den auteur, in een mensch geen geringe verdienste. Maar dan dient men toch eenigszins de gave te hebben om van een eenvoudig onderwerp kunst te maken. Wie het nog niet wist, dien kan gezegd worden, dat idylle of daaromtrent het moeielijkste in de litteratuur is. Op het slot Slotenburg leven in dit verhaal twee goede, oude lui. Hun dochter, getrouwd met den burgemeester van 't dorp, is gestorven en nu zoekt die burgemeester voor zyn schoon ouders afleiding door een juffrouw van ge zelschap. Ter zelfder ty'd, ergens anders, in Beverloo, wordt een meisje, wees. Die wees komt natuurlyk op het slot en de heer burgemeester verlieft zich op die wees, tot aardsch geluk en hemelsche zaligheid van de goede, oude menschen, die op deze wijze een dochter terug krijgen. Het dochtertje van den burge meester verlieft zich dan later nog op den broer van 't meisje. Och ja, anders zou die arme broer ook zoo ongelukkig moeten rond zwerven ! Het komt haast uit, zooals met de familie Fromont in Féconditévan Zola. Vermeld moet nog worden, dat het meisje in den morgen van haar afreis op den scheurkalender de woorden van Goethe vond: »Ich will!" | Das Wort ist machtig, \ Spricht's Einer ernst und still. | Die Sterne reisst's vom Himmel | Das eine Wort »Ich will". | Dat ne woord begrypt evenwel niemand in dit verhaal, want het gaat van een leien dakje, als gesmeerd, van zelf. Mogely'k heeft de schrijfster »Ich will" op haar zelf toegepast, mogelijk! De geduldige lezer zal, als hy' ten einde wil komen, ook nog wel eens tot zichzelf moeten zeggen: »Ich will". En zoo opgevat, heeft dit boek misschien nog zijn goede zijde. * * * Wereldkampioen door SINDS. Uitgave van E. L. E. van Dantzig, Amsterdam. Wat onderscheidt litteratuur van lektuur, wat kunst ven wel-aardig geschryf? 't Is moeiely'k dat in 't kort te zeggen, nog moeilijker er vaste wetten voor aan te geven. In het algemeene zou men het verschil kunnen aanduiden met de verklaring, dat kunst het produkt is van een lang ingehouden en aan gehouden gevoel, met geheel eigen gewaar wordingen van den auteur, het andere een vlug-uitgestort produkt van habiKteit, gesteld dat bij beiden de schrijfvaardigheid gelykwaardig is. Een humane inrichting. Werd mijn gang naar het Madchenheim 1) beloond n door het belangrijke, wat mij die inrichting te zien gaf, n door het sclioone vergezicht, waarvan ik op mijn weg naar Plauen genoot, het pad dat voert naar de Hangenbrückenstrasse," een der vele onsierlijke burgermansbuurten van Dresden-Neustadt, biedt niets van dat moois; zelfa had ik zóó veel moeite, om den juisten weg gewaar te worden, die mij naar het doel van mijn tocht: de //Kindergarten," moest voeren, dat ik, ten einde raad, maar een taxameter 2) nam. De Neustadt" die eertijds Altstadt" heette, daar dit deel van Dresden het eerst stadsrech ten ontving, doch door een brand vernield, als Neustadt" verrees, de Neustadt representeert Dresden's nuchtere, practische zijde, terwijl de » Altstadt" der residentie poetischen kunstenaarsaard toont. Hier weinig of geen van die heer lijke villa's, die in Altstadt heele straten vormen, en ook slechts bij uitzondering die grootsche plein- en bloemeuaanleg; hier sporadisch maar een fontein of een standbeeld, waarmee men aan de overzijde der Eibe zoo kwistig zich getoond heeft. Hier is eigenlijk het centrum, waarvan uit vél bekostigd wordt, van wat de oude stad te genieten geeft; want hier wordt vél gewerkt, vél geproduceerd en vél geld verdiend: dit laatste echter helaas... door enkelen, het meerendeel, zoo als dat overal nog is, zwoegt en zweet, zweet en zwoegt... voor anderen. Dat in zulk een omgeving een Kindergarten" een raison d' tre moest hebben, zag ik reeds vóór ik den drempel dier inrichting overschreden had ; van hoe groot nut die drievoudig werkende instelling is, dat begreep ik eerst recht, toen ik haar verliet. Een meisje van een jaar of dertien, met nette manieren, opende mij de deur van het hoogst eenvoudige huis, grenzende aan een groote stedelijke bad-inrichting. Mijn kaartje werd door haar der Directrice overreikt en spoedig daarop verscheen Fraulein Nodoluy zelve, mij met een van veel goed heid getuigend, vriendelijk lachje ontvangend. Zij geleidde mij in een eenvoudig vertrek, dat blijkbaar niet uitsluitend tot ontvangkamer diende en bood zich niet alleen welwillend aan, mijn vragen te beantwoorden, maar mij alles van die humane inrichting mede te deelen. Hiernaar noem ik die instelling, een onderdeel der Stadtverein für innere Mission" terwijl ik de takken der Vrouwcnvereeniging 3) eenvoudig als weldadige instellingen kwalificeerde. Want bij de eerste bestaat niet, zooals bij de laatste, de zucht om te wreken" wat ongelukkigen, daartoe door geboorte, afkomst en door hun milieu gedreven, misdaan hebben, en nog wel te wreken óók op de gevolgen" van die daad ; hier geldt alleen de roeping om te helpen, te steunen, ook te voorkomen, wat voorkomen kan worden. Hier heerscht waarachtig de Geest van Christus, den Humane; mijn lezers zullen zich herinneren, dat ik op 't ik zou haast zeggen: pbariseëische" wees van de regle menten der Vrouwenvereenigin 4) waarbij arme, zieke ongehuwde kraamvrouwen, waarbij onechte kinderen, als komend uit den Booze, ten strengste geweerd worden ... Hoe gunstig steekt daarbij of het on-menschelijk antwoord mij door Fraül. Nadolny ge- , gevfin, op mijn vraag of de Innere Mission" l er óók zoo over dacht. //Wir nehmen", was haar zeggen, //alles wat unserer Hülfe bedürftig ist." En toen ik vroeg of dit ook voor de godsdienstige gezinten gold, vernam ik, dat hoewel de geest der inrichting Protestant is, er ook daarin geen verschil ge maakt wordt en zij zelfs" hoe teekent dat de positie door den Jood in Saksen ingenomen- en zij zelfs (!) al eens einen kleinen Jude" onder haar hoede heeft gehad. Of er veel z. g. n. onechte" kinderen hier werden gebracht?" *O ja" en op mijn vraag: wat haar overtuiging was, ten opzichte van het moreele gehalte dier ongehuwde moeders, of zij werkelijk, volgens haar meening, grooten deels uit zucht tot liederlijkheid of uit pronk zucht zich den mannen opdringen of geven, kreeg ik uit den mond dier menschlievende, kalme vrouw, die met het recht van veeljarige ondervinding sprak: Glauben Sie es doch nicht." »Ik ten minste," zoo ging zij voort, //ik ken ze bij dozijnen, de ongelukkigen, die goed-geloovend, omdat zij liefhebben, zich in liefde den man hebben gegeven, niet kunnende denken, dat deze in haar niets ziet, dan het tijdelijk middel om zijn lust bot te vieren en die, nadat het doel door leugens en valsche huwelijksvoorstellingen is bereikt, haar als dupe van te groote liefde, van te vroom vertrouwen, aan haar lot overlaat, beladen, nu, met de door hem haar aangelegde keten: het kind, van welks bestaan hij zich niets aantrekt. De aard van de meisjes uit de z. g. n. heffe des volks, met wie ik kennis ge maakt heb," aldus ging zij voort, is menigmaal heel wat beter dan van de coquette in balzaal of fancy-fair." //Maar" vroeg ik, //na die eerste teleurstelling," want Fraül. Nadolny had mij van gevallen ge sproken, waarbij door de moeder tot zes keer toe een kind, telkens van een ander dan den vorigen //Schatz" (!!) onder haar toezicht werd gebracht. Ook na die eerste teleurstelling, ja zelfs na zesmaal zich vergeefs illusies gemaakt te hebben, heb ik veelal nog sympathie voor die ongelukkigen. Zij gelooven wie gelooft niet graag wat hem aangenaam is. Zij geloo ven en hopen door toe te geven, nu dit keer dan hun ideaal: een eigen thuis, verwezenlijkt te zullen zien. Na de derde keer of vierde, ja, dan gaat 't geloof heen, maar dan blijft nog de hoop... //misschien meent deze vrijer nu eens inderdaad wat hij zegt en ... hernieuwd laten zitten is het treurig slot". Vergelijkt u eens'', zoo vervolgde mijn sympathieke voorlichtster,//ver gelijk u eens de entourage vauaf de geboorte van deze misdeelden, met de zorg, den angst waarnuc de meisjes van onzen stand van jongs-af voor deze verleiding behoed worden, hoe haar heele positie die reeds van zelf zoo goed als geheel wegneemt! Zijn de vrouwen van den vierden en vijfden stand er niet van jongs-af aan bloot gesteld om te worden geëxploiteerd door de gewetenloosheid, het vuile egoïsme der mannen ? Zeker zijn er slecht geaarde vrouwen ook onder deze, l maar ... voor haar pleiten vél meer verzach- ' tende omstandigheden dan voor haar soortgenooten uit hoogeren stand. Maar dezen komen ook niet bij mij, want wat hier den kinderen geboden wordt van jongs-af, dat wordt door zulken niet verlangd. De ongehuwde moeders die haar kinderen hier brengen, toonen daardoor reeds, niet verdorven te zijn ; en dan die arme schepsels nog meer te verzwaren haar reeds zoo zware taak ! Neen, alle kleinen zijn hier wel kom en reeds van 's morgens zes uur staat de deur open, om ze te ontvangen. Om 7 uur 's avonds echter moeten ze gehaald worden, want dan hebben onze lokalen weer een andere bestemming. U zult straks zien, dat we feitelijk over veel te weinig ruimte te beschikken heb hen, maar voor licht en lucht wordt zooveel mogelijk gezorgd." Intusschen was dit gesprek reeds herhaalde malen onderbroken, door, dien de jeugdige helpstertjes, die hier onder leiding der Directrice tot kindermeisjes worden opge leid, haar raad of goedkeuring moesten vragen. Nu echter maakte zij haar excuus, omdat zij persoonlijk iemand te woord moest staan. Na een poosje kwam zij terug met een aardigen blondkop aan de hand. //Dat is óók weer een van de velen, dien een vader in de wereld heeft geholpen, zonder zich verder om hem te be kommeren" en mét streek haar hand met echtvrouwelijk medelijden over het kinderhoofd, dat nog niet besefte, wat hem reeds bij zijn wor ding voor leugen en bedrog aangekleefd had. De moeder wilde mij spreken om mij te waar schuwen, dat een buurvrouw hem heden zou halen, want dat zij haar naaiwerk naar den winkel in de Altstadt moest brengen. Zuur verdiend geld dat naailoon!" Dat ging, zoo vluchtig ge zegd, gepaard met een blik; die van diep-zieu en diep-voelen in de ellendig-maatschappelijke toestanden getuigde. (Slot volgt) VROUW KE. 1) Zie No. 1157 en 1158 van dit blad. 2) Kleine victoriatjes, voorzien van een toe stel dat automatisch aanduidt hoeveel men te betalen heeft. Deze karretjes onderscheiden zich buitendien gunstig van de andere rijtuigjes, doordien koetsier en trekdier van beter gehalte is dan bij gewone droschke's. 3) Waaronder het Madchenheim, de crèches etc. 4) Beschermvrouw de Koningin van Saksen. De vrouw en der Renaissance. In de »librairie académique", Perrin et Co. te Pary's, is een belangryk boek van R. de Maulde la Clavière uitgekomen, dat zooals vele Fransche boeken over geschiedenis en kunst geschiedenis, met een overvloed van teekenachtige feiten ook een aantal ruime overzichten verbindt. Het is, zooals Dr. Kiithe Schirmacher het noemt, eene werkelijke eultuurgeschienis van de vrouw in het Renaissance-tijdperk, eigenlijk een heel nieuw onderwerp. Burckhard bijvoorbeeld, een der klassieken over het Renaissance-tydvak, behandelt de psychologie der vrouw enkel als onderdeel, de Maulde la Clavière zelf is er in zy'ne beschavings- en kunststudiën eerst langzamerhand toe gekomen haar tot het voorwerp eener afzonderlijke be schouwing te maken. Reeds teekenend in het motto van het boek: »vers Ie bonheur". De schrijver verklaart de emancipatie der vrouw in het Renaissancetydvak alleen uit haar streven naar geluk. Als zij een betere opvoeding verlangt, een grootere maatschappelijke vryheid, vry'er ver keer, wanneer zy' kunst, wetenschap en wereld met sneller blik doorvliegt, dan is dit alles enkel streven naar geluk, en wel naar het geluk dat liefde heet. (Interessant zou het zyn, hier een aanknoopingspunt te zoeken tusschen de Maulde en een Engelsch schrijver van wien we vroeger een werk bespraken, en die de romantische liefde eene uitvinding der laatste tweehonderd jaar noemde). De getrouwde vrouw van het einde der Middeleeuwen, zegt de Maulde, kende geen liefde. Voor de Middeleeuwen zijn liefde en huwelyk twee begrippen die elkaar volkomen uitsluiten. Waarom trouwt de man van die tyden ? Omdat hij na de stormachtig doorleefde jeugd een thuis wil hebben, omdat hij zijn plicht jegens de gemeenschap en het ras wil vervullen, den staat burgers, de wereld be volking schenken wil. Hy neemt een vrouw uit algemeene, geheel onpersoonlyke redenen. Daarom is hem de persoon der vrouw ook tamely'k onverschillig, zoolang zy in een goede gezondheid en niet geheel afstootend uiterlijk eenigen waarborg voor het ras geeft, en in een gely'kmatig zacht humeur eenigen waar borg voor de rust van haar echtgenoot. Aan deze rust is den toekomstigen echtgenoot veel gelegen, want nog vóórdat hy den nek onder het juk buigt, hoort men hem telkens klagen over het verlies van zyn vryheid als jonggezel, over de oflers, die hij in den echt moet brengen, enz. Op den trouwdag ontvangt hy het bruidje, nog bijna een kind, 12 a 14 jaar oud, dat zonder weerstand uit de hand van haar vader in die van haar echtgenoot overgaat. In veel gevallen heeft het een theoretisch onderricht gekregen omtrent de plichten der vrouw in den huwelijksstaat; zwy'gend, geduldig, door religieuse, juridische, sociale banden omsnoerd, gaat het den weg, door ouders, priester, wet en echtgenoot voorgeschreven. Persoonlijke liefde is daarbij geheel uitgesloten; de mate rialistische gemeenschap van tafel en bed, op zijn grofst aangeduid, wordt door niets geïdealiseerd. Wat de vrouw onder dit ruwe régime gele den heeft, kunnen wy ons nauwely'ks denken. Haar smart, haar verontwaardiging, haar bit terheid, woede en tranen bleven binnen de muren. Het is waar dat de vrouw niet had geleerd te gevoelen, eene persoon te zyn, als in onze dagen; het is ook waar dat met het kind ook de persoonlijke liefde in den vorm van moederliefde kwam en hare bevrediging vond; maar ook in die kinderen werd zy ge negeerd, verdrukt, soms gemarteld. Onder haar oogen voltrok de man aan de kinderen de barbaarsche tuchtigingen van dien ty'd ; na het zevende jaar ontnam men haar de knaapjes, na het twaalfde de meisjes. In den stryd hier tegen, den strijd om de kinderen en de opvoe ding, ziet men haar dan ook het eerst trach ten zich vrij te maken, handelend op te treden. Juist het denkbeeld der Renaissance komt in dit geval de vrouw te hulp. In de leeraren der Renaissance vindt zij hare bondgenooten ; met hen in vereeniging, weet zij de opvoeding der jongens minder ruw, die der meisjes min der eenvoudig te maken; van de denkers der Renaissance worden moeders en dochters de leerlingen, zy gaan lezen en weten, onder zoeken en discuteeren, zij gaan wetenschap en kunst beoefenen. Maar nu komt ook het oogenblik dat huwelyksgewoonte en vrouwen ontwikkeling elkaar ontgroeien ; dat de vrouw wel van huwelyk weet, evenals vroeger, maar ook aan liefde en liefdesrechten denkt, afzonderly'k daarvan, evenals vroeger de man ; nu komen de drama's en de veel tragischer en heftiger conflicten dan vroeger. De vrouw heeft zich zelve ontdekt; voor zich zelve waagt en stry'dt zy nu, en trotseert wet en gewoonte. De Maulde la Clavière geeft bij dit alles namen en feiten. ledere nuance in die onge lijkheid heeft hare voorbeelden. Sterker dan in andere tijden was dit geval vertegen woordigd, dat de vronw, gehuwd, in volkomen onafhankely'ken gedachtenkring leefde, dat zij den stelregel uitsprak: Ie mariage ne lie pas l'ame, zich omgaf met geleerden, dichters en kunstenaars, en met deze een spiritisch-maagdely'ke vriendschap onderhield, die zij niet als een diefstal jegens haren man beschouwde. De vorm waarin dit verschijnsel reeds in den tijd der minnezangen en der cours d'amour voor kwam, is moeily'k hiermede te vergelijken; de dames der Renaissance hadden als bescherm heilige voor dien cultus een wijsgeer der oud heid gekozen, die daar wellicht niet aan gedacht had, den grooten Plato. Het neo-platonisme diende ingeleid door de Romeinsche philosophen Ficinius en Bembo, als leer voor deze zielsbehoefte; in hare overdry'ving kwam zy tot de diepste minachting voor alle aardsche liefde, zelfs tusschen pla tonische gelieven; uit minachting voor het huwelijk kwam zij tot een druk wereldsch verkeer, dat weder den verheven geest der beweging in gevaar stelde. Van Marguerite de Valois, de echte Renaissance-vorstin, daalde men in anderhalve eeuw tot de Philamintes en Bélises van Molière, terwijl de strooming, in edelen en minder edelen vorm, telkens op het groote gevaar stuitte dat de mannen, heel of half oprecht, met de spiritualiteit een loopje namen; ils n'entraient dans Ie platonisme qu'avec Ie désir d'en sortir. In de Kerk, die vroeger zoo de bondgenoote van den man geweest was, vond langzamer hand de vrouw een steun; dit wordt groo tendeels verklaard uit den meer liberalen, humanitairen, mondainen geest der Romeinsche prelaten van die periode; hun vriendelyk deïsme zou al spoedig een tegenhanger vinden in de sombere orthodoxie der Spaansche in quisiteurs. In de wisseling van overwinning en nederlaag leed ook de zaak (der vrouw vaak schade; toch wortelt in den kunstzin, den zin voor schoonheid en liefde, voor vrijheid en gerechtigheid van de vrouwen der Renaissance, weer het streven van de vrouw der nieuwere tijden. Vóór de Renaissance kende zij het huwelijk en niet de liefde; daarna zocht zy de liefde, af'zonderlyk van het huwelijk; in haar kruistocht »vers Ie bonheur" is zy thans op weg om tegenover de liefde het huwelijk licht te tellen en een volkomen vervorming of afschaffing van die oude instelling te vragen ; wellicht zal het een volgend geslacht reeds gelukken, met zekerheid en duurzaamheid te vereenigen, wat vroeger onmogelijk en thans nog zeldzaam en slechts bij toeval op den duur samentreft: huwelyk en liefde. iM«iiiiiniiiiii»tiiimiiiiiMiiiiiiiii>iiiiiiiiiii.niniiiimiiiiiimimHiiiiiii« Bont. Vereeniging ter behartiging der belangen van jonge meisjes. Ttecept. Indien bet gebruik van bont nog meer kan toenemen dan het reeds toenam, zal het dit jaar het geval zijn. De japon of mantel van geheel bont, n soort of diverse soorten, zal mode zijn, de mantel weer met gegolfde strooken, breede revers, hoogen kraag, van lengte drie kwart (dat v/il zeggen tot over de knie) of ook tot den grond, met volant en forme, met belegsels en randen. Dit is het middel om hem heel duur te maken; te Parijs en te Londen zijn wintermantels van 5000 en 6000 francs geen zeldzaamheid meer. Als garneering voor den hals, kraag en revers, wordt veel het mooie zachte donzige lichtgrijs chinchilla gebruikt, waarvoor men dan heele vellen neemt, de donkerder nuance van den rug en de zilverachtiger huid van den buik in elkaar uitloopend en zooveel mogelijk evenals de marmerplaten van een vestibule in teekening correspondeerend. Daar voor iedere revers intusschen een afzonderlijk beest noodig is, wordt het heel kostbaar deze bij elkaar te zoeken. Ook blauwvos en zilvervos wordt daarvoor gebruikt, met »genaturaliseerden" kop; het loutre komt ook weer in de mode, terwijl het breitschwanz vooral voor smalle garnituren verknipt of, omdat het zoo dun is, voor corsages van japonnen gebruikt wordt. Hermelijn wordt, als heel opzichtig, zelden gebruikt, of alleen in combinatie met andere bontsoorten; zoo is voor Jane Hading een mantel gemaakt van loutre, gevoerd met hermelijn, en openend op een vest van hermelyn, met amethisten, in randen van strass, als knoopen. Van bont en stoffen kan men verschillende combinatiën maken. Gedistingeerd is het. figu ren van fluweel, met stalen kralen omzoomd, op bont te appliceeren; niet gedistingeerd daarentegen figuren van bont op fluweel te leggen, en wel vooral omdat men de daartoe benoodigde stukjes, eigenlijk afval, bij bont werkers per pond tegen heel lagen prijs koopen kan. * * * Na al wat in deze rubriek reeds over het onderwerp gezegd is, behoeft nauwelijks met een woord van aanbeveling gewezen te worden op de circulaire der «Vereeniging ter beharti ging der belangen van jonge meisjes", wier nationaal comitéte Utrecht gevestigd is, maar die in de voornaamste steden haar afdeelineen heeft. Zooals de naam aanduidt, is het eene Ver eeniging, die zich in den ruimsten zin de be langen van elk taeisje aantrekt, dat raad en leiding noodig heeft, zonder verschil van nationaliteit, kerkgenootschap, beroep of stand. | De Amsterdamsche afdeeling heeft nog alleen ' in stilte gewerkt: Zy' heeft eenige gezellige i avondbijeenkomsten geopend, voor fransche, j duitsche en engelsche meisjes, voor kinderj juffrouwen, modistes en ateliermeisjes : inlich tingen omtrent betrekkingen verstrekt, zoowel in het buitenland, als in ons land; en de meisjes, die van buiten kwamen, met goede betrouwbare adressen in Amsterdam in kennis gesteld. Thans tracht de afdeeling een centraal bureau voor inlichtingen op te richten en tevens een vriendelijk Christelijk home te openen, een ruim huis in het centrum der stad gelegen, eenvoudig doch vroolijk ingericht, tevens woning der directrice, dat plaats zal bieden voor minstens een tiental logeergasten. De taak der directrice zal zijn, behalve de leiding van het home, elk jong meisje, dat zich aanmeldt, met raad en hulp bij te staan. Eenigszins bezwarend is het, dat men zich niet aan algemeen humanitair streven wil houden, maar de opneming aan propaganda dienstbaar wil maken. Wy lezen toch: »hoewel de logeergasten vrij latende, zal de directrice ook aan deze haren Christelijken invloed doen gevoelen en het samenleven als het ware be zielen" ; het kan toch zyn dat andersdenkenden, niet-christenen of christenen van een andere richting dan die der directrice, zich door zulke bezieling belemmerd of gegeneerd gevoelden. Het is wel hard, de arme meisjes met dezen steun ook eene overtuiging te willen opdringen. Het lidmaatschap der vereeniging het»Home", wordt verkregen door een gift in eens van minstens / 100, eene jaarlijksche bydrage van minstens / 5, of deelneming in eene geldleening van rentelooze aandeelen van minstens / 100, tot oprichting van het »Home", even tueel aan te gaan. Het uitvoerend comitébestaat uit de dames: A. Schuller tot Peursum?de Koek, Keizers gracht 413, A. M. M. Everwijn Lange?Doeft', Frederiksplein 41, D. Matthes, Heerengracht 01, C. W. Crommelin?Wilkons, Weteringschans ' 30/, M. Gronemeijer?TerMaat,Vossiusstraatl5, W. M. Groote?Burgersdyk, Nic. Witsenstr. 10, J. J. R. Everwijn Lange, Heerengracht l'Jl, J. M. J. Reese, Heerengracht '15,'i, M. C. II. Richard?Funck, Ruyschstr. 1:2, M. Schwartz de Savornin Lohman, Sarphatikade 9, P.Verkouteren?Brun, Prinsengracht 512, C. C. Wttewaall van Stoetwegen?Van Swinderen, Van Eeghenstraat 14. * * * Gefarceerde Icoolrapen. Groote maar niet oude koolrapen worden geschild, een schijf als deksel wordt er afgesneden en de rest uit gehold. Men laat ze dan met hun deksel een kwartier in zout water koken, dan afkoelen en vult ze met een farce van kaltsvleesch. ham, spek, anchovis, zout, peper, nootmuskaat, citroenschil, alles goed gehakt en met boter. twee eieren en geweekt brood gemengd. Men vult de koolrapen met deze farce, bindt er de deksels op en zet ze naast elkaar in een kastrol, waarvan de bodem met ham en spek bedekt is, giet er bouillon over, sluit de kastrol en laat het gerecht langzaam zacht stoven. Dan doet men de draadjes eraf, ontvet de saus, bindt die met wat meel, eierdooiers of zure room, giet ze er over en dient de spijs zeer warm op. Men kan er nog ham bij geven. E?e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl