Historisch Archief 1877-1940
No. 1169
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
met de letters waar zy tusschen staat, en hoe
daardoor de groote eenheid in een boek dik
wijls verbroken wordt. Hoe de zwaarte van
de letter en het zwart van een teekening
evenredig moeten zijn, en hoe noodzakelijk
het eigenly'k is dat men zich hier juist reken
schap van geeft. Dit en veel meer zou men
nog kunnen leeren uit reprodukties van oude
boekversieringen; of het nu wel in de bedoeling
van den schrijver ligt hierop te wy'zen, be
twijfel ik, het komt my meer voor dat het een
overzicht wordt, waarin alles naar behooren
zy'n deel krijgt, en dit is misschien voor velen
ook het aangenaamst.
R. W. P. Jr.
Amstelodainiana.
Jaren geleden telde het Rijks-Museum
toen geherbergd in het Trippenhuis een
eersten opzichter, die niet alleen zeer goed
teekende en aan zijn teekeningen een antiek
smaakje wist te geven, maar tevens zijne artis
tieke producten bijeen Meld en tot een atlas
van stadsgezichten vereenigde. De leden van
het eenmaal zoo bloeiende Felix Meritis hebben
meermalen op een hunner kunstbeschouwingen
gedeelten van dien atlas kunnen bewonderen,
waarby dan Gerrit Lamberts, de kunstenaar en
verzamelaar, zy'ne hoorders in gedachten rond
leidde door onze zoo eigenaardige straten en
langs de mooie grachten, of wel met hen eenige
oogenblikken vertoefde in buurten, waar kort
te voren de slooper aan het werk was geweest.
Heeft het geluk gewild, dat een halve eeuw
geleden de heer J. W. Wurfbain de geheele
verzameling van Lamberts kocht en bij de
zijne voegde later nog veel aanvullende,
hetzy' door aankoop, hetzy door Rieke aan het
werk te zetten de tegenwoordige eigenaar
prof. C. L. Wurfbain »zelf, helaas niet
meer in staat zy'nde van den hem dierbaren
atlas te genieten" heeft moeten besluiten
haar thans te vervreemden, aan de firma Fred.
Muller opdragende daartoe het vereischte te
verrichten 1), waaraan wy' een catalogus dan
ken, even nauwkeurig als ry'k aan fraaie
reIIMIMMIIIIIIIIMUmi
productien, waardoor dit boekwerk zelf reeds
een belangrijke bijdrage is vooi onze stads
geschiedenis.
Natuurlijk bevat de atlas waarvan thans
alleen de teekeningen onder den hamer komen
veel werk van Lamberts en van Rieke,
maar ook J. Luyken, Jacob Ruysdael, Vinkeles,
Cats enz. enz. zyn vertegenwoordigd.
De geheele verzameling is uitstekend onder
houden en de teekeningen behooren tot het
beste van hetgeen men onder de stadsgezichten
rangschikt. F. A. B.
Ij Veiling Maandagavond 20 Nov. 1899 en
volgende avonden in de «Brakke Grond" te
Amsterdam.
Kijkdagen: Zaterdag, Zondag en Maandag
18?20 Nov. alsook op de veilingdagen tel
kens van 10 tot 4 uur.
Vereeniging ter bevordering van
kunst- en kunstnijverheid.
De heer Jos. Merckelbagh, leder-ciseleur te
Utrecht, zal 25 Nov. in het gebouw Eensge
zindheid eene voordracht houden over »De
decoratieve leder-versiering" zooals zij in de
middeleeuwen beoefend werd, over het snijden,
draven en ci&eleeren van leder, ten gebrnike
van albums, meubel- en boekband, bekleeding
van oorkonde-kokers, missalen, jubilé-albums
enz. De voordracht zal worden toegelicht door
een aantal voorwerpen op dat gebied door hem
vervaardigd.
Goudeket & Co., Rokin 50, Amsterdam,
exposeeren deze week H. van Steel, «Drinkende
koe", schildery'.
'iiiiHitiHimiiiiiiitiminiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiTimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
Nienwe Boeten.
Dr. H. J. A. M. SCHAEPMAN, Verzamelde
Dichtwerken. Amsterdam, C. L. van
Langenhuysen.
Aan deze uitgave ontbreekt onder anderen
de »Aya Sofia" en de «Napoleon".
De vraag of deze »Verzamelde Dichtwerken"
naast de moderne poëzie nog reden van be
staan hebben, beantwoordt de auteur zelve in
de Inleiding, die er aan voorafgaat en waarin
dr. Schaapman de ontwikkeling van zijn dich
terlijk talent bloot legt.
Ja wel, meent hy'. De oude poëzie was wel
verouderd, was hoogdravend. »Men kweelde
of bralde, omdat een ander had gekweeld of
gebrald." De nieuwe poëzie »heeft de beeld
spraak weer tot de natuur teruggevoerd. Zy
«heeft de verhouding van het verbeelde tot het
»beeld weer tot waarheid gemaakt." Was
daarom (zoo vraagt Schaepman verder) alles
in deze oude oude school onecht? En hy'
betwijfelt dit niet allén, maar hy ontkent het.
»0ok onder de rhetorische vormen kon de
geest leven en het hart kloppen."
Dit is slechts halve waarheid. Het is wel
waar, niet altijd hol was de bodem waarover
de voeten der oude verzen draafden. Maar
de laag rhetorica is en blijft hinderlijk, even
hinderlyk als een lap om een beeld van Rodin.
't Is echter ook nog de vraag of wanneer er
een hart onder de rhetorische vormen klopt,
dit nog rbetorica kan genoemd worden. Ja
veel is er wat eerst wij rhetorica noemen, maar
dat voor ty'dgenooten geen rhetorica was.
Rhetorica baseert op navolging. Hij die de
eerste was, kan zich nooit daaraan hebben
schuldig gemaakt. Zoo is er ook in de moderne
poëzie zeker veel onwaars, wat latere geslachten
pas zullen ontdekken.
Bij de groote Grieken, zal men zeggen, is
er geen rhetoriek. Is dat zoo heel zeker ?
Zy'n de oorspronkelijke leesten, waarop menig
vers was geschoeid, niet verloren gegaan ?
Verder in zijne Inleiding zegt de heer
Schaepman, dat de moderne poëzie geene kunst
voor het volk is, dat zy de herders niet ge
leidt tot den stal van Bethlehem.
Dat zy'n zwaarwichtige beweringen die ons
eerder treurig stemmen en ons dwingen onze
energieën samen te vatten en met evenveel
recht de oude poëzie te veroordeelen. Ja,
noch de moderne poëzie, noch de oude, ge
leiden ons naar het groote licht. Slechts enkele
gedichten en hierendaar separate verzen zijn
er by ons geschreven, die vloeiden uit een
onbesmet hart. Maar, waar dr. Schaepman
zegt, dat eene kunst die niet sociaal is, nooit
groote kunst kan zy'n, ben ik het geheel met hem
oneens. Het volk, dit weet de heer Schaepman,
zoo goed als ik, is bedorven juist door school
meesters en rhetoren, de zielen der menschen
zy'n kleiner geworden in den strijd om het
bestaan en door de honderden verordeningen
van Politie. De aarde is aan den mensch ont
nomen door den mensch ten minste in dat
stukje wat Europa heet. Het volk in het alge
meen kan niet de opperste richter zijn over
een gedicht of eene schilderij. Dit kunnen
alleen veelzydig geoefende zielen zy'n, al zy'n
al behooren die aan arme naaisters of prin
sessen van den bloede. Maanden kunnen er
voorby gaan eer we een ster aan den hemel
zien verschieten, eer we een schoon mensch
man of vrouw ontmoeten, eer we op een schoon
gedicht in onze of in een vreemde taal stuiten,
jaren voor we op een schitterend boek vallen.
De zeldzaamheid verhoogt de intensiteit. En
zoo is het met alles: het ware genot is zeld
zaam en verschiet als een ster in den nacht
van ons bestaan, maar door de wijde ruimte
onzer herinnering blijft de weg nog lang ver
licht daar waar licht voorbijtrok. Het heifen
van den arm brj een actrice, de klank van een
vraag gesproken door Sarah Bernhardt, het
antwoord van een bedelaar op een hoek van
een straat, een Meimorgen in een
beukenbosch, zij zijn de sterren, wier licht ons de
kracht geeft voort te gaan tusschen de dui
zenden grimassen, die ons dagelijks beloeren,
beloeren uit de leelijke behangsels onzer
wanden of de leelyke karpetten onzer vloeren.
* *
*
Zwanzig Dehmelsclie Gedichte mit einem
Geleitbrief von WILHELM SCHIIFEE.
Berlin.
Zeker! Zeker! Dehmel is een waar dichter:
zijn wil is de door den moed gelouterde diepte
waaruit de beelden ry'zen naar het licht der
verstandshoogten.
Wanneer Detlev von Liliencron als de
grondlegger, de stichter der moderne Duitsche
poëzie kan gelden zoo is volgens het oordeel
der nieuweren Dehmel de voleinder. Hij is
niet de man der onmiddelyke visie, der
zonlichte werkelijkheid, maar der door zelfreflex
tot innigheid verbleekte en fijn afgewogen
sensatie. Niet in het leven maar boven het
leven zooals hy' zelf zegt, zweeft zy'n geest.
Trinkt! Wir schweben
bei- dem Leben, aa dem wir kleben,
Hoch!
Eene oppervlakkige lezing van den auteur
zal velen de schouders doen ophalen en min
achtend zijne gedichten voor niets bizonders
verklaren. Geheel' anders wordt dit by een
meer nauwkeurig onderzoek. Soms doen enkele
kleine woordjes hier en daar handig aange
bracht het effect van diamanten op gouden
sieraden.
De ziel der menschen is breed in omvang,
doordrenkend die van anderen, zuiver alleen
of doordrenken van anderen. Die van
Dehmel is zuiver en rein voor zich en zich
bewegend op diepe lichtvlakten, onder hooge
wateren van sentimenten. Om de zaak dui
delijker te maken, zal ik een voorbeeid geven
uit dezen bundel.
NACHT FuR NACHT.
Still es iet ein Tag verflossen,
deine Augeu sïud geschlossen,
deine Hiinde, schwer wie Mei,
liegen dir so dïckend ferne,
Uiu dein Bette schweben Sterne
dicbt nn diïvorbei.
Stil], sie weiten dir die "Wande:
gieb uns her die schwcreu Hiinde,
sieh, der dunkle Himmel weieht,
deine Allgen sind geschlossen,
Still, du hast den Tag genossen,
dir wird leicht.
Hy' neemt eene sensatie als grondsteen, als
uitgangspunt en daarop terugkeerend doet hy
het gewicht er van uitkomen. Toch zy'n dit
dikwyls eenvoudige en klare gewaarwordingen,
maar waarover wy heengleden, zonder hun
gewicht onder onze voeten te vermoeden. HU
leert ons z«e tillen en hun gewicht als dierbare
schat proeven met de begeerly'kheid van ons
mensch zijn.
iiMMiiiimiiiiiiiiuMiiimimiiMimMtiMiintniiiiiiitHiiniiiiMiiiiiliMiimi
YOOEl DAMEjSf.
Examen KMerMrow, en m iets,
Dealgemeene Nederlandsche
vrouwenvereeniging letselschade stelt zich voor om telken
jare in de maand Juni een examen af te nemen,
ter verkrijging van een diploma als
kinderjuffrouw. De examen-commissie zal bestaan uit
een of meer leden van het hoofdbestuur en een
of meer afdeelingsbestuursleden of correspon
denten, en verder uit deskundigen nl.: een vrouwe
lijke arts, eene gediplomeerde Fr
bel-onderwijzeres in de nuttige handwerken en eene leerares
in de huishoudkunde. Om toegelaten te worden
tot het examen moet de candidate den leeftijd
van 18 jaar bereikt hebben en eene geboorte
acte, benevens een bewijs van goed zedelijk
gedrag overleggen. Bij verkrijging vau het
diploma is zij ?2.50 verschuldigd.
De oproeping tot deelneming aan het examen
zal plaats hebben in April en vermeld worden
in het correspondentie blaadje der vereeniging."
Bovenstaand is de aanhef van het Programma
ter verkrijging van een diploma als kinder
juffrouw. Eindelijk zal dan toch een
kinderjuffrouw als iemand die geschoold" is en
geschikt" voor de betrekking, onderscheiden wor
den van een niets wetend meisje dat zich thuis
verveelt, te «-deftig" voelt om dienstbode" of
kindermeid" zich te noemen, ook wel graag
wat verdienen wil en met een kinderwagen
rijden om te kunnen wandelen, winkels bekijken
en amourettes aankoopen.. - Verleden in de
Kalverstraat, sloeg een kindje voorover uit de
kinderwagen, de juf" in druk gesprek met een
kantoorheer" merkte het niet eens en zou juist
over 't wurmpje heenrijden als niet een jonge
dame met groote snelheid 't wagentje
terugduwde, en 't weenende fijne popje optilde, suste,
't bloedende lipje af bette.. .
Ik weet wel dat een diploma niet waarborgt
tegen verliefdheid, onoplettendheid enz. Maar
de ernst vau de voorbereiding dwingt tot denken,
tot zich rekenschap geven. Dat geval in de
Kalverstraat (en ik heb meer omslaande kinder
wagens bijgewoond), toonde mij, hoe nuttig het
wezen zou naam en adres op de kinderwagens
te plaatsen, opdat politie of publiek de ouders
van 't kind in kennis zouden kunnen stellen van
de strafbare nalatigheid der wagenbestuursters...
Het examen is verdeeld in een theoretisch
en praktisch gedeelte.
Het wil mij voorkomen dat B van het //theo
retische examen," hetzelfde bedoelt als A vau
het praktische".
B van //theoretisch" zegt: Algemeene be
grippen omtrent gezondheidsleer, de eiachen der
lichamelijke v rzorgiiig van het kind.
A bij het praktische" gedeelte: Behandeling
van het kind, goede verzorging van het lichaam.
Ik vraag mij af, of de commissie, bij het
praktische" examen, poppen" of schreeuwende
kindertjes" bij de hand zal hebben, om ze door
de aspiranten te laten behandelen... praktisch.
Bij abemeene begrippen omtrent e/voedkunde,
zou ik willen zien: algemeene voedinffsbegrippen.
Het is toch overbekend, dat vele kinderen,
door toegevenheid, slapheid of onwetendheid van
de kinderjuffreuw verkeerd gevoed worden, alleen
dat behoeven te eten wat zij lekker" vinden,
en in 't algemeen overgelaten worden aan veel
vuldige kmdergrillen, die ten nadeele van hun
maag zijn. De voeding is toch een van de ge
wichtigste factoren om een gezond mensch te
maken, er zijn vele ouders die er zich weinig
of niet mee bemoeien, en zelfs, al wordt er
nagegaan wat aan de kinderen voorgezet wordt,
de controle of het gebruikt of wegge worpen
wordt, ontbreekt meestal. Meer nadruk dus zou
ik willen zien leggen op de voeding. Ook mis ik
de gymnastiek en den zang. Een kinderkamer
zonder liedje is al heel doodsch. En eindelijk
zou ik aan het programma een lijst van boeken
toegevoegd willen zien, die de candidate ge
lezen moet hebben voor dat zij zich aan de
examencommissie voorstelt.
Een kinderjuffrouw moet eigenlijk een moeder
zijn, zou dan eenig begrip van koken niet
gewenseht wezen? Alelk, pap, bouillon? Het
rekenen met gewicht, en maatkennis... 2, 3 el,
zooveel centimeter, een flesch van ]00 of 150
gram, wanneer pap gaar is .. de melk is niet
gekookt als ze opborrelt, niet dddrgckookt, enz.
O dat koken! Sinds er kookscholen zijn schijnt
het nog moeielijker een kookster te vinden dan
vroeger. Eigenlijk moesten alle menschen leereu
koken, leeren het voedsel te bereiden dat zij
noodig hebben, om geheel onafhankelijk te zijn.
Ik zou willen dat het koken in alle Volksscholen
geleerd werd aan jongens en aan meisjes, maar
vooral aan meisjes. Dagelijks ondervind ik het,
onder de armen, hoeveel zedelijker de huisge
zinnen zouden zijn, indien de volksvrouw koken
kon. De kroegen zouden minder bezocht worden,
de getrouwde vrouwen minder verlaten; indien
de vrouwen de mannen beter voedden zou het
ras der kinderen er door bloeien.
f Onlangs had ik een vrouw bij mij die bijna
doodgeslagen was door haar man omdat zij hem
zes dagen achtereen havermout had voorgezet:
zij kon niets anders koken. Van de 3 a 400
vrouwen die in de laatste jaren ondermijn be
handeling" zijn geweest waren er hoogstens vijf
die een tamelijk potje konden kokea, en die
dan nog liever uit gemakzucht brood aten.
(Hoe is dat -brood ?...)
Men moet zich niet verwonderen, dat er zoo
veel dronkaards en klieraehtige kinderen zijn.J
Op 't oogeublik dat ik dit schrijf, is er o, a.
een 20 jarige viouw bij mij met een kindje
van tien maanden ; zoolang als zij leeft, herinnert
zij zich niet warm eten geproefd te hebben; haar
moeder bedelares en dronkaard (?es" of in")
had ook al met haar gebedeld van kind af;
de grootmoeder en overgroot dito.
Niette? genslaande de vuilheid en luiheid dezer jonge
l uioeder en het aangeborene", willen wij toch
probeeren haar op te heffen uit die
bedelaarsgenealogie ... zal het gelukken? Dat zij bij
mij blijft, sinds drie weken het uithoudt, geeft
eenige hoop.
Vele lieden verwonderen er zich over, dat,
niettegenstaande alles wat gedaan wordt, de
armoede niet afneemt, doch schijnt toe te nemen.
Dit is echter onvermijdelijk als men bedenkt,
dat onder de laagste volksklassen, de vrije
samenleving, jaarlijks, duizende onwettige,
doodarme kinderen in 't leven roept, dat een
heirleger van verwaarloosde, bedelende, zestienjarige
jonge meisjes,zonder verantwoordelijkheidsbegrip,
kinderen m 't leven roepen, die op hun beurt
niets haastigers te doen hebben dan denzelfden
weg in te slaan.
Van huisgezin, of vaderzorg kan daar geen
spraak zijn. Gelukkig dat de dood af en toe
barmhartig is; ^anders ... onze goed-ingerichte
gasthuizen helpen zeer die armzalige levens te
rekken.
Toch ben ik overtuigd dat nog meer zielziektc
dan wel geldnood de armoede voortplant.
Tot nu toe heb ik geen enkele, neen geen
enkele arme leeren kennen die niet door karak
terloosheid, luiheid, snoeperigbeid,
onnadeakenheid, zinnelijkheid of idiotisme zijn (haar) armoede
bestendigd had. Veel meer dan uiterlijke om
standigheden werkt de zielstoestand mee
vooral de ongeregelde hartstochten, om de
armen, arm te houden, en de beste staatsinrich
ting, het volkmaakste socialisme zal nooit iets
vermogen tegen de millioen maal herhaalde
individueele menschelijke gebreken.
Als alle individuen eerst goed gevoed en goed
onderwezen zijn als karakter en wil gevormd
zijn, zal men den invloed van een ander staats
wezen kunnen beproeven, en dan nog ...
Pauvrej pauvre humanité!
Steunen en verzachten kunnen wij; doch
veranderen ? ...
Over armen sprekende vestig ik er nog eens
de aandacht op, dat men alle bedelende arnv-n
naar mij verwijzen kan. 196 Rozengracht Am
sterdam, dagelijks; liefst tusschen 2 4. Voedsel,
kleeren, huisvesting wordt gegeven zonder eenige
conditie, behalve de behoefte" er aan. Voedsel
altijd dadelijk, kieeren na onderzoek; en huis- j
vesting voor diegeen die niet opgenomen
worden kan aan huisbazen of Volksloge
menten uitbetaald worden.
A propos van Volkslogementen, Toevluchteu
enz. zou ik nog eens in 't openbaar willen
herhalen, dat het zoo dringend iioodig is, hier
zalen aan toe te voegen, waar de on/je/tuisdeti
overdag kunnen verblijven, en bezigheid vinden.
Bij mij kunnen de vrouwen en kinderen natuur
lijk dag en nacht blijven; ik heb dikwijls moeite
ze op uitgangsdagen uit" te krijgen ; maar in
de meeste toevluchten worden de opgenomeiien
's morgens om S uur er uit" ge«t; geen
werk, geen zitplaats hebbende, wordt dat leger
bedelaars op de straat uitgeworpen .. . zonder
eenige consideratie voor wi er of wind, de later
terugkeerende honger en dorst.
Is het dan te verwonderen dat deze
ongelukkigen zich haasten eeiiige centen op te
bedelen om daarmee ineen kroeg te gaan zitten?
Kan een dergelijke behandeling menscblievcnd
genoemd worden ?
O die dwalende, eenzame, verkleumde men
schen !
Zijn er dan onder ons geen warme vrouwen
harten die, ten minste 's winters, verwarmde
en verlichte zalen willen openen, waar '* avonds
de arme beschut is tegen vocht eu kou ?
Had ik maar plaats ! 'T is nu al vijfjaar
dat ik wacht en verlang naar een groot huis.
Zal St. Nicolaas het brengen tegen 1900?
CATII. ALBERDINGK THIJM.
Uit net Wonderland,
Vertellingen uit de 1001 Nacht; voor de
jeugd bewerkt door H. J. KKEBBERS, met
medewerking van J. STAMPERIUS. 111.
van W. F. A. J. VAARZCW MOKEL. Uitg.
C. A. J. van Dishoeck, Amsterdam.
Compleet in 20 aft. a 30 ets.
Men kan, in het algemeen gesproken, de
Oostersche literaturen niet de beste bronnen
noemen waaruit te putten valt voor onze jeugd.
Het zinnelijke dat de fantasiën der Oosterlingen
kenmerkt; hun visioenen van verfijnde weelde
en verblindende pracht; het grillige hunner
voor niets terugdeinzende verbeelding, dat, alles
is niet juist iu overeenstemming met de pedagogie
en de zedelijke opvattingen eener eeuw die
zich zelve bewust wordt.
Toch kan niemand er in ernst iets op tegen
hebben dat een opvoeder, tevens kiesch beoor
deelaar, ook uit Oostersche sproken putte om
den literatuurschat onzer jeugd te verrijken.
Integendeel. Beschaafde jeugd behoort eenig
begrip te krijgen van denk- en levensvormen
van andere volken uit andere tijden. Maar wie
de taak op zich neemt hare literatuur te ver
rijken met het exotische, moet aan zekere
eischen voldoen. Hij moet, iu de allereerste
plaats, zijn standpunt zuiver stellen: geeft hij
dat exotische,met zijne soms tegen alle westersche
begrippen indruischende elementen, als enkel
vermaakstof, of als vermakelijke leerstof?...
Voorts moet hij kunnen kiezen, kunnen ver
tellen; en indien het een erkend meesterstuk is
dat hij ter kennisse brengt van zijn jeugdig
publiek, moet hij toonen zich daarvan bewust
te zijn: door het betrachten dier soberheid die
de hoofdlijnen van het werk tot haar recht doet
komen ; door het bewaren van het ongemeene,
het gedistingueerde, dat alle meesterwerk ken
merkt; en door eigen persoonlijkheid zooveel
mogelijk op den achtergrond te houden.
De heer Krebbers spreekt in 't geheel niet
van zijn staudpunt; en de heer Stamperius
beweert: dat (leze verhalen uit Wonderland
bestemd zijn den kinderen eenige uren van
zuioer genot te schenken. Niet dus als bestand
deel eener oude, exotische letterkunde, maar
als bron van zuiver genot wordt den kinderen
gegeven het verhaal van de menschen met
hondekoppen, op wier voorliefde tot het
oppeuzelen", smullen aau", ,/scliransen vau"
menschevleesch wel wat ;il te welgevallige
nadruk wordt gelegd; en alles wat er in dien
geest nog volgen mag in de 19 te verschijnen
afleveringen ... Wie dit verschil van staud
punt niet voelt, die voelt ook niet het verschil
tusscheu den verslaggever die eenvoudig mel
ding maakt van de gruwelen op het oorlogsveld,
en den cynicus, die lugubere glossen maakt op
de in ontbinding verkeerende lichaamsdeelen
van stukgeschoten Atjehers.
Over de keus van den heer Krebbers valt
moeielijk te oordeelen. Daartoe zou men al de
1001 verhalen van den Arabischen cyclus moeten
kennen n weten wat de heer Kreboers in de 19
volgende afleveringen denkt te geven. Men kent
den wijzen raad van Solon.
Verstaat hij de kunst van vertellen?.... Daar
omtrent zal het oordeel nog al uiteenloopen.
Vertellen" is een woord van vele beteekenissen,
waaronder kindermeisjes iets anders verstaan
dan kunstenaars met de pen, en Hollanders
iets anders dan Franschen. Ik meen dat
Hollanders in het algemeen wel een lesje bij de
Franschen nemen mogen in de kunst van bondig,
aardig, geestig vertellen, want daarin zijn die ons
ver vooruit; en waar Hollanders voorkinderen
vertellingen schrijven doen zij dit ook alweer
in 't algemeen gesproken, meer op de manier
der kindermeisjes dan op die der kunstenaars
met de pen. Loodzwaar hangt in den regel het
gewicht v;iu taaie gesprekken en onbelangrijke
bijzonderheden aan de vlerken hunner fantasie,
zoodat deze meer onbeholpen fladdert als de
vleermuis, dan statig drijft als de adelaar, of
jubelend opzwiert als de leeuwerik, ofgracelijk
dartelt als de zwaluw.
Mijn persoonlijk oordeel is: dat iemand die
48 bladzijden i:oodig heeft om te vertellen wat
in 24, hoogstens 30 had kunnen worden
samengedrongen, meer praatgraag dan
vertel-kunstenaar is.
Voelt de Heer Krebbers zich de vertolker van
een exotisch meesterstuk voor onze jeugd? Niet in
't allerminst. Met onbewuste onhoffelijkheid
schuift hij Sheherazade op zijde, de Oostersche
prinses, de mooie belichaming der bonte, grillige
sprookjespoëzie, de vrouwelijke Bocaccio van
haar land en haar tijd; en stelt er voor in
de plaats het Hollandsche burgermannetje,
zelfgenietend van zijn tot platheid toe
alledaagschen stijl, waarin de eene gemeenplaats de
andere verdringt; en dat leuk" en //humoris
tisch" denkt te zijn door het gebruik van woorden
als: schransen", //voor den drommel", helsch
lawaai", //snoeshaan", op den loop gaan", en
dergelijke. Of is het leuke" en humoristische"
van den heer Krebbers daarin te zoeken, dat
hij blijkbaar geen eerbied heeft voor zijn
model?... Eerbied voor de sprookjes der 1001
Nacht zal velen een vreemde samenkoppeling
dunken. Maar het geldt hier iets, dat zich
als meesterstuk in zijn soort heeft gehand
haafd door de eeuwen en over de grenzen van
land en ras heen. liet soort moge 'emand van
minder gehalte dnnken; het staat iedereen vrij
deze spiookjes ongelezen te laten en er de
jeugd van te spenen; maar wie er voor kinde
ren uit putten wil, die moet zorgen dat hij
zijn model alle eer aandoet die een meesterstuk
toekomt.
De heer Krebbers zal van Arabisch wel even
goed op de hoogte zijn als ik; uit de bron
zelve kon hij dus niet putten. Maar hij had,
van de tallooze overzettingen en uittreksels in
verschillende talen, die kunnen raadplegen, die
geacht wordt het oorspronkelijke liet zuiverst
weer te geven. Ik heögoede redenen om te
gelooven dat hij daarover geen oogenblik ge
dacht heeft; en dat hij eenvoudig den fijnen
schotel van Oosterschen disch, reeds door zoo
vele Westersche keukens gegaan, nog eens
heeft opgewarmd en verdund. En zie nu
wat er geworden is van die in hun soort onover
trefbare sprookjes: als een zeldzame bonte vlinder
door ruwe knapen vervolgd, iedere knaap
grijpt er naar en raakt hem aan; telkens ont
snapt de vlinder, doch telkens blijft er van zijn
schitterend stof iets kleven aan de vingers der
knapen; zijn wiekjes zijn geschonden, en in de
hand van den laatsten vervolger laat hij zijn
laatste schubbetjes; en het eens zoo bevallige
diertje, als weggevloden uit den droom eens
dichters, ligt daar nu, berooid, ontdaan, leelijker
dan de gewone mot die ongeschonden bleef.. .
Alzoo liggen daar die sprookjes nu, glansloos,
gloedloos, kleurloos, minder m waarde dan de
eenvoudigste tendenz-vertelling van Westerschen
bodem.
De heer Krebbers moge een leuke" vertel
ler zijn vau een doodgewone Hollandsche klucht,
tot dichterlijk vertolker van Oostersche
sprookjes-poczie schijnt hij mij niet iu de wieg
gelegd.
Blijkens de eerste alinea's zijner Inleiding
ware de heer Stamperius daartoe wellicht de
meer geschikte persoon geweest; ofschoon hij
als schrijver voor kinderen meer degelijk
tendenz-mensch dan fantaseerend poëet is; althans
tot nog toe was. Dit is geen verwijt; want
ieder die mij kent, weet dat ik den heer
Stamperius als kinderschrijver zér hoog stel,
te meer daar hij blijken geeft van steeds te
streven naar nog beter dan hij reeds gaf. Zijn
degelijk-llollandsch genre heeft recht van be
staan naast alle andere goede genres. Maar
dat hij den heer Krebbers zooveel goede noten
geeft, bewijst dat de zelf zoo flinke auteur als
recensent veel te goedig en mak is. En in 't
belang der kinderen moeten wij streng zijn als
reeensent, waar wij van nature liever goedig
zijn als een schaap.
Wie zijn kinderen bekend wil maken met
enkele sprookjes uit de 1001 Nacht, die vrage
ter inzage de 1001 Nacht" van C. F. Lauckhard,
bij W. J. Thieme te Zutphen, in twee deeltjes.
Dan overziet men het geheel en kan oordeelen of
men die lectuur weusclit. De gekleurde prentjes
in dit boekje zijn afschuwelijk, dat zeg ik vooraf;
doch de manier waarop verteld wordt is een
voudig, boeiend, zonder noodeloozen omhaal;
en de personen er in spreken niet als leuke''
Hollanders, maar als waardige Oosterlingen.
Hier heeft de vlinder werkelijk nog iets van
zijn oorspronkelijk schoon. Wel verklaart ook
deze verteller zijn standpunt niet, wie deed
dit ooit te voren ? Maar niet kieschen smaak koos
hij die sprookjes, waarin niets gruwelijks
akeligs" zeggen de kinderen voorkomt; en
op de twee of drie plaatsen in het geheele boek
waar hij het vermelden moest, glijdt hij er met
een paar woorden overheen. Daarmee verklaart
hij stilzwijgend zijn standpunt.
Prinsenhage, 9 Nov. '99._ NELLIE.
Cadeaux. Recept.
Onder de nieuwe waaiers, voor het
wintersaizoen door de firma Rimmel, Kalverstraat
by' de Munt, ontvangen, zy'n heel mooie exem
plaren. De waaier bly'ft betrekkelijk klein;
de vorm over 't algemeen die der achttiende
eeuw, nu en dan in bloemvorm ofrococovorm
uitgeschulpt. De twee hoofdtypen zy'n dit jaar
de gazen waaier met aquarel, en de waaier
met figuren van kant. De gazen waaier heeft
vaak een medaillon a la Boucher, a la Wattean,
of voert de handteekening van moderne waaier
schilders, Buffet, Tarrazona; maar de
bloemomlysting is gestyleerd, de chrysanthemums
en irissen, in vlakke kleuren met een
smal contourtje, toonen den invloed der
modernen. Spms, en dit is een aardig
moderne varia'ie, is in het paarlemoer,
rose-achtig, groenachtig, vieux-rose, gevlamd
terra-eotta, opaaltint, de klenrschakeering
van den waaier voortgezet.
Wat de kanten waaiers betreft, slechts enkele
hebben, zooals vroeger, een geheel waaierblad
uit n stuk chantillykant; by de meeste zy'n
de kantfiguren, uitgeknipt, met heel kleine
staalpailletten op zwarte zy'de gehecht. Hiertoe
schijnen de verschillende kantwerken,
chantilly, Brusselsen, point d'esprit, de lersche en
Honitonkant, zich even goed te leenen.
Voor de Decembermaand is overigens allerlei
moois en nieuws ten deele ook vrij kost
baars, in voorraad. Het brons komt in
zonderlinge tinten voor, rood alsof het zoo uit
den smeltkroes der cyclopen kwam, met groene
schaduw, blauwachtig, goudachtig, het minst in
de gewone bronstint; in het verguld koper
van den Empire-tijd vindt men soliede, correcte
portretly'stjes, liefst in vereeniging met fluweel,
met oude lampas-stoffen, of met het donker
rood mahoniehout dat weer in de mode komt.
Voor portretten komen aardige paravents van
teer geglaceerd fluweel, hetzy met gestyleerde
bloemenpatroons a la Walter Crane, hetzij met
sujets, als de bekende Quatre Saisons van
Mucha, op het fluweel donzig gereproduceerd.
Aardig zy'n ook de paravents Louis XVI voor
portretten, met een bovenstuk van kleine vier
kante ruitjes.
Een vorig jaar verschenen de doozen met
grootgebloemde zy'de overtrokken; ze zyn er
dit jaar grooter en kleuriger, in moderne en
gobelin dessins, ook vindt men ze, tot stellen
van drie vereenigd (mouchoirs, voilettes, gants),
in een wit gelakte tagère geschoven; het
bovenplankje kan dan nog wat ornamenten
dragen en het geheel is een aardig meubeltje.
De zy'den en satynen tasschen, met geheele
bossen en ranken kleurige bloemen overstrooid,
komen weer in overvloed. Het model is by'na
overdreven groot, de zijden sachets zelfs zoo
groot, dat men in een half dozy'n ervan wel den
inhoud van een heele linnenkast kan bergen;
kleiner, maar meer uitgewerkt, zy'n de sacs
a bonbons en sacs a ouvrage met pailletten en
incrustaties van kant versierd.
* *
Perzikpitten-likeur. Recept 1. (Bekroond).
Een glas gekraakte steenen per liter bran
dewyn. Men dompelt de pitten in warm water,
haalt het vel eraf, droogt ze, en laat pitten
en gekraakte steenen zes weken op de bran
dewijn trekken ; dan filtreert men de brandewyn
en maakt een stroop van een pond suiker en
een glas water per twee liter brandewyn. Na
bekoeling mengt men de stroop met de bran
dewyn, filtreert door grauw papier en haalt
de likeur eerst na zes maanden uit den kelder.
Recept II. Zestig perzikpitten, ongekraakt,
laat men zes weken in een liter brandewyn
trekken, voegt er een pond suiker, maar even
gesmolten by, filtreert, en zet het op flesschen.
Recept 111. Naarmate men de perziken
gebruikt, werpt men de pitten, ongewasschen,
ongekraakt, in de brandewijn, kurkt telkens
goed de flesch, laat ze drie maanden of langer
trekken en mengt met eene stroop van een
pond suiker en een half glas water per liter
brandewyn.
Eenige volgende recepten voegen by' de
perzikpitten wat kersepitten, wat pruimepitten,
wat vanille of oranjebloesemwater. Een rece'pt
vervangt de brandewijn door cognac, en het
water, tot smelting der suiker, door kokende
melk. By dit recept wordt niet vermeld, hoe
lang de likeur bewaard kan worden. E?e.