Historisch Archief 1877-1940
N'. 1170
DE AMSTERDAMMER
'. 1899.
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
Bit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENBOEF, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p- post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Dit blad verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dei Capneinea tegenover h«t Grand Café, te Parij»,
en te Londen, Librairie Cosmopolite, 58 Charlottestreet, Fitzroy Square.
Zondag 26 November,
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel * 0.40
Annonces nit Duitachland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenaam door
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen lezer firma.
I N H O V D.
VAN VEERE EN YAN NABIJ: Een verras
sing. Nederlandsche Emigratie-Maatschappij
voor Transvaal en Oranje-Vrijstaat.
Stoomraartverbinding met Transvaal, door A. S. v. Reesema.
Voor onze waardigheid, door J. F. N. V»n de
Defensie (Slot.) Europa en de oorlog in
ZuidAfrika. KUNST EN LETTEREN: Nienwe Boe
ken, door Erens. Sprookjes van H. C.
Andereen, beoordeeld door J. B. Schepers. Boek en
tijdschrift, door G. van Halzen. Catharina
Bêersmans, door C. v. d. Horst, (met portret).
Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp.
FEUILLETON; Be jongste gouddelver var
Calareras, door Bret Harte. (Slot l RECLAMES.
VOOR DAMES: In het Wonderland, door J.
Stamperius. Een aardig boekgeschenk, coor F.
J. v. U. Allerlei, door E-e. SCHAAK
SPEL. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE
KBONIEK, door D. Stigter. INGEZONDEN.
PEN- EN POTLOODKBA88EN. ADVER
TENTIËN.
Een Yerrassing.
Toen wij verleden week ons irtikel:
fied. Zuid-Afrikaansche Vereeniginy schre
ven, wisten wij niet dat wij voor een be
keerde preekten. Immers zoo goed als
tegelijk met het verschijnen van ons opstel,
had het Bestuur der Ned.
Zuid-Afrikaansche Vereeniging de volgende cfoculaire
verzonden.
Amsterdam, November 1899.
M.
Nu onze Vereeniging dit jaar door ce adres
beweging en door de geldinzameling tot ver
zachting van de gevolgen van den oorlog een
algemeene bekendheid in ons land hteft ver
kregen, komt het ons wenschelijk voor dat aller,
die belang stellen in de beide fioereorepubliekeu
van Zuid-Afrika als lid tot onze Vereeaiging
toetreden, en dat zich in steden waar het leden tal
50 overschrijdt, afdeelingen vormen tmder een
teiluur, waarin zooveel mogelijk alle richtingen
vertegenwoordigd zijn.
Hoe ook tiet einde van dezen noodlottigen
oorlog moge zijn, wij verwachten dat mter
nog dan vroeger het noodig zal blijken, alles
in het werk te stellen de belangen van de
Kaapsch-Hollandscbe en zuiver Nederlandsche
bevolking in Zuid-Afrika zoo krachtig mogelijk
te bevorderen.
Daarom ricnten wij tot U het dringend ver
zoek in Uwen kring zooveel mogelijk personen
tot toetreding als lid te willen bewegen.
Een inschrijvings-biljet en een uiteenzetting
van hetgeen onze Vereeniging reeds doet sluiten
wij hierbij in en verblijven
Hoogachtend,
Het Bestuur der N. 2.-A. V."
Hieruit blijkt dus, dat het hoofdbestuur
hervorming der Ned. Zuid-Afrikaansche
Vereeniging dringend noodig acht, en wel
juist met het oog op twee p«nten, ook
door ons aangewezen: een krachtiger orga
nisatie en een duidelijker spreiend natio
naal karakter dezer Vereeniging.
Sticht plaatselijke afdeelingea, zoo luidt
het advies.
Het bestuur voegt daar een beperking
bij, die noch door de Statuten, noch door
de eischen der praktijk wordt aangegeven.
In steden waar het ledentai 50 over
schrijdt'1'' vormen zich afdeelingen.
Dit of eenig minimum cijfer vast te
stellen schijnt ons overbodig, ei meer dan
overbodig, nadeelig ook. Waarom zouden
40, 30, ja zelfs 20 leden zich niet tot
een afdeeling kunnen vormen'
Leden, die niet te zamen ii een afdee
ling vereenigd zijn, oefenen in den regel
geen invloed uit; eerst do»r te samen
een eenheid te vormen, m. a. w. georga
niseerd, komen zij tot besef van eigen
beteekenis, tot lust om iets te doen, en
worden aan hun lidmaatschap herinnerd
nog op andere wijs dan door een jaarver
slag te ontvangen en contributie te be
talen.
In plaats van steden had het Hoofdbe
stuur gemeenten moeten schrijven. Tal
van dorpen zijn, waar het toewijding aan
de openbare zaak, het algemeen belang,
en dus ook dit nationaal belang, betreft,
vele steden vooruit.
Niet alleen in Zuid-Afrika zijn de
»Boeren" menschen.
Gelukkig, wij vermeldden het reeds,
geven de statuten geen aanleiding tot der
gelijke beperking bij de oprichting van
afdeelingen; en het is het Hoofdbestuur,
dat tot dusver slechts met twee afdeelin
gen, plus twee studenten-afdeelingen ge
werkt heeft, te vergeven, dat het op dit
punt nog een weinig beschroomd is.
Na dezen ftinken eersten stap, zal het
gemakkelijk den tweede doen, en weldra
zich verheugen in het ontstaan van zoo
vele afdeelingen als maar mogelijk is.
Daarom, jammer zou het zijn, wanneer
door den minder juisten vorm, waarin het
hoofdbestuur zich heeft uitgedrukt, tien
tallen van afdeelingen moesten achterwege
blijven, die tot versterking der
vereeniging konden bijdragen. Wenschelijk is
het dus, dat de circulaire op dit punt
worde aangevuld.
Van de meeste beteekenis achten wij
de door ons gecursiveerde woorden, dat
zich afdeelingen vormen onder een be
stuur, -iwaarin %oo veel mogelijk atle rich
tingen vertegenwoordigd zijn." Het wordt
dus het streven de Vereeniging inder
daad neutraal, nationaal te maken.
Natuurlijk niet alleen door de samen
stelling der o/ifee/fn^sbesturen, maar aller
eerst door de onpartijdige samenstelling
van het Hoo/Sbestuur zelf. Een hoofd
bestuur, dat omtrent de afdeelingsbesturen
zoo iets vraagt, wil niets liever dan het
voorbeeld geven van zulk een
onpartijdigheidszin in eigen kring. Wij zien hierin
dus de belofte, dat het Hoofdbestuur, zoo
dra zijn circulaire zal gewerkt hebben, en
de afdeelingen zullen zijn verrezen, het
mandaat neerlegt, om de leden der Ver
eeniging in de gelegenheid te stellen, een
hoofdbestuur, »ivaarin zooveel mogelijk alle
richtingen vertegenwoordigd zijn" te kiezen.
Dit is ook o. i. de ware weg.
Nu is het slechts de vraag hoe verder
de propaganda in te richten, om nieuwe
leden, uit de verschillende lagen der
maatschappij en uit de verschillende rich
tingen in de politiek, te werven. Helaas,
d-: t de contributie van f3.?zoo velen
uitsluit, wier sympathie voor de Z. A.
Republieken in omgekeerde verhouding
staat tot hun vermogen.
Dat, nu het hoofdbestuur een zoo krachtig
blijk van hervormingsgezindheid gegeven
heeft, men in alle steden en dorpen zich
beijvere, om dit begin tot een goed einde
te brengen.
Niet-leden, zoowel als leden, die inzien
hoe noodig het is, dat er een krachtig
centraal orgaan bestaat voor onze werk
zaamheid ten bate der Zuid-Afr. Repu
blieken, mogen in steden en dorpen, zich
tot commissies vormen, om afdeelingen te
stichten. Het spreekt van zelf, het bestuur
der Zuid-Afr. Vereeniging zendt gaarne
op aanvrage aan den Hr. Paul den Tex,
Keizersgracht 474, te Amsterdam, een
jaarverslag ter kennismaking, en circulaires
met lijsten ter teekening.
Vooral Amsterdam blijve niet achter
in deze.
Het zij ons vergund hier nogmaals te
herhalen wat wij in ons vorig nummer
schreven.
»Wanneer vervolgens de afdeeling Amster
dam, geconstitueerd met een veel grooter
aantal leden dan thans daar woonachtig
zijn, tot haar bestuur kiest, de diie wer
kende leden van het hoofdbestuur (het
bureau), en daarnevens eenige leden, waar
onder ook anti-revolutionnairen en katho
lieken, zou er terstond het begin aan
wezig zijn van een betere en krachtigere,
een meer nationale inrichting der
vereeniging, die in elk geval niet mag blijven,
gelijk zij thans is. Van Amsterdam zou,
althans voorloopig, gelijk tot dusverre,
met zijn bureau, de actie blijven uitgaan;
maar van dit bureau niet alleen, daar het
door de andere bestuursleden der afdee
ling gesteund zou worden; terwijl niets
belet, dat er, evenzoo voorloopig, tot de
statu'en gewijzigd zijn, een vorm van samen
werking met de besturen der overige afdee
lingen zou kunnen worden gevonden.1'
Nu het hoofdbestuur, geheel in onzen
geest, gesproken heeft, talme inen hier
mede niet. Want een krachtig plaatselijk
bestuur uit practische mannen samengesteld,
kan niet gemist worden, bij de overwel
digende menigte van gewichtige zaken, die
thans, en in den naasten tijd, veler werk
zaamheid zullen vorderen.
Nederlandsche
EinigratieMaatschappy voor Transvaal
en Oranje-Vrystraat.
Wij ontvingen van de heeren v. Urk
en Kamerlingb Onnes de onderstaande
oproeping, die wij in de ernstige over
weging onzer landgenooten aanbevelen.
Aan alle Nederlanders!
Overwegende dat er in deze dagen voor
de strijdende Oud-Hollandsche Republie
ken in Zuid-Afrika, door het Nederlandsche
volk meer gedaan moet worden dan het
bijeenbrengen van ettelijke tonnen gouds,
welke als liefdegaven in of na dezen oorlog
onmiddellijk zullen wegsmelten; veroor
loven ondergeteekenden zich met een voor
stel tot u te komen, dat naast deze
treffende uiting van sympathie, ons Nati
onaal liefdefonds, zul gelden uls eene
onomstootelijke uiting van onzen
JSTationalen wil, om voortaan de banden van
stam verwantschap tusschen de Zuid-Afrik.
Republieken en Nederland door den leven
den band, den band des bloeds, krachtdadig
en blijvend te versterken.
Waartoe wij naast de verblijdende uitlog
van Nationale sympathie, naast uwe lief
degaven, die van zoovele zijden gevraagd,
door zoovelen uwer met bewonderens
waardige offervaardigheid gegeven en
hergeven worden, thans een beroep komen
doen op uwe offervaardigheid ook voor
ons praktisch plan, dat is omdat wij be
hoefte gevoelen de geweldige sympathie
van het Nederlandsche volk om te zetten
in eene daad.
Daarom, omdat wij ons overtuigd houden
dat het praktische Nederlandsche volk ook
in zijne sympathiebetuiging vraagt naar
de praktische gevolgen van zijn doen,
omdat gij allen niet minder dan wij, be
reid om voor onze stamgenooten in
ZuidAfrika de beurs te openen, verder ziet
dan het oogenblik, omdat gij niet minder
dan wij zult verlangen naar eenen tast
baren vorm, waardoor uwe offervaardigheid
de kans biedt van vruchten af te werpen
voor het doel waarvoor uwe medewerking
wordt gevraagd, het behoud en den bloei
van een stamverwant Zuid-Afrika, daarom
leggen wij u een plan voor dat bij ons
is gerijpt, als eene poging om eene goede
zaak op praktische wijze te dienen, een
plan dat wij u voorleggen in den vorm
bijna gelijk aan eene finantiëele zaak,
maar alleen in zooverre als wij door het
toekennen van eene matige rente het
philantropisch karakter uit ons plan hebben
willen weren.
Door het vaststellen eener matige rente
hebben mj minder bedoeld den kapitaal
bezitters hier te lande onze
EmigratieMaatschappij voor te spiegelen als eene
rentegevende onderneming, dan wel om
ook de kleine beurzen die voor geene gift
mogen geopend worden, maar voor wie
het geoorloofd is te achten als rentegevend
bezit eenig aandeel in deze nationale on
derneming te verwerven, de gelegenheid
daartoe open te stellen.
Het risico dat eene Emigratie-Maat
schappij gelijk wij haar voorstellen beloopt,
maakt het zeer wel mogeljjk dat in de
eerste jaren geere rente zal kunnen worden
uitgekeerd, maar wij houden ons overtuigd
dat bij goed en verstandig beheer de uit
komsten het vertrouwen, dat wij in deze
zaak stellen, niet zullen beschamen.
Indien, wat nimmer moge blijken, in
dezen strijd de beide Republieken het on
derspit zouden delven tegen Engeland,
dan nog is er geene vrees dat het bezit,
het particulier eigendom, dat eilaas door
dezen oorlog in zoo ruime mate onbeheerd
zal zijn geworden, zal worden ontvreemd,
Maar wel klemt dan de behoefte en
vooral de plicht voor ons stamverwante
Nederlanders om de plaats in te nemen
van de gevallenen en den braakliggenden
grond vruchten te doen afwerpen ten zegen
van het zwaar beproefde volk.
En wanneer, hetgeen wij allen hopen
en sedert week op week met meer ver
trouwen hopen eu gelooven, de strijd ten
gunste van de Zuid-Afrik. Republieken
wordt beslist, dan ook zullen de gesneu
velden niet opstaan, dan ook zal er be
hoefte zijn om de plaatsen te doen in
nemen door eerlijke plaatsvervangers, door
Nederlanders.
In de toekomst zien wij Zuid-Afrika na
dezen oorlog een ontzaggelijke ontwikke
ling tegemoet gaan, iaat ons Nederlanders
zorgen dat wij, voor zoover zulks mogelyk
eri doenlijk is, in overleg met de Regee
ringen van beide Republieken in
ZuidAfrika, die ontwikkeling leiden terwijl het
tijd is. Laat ons den tijd besteden zoo
lang het voor ieder onzer dag is. en laat
ons door een klein bewijs van geldelijk
risico, desnoods gedurende enkele jaren
als offer, maar zoo mogelijk en dit ter
wille van latere en grootschere ontwik
keling als geldbelegging, aan dit werk
meedoen.
Laat ons vertrouwen stellen in ons
eigen ras in Zuid-Afrika en dit toonen
met de daad.
Maatschappelijk kapitaal 4,000,000.?gulden,
ferdeeld in 10 seni'u, ieder groot 250,000.
gulden, waarvan bij de oprichting minstens
eene serie moet zijn geplaatst.
Aandeelen van 10.?, 100.?, 500.?en
1000.?Gulden aan Toonder.
Doel. De Nederlandsche Emigratie-Maat
schappij voor Transvaal en Oranje-Vrijstaat
beoogt het Nederlandsche element in de beide
Zuid-Afrikaansche Republieken door emigratie
vanuit Nederland allereerst van landbou
wers krachtdadig te versterken ; voorts met
alle gewettigde middelen de stamverwantschap
tusschen Nederland en de Zuid-Afrikaansche
Tlepublieken levendig te houden, en de toena
dering die op grond ook van onze taalgemeen
schap bestaat, aan te wenden tot de bevordering
van alle praktische belangen die door emigratie
in algemeeuen zin zullen worden gebaat.
De Nederlaudsche Emigratie-Maatschappij
tracht haar doel te bereiken alleerst door
grondea iu de Zuid-Afrikaanïche Republieken te
| verwerven, en hetzij in huur hetzij in bezit,
l uit te geven aan Nederlanders.
Haar optreden in commercieelen zin heeft
een uitsluitend administratief karakter, waarbij
winstbejag is uitgesloten.
Hare middelen worden onder voorbehoud van
de noodige reserve geheel aangewend ten bate
van de emigratie-belangen, waaromtrent de in
zichten van de beide Zuid-Afrikaansche Repu
blieken steeds zullen worden gevraagd en gehoord.
Rente. Over het kapitaal zal ten hoogste
4 pCt. aan aandeelhouders worden uitgekeerd;
maar die matige rente zal worden erkend als
eene geregelde en blijvende verplichting tegen
over alle aandeelhouders, en wel van het oogen
blik af, dat de inschrijving op de eerste serie
het tot stand komen der Maatschappij mogelijk
zal hebben gemaakt.
Indien de uitkomsten van een of meer jaren
onverhoopt eene uitkeeriug van rente geheel of
gedeeltelijk doen ontraden, blijft niettemin het
kapitaal over dat jaar zijne aanspraken tot de
volle 4 pO. rente behouden, en wordt uit ieder
volgend winstcijfer allereerst op de aandeelen
de vroeger gemiste rente tot 4 pCt. aangevuld.
Tegenover de ongunstige beschouwing, die
voor elke Emigratie-Maatschappij het maken
van eenige rente in twijfel doet stellen, staat
in dit geval dat het oog van geheel de beschaafde
wereld door de kloeke houding onzer
stamverwanten, op de beide republieken in Zuid-Afrika
is gevestigd. De verdere ontwikkeling dezer
staten, zoo uitgebreid aan grondbezit eu rijk
aan delfstoffen, waarom Engeland alleen den
oorlog voert, is aan geen twijfel onderhevig.
Daarom moet ongetwijfeld het grondbezit of
de kapitaal belegging daarin, (hetgeen de Neder
landsche Emigratie-Maatschappij beoogt) op den
duur deze Maatschappij eenen uiterst souden
basis geven, en voor het maatschappelijk kapi
taal een hoogere rente dan 4 pCt. afwerpen,
welk meerdere echter op geene wijze voor aan
deelhouders zal kunnen worden bestemd, maar
uitsluitend ten goede zal komen aan het verdere
doel der Nederlandsche Emigratie-Maatschappij
de bevordering van de Nederlandsche
emigratiebelangen in Zuid-Afrika in algemeenen zin.
IDEM met Transvaal.
Mijnheer de Redacteur!
In antwoord op mjjne oproeping van 18 Nov.
in nw blad ontving ik uit alle deelen van ons
land eene menigte brieven met inschrijvingen.
Brieven vol betuiging van groote geestdrift
voor het plan, zelfs van hem of haar die maar
uiterst moeilijk hun honderd gulden voor een
aandeel zeggen te kunnen missen. Brieven
ook met vragen en raadgevingen. Voor het
een zoowel als voor het ander betuig ik har
telijk dank.
Als antwoord wil ik beginnen met te ver
klaren dat het niet mijn plan is het geld van
anderen te wagen in eene onbekookte onder
neming en dat wanneer deskundigen tot het
besluit mochten komen dat zy te gewaagd is
(wat ik niet geloof) ik de zaak niet zal
trachten door te zetten, maar de inschrijvers
zal ontslaan en de gezonden gelden met den
gekweekten interest zal terugzenden. Dit vast
staande, geloof ik dat niemand zich uit vrees
achtigheid aan ondersteuning behoeft te ont
trekken.
Wat het kapitaal aangaat, dit is niet be
stemd zooals sommigen meenen, om een lijn
direct van ons land naar Transvaal temaken,
maar van Aden (of Obok) naar Delagoabaai. Met
het kapitaal van 5 ton en eene obligatieleening
op de schepen kunnen, meen ik, twee of drie
voldoende stoombooten in de vaart worden
gebracht, die op de geregelde lijnen der
Maatschappy Nederland en Rotterdamsche Lloyd
kunnen aansluiten en zoo de nationale ver
binding met Transvaal tot stand brengen, niet
alleen met Nederland maar ook met
Nederlandsch Oost Indië, waar men even warm voor
onze Boeren is, maar vanwaar ook allerlei
tropische producten en hout voor spoorliggers
worden ingevoerd. De lijn zal op die wijze
van twee zijden worden gevoed, wat vooral van
belang is, omdat de uitvoer van Transvaal nog
zeer gering is.
Met genoegen zag ik dat ook de heer Van
Urk, de bekende secretaris van het infor
matiebureau der Ned. Zuid-Afrikaansche Ver
eeniging, in het groene Weekblad die lijn
aanbeveelt.
Sommigen achten zulk een taklijn niet wen
schelijk, maar willen eene groote onderneming
met uitstekende schepen van Nederland uit
gaande. Ik zal my verheugen wanneer ik een
dergelijke lijn mocht zien tot stand komen,
maar voor zoo iets is, behalve een groot ka
pitaal van zeker 5 millioen (ik hoorde reeds
van 10 millioen spreken), een lange tijd van
voorbereiding noodig. Men kan dien veilig op
twee jaren stellen.
De takdienst Aden?Delagoabaai kan echter
zeer spoedig, zelfs met gecharterde booten,
begonnen worden. Is later de grootere lyn
opgericht, dan kan de kleine daarmede worden
samengesmolten, of uit de kleine kan de groote
door uitbreiding ontstaan, al naar de omstan
digheden zulks wenselijk maken.
In sommige brieven wordt my aangeraden
meer openbaarheid aan de zaak te geven, in
andere om comités op te richten om haar te
bevorderen. Wanneer het laatste gedaan wordt,
zal het eerste van zelf plaats vinden.
Niets zal my' aangenamer zijn, dan wanneer
allerwege zich comité's voor deze zaak vormen
en de dagbladen de zaak aanbevelen. Hoe
spoediger zij in orde komt, des te beter zal
het zyn. Laat ons niet, zooals sommigen ver
langen, wachten tot na het eind van den oor
log. Dan zal heel Europa de Transvaal en
Oranje Vrijstaat bestormen.
Neep, zuo spoedig mogelijk, zoo het kan
nog gedurende den oorlog, wappere de Neder
landsche vlag, de vlag van het oude vaderland
der Boeren, op de stoombooten eener gere
gelde vaart in Delagoabaai, waar nu gelukkig
de kruiser Friesland onze eer gaat ophouden!
Dankbetuigend voor de plaatsing, Mynheer
de Redacteur,
hoogachtend en dw.
A. S. v. RBESEMA.
Sch., 21 November 1899.
Adres: Rotterdam, Boompjes 9.
De heer Reesema verzoekt in de N. R C.
ook andere bladen bovenstaand schrijven
over te nemen. Wij doen dat gaarne. Niet»
kan ons aangenamer zijn. dan dat de heeren
Reesema, van Urk en Kamerlingh Onnes
en anderen te zamen zullen bereiken, wat
in ons oog, en gelukkig thans ook in veler
oog, noodig is. De bescheiden poging, om
een taklijn tot stand te brengen, moet, dunkt
ons, met staatshulp slagen. De Staat der
Nederlanden is wel de grootste belang
hebbende bij zulk een onderneming; men
verzuime_ dus niet de gelegenheid bij de
behandeling der Staatsbegrooting te baat te
nemen en zich van zijn steun te vergewissen.
RED.
Voor onze waardigheid.
Tot vervelens toe wordt het on s herhaald:
wij Nederlanders kunnen niets doen; geld
geven alleen; en dan nog plannen maken
voor den lateren vredestijd, als de Boeren
het eerst gewonnen hebben. Uitstekend die
plannen; de stoomvaartlijn, de kolonisatie,
ze zijn alle voortreffelijk. Maar ze zijn
nog meer in ons eigen belang noodig dan
in dat der Boeren. En voor de Boeren
immers willen we zoo graag wat doen ?
We willen wel, maar we kunnen niet. We
zijn een kleine mogendheid, nietwaar? Het
bloed kookt ons en de handen jeuken,
maar we bijten de lippen aan stuk in
machteloosheid. Het moederland is oud en
afgeleefd. De volkplantingen, de fiere en
krachtige zonen moeten 't alleen zien klaar
te spelen. Wij, we mogen nog dankbaar
zijn dat een generaal ons in vollen ernst
verzekert dat we, als de Boeren een over
winning behalen de vlag mogen uit
steken ! Al _zag hij 't liever niet, de generaal,
en al verbijdt hij ons de manifestaties in
de komedie! 1)
Maar is er dan niemand, die iets doen
kan hier te lande ? Er is er een, gelukkig
dus boven alles, benijdbaar bevoorrecht.
Die man is de drager der waardigheid onzer
natie in deze belangrijke periode: de
Minister van Buitenlandsche Zaken. Welk
een heerlijke taak voor een bekwaam
diplomaat, thans te toonen dat ook kleine
natiën nog wel iets vermogen. Luister
naar het woord dat de beroemde Von
Martens spreekt, de Russische gedelegeerde
ter vredesconferentie (de man die namens
den Czaar ons in het geschil met Frankrijk
het grensgebied van Guyana met de
Lawagoudvelden toewees) : »De onzijdigen zijn
geen rechters in den strikten zin des woords ;
maar het oordeel dat zij uitspreken over
het karakter der daden van een oorlog
voerende mogendheid is van buitengewone
beteekenis, zoowel uit moreel oogpunt als
in staatkundigen zin."
Steeds is de zin dezer woorden aan groote
staatslieden in kleine staten ten richtsnoer
geweest. Menigmalen hebben zij getoond,
dat ook een klein volk nog invloed kan
oefenen door een krachtig protest, als een
groote mogendheid oogluikend haar onder
danen toeliet de neutraliteit te schenden
ten behoeve van een bevriende macht;
door althans eigen onzijdigheid krachtdadig
te handhaven en ernstige antipathie te
toonen over daden van geweld en onrecht
vaardigheid. Wie weet hoeveel moeilijk
heden nog in Europa voor de deur staan
wie weet hoeveel er al geweest zijn
waarbij een Nederlandsch staatsman een
krachtige steun had kunnen zijn voor de
protesten van den gezant der Zuid-Afri
kaansche Republiek.
Heeft onze Minister, heeft Mr. de Beaufort
dien steun geschonken, waar het eenigezins
kan ? Heelt hij al het mogelijke gedaan
om het moederland met waardigheid te
voorschijn te doen treden uit deze periode
der wereldhistorie ? Zal men later kunnen
zeggen: Toen Engeland de Republieken
aanviel, betreurde heel Nederland zijn
onmacht; maar Goddank, waardig was
de houding van het moederland; kracht
dadig stond zijn Minister den Gezant van
Transvaal met politieken raad en daad ter
zijde ?
Getwijfeld aan de kracht van den staat
kundigen leider heeft de natie reeds lang.
Daar was de zaak-Israëls, met het groot
kruis van Hanotaux: dansen naar het
pijpen van de Fransche regeering in de
schandelijkste zaak, ooit door een regeering
verdedigd ; daar volgden later de pogingen
tot mondsnoering van Jong-Turken en
1) Tegenover Den Beer Poortugael's citaat
uit zijn leesboek (2e druk) z\j hier de meening
van een nog iets grooter autoriteit in het volken
recht geplaatst: »L'Etat neutra ne prend
aucune part a la guerre et il n'accorde ni aide
ni secours aux puissances belligérantes; mais
il est libre de témoigner sa sym
pathie £ l'une ou a l'autre." La
sociétéou Ie gouvernement d'un Etat neutre
ne doivent pas venir en aide a une puissance
belligérante, mais on ne peut pas les obliger
:\ prouver des sentiments identiques a l'égard
de chaque adversaire." (Prof. Von Martens,
Traite de droit international, III, 313).