Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
boeiend, maar zij hebben ook eene reëele artis
tieke waarde.
* *
*
PAUL POUHOT, V enfant d'urt .autre. Paris,
Edmoud Girard.
Deze auteur is een voorstander van het zoo
genaamde «-Verisme" in de kunst. Eenvoud en
nog eens eenvond is Let devies dezer richting.
Alhoewel het boek geen lectuur is voor jonge
meisjes van 18 jaar, kunnen die van 30 het ge
rust lezen.
Eene jonge Parijsche ouvrière, die een onecht
kind heeft, wordt ten huwelijk gevraagd door
een anderen dan door den vader van het kind.
Zij bekent, wordt bemind. Doch nu komt de
vader en eischt zijn kind op, en het blijkt, dat
hij er meer hart voor heeft dan moeder en
stiefvader.
Het geval is interessant en het romannetje
laat zich lezen.
GKEGOEIDS.
Lectuur.
Bibliotheek voor Jongens en Meisje!, onder
redactie van NELLIE. Amsterdam, S. L.
van Looy.
De Koning van de Goudrivier of De
Zwarte Broeders, naar het Engelsch van
JOHN RUSKIN M. A., met 19 illustraties.
OBHOBHOE. Hoe een kleine Kafferjongen
page bij den koning werd, door N. VAN
HICHTUM, 38 illustraties van J. W. VAN
HAESTBEHT.
Twaalf Japansche Sprookjes, uit het
Engelsch naverteld door NELLIE, met 46
illustraties van JAN DE WAABDT.
De Heimannetjes. Kindersprookje door
C. J. C. Geerlings, geïllustreerd door
L. W. R. WENCKEBACH.
Voor de kkintjes, 6?8 jaar. Eenvoudige
verhaaltjes, bijeengebracht door NELLIE.
Met oorspronkelijke plaatjes. Deze uitgaaf
sluit zich aan by de Bibliotheek voor
jongens en meisjes. Successievelijk zullen
een tiental van deze boekjes verschijnen,
ook voor de heele kleintjes van 4?6
jaar. Prys per boekje 35 ets. ledere
maand verschijnt een deeltje.
BOP. Herinneringen van een Hond, door
M. J. SALVEHDA DE GRAVE
HEKDEESCHÉE. Utrecht, W. de Haan.
Een recht aantrekkelijke verzameling kin
derboeken ! Vooreerst die fraaie serie uit de
bibliotheek van Nellie. Hoe mooi en passend
voor het doel is het bandje van deze boekjes.
»Kla(.je" zeggen de kinderen. En kan men
zich kinderlijker omslag denken ? Meer dan
100 verschillende figuurtjes, ontleend aan het
kinderleven, hebben zich tot een sierlijke
teekening geschikt en het is op zichzelf al
een pret voor de kinderen telkens weer een
nieuw voorwerp op het «klasje" te ontdekken;
hier staat in een heel klein hoekje een harlekijn
te springen, daar straalt een lampje, hier
ontdekken ze een. gpringtouw, daar een paar
schaatsen, en alles zoo klein en grappig naïef*).
My dunkt, deze omslag is een beeld van den
inhoud der boekjes. Groote verscheidenheid
bieden zy in het echt kinderlijke genre.
Daar is het mooie Sprookje van Buskin, dat
doet denken aan een Kerstvertelling van
Dickens, product van ryke fantasie en toch
vol realiteit. De wonderlijke gast, die de booze
broeders, wanneer deze hem even durven aan
raken, als een dor blad op een wervelwind
in het rond doet draaien, uit wiens lange,
vliegende mantelplooien het water als met
beken over den vloer gudst, wie kan hy' anders
zijn dan meneer Zuidwestewind ? En zoo zyn
alle figuren scherp omlijnd, zoodat de kinderen
niet in een vage wonderwereld behoeven te
zweven, zooals somtijds bij sprookjes hun let
is. De geestige prentjes passen goed by den
inhoud, bovendien is de strekking humaan en
mooi, zoodat het boekje waard is gelezen en
vooral herlezen te worden door kinderen van
iederen leeftijd.
* *
*
Met de geschiedenis van den Kleinen Ka ff
erjongen Oehoehoe, verplaatst de schryfster,
*) Men koope de boekjes ingebonden, want
de bandjes zijn niet afzonderlek verkrijgbaar.
N. v. Hichtum, haar jeugdige lezers, ongeveer
11-jarigen, midden in het land der
ZoeloeKaffers, ten tyde toen deze nog geen kennis
gemaakt hadden met Europeanen en dus nog
geheel als wilden leefden. Zy weet op de
haar eigen onderhoudende manier van ver
tellen sympathie op te wekken voor dit natuur
volk, zonder het te idealiseeren. De gehecht
heid van Oehoehoe aan zijn moeder doet
menig tooneellje ontstaan, treffend van naïve
teit. Het verhaal van 't begin tot 't einde
boeiend, wordt als de kleine kafferjongen page
is by den dikken koning, al heel grappig, ook
het einde is aardig, als Oehoehoe vlucht en
nergens meer te pinden is, ofschoon de kin
deren dit slot niet zullen waardeeren.
Intusschen gerustgesteld omtrent het lot van
Oehoehoe door de woorden van den leuken
Kaffervader, die in zichzelf lachend, zegt:
Ja, ja, die guit van een Oehoehoe slaat er
zich wel door" zullen zij het beloofde vervolg
van de geschieden hoopvol afwachten en wel
tevreden het boekje sluiten.
* *
f
De Japanse/ie sprookjes moeten, zooals zeer
juist in de voorrede vermeld wordt, niet opge
vat worden als sprookjes, louter voor kinderen
verteld. »Ze zy'n geschikt voor kinderen die
reeds eenig oordeel en kennis bezitten en
voor hen zijn ze een aangename kennismaking
met een vreemd volk. Te meer, daar de plaatjes
het bundeltje maken tot een Japansch album."
Men geve dit dus in geen geval aaa kinderen
beneden de 10 jaar. Het boekje is met groote
zorg samengesteld. De inleiding, waarin een
en ander over het Japansche volk wordt ver
teld, mogen de kinderen volstrekt niet over
slaan, bandje en teekeningen naar Japansch
model verdienen met aandacht bekeken te
worden ook door volwassenen. De sprookjes
zelf zijn heel eenvoudig verteld.
»Toen de wereld geschapen was, werd zy
het eigendom van een heel machtigen
toovenaar, en toen deze op sterven lag, verdeelde
hy' haar tusschen zyn drie kinderen, twee
jongens en een meisje." Dat is de echte
sprookjestoou en ook de echte kindertoon,
fantastisch en toch doodeenvoudig. Ook de
monster- en duivelflguren, die nog al een
groote rol spelen in deze sprookjes, zyn
kinderlyke monsters en duivels. Een klein
meisje schaterde het uit van de pret toen
zy het prentje van de dansende duivels zag,
die er te kluchtig uit zien om angst aan
te jagen. De moraal van deze sprookjes is
dezelfde als die van alle oude volkssprookjes,
dat de goeden beloond worden en de boozen
gestraft, een moraal die het kind altijd vol
komen bevredigt. De bedoeling van de schrijf
ster met de samenstelling van dit bundeltje
is echter voornamelijk om de kinderen »iets
te leeren omtrent d.en geest van het Japansche
volk" en zeker zal menig volwassene het om
die reden zelf eens in handen nemen.
* *
*
»0ver de heide
leggen de menschen
een ijzeren weg.
Dan komt gevlogen
een vreeslijk monster
over dien weg.''
Het is aardig gevonden van den schryver
van s Heimannetjes" om de kleine bewoners
der heide, aangevoerd door de kaboutertjes,
den stry'd te doen ondernemen tegen de men
schen, uie een spoorlijn maken midden door hun
gebied. Ook is het aardig gevonden om de hei
mannetjes evenals de insecten den winterslaap
te doen doormaken en komisch-tragisch is hun
ontwaken, als de spoortrein over de heide
snort. Geerlings heeft echter in zyn manier
van vertellen iets te zakelijks, de gesprekken
b.v. die tusschen Lientje en de heimannetjes
zijn veel te wijs voor een sprookje en in den
zinbouw mist men te veel het naïeve. Dat is
jammer, want de heimannetjes zijn juist wel naïef
geteekend in hun samenleven met de dieren.
Het boekje is mooi gemaakt door vier illu
straties van L. W. R. Wenckebach, waarin
weergegeven wordt al het poëtische van de
heide, de pracht van een zonsondergang over
haar eindelooze vlakten, het geheimzinnige
van haar begroeide heuvelen en duistere
dennebosschen. Zóóals de heimannetjes uit het zwart
der stammen komen ky'ken, »zooals zy geluid
loos verdwynen langs het voetpad in de
sparren," zoo zyn het wel de echte kaboutertjes
van de hei.
* »
*
Deze vier boekjes munten uit door smaak
volle en goed verzorgde uitgave. Ditzelfde kan
men niet zeggen van het eerste deeltje van:
Voor de Kleintjes. De plaatjes daarvan zyn
ver van mooi. Het bevat echter aardige ver
haaltjes, geschikt voor kinderen die pas goed
lezen kunnen; het leent zich ook goed om
uit te vertellen aan kleineren.
Bop door M. J. Salverda de Grave?Her
derschee munt niet uit door omslag of plaatjes.
De inhoud van het boekje is echter zeer
degelijk. Het is werkelyk geestig geschreven;
kinderen van 8 tot 9 jaar zullen veel belang
stellen in Bop's avonturen. Het verhaal van
dezen half menscbelyken, grappigen hond is
beter geschikt om by kinderen vriendschap
voor de dieren op te wekken, dan de
geschriftjes die met een soortgelyke vooropgezette
bedoeling onder de kinderen wel worden ver
spreid. Meestal blijven die preekjes ongelezen
omdat geen kind vervelend geschreven dingen
leest.
Een fout in dit kinderboek schy'nt 't my'
toe, dat er niet meer gesproken wordt over
de arme Henkie, het zieke kind, waar de lezertjes
natuurlyk veel medelyden mee hebben. Dit
bevredigt hun niet. Het laatste kleine verhaaltje
»Piet" is al by'zonder lief. Daaruit bly'kt dat
de schrijfster heel goed thuis is in de wereld
van de kinderen en dat zy de kunst van prettig
vertellen verstaat.
Wie nu aan de kinderen met het aanstaande
Sint-Nikolaas of Kerstfeest iets moois wil
geven, hy kan uit deze verzameling een keuze
doen; wie zich zelf eens verfriaschen wil, hy
neme een dezer boekjes ter hand en plaatse
zich met een paar kinderen in een rustig
hoekje ; zulke oogenblikken van medeleven
met de kinderen zyn voor ons groote menschen,
llillllllinniiiiiiiinilMl<Miti;;MiMiiiii/MMiiiii;i!iiiiiniiinniifiiiiiiniiiiiinMliiiiliiniiiii[iiillil»i>llin»»irill»»llirriiriiiil»Firilli>i iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifliiilliliiiiwiimiliiiiiiiiiiiimiiliiriiiiiimiiiiilliiiiiillliillllimiililllliilll
VOO El DAMEjS.
?l
Geloof,"
Geloof, door ANNA DE SAVOKMN-LOHMAN.
Wy vinden hier weer de bekende figuren
uit Miserere", Vragensmoede", Het ne
noodige", namelijk: Eene moeder die God
haat" omdat haar kind sterft, menschen die
twyfelen en huicbelen op 't gebied van Gods
dienst, en eindelyk de vrouw die een man
bemint zonder dat deze er iets van weet, of
ook maar eenigszins te kennen geeft dat hy
iets voor die vrouw voelt.
Heel mooi is echter de groep van vader en
zoon, (Ds. v. d. Heuvel! en Dr. Mare v. d.
Heuvel!) de een vol gelooi", de ander
ongeloovig. Wel had ik gehoopt eenige argumenten
voor dat ongeloof te vinden, eenige steek
houdende wetenschappelijke onomstootelijke
proeven; doch, zoowel het geloof van den vader
als het ongeloof van den zoon blijft een .
gevoels"kwestie; de zoon zegt zelfs stervende, dat hy
niet anders kan"; zonder vóórdien, toen hij
nog krachtig en gezond was, ooit uitgedrukt
te hebben waarom".
Ik bewonder opnieuw in dezen roman het
schrijverstalent" van frl. Loman, de kunst van
vertellen, van karakters uitwerken, van in
elkaar" zetten. Ik voel my' echter verplicht,
tegenover de jonge vrouwen en meisjes, die
het boek als dames-lectuur ter hand mochten
nemen, het onzedelijke er in te brandmerken.
Het gevaar van deze lectuur ligt in het
hoofdkarakter: Gertrude; haar opvatting van
liefde" schy'nt zoo mooi, en is zóó valsch, zóó
zinnelyk.
Gertrude is getrouwd met ptof. v. d. Heuvell,
een anderen zoon van den dominee.
Een poosje na haar huwelyk ontdekt zy'; dat
zy haar man niet liefheeft, doch haar zwager
bemint, den ongeloovigen dr. v. d. Heuvell.
Wat zy in dat geval had moeten doen, weet
elk rechtschapen mensch die niet uitsluitend
denkt aan eigen geluk, en eigen bevrediging,
doch eerst overweegt, of een daad, een woord
anderen ongeluk aan kan brengen. Wat doet
zy echter? Zy wijst haar man at o. a. met de
woorden: (pag. 183.)
Ga dan toch; zie je dan niet dat je me
met elk woordmeer van j e vervreemdt? Begryp
je dan niet dat het als een straatdeerne is,
een kind te willen van een vader dien je niet
lief hebt? Weet je dan niet, dat het verwekken
van zoo'n kind een zonde is; een immoraliteit
waarvoor ik my schamen zou".
Alsof een straatdeerne ooit een kind wenscht!...
Op pag. 156 wenscht Gertrude aan haar
zwager Mare te zeggen :
Neem my; maak van my' wit je maar wilt:
eene verworpene voor de menschen, eene ge
vallene" zoo als ze dat noemen; eene die je
misschien zelf verstooten zult als je me moe
bent; het kan me niet schelen; i.iets, niets
kan me schelen dan dat ne, dat ik je liet heb".
Ik ben. overtuigd dat frl. Lohman heel idea
listisch is in haar levensopvatting, maar indien
zy, zooals ik, eenige jaren onder straatdeernen"
geleefd had, zou zij weten, dat de ivoorden
door Gertrude aan Mare toebedacht (il l'a
chappébelle, want als een brief van haar met
dergely'ke aanbiedingen hem bereikt, is hij,
gelukkig stervende) juist die der gehoonde
straatdeerne logden zijn, de duidelijke uit
drukking van zinnelijkheid en egoïsme! Daar
entegen, als getrouwde Heden, wenschen en
hopen en trachten een kind het leven te geven
(zooals prof. v. d. H. aan zyn vrouw voorstelde,
om haar te troosten over 't verlies van 't eerste
kind) dan is dat een scheppingsdaad, het
op zich nemen van veel smarten, van eene
enorme verantwoordelijkheid, en Btaat net zoo
ver van de straatdeerne als een hoop vormlooze
modder, van het geïnspireerde edelgemodeleerde
marmer-monument. Al is by' de scheppingsdaad,
de romantische liefde niet voorhanden, toch
bly'ft zy groot; en in my'n oog is Gertrude eene
straatdeerne" gelijk, in het zich voor de
voeten-willen-werpen aan haar zwager; terwijl
het voorstel van haar man ernstig, nobel,
mensonwaardig is. De hollandsche vrouwen heb
ben, in 't algemeen genoeg kalm verstand, om
dit in te zien, doch onze romantische jongere
generatie, zou door 't mooie in de voorstelling
der liefde, haar oordeel wel eens kunnen
vervalschen.
Prachtig zyn de paginas 232, 233 in de
beschryving van 't voelen" der oude domine's
vrouw, Mare's moeder, als haar zoon dood is:
Zy weet dat haar zoon met haar zyn zal
ip het Hemelsche Jerusalem, in de stad met
de gouden poorten". Zij weet het. Hoe dat
mogelyk is, hoe het zich laat vereenigen met
de leer" zij staat er niet by stil. Het is bij
haar geen kwestie van haar hoofd, maar van
haar hart. Zij denkt niet als geloovige, zy voelt
als vrouw. En, in een heerlnk visioen ziet zij
dat heilig uur waarvan haar Openbaring spreekt;
dat uur waarvan zoovelen, die bedroefd zijn
om het leven, soms gedroomd hebben als van
een troostende belofte die nmaal tot vervulling
zal geraken....
Uit 't geheele boek straalt geloof"; de
schry'fster is het welsprekendst als zij haar personen
geloover.d" op doet treden; zij kan zich alleen
niet neerleggen bij de gebreken die zy ziet in
de Christenen en voorgangers van haar kerk;
zy schy'nt hier en daar aan te geven dat b.v.
in de K. C. Kerk geen gebreken zyn. Uoch, alles
wat door menschen bemiddeld moet worden
heeft menschelijke gebreken: dat weten wy';
zoo ook, natuurlijk, de verschillende vormen
van geloof die door de christenkerken gehand
haafd worden elk voor zich als de beste,
de volmaaktste, de eenige ware. Zou het er wer
kelijk iets toe doen, welken naam ons geloot
heeft? Is het gelooi" niet vér verheven boven
alls menschelyke opvattingen en interpretaties ?
Als wij de geschiedenis raadplegen en we
overzien de volkeren, om uit het gedrag der
menschen af te leiden welke godsdienst de
meest menschwaard ge volkeren toont, wat zien
wy' dan ?
Geloof en hoop vergaan, de liefde blijft.
Daar waar de meeste Helde is, is de volmaakste
godsdienst, want: Liefde is God zelf.
CATH. ALB. THIJM.
Aanbeveling overbodig.
Kruidje-roer-me-niet, door TINE VAN
BERKEN, geïllustreerd door C. KOPPENOL.
Amsterdam, H. J. W. Becht, 131 bladz.
In den wedstrijd, door Elzevier's Maandschrift
geopend, heeft de schrijfster van dit kinder
werkje den eerepal m weggedragen voor werk,
dat groote menschen moet boeien, en 't pleit
voor wie daar op den rechterstoel zaten, dat
zy uit de overweldigende massa dit frissche
gezonde talent hebben weten uit te pikken.
Wat Anna Koubert daar heeft ingezonden, de
lezers van het tijdschrift zullen het nu weldra
weten, en in afwachting van het genot der
lezing kunnen ze alvast een kijkje slaan in
iets nieuws, dat mevrouw Witmond un kinde
ren toezendt in haar vriendelijke schijngestalte
van Tme van Berken.
Kruidje-roer-me-niet met de vier aardige
preiitjes van den heer Koppenol, zal met graagte
worden gelezen door twaalf- en veertienjarigen,
ja, maar natuurlijk leggen de oudere zusjes
en broertjes er ook beslag op, en 't zou mij
niets verwonderen, als ge mama en de oudste
docnter op een avond, nadat al het jonge goed
in de rust is, vondt bladeren in het kinder
verhaal van dat prikkelbare kleine ding, dut
in haar boos zyn om niets en haar humeurig
dwingen om naar zin te hebben, zooveel
trekjes vortoont, die hier en daar in de kinder
wereld en een enkele maal ook in de groote
menschenwereld zyn op te merken.
En niets minder dan de jongen zullen de
ouderen genieten van de grapjes en
ondeugendheden der jeugd, van Lize's ervaringen
op de Nieuwmarkt op Zaterdagavond, van et
wezenlyk tragische slot van 't verdwalen en
var. 't aardige bewysje van goed gedrag, dat op
't eind aan het Kruidje kan worden uitgereikt.
F. J. VAK UU.DRIKS.
imiiiiiiiiiiHHtiiiiiiiHiiiiHiiHiiiiiiiimiiiiiiniiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiHiiiniMi
Bont. Blouse en bottro. Het gala
diner te Windsor. JJloemversiering.
Besturende vrouwen, Recept.
Soms kan de mode zich op het fijne en
minutieuze toeleggen; dit jaar is niets haar
reusachtig genoeg. In plaats van bonten randjes
of bescheiden stukjes, heeft de mode eerst
gedecreteerd dat men een heelen vos zou dragen;
de qualiteiten zyn verschillend, het mooiste is
renard bleu, renard urgente, dan volgen
Klondyke, croisé, Sitka, Alaska, Kamschatka, renard
btanc, eindelyk renard rouge. Men legt tien
vos om den hals, den kop aan den eenen kant,
den staart aan den anderen, de pooten overal.
Met enen vos niet te vreden, nam men er
twee; waarvan een als mof, het vel om den
gewatteerden vorm, de kop eroverheen, den
staart eronderaan, de pooten opzijde. Nu voegde
men er een derde bij, zoodat vaak twee groote
vossen kruiselings om de hals van de gelukkige
eigenares liggen, als kwam ze van de
vossenjacht en wist niet, waar den buit te bergen.
Ook voor de groote mantels is veel bont
noodig. Het model voor do grooten mantel is
geheel ongetailleerd, »absolument vague par
devant et par derriére, pas cintrédu tout,"
zooals men by Kirsch zeide, maar met een
onderrand van 30 a 50 centimeter caracul;
terwijl aan den hoogen kraag en het schouder
stuk caracul en chinchilla gecombineerd zyn.
Desgelyks voor de steeds grooter wordende
hoeden, ook van bont, van toques tot reus
achtige capelines. Die groote hoeden worden
opgetuigd met groote dieren. Duiven, meeuwen
in natuurly'ke grootte zyn nauwelyks voldoende;
een groot model, dezer dagen te l'ary's te zien,
droeg een heelen uil, wiens groene oogen con
trast vormden met de blauwe bogen der teedere
draagster. Een tweede uilenkop diende als
sluiting van het garnituur van kanten en chiffon
i dat den hals omgaf; een derde rustte op den .
l mof die in harmonie met dit halsgarnituur l
ook van kant en chiffon was samengesteld.
j Altoos nog beter dan zangvogels; meeuwen zijn
er genoeg en duivenveeren zyn afval.
* *
*
De lichte «gekleede" zy'den blouses, voor
schouwburg of' diner, hebben, zooals wij reeds
mededeelden, afgedaan. De confectie heeft
er nog grooten voorraad van, die men weldra
voor een appel en een ei zal kunnen koopen.
Dit wil intusschen niet zeggen dat men
overal heele japonnen zal dragen; integendeel,
een afzonderJyk corsage, om met inooieren of
minder mooien rok te dragen, zal heel nuttig
en heel elegant bly'ven. Maar het zyn geen
blouses meer. Het meest in gunst zal daarvoor
komen de korte boléro, waaronder een hoog
ceinture-corselet, in Spaanschen trant. Voor
dien boléro zijn honderd vormen ; hoog tot den
hals of integendeel uitgesneden, met
mouwkappen of integendeel op den schouder ge
spleten, van voren opea of onder den arm
vastgemaakt, boléros rnet revers, met de ge
liefde ronde punten die op het ceintuur vallen,
met vierkante of spitse afsluiting. Men zal
opmerken dat daar, behalve de roude punten,
eigenlyk niets nieuws bij is, maar men heef^
de gelegenheid op den boléro al de nieuwe
garneersels toe te passen, en dat in beknopten
vorm, dus niet duurder dan men wil.
Het eenvoudigste in dit geval is licht laken
met gestikte liguren, tluweel, lijn dwars
geplisseerd taf, soms met entreileux van witte
guipure of zwarte chantilly afgewisseld. Ele
ganter reeds is een boléro van zwart fiuweelen
lintjes met entredeux van witte of bruingrijze
guipure op wit transparant, met witte zijde
gevoerd.
Uan komen de iluweelen boléro's, met figu
ren van uitgeknipt laken in dezelfde kleur
erop, met gestikte, gefestonneerde of
gecordonneerde randen; voor jonge meisjes en jonge
vrouwen in bleek lila, rose de Chine,
mandarine, lichtblauw; voor oudere dames in
heliotrope, paars, amandelgroen, donkerder blauw,
Reinbrandtblauw.
Een quaestie zijn de mouwen. Ze behooren
eigenlijk by het ceinture-corselet; maar soms
neemt men ze by den boléro. Ook in deze
is fijn geplisseerd taf wel het meest in gunst;
het is bewerkt en toch dun.
Een zeer dankbare boléro is die van zwarte
chantilly met heel kleine staalpailletten op
wit transparant; men kan hem gemakkelyk zelf
maken, (het is ook een mooi St.
Nicolaasof Kerstmiscadeau), hy is by alles te dragen
en niet opzichtig. IJe pailletten moeten onder
de chantilly, op het transparant, in ongelyke
liguren gehecht worden, meu weet dan
uauwelyks of ze zwart, staal of zilver zyn. Zulk een
bolero, op een ceintuur van slap rose fluweel,
terzyde gesloten met drie rose iluweelen choux,
en rond uitgesneden op een halsstuk van inge
haald en gerucheerd ivoorwit saty'n, is heel
gekleed en heel goed kleedend. Met zwart
transparant en zwart ceintuur op een rose of
lichtblauw balsstuk is het eenvoudiger.
Veel gekleeder zyn boléro's oi corsages van
witte, ivoorwitte of bise guipure op transpa
rant van hetzelfde, inaar deze kan men alleen
dragen by' den rok van dezelfde kleur in
matte zy'de, laken of crêpe de Chine.
Het galadiner, door Koningin Victoria aan
haren kleinzoon en kleindochter aangeboden,
had te Windsor plaats. De gasten, met een
gansene reeks equipages van het station naar
het kasteel gebracht, stegen langs den escalier
d'honneur, waar lange life-guards in schitte
rende kurassen en metalen helmen en haie
stonden, naar de eetzaalverdieping. De receptie
zaal, waar Koningin Victoria hare gasten ont
ving, is sty'l Louis XV, met gobelins, de ge
schiedenis van Jason en Medea voorstellend; aan
den eenen wand staat een reusachtige
malacbietvaas, inderty'd een geschenk van Czaar Nicolaas L
De eetzaal zelf is de St. Georges Hall,
ingothischen stijl met eikenhout betimmerd ; plafond
en muren, boven de betimmering, dragen de
wapens van al de ridders van den Kousen
band sedert 1350; van het plafond hangen zes
en twintig banieren, die der oorspronkelijke
stichters. Ook heeft de zaal, die 200 voet lang
is, koningsportretten van Van Dijck, Lely,
Kreller, Lawrence en Gainsborough. De tafel
was 150 voet lang en 8 voet breed, er stonden
stoelen (Louis XVI fauteuils, rood saty'n met
goud) voor 140 gasten ; voor de Koningin een
troonfauteuil, copie van den troonzetei in de
Westminster abdy'. Het geheele midden der
tafel is een streep van spiegelglas in gouden
lijst, waarop de gouden middenstukken en
candelabres, sommige vier voet hoog, de schalen
en bloemstukken. Daaromheen al de gouden
zoutvaten (waaronder heel curieuze historische),
de porte-menu's, gouden bekers en andere
ornamenten. Het gouden servies, borden,
couverts, terrines, schalen en schotels, is uit den
tyd van Koning George IV. In het midden der
tafel, tegenover den zetel der Koningin, staat
de groote candelaber, die St. George voorstelt.
Aan ieder eind der zaal is een reusachtig
buffet, waarop een uitstalling van massa's
gouden vaatwerk, tot een hoogte van 20 voet.
Onder de gouden sieraden van het buffet
merkte men den gouden tygerkop met kris
tallen tanden op, die in 1799 by de plundering
van het paleis te Seringapatnam werd meege
nomen, daarboven een prachtigen pauw van
goud, geheel niet email en juweelen bezet.
Tweehonderd electrische lampen en tallooze
waskaarsen verlichtten de galatat'el en bestraal
den de prachtige uniformen en toiletten.
Bij de aankomst te Windsor wachtte den
Keizer eene verrassing ; de muziek speelde een
populair Engelsch liedje: »0h VTilly, we have
missed you" ; men deed de Keizer den toe
speling opmerken, hij lachte er hartelyk om
en schudde den kapelmeester de hand. De
tekst van het eerste couplet Juidt:
Oh. Willy is it you, dear ?
Safe, satéat bouie;
tiey did not teil me true, dear,
Tney said you would not come.
But I heard you at the gate
And it made my heart rejoice
For l knew your weleome footstep
And your own fanuliar voice !
Oii NViliy is it you, dear,
\Velcome, welcome honie.
* #
#
In ATo. ?'!,') van liet te Erfurt verschijnende
tijdschrift Die Bindekunnt, gewy'd aan alles wat
het vak van bloemenhandel, bloemdecoratie,
bouquettenmaken, enz. betreft, komt een groot
artikel voor over de firma Corona te Amster
dam, versierd met een zestal keurige teeke
ningen van huisdecoraties, door de lirma ter
gelegenheid van de kroningbfeesten te Amster
dam gearrangeerd. De kleur is, in deze, drie
vierde der aantrekkelykheid, maar ook m den
vorm der versiering ligt vooral voor deskundigen
reeds veel belangwekkends. In het artikel
wordt er op gewezen hoe de styl van het te
versieren huis ook het karakter der versiering
moet aangeven, niet alleen wat vorm aangaat,
(by den Komaanschen sty'l den ronden boog,
by den Gothischen den spitsboog en zoo by
Renaissance, Empire alles in evenredigheid;,
maar ook op de kleur der bloemen invloed
moet uitoefenen. Aan een streng Gothischen
bouw zal meii een streng donkergroen aan
brengen, aan een rococo-villa bet bonte gespeel
van honderd kleurige bloemen.
Er wordt op gewezen, dat terwy'l in
Duitschland meestal de straatdecoratie geheel aan den
behanger-decorateur wordt overgelaten, in
Nederlaud van ouds bloemen en groen de hoofd
versiering vormen; eene oordeelkundige
vereenigiog van beide, zooals by het bezoek van
den Keizer te Hannover en van den Czaar te
Pary's, is wel het meest aan te bevelen. De
gevel- en estrade-versieringen, in het tijd
schrift gereproduceerd, geven een goeden indruk
van den kunstsmaak en het decoratietalent
der firma Corona, en doen deze Nederlandsche
onderneming alle eer aan. Men moet, om
billyk te zyn, er bij voegen, dat de
Amsterdamsche gevels, met hun afwisseling van bor
dessen, pilasters, balcons, kroonlysten, trappen,
portieken, hun individueel karakter, een heel
dankbaar materiaal voor versiering leveren.
* *
*
The Lady's Realm gaf onlangs de por
tretten van een aantal vrouwen die in
Engeland aanzienlyke administratieve betrek
kingen bekleeden. Aan de portretten, alle
vrouwen van leeftijd, wier laatste zorg een
goed uiterlyk of een mooi toilet is, valt niet
veel te zien, maar uit het artikel blykt dat
aan de regeeringscapaeiteiten der vrouw in
Engeland geen twijfel meer behoeft te bestaan.
Het benoemen van vrouwen in de school
commissies begon, na de wet op het lager
onderwijs in 1^70, in November van dat
zelfde jaar met de benoeming van miss Becker
te Manchester. By'na terstond volgden andere
provinciale hoofdsteden; in vele werden dames
met het maximum der stemmen benoemd.
Eenmaal erin, deden zij zich gelden. Te
Londen was het miss Davenport Hill, die het
naaien en verstellen op de scholen invoerde,
en na achttien jaar arbeidens met groote
voldoening hare taak kon neerleggen. In de
verschillende schoolcommissies zyn nu ruim
200 vrouwen werkzaam. Mrs. Finlay, in het
armbestuur, meestal als vice-presidente den
president vervangend, bracht een ongekenden
spoed en netheid in de afdoening der zaken;
haar bemoeiingen golden de crèches, de
krankzinnigenverpleging en de voeding. Haar reizen
en relatie's met het buitenland deden haar
vele verbeteringen invoeren.
Miss Mason is sedert 1885 in dienst van
het gouvernement ais supenntendente van de
opvoeding van weezen in het huisgezin. Dit
is een werk van geregelde inspectiereizen en
het uitbrengen van Tapporten daarover. Miss
Fay Lankester is secretaresse van de Nationale
gezondheidsvereeniging; miss Gertrude
Xuckwell secretaresse van de commissie voor de
nyverheidswetten. Haar taak is het onder
zoeken en ziften van de tallooze klachten die
door vrouwen in fabrieken tegen de onder
nemers worden ingebracht, wat betreft het
verzuimen van gezondheidsmaatregelen, het
overwerken, de gevaarjyke industrieën, enz.
Men herinnert zich wellicht haar artikel in
The, 'ortnightly lleview, »Ken werkdag van
zeventien uur" : dit gold de fabrieken waar
visch en groenten in blikjes worden ingemaakt.
Zy houdt ook lezingen en voordrachten en
geeft een tydschrift uit.
Tal van vrouwen zyn nu leden van arm
besturen, regentessen, inspectrices; in tal van
gemeenten gaat zoowel de kerkelyke als de
gemeentelijke armen- en ziekenzorg geheel
door hare handen. By al deze daadwerkelijke
zorg komt de wensch der vrouwen om te kiezen
en gekozen te worden, een weinig op den
achtergrond; toch heeft ook deze beweging
haar krachtige voorlichtsters, waarvan de
meest strydbare is mrs. Henry Fawcett, weduwe
van den postmeester-generaal, een schrytster
en spreekster van buitengewone bekwaamheid.
Tï*
Restjes a la milanaise. Overgeschoten koud
vleescn, rund, kalfs, varkens, kippen, wat ook,
hakt men klein. Een half pond macaroni, in
water gekookt, wordt daarna met gebruinde
boter geroerd; dan met zout, peper,
kruideryen en het vleesch in een geboterden vorm
gedaan en au bain-marie gekookt. Men keert
den vorm om en omgeeft de spy's met
tomatensaus.
Suhusterpastete. Deze Oost-pruisische schotel
schijnt op et eerste gezicht zonderling, maar
moet, ook volgens het getuigenis van reizigers,
zeer smakeiyk zyn. Met vleesch-, ham- en
zelfs vischrestjes, alles goed gaar en fijngehakt,
worden twee goed uitgetrokken, schoonge
maakte en gehakte haringen gemengd. Dan
vult men een geboterden vuurvasten schotel
met lagen van dit mengsel en lagen gekookte
aardappelen, legt op de bovenste laag aard
appelen kleine stukjes boter, en laat de pastei
een uur bij matig vuur bakken. Als de aard
appelen beginnen bruin te worden, gaat er
een halve Jiter zure of zoete room over, en
kort vóór het opdoen vy'f a tien geklutste eieren.
E?e.