Historisch Archief 1877-1940
No, 1172
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
zorgde, en haar, onder een beroep op het
»hoor en weder hoor," in een Jingo-blad
(natuurlijk slechts als ingezonden stuk)
een plaatsje wist te bezorgen, schreef ons
toen: «natuurlijk mocht ik uw blad niet
noemen; ik sprak alleen van a leading
continenial weekly paper. Had ik gezegd,
dat het oorspronkelijke stuk in een Hol
landsen blad voorkwam, dan zou de ver
taling zeker niet zijn opgenomen."
Maar in de tweede plaats herhalen wij
het vroeger geschrevene, omdat het in
nog veel hooger mate van toepassing is
geworden, nu de oorlog, Chamberlain's
oorlog, die voor vier et een halve maand
nog slechts eene bedreiging was, een droe
vige werkelijkheid is geworden. Ernstiger
nog dan vroeger vragen Engeland's vrien
den en vijanden zich af: hoe lang zal de
Engelsen natie zich willig leenen als voor
werp voor de fantastische proefnemingen
van dezen politieken apostaat, die nu
weder in een nieuwe rol als dilettant-diplo
maat optreedt.
Lord Salisbury is ziek en gaat gebukt
ooder het verlies van zijn echtgenoote.
Maar waarom laat hij dan zijn beguns
tigden neef en vertrouwde, den heer Arthur
Balfour, niet spreken, wanneer zulke
moeielijke en teedere quaesties als inter
nationale verhoudingen moeten worden
behandeld ? Indien hij niet de macht be
zit om den bemoeial Chatnberlain te be
perken tot Let terrein, waarop deze reeds
meer dan genoeg kwaad heeft gesticht,
maar dat hem nu eenmaalis aangewezen;
indien hij den politieken schetteraar niet
?den moed kan snoeren, zou hij werkelijk
beter doen, de regeering aan krachtiger
handen over te laten.
Chamberlain's tweede rede te Leicester,
onmiddellijk volgende op het bezoek van
den Duitschen Keizer, is een onovertroffen
staaltje van aanmatiging en dilettantisme.
Denk u een diplomaat, die met de termen
«alliantie", »unie", sentente"' om zich heen
gooit alsof hij op Sint Niklaas bonbons te
grabbelen strooide, en die onmiddellijk
daarop van zijn voorgewende bondgenooten
?of medestanders (het verschil schijnt voor
hem van weinig beteekenis te zijn) een d
menti krijgt, zoo kategorisch, zoo afdoende,
dat het voor ieder ander vernietigend zou
zijn. »Honest Joe' echter trekt zicb van al
deze dingen niets aan. De zwakheid van
zijn ambtgenooten heeft bij hem een soort
van grootheidswaanzin ontwikkeld, die hem
bet jamrnerliikste echec doet beschouwen
als een van die kleine tegenvallers, waar
tegen ook de grootste staatslieden niet
gewaarborgd zijn.
Voor de Engelsche natie is het pijnlijk,
de alliantie-aanbiedingen door den dilet
tant-diplomaat Charnberlain met zulk een
grootschen schijn van gezag gedaan, af
gewezen te zien met een koel en ironisch
»dank je wei, r.iet noodig." Maar nog Veel
pijnlijker is het voor haar, zich op onver
antwoordelijk lichtvaardige wijze gewikkeld
te zien in een oorlog, waarbij de
gemin!HMmttlKt*»miHfitiititmiiniiimiiiMimmiinMiiiiiitff(iWMmM
SINT-NICOLAAS".
Een Schets
VAN
T RUI D A KOK.
(Slot).
Gek, arrejakkes, je werd er week van . .. die
kleine hartvormige zalg'es... of ze in Amster
dam, in 't weeshuis er aan zouden doen ? Ja,
dat herinnerde zij zich i:og wel van vroegere
kameraadjes, dan hadden ze daar strooiavond ...
Oom en tante ... de wol was uit z-jo'n stramien
doos, die ze mee had gebracht uit Amsterdam.
Zoo'n klein ding, zij dee an Sinterklaas, zoo'n
stilligheidje, ze liet hem rij len voor oom en
tante! ...
Toen legde ze 't kussen weer over die za! jes
en die kleine, voddige stramienlapjes en gu:g
naar beneden.
Ze zou wel schoon oppassen om het Jan niet
te vertellen.
Zie je nou wel, zou hij zeggen, nou motteu
wij er zeker an doen en 't was geld vermorsen
en 't kind verwennen. De kerstboom boven het
station was aardig en heel latsosnlijk ook.
Alleen op Sinterklaasavond zou ze tracteeren
op chocolademelk, dat wel... 't kon ook haast
luet anders om die har'jas van boven ; en een
{jaar stengeljes wol met vier breinaalden zou
ze 't kind geven om potjes van te breien, die
had ze noodig ook ...
... Ze dacht toch an niet veel anders, wan
neer ze de kleine, witte handjes zag, daclit ze
aan die witte wol en 't popperige vingerhoedje
uit rie stramiendoos, aan dia steekjes, die alle
maal den zelf den kant op waren.
Kwam ze boven, dan lichte ze even 't kussen
op. Oom was ingevuld e-, tttnte al opgemaakt...
... Marietje vroeg aldoor of' hij komen zou. Ze
werd zoo geloovig nu 't dichterbij kwam, ver
langend, onderzoekend keek ze naar de wolken
of 't dan nooit ging sneeuwen.
Hij houdt van sneeuw, denk ik, want in
Spanje is hjj 't niet gewoon. Zou hij rijden ?
Hier ? Voor mij ?
Stellig, je zult eens zien", zei oom enkeek
tante voorbij. En dan, na een poosje vroeg ze
weer; Tante, heeft U hem nooit gezien...
zou hij rijden"?
Och, wel ja, waarom niet", 't Kwam er quasi
onverschillig uit, maar ze dacuc aan de wol,
de naalden on een aardig breimandje, dat ze
bij Vekkinga voor de vensters had gezien, aan
een M. d. B. van dunne chocolade met
sagokorreltjes bestrooid, ze zou het geven, niet
laten rijden, die gekheid ook altijd.
Mensch, wat mankeert jou ?" vroeg Jan.
Je wordt zoo rood in je gezicht, tante", viel
Marietje in ben je draaierig ?"
Opvliegers, niks dan opvliegers, maak er nou
asjeblieft geen drukte van met je tweetjes".
Marietje keek in tantes naaikistje. Wat een
oud kussentje, tante l"
Ja l"
Weer zoo'n opvlieger. Jakkes, hoe vervelend.
achte tegenpartij niet slechts het goed
recht aan hare zijde heeft, maar ook
?tot dusver althans het succes, een suc
ces, dat door het verminken of
achterhouden van telegrammen op den duur
niet verborgen kan blijven.
De Figaro merkte dezer dagen op, dat
de eigenaardige samenstelling van het
Engelsche leger het verklaarbaar maakt,
dat een goed deel van het Engelsche volk
in den tegenwoordigen oorlog niet, of al
thans niet op ernstige wijze belang stelt.
sSedert den veldtocht naar de Krirn
(waarbij de Engelschen nog niet de
helft hadden uitgezonden van het aan
tal manschappen, dat thans naar
ZuidAfrika is vertrokken) heeft men vergeten,
wat een oorlog beteekent; de middelstand
en de kleine burgerij worden door den
oorlog in't geheel niet getroffen. De kogels
van de Boeren gaan boven en onder hen
heen, om slechts de zonen van de aris
tocratie en die van het volk te treffen!
Er is veel waars in die opmerking: be
stond in Engeland algemeene dienstplicht,
dan zou de ergernis over de slechte voor
bereiding van en het gebrekkig beleid in
den oorlog heel wat krasser en
menigvuldiger worden uitgesproken. Mogelijk
komt de Engelsche bourgeoisie no^ wel
eens tot andere gedachten, als het blijkt,
dat de snorkende voorspelling: »in elk ge
val zullen de Transvaal eu de
OraojeVrijstaat al de oorlogskosten draden'1
een weinig voorbarig is geweest. Eu dat
hopen en vertrouwen wij van harte.
Soda li a .,7; iq c fcgz 11 /ïabc n.
Sociale Romans.
Lerensdoel, door ANNA KAULIUI'II.
Amsterdam, P. N. van Kampen en
Zoon.
Sedert de onsterfelijke grieksclie wijdeer
Plato den eersten stuatsroman zijnen
njdgeriooten en hun, die na hem kwamen ter
overdenking aanbood, zijn reeds nu-er dan
22 eeuwen verloopen en sedert de onge
lukkige voormalige gunstelinar van den
engelscheji koning Hendrik VII, Thomas
Mortis, zijn jij k onschuldig hoofd op last
van-zijn ondankbaren vor»t in lö.'JG opliet
schavot moest verliezen, nadat hij maar
niet omdat hij twinlig jaren vóór dien
f.ijn ideaal 'eener regeeringsvorm in zijn
merkwaardig »Utopia" had blootgelegd,
zijn tal van geslachten elkander opgevolgd
maar desniettegenstaande wen! nog niet
de mensch geboren wiens staHtsronum de
vermaardhcid van dien van Plato of van
Morus heelt overtreffen. De middeleeuwen
brachten op dat gebied in 't seheel niets
van beieekenif, en i.cYjh C-uuuanella's
»Zonnestaat" (1020), noch ilarriiigioti'a
«Oceana" (1050), i.óeh Morelli's «Nauifrage
des iles" (1753), vermochten dien roem te
verwerven, dien de beide pionniers van het
MIllllltlflIMIMIlllllllllllMI
Ze ging maar gauw wat koni water in'c
voorhuii-je drinken en ze hoorde Jan zeggen: Stellig,
kind, je zult er eer s zien en dan Marietjes
stem : J:j zult ook er eens zien, oom !"
't Was Sint Nicolaa^avond.
In zijn tabaksdoos had hij «en gulden, dien
hij Zaterdag van de spaarbank hacl gehaald en
dan zijn gewone kwarije
zakgeldZoo merkte Sie.i niemendal en later zou hij
wel e»gcn, dat 't van opgespaard zakgeld ga
kocht was en g^en pijmes rooken.
't Was toch wel druk, toch anders dan ge
woon, haivstig bellen eu wegluopen en zoo'u
gejoel in dokurs ga«g
Zou hij die groote pop koopen van een gulden.
Wel, ja, waa'om niet en dan voor een kwartje
lekkers, wat Sinterklaasj w en appels en dan
straks, nis ze sliep ... ja, hos zou h:j hem dat
lappen ? 't Op hatr s'oel leggen wanneer Sien
in d> ru-,t was. Afijn, maar afwachten.
't Was warm en ,>ezelli;; in 't kleine kamertjs
met liet blauw en witte behangsel. Het kacheltje
brandde met een vuurrood buikje en 't kleine
ding zat met Anj,a t u Piet ganzenbord te i-pelen.
Anna was een knoop en Piet een stuk kurk.
Zij gooide v»or alle drie. Och, Anna, zit je
nou ir. den pui?"
Ze speelde heel eerlijk, o, zoo rechtvaardig,
maar de kleine fonkelocgen keken naar den
pot, waarin zeventien koiiiebooneii lagen, tante
wisselde die dan iatcr in voor een
pepermunthal. Ze gooi,ie niet koortsachtige haast de
dobbelsteencn over de tafel heen . . . vijf en
zes is elf', r:, twee, drie" ... ze tikte met
't stuk kurk .. . ah, Piet heeft hem, daar, tante,
En de bal?" vroeg tante.
Nou, da's ook, en Piet won 't, en Piet is
de kurk".
Eet jij h«m dan maar voor Piet op".
Ze lactite blij tegen ooui, die juist binnen
kwam . .. Zoo, oom, Piot kurk won 't en ik eet
den pot op, rnoppig, hè?. . . hoe was 't op straat?"
Nou, ik meende, dat ik hem zag boven
dokters hui?, maar 't is mistig, mot je weten, ik
hoorde 't meer aan 't gehinnik van zijn pawd''.
Och, kom!" Zo trok een ongeoovig gezichtje.
Nou nog een kopje chocolade en dan je
koets in, kind," zei tante en deed de
kollieboonen in 't laadje van haar koffiemolen.
Verleden jaar ging ik pas o ra elf uur naar
bed, 't feest was om tien al gedaan, maar ik
kon vader niet vinden iu 't gedrang, 't was een
echt mooi feest, nou, nacht oom, nacht tante,
je zal der es zien morgen".
Jij ook", riep Jan opgewonden.
Sien zag hem even boos aan. Dat was sarren,
dat mocht niet, als je niks gaf, dan ook niet
vooruit blij maken, gelukkig van 't breimandje
en de wol, kom, ze zou 't toch maar op Marietjes
stoel leggen . .. hoe 't kind nou met die kus
sentjes zou scharrelen. Sien hoorde haar in
hun slaapkamertje heen en weer dribbelen.
Even later klonken haar lichte voetstappen op
het krakende vlieringtrapje ... nou had ze het
gedaan.
Ze waren onrustig de twee oudjes, kribberig
en brommig.
Je ziet zoo wit als een doek, Sien, ik kroop
er inaar onder als ik jou was". En jij als een
kreeft, die chocolamelk deugt je niks, ik liep
nog maar eens een frisch straatje om."
Ik zou je lekker blazen, ik loop iederen
staatsromantisme aan hunne werken, hoewel
onbewust, hebben weten te verschaffen. En
sedert Cabet in 1840 zijne lezers op eene
verbeeldingsreis naar zijnen phantasiestaat
Icarïe medenatn, welke reis evenmin nog
velen, zelfs niet bij overlevering, levendig
voor den geest siaat, zijn de letterkunde
eri de economische eu staatkundige weten
schappen niet meer met soortgelijke bij
dragen van eeuige beteekenis verrijkt, totdat
eindelijk Edward Bellamy vóór enkele jaren
nog eens een pijl van den/elfden boog op
de menschheid afschoot. Eu na Bellamy
volgden eenige anderen spoedig achtereen,
niet onze landgenooien aan de spit»: Hilda
v. Suylenburg, Barthold Meryan, Moderne
Vrouwen en »Levtnedoel" zijn alle de
vruchten van een zelfde zaadkorrel, die
der ontevredenheid met bestaande toe
standen, al mogen die vruchten innerlijk
ook zeer verschillend, hare waarden ook
verre van gelijk zijn.
Het zij verre van mij, Plato'a Politeia
enz. en Morus' Utopia met mevr. Goekoop's
roman over n kam te scheren, nösh
wat letterkundige en wetenschappelijke
waarde nöob. wat strekkingen wijze van be
werking van het onderwerp betreft. Doch
dit mag wel worden uitgesproken, dat al die
werken, welke ik zooeven noemde, nzelfde
doel hadden : aan te toonen, dat de be
staande maatschappelijke toestanden, hetzij
in het algi-ineen, hemj pen bijzonder deel
daarvan, afkeurenswaardig waren en ver
betering behoefden. Dril de wijze, waarop
elk der auteurs dat hebben willen
aantoonen, de omstandigheid, d:tt de een dit doel
het best, meende te kunnen bereiken door
de schildering vari een »ideaal?taat", de
ander door het persiflaeren der d.ior hem
of haar afgekeurde verhoudingen en een
derde door een zoo selurp en getrouw en
daaidoor zoo afschrikkend mogelijk beeld
daarvan te geven, ten einde ze zijnen lezers
nadrukkelijk onder het, oog te brengen,
behoeft niet te verhinderen, in al die wer
ken geesies- en pcnnevruclucn te zien, welke
op iizelfden bodem zijn gegroeid.
Doch daarmede houdt iedere algemeene
vergelijking dan ook op. Verschilt de wijze
waarop Morus zijn doel trachtte te bereiken
reeds ontzaglijk veel van Plato's opvatting,
doordien de laaifte zich minder ver van
de wi-rkelijkhud verwijderde dan de eerste,
Hisschen mejuffrouw Huygens' «Barthold
Meryan"' en Morus' «Utopia" be?taat geen
andere oyt reen komst meer dan die
gemeentchapptlijke bodem, waarop ik zooeven
doelde. Alleen Beüamy riep met zijn
levendig-.; schildering van den sonialistischen
tcH'koinëistaut, wtlke lu-m zóó zeer
vervuliie dat hij ten ongt-.neve van zijn publiek
meende op zijne «Lonking Backward" nog
een tw-ede dee! «Equali'y" te moeien
laten volgen nog eens sterk de herinne
ring aan Morus' roman wakker. Alle latere
fcociiile romans echter leiden hunne lezers
niet mter binnen het lijk iler idealen doch
blijven ten voile op den bodem der
hedenuaagsche ?a men J e ving.
Aldus beschouwd mogen «Barthold Meryan"
de bfckeiide »Hiida," en ^Levensdoel" dan
ook wel in n adem worden genoemd,
maar ook allén : aldus hnscliouwd. Wat
<!e innwüjkn \vaai0.0 tin:' drie werken
bfctreli, \vare l,et, vooniïtegenover het
eerstgenoemde, eene on billijkheid, alle op
ri lijn Ie slellen.
Het moge niet aanbevelenswaardig zijn,
dag geiiorg strxa'j K om".
Non, il; zeg 'i uia ir. Afijn, ik ga wat
opredderen".
In h'.:t donker kreeg ze wat uit haar latucl,
stapte vlak voor di! trap uit haar sloffen en
ging naar b iven.
Si-uu, Sien!" schreeuwde Ja;i.
Ze autwourde eerst onder aan de trap.
Niiii, wat is er ?" 't Kwam er haast adem
loos uit van 't harde loopon. Mot je Marietje
nou wakker maken, mot j-) lawaai, je schreeuwt
als een mager varr.er, heb ja an myn uieikketcl
gezegen, j<; gebrand?''
Uc,!\, mensch, wel neer^ kijk, 't kind, dadr dan,
kijk dan ook", hij hield ''t walmende pü'rol'.
utalichtje te^en de niet bi'hang-e! beplakte
bsdsteedeur en d;'i;ir c p de breecle wit- en blauwe strcepen
hingen ain twee omgebogen hajrspelden de
witte hurrkiisspiitjps.
Goeic God, Sien, voor tante staat er ... voor
oom, non, S.en ?"
Ze zei niets. Ze keek maar naar die twee
kleine k'1-.sen-jes, ze dacht aan de witte, dunne
vingertj -s.
Z-'g je nog niks?" vroeg hij, haast heesch
van opgewondenheid.
Hou 't ian-pie recht, Jan, sta er niet zoo
mee te himmcien '"
Zoo'n goed ding", zei hij week nou laat
zij hem vojr ons rijden, wien".
't Klonk waarschuwend, haast dreigend.
Ja. kom, we moesren er maar in gaan, Jan.
Zükrijgt morgen wat wol om t«; breien van me,
dat moest ze toch lu'bbon en nog een mandje.
dat er stond, dat ik nog zuowat had". ZMU tiij
't v.ou ook zeggv.n van de popen de appels, die
in zij i L overjas vcrs'opt waren?
Neen, maar naar Ir-d gaan en als zij sliep
dan ...
Maar ze kondsn nif't in slasp komen, geen
van buikjes en door den stillen mistnacht
hoorden ze telkens een ver verwijderd fluitje
van een goederentrein.
Wat heli j !, lig toch stil", bromda Sien.
Jij hebt zeker niks''... en dan moedig in
de duisternis ben ja een beetje kapot om die
dingen di'u'ir ?"
Wat (iingcn ?" vroeg ze quasi slaperig.
Nou, die iiarijes?"
Wel, neen, ik krijg slaap, nou niet meer
praten !.. .
Zo sliep in, ze sliep wel vast ook, dacht hij
Toen, heel zacht, onhoorbaar sloop hij naar het
voorhuis, haalde de pop en het lekkers . .. die
duivelsche kraaktrap.
Stil, zoo ze maar zetten op den grond, vlak
hij 't venstertje in dat lichte lantaarnplekje,
dan zou ze denken, dat Sinterklaas 't door
't raam had gegooid, niks op den stoel leggen,
dan werd ze misschien wakker.
Zie zoo, nou morgen maar zien wat er van
kwam, als Sien nu wakker werd, zou hij
zeggen ... j», wat eigenlijk? Afijn morgen kwam
het toch uit, de pop zat nou in dat lichte
vierkanle lantaarnplekje,
Sint-Nicolaasdag.
Geen sneeuw op de daken en de straten,
geen rijp over de heestertjes en de groote boomen.
Geen Sint-Nicolaasdag van de platen en de
verhalen.
Een grauwe, mistige Decembsrmorgen met
kleine, rossige lichtjes uit de huizen, met't
gekef van een enkelen, pas uitgelaten, hond en
bij de beoordeeling van eenig werk, welk
ook, dit te vergelijken met de geschriften
van andere auteurs, bij boeken als de on
derhavige, geschiedt dit geheel onwille
keurig. Alle drie geschreven door eene
vrouw, alle drie eene «sociale tendenz"
bevattende, alle drie verschenen zijnde in
een betrekkelijk kort tijdperk, kan het niet
anders, of «men" gaat deze drie onderling
vergelijken, en bij de beoordeeling van het
eene ook het andere nogmaals aan kritiek
onderwerpen.
Zoo gaat het thans ook mij, nu ik mij
tot taak heb gesteld, over den jongsten
socialen roman, «Levensdoel", van mej.
Anna Kaulbach een oordeel uit te spreken.
«Levensdoel" toch verplaatst ons in ge
lijke kringen als Hilda van Suylenburg
en ten deele ook Barthold Meryan,
doch het spijt mij waarlijk, te moeten ge
tuigen, dat mcj. Huygens' introductieeene
aangenamere is geweest, en zelfs die van
mevr. Goekoop, al moge ik mij in de krin
gen van Hiida vaak ook hebben verveeld.
Zonder twijfel bevat «Levensdoel", welks
«sociale" strekking eerst in de tweede
helft van het boek te voorschijn komt,
eenige zér goede bladzijden en menige
treflende opmerking, welke getuigt van een
scherp oog en een gevoelig hart, gepaard
aan een geoefend litterair talent. Doch
anderzijds treft men meer dan n blad
zijde aan, die ons de schouders doet op
halen voor eene zóó naive levensopvatting,
en zoo veel gebrek aan menschenkennis.
Ja, vaak slaat men erover verbaasd,
dat uit nzelfde pen twee zóó verschillende
bladzijden konden vloeien. Doch niet alleen
dat vele passages gebrekkig moeten worden
genoemd, op enkele plaatsen is het boek
zelfs stuitend, waartoe ik vóór alles reken
de beschrijving van het tooneel, dat tusschen
de heldin der geschiedenis, (Ida) en haren
verloofde voorvalt, als zij het engagement
tusschen hen beiden verbreekt. Koestert
mejuffrouw Kaulbach dan een zcó slechte
nieenuig van de mannen in liet algemeen,
dat zij veronderstellen kan, dat iemand,
die door en door een gentleman is, zóó
plotseling in een ellendeling kan ontaarden V
Niets in al hetgeen voorafging kon den
Js-zers doen vermoeden,dat Ida's aanstaande,
Eluaid, zich zóó zou ontpoppen en de ver
rassing, die (ie schrijfster daardoor (op
blz. 143) haren lezers bereidt is waarlijk
wel wat al te groot en wal ui te pikant.
En ook de ontmoeting met hare «gevallen"
zu.-ter getuigt van et n zoo absoluut
vreemdelingschap op het betreden gebied, dat
rufcii slechts glimlachen kan over eene zóó
mislukte poging tot t-cbildering van eene
wereld, die <te schrijfster gelukkig nimmer
he^t betreden.
Zoo zou ik kunnen voortgaan met het
aanwijzen van verschillende passages, die
de letterkundige en roinautieke waarde van
«Levensdo;-!" geenszins verhoogen, docii
blijve deze taak d< n meer daartoe bevoeg
den litterairen kritikus van dit blad
beschoren. De «wociale" waarde van het
werk moet hier worden beschouwd.
Voorop gaslek! zij d .ui, dat ik trots alle
fouien vveike het unnkleveu, de verschijning
van «Leven.-doftl" met vreugde heb begroi t,
\\iji hut een nieuw b r w ij s is voor het kri
tieke van den lijd v.aiinu wij leven en een
nieuw middel om die Klingen, waarin over
het algemeen van de sociale beweging weinig
of' geen nota wordt genomen, als het ware,
met geweld te dwinejen hunne aandacht ook
eens daarop te vestigen en hen tot het besef
te brengen dat er nog een andere wereld
bestaat, dan die kleine, waarin zij zich
bewegen, een andere, ruimere wereld, welke
dus ontzaglijk veel belangrijker is dan de
hunne. In dat opzicht zal ook «Levens
doel" ongetwijfeld veel ten goede kunnen
uitrichten, daar het, zooals ik zooeven
reeds zeide, menige zér juiste en «rake"
opmerking bevat. Nochtans stijgt ook de
«sociale" Waarde van het boek niet boven het
middelmatige; daarvoor is het sociale ge
deelte er vaak te veel met de haren bij
gesleept.
Als Ida bijvoorbeeld met hare vriendin
en dier broeder (Rudolf) een concert
aanhoort en dan zegt: «Ik hoor altijd in
Wagnerrnuziek iets als een weerklank van
den socialen strijd; 't is de muziek van de
toekomst, van het ontwaakte, strijdende,
proletariaat", dan kan men waarlijk hare
vriendin (Louise) geen ongelijk geven, als
deze haar toevoegt: »Och praat daar,"nu
eens niet over." En indien Louise daaraan
toegevoegd had «Je bent hard op weg een
blauwkous te worden", zoo had Ida dit
verwijt gerust in haar zak mogen steken.
De verleiding is groot, om ook andere
soortgelijke passages hier af te schrijven,
om aan te toonen, dat «Levensdoel" goed be
doeld moge zijn.bij den lezer nochtans slechts
weinig bevrediging kan verwekken, zoowel
van romantiek als van sociaal standpunt.
Eene geheele bladzijde van dit weekblad
ware daartoe echter nog onvoldoende,
terwijl dan billijkheidshalve ook de waarlijk
goede gedeelten niet achterwege zouden
mogen worden gelaten. Ik geef er daarom
de voorkeur aan, tot zelf-onderzoek aan te
sporen, al moge het bovenstaande m f juf
vrouw Kaulbachs werk ook weinig aan
lokkelijk maken. Toch aarzel ik niet tok
lezing op te wekken : trots alles toch blnf
ik het boek een merkwaardig teeken des
tijds noemen, waarvan een iedur, die er
prijs op stelt van de sociale beweging op
de hoogte te blijven, behoort kennis te
nemen. «Levensdoel" moge ook al niet de
beste der nieuwere sociale romans zijn, zoo
is het desniettegenstaande slechts weinig
minder dan Hilda van Suylenburg waard
in de rij dier werken te worden opgenomen.
In weerwil van zijne fouten verdient het
r.iet, dat men het onopgemerkt laat voorbij
gaan; daarvoor bevat het weder te veel
goeds en daarom meen ik ook geen over
tollig werk te doen, door ook in te diïzer
plaats op «Levensdoel" de aandacht te
vestigen.
Dr. J. C. E.
UlllllllllllllllllllllllllllllflIIIMIHIIIMIlMIUIIIIIIIIMlIIIIUn
't meianchol eke getoeter liij 't station, waar de
treinen rangeerden iner zw.'tre rolgelmden,
Sien wan juist wakker, loen d:or het kleine
huisje ir>ct \ eentonig kiokgetik een jong, hoog
stomrueljj liep: T<tnte, oom, gauw, kom dan
toch'1.
VVa.. watte ?" vroeg Jan.
Nou, 't kind toept, toe er uit!''
'c Lichtte door zijn hoofd... o, ja, Mariotje
en de pop, 't lekkers en... ca de hartjes.
Toe, Jan, de lucifers Ja. kind. we kommen.
toe, Jan, waar blijf jo met luciters?" vroeg ze
gejangd.
Ik zal wel gaan, Sien".
fk ga immeis altijd als ze ziek is, of zoo".
Ze is immers nooit ziek".
Oom, tante !'"
Daar zat ze in bed. 't Kleine nachtlich'je,
waarbij ze zicli aan- en uitkleedde al opgestoken,
de pop, 't rnar.dje, de wol en 't lekkers om
zich heen.
Nou h 'eft ie toch gereden'', lachte zij stralend
en blij. Tante, ik heb nog niet gesnoept aii-, en
maar effantjes gelikt en er een amandel uitge
plukt. Heett ie voor jelui ook gereden V"
Jou Btiekemerd", mompelde Sien en kreeg
al een opvlieger in den vroegen morgen.
Nou, vaa 't zelfde, zou ik haast zeggen;' en
hij wees op het breima.vlje en dan iiard op :
't Is maar een roiaal man, die Sint, waar
Mari-tj?.;':' Tante en ik zijn wat ia onze schik
met die mooie kussentjes"'.
En zoo i'Ctjes gewerkt, de steken allemaal
n kant uit'', viel taute in met prijzende stem.
Och, gossie, wat ben ik blij, ik noem der
Siena net als u, en, tante, zet je een paar
kontjes vi.or der op, ik heb non wel een baal
woi, waar 'i Wist j 13 wat je zag, tante, ar. je
beusteedeur. Wie zag 't het eerst ?''
Oom. kind, oom riep me".
Ze zijn mooi hè! Zal ik LOU maar opstaan V"
Ja, best. Kout, Jan. ik zal js koffie zetten.
't Is haast tijd voor je".
Ze sukkelden 't krakende vlieringtrapje af.
Nou zal je 't hebben, dacht Jan, nou krijg
ik er van langs, en van die breimand en dat
gedoe kan ik niemendal zeggen, wat dat is
voor 't nut.
Ze was buitengewoon bedrijvig. Ze draafde
maar heen en weer. Je bouffante, Jan!"
Ja . . . zeg Sien?"
Wat?"
Zou ik dat hartje meeremen in mijn zak,
anders is 't net alsof ik 't niet noodig heb?"
Ja, in je vestjeszak, maar nou niet suffen
en 't verliezen, hoor !... Ga je al weg ?''
Ja, zoo meteen... Wat was ze in der
schik, hé't"
Nou, alsjeblieft... je hebt je ook voor
't kind uitgekleed, zou ik zoo zeggen".
Jij zeker niet".
Och, wat dat hetreft, hoe kwam je eigenlijk
aan 't geld ?"
Ikke ?"
Ja, jij, wie anders''.
Nou, een Willemientje van de spaarbank
enne ... nog wat tabaksgeld, na vier weken
breng ik er weer een gulden op."
Mooi zoo, en?"
Tante, tante Sien, heb je ook nog een lap
in je laatje om een hemd van te maken ?"
Ja, zeker", riep tante naar boven.
En tante ook bont goed, wol of katoen, voor
MnM ia fle Hoofdstad.
Het gouden feest d«r Maatschappij »Apollo"
behoort th;i' s tot het verleden.
Voor geen gering deel he*-ft de muziek ge
strekt tot opluistering der feestelijkheden.
l'IHIJimiilllltllMIIIIIIIIMIIIHHIIIIIIIIHIIIII
een jurk en een schort ?''
Wat daverde dat jorge stemmelje door
't kleine huisje. Ik schiet niks op inct het
aankleedden. \'< kom mijn pop en de breimand
vast beneden brengen, dan haa-t ik me meer,
ik mot aldoor naar alles kijken. Ga je al heen
oom ? Dag.. . J)a .. . ag !"
,, Dag, moj'pie !"
_'t Was mistig en koud, 't druppelde eentonig
uit de dakgoten, van de takken der hoornen.
l)e straten waren nat en modderig, en dn huizen
met de lich venstertjes doken grappig, myste
rieus uit den dor, keren, kouden mi-t op.
Vee:krachtig, haast vrooüj*, stapt; J;\n de
Bruin door. S-raks, zoo bij toeval onder't werk
zou hij 't bar.-jo uit zijn zak halen en ze;>gen:
Kijk, van klem Marietje. Ben je dan j irig,
zou Herkers vragen. Neen, zou by zpgg.-:n. dat
niet, maar 't is zoo de gewoonte hij ons Amster
dammers om 't met Sinterklaas te laten rijden.
Of ze nog altijd -oo van boven i.asr bene
den zouden roepen, Sien en 't kind? Wat een
schik ze toch met zijn drietj s hidi'en en Sien
had 't goed opgenomen van .;e pop en 't lek
kers ... best hoor ... Uit alle huizen kwamen
nu de fabriekers: fluitende jongens, haastig
voortscb'iivende meüjes, de handen onder haar
schort of een i-jaaltj-', en ze liepen allemaal op
dezelfde manier, op zoo'n slrfferigsukkeldrafje
die vrouwen en manmn m f. t hoog opgetrokken
schouders. En de mist dampte met groote
wolken naar binnen in die lichte, al warme
huisjes vol koffiedamp.
Boog, schril, door die koude darnplucht
waarschuwden de fluitjes, die hooge gillende van
de spinnerij en die loeiende van rie weverij.
't VVas nu een leven en een g: roezemo«.s van
al die haas'ige menschen en van den
stationskant toeterde 't trompttje, rolden dof de
rangeerende treinen en dan inoens snerpend
lijn door al dat leven, 't spoot fluitje van de
groote Duiti-che sneltrein.
Toen werd 't stil op straat. Al die menschen
met nog heesche, onduidelijke slaapstemmen
waren door die hooge gebouwen met wazig
verlichte vensters opgeslokt.
't Was weer rustig in den vroegen
Decembermorgen, alleen bromden en snorden met
eentonig gegons de machines der fabrieken...
Tante, zou ie nou eigenlijk wel echt be
staan ?" vroeg Marie'je, ja, want die kussentjes
zijn van mij, moet u bedenken, is ds breimand
van oom en de pop van u ?"
Wel, neen, meid, hoe zouden oom en ik je
nou zulke dure dingen geven, dat kunnen we
immers niet betalen, 't is allemaal van Sinter
klaas, hoor!"
_Ze geloofde 't nu even en keek met groote,
nieuwsgierige oogen om de deur in den nog
donkeren mistmorgen. Of ze nog iets zou zien
van 't paard, van den knecht of hem zelf.
Maar 't bleef mistig. Koude natte nevels
om haar heen, de schoorsteenen, de daken
kon ze niet eens onderscheiden, alleen de flauw
verlichte vensters van de overburen.
Koud was 't, maar in huis lekkertjes warm en
dan ineens sprong ze weer naar binnen en riep
opgewonden, uitgelaten:... Ik heb zoo'n
schik, ik ben zoo blij, tante, met Siena en al
't andere en ben je ook zoo blij met m'in
hartje 't"