De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 10 december pagina 3

10 december 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No, 1172 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. zorgde, en haar, onder een beroep op het »hoor en weder hoor," in een Jingo-blad (natuurlijk slechts als ingezonden stuk) een plaatsje wist te bezorgen, schreef ons toen: «natuurlijk mocht ik uw blad niet noemen; ik sprak alleen van a leading continenial weekly paper. Had ik gezegd, dat het oorspronkelijke stuk in een Hol landsen blad voorkwam, dan zou de ver taling zeker niet zijn opgenomen." Maar in de tweede plaats herhalen wij het vroeger geschrevene, omdat het in nog veel hooger mate van toepassing is geworden, nu de oorlog, Chamberlain's oorlog, die voor vier et een halve maand nog slechts eene bedreiging was, een droe vige werkelijkheid is geworden. Ernstiger nog dan vroeger vragen Engeland's vrien den en vijanden zich af: hoe lang zal de Engelsen natie zich willig leenen als voor werp voor de fantastische proefnemingen van dezen politieken apostaat, die nu weder in een nieuwe rol als dilettant-diplo maat optreedt. Lord Salisbury is ziek en gaat gebukt ooder het verlies van zijn echtgenoote. Maar waarom laat hij dan zijn beguns tigden neef en vertrouwde, den heer Arthur Balfour, niet spreken, wanneer zulke moeielijke en teedere quaesties als inter nationale verhoudingen moeten worden behandeld ? Indien hij niet de macht be zit om den bemoeial Chatnberlain te be perken tot Let terrein, waarop deze reeds meer dan genoeg kwaad heeft gesticht, maar dat hem nu eenmaalis aangewezen; indien hij den politieken schetteraar niet ?den moed kan snoeren, zou hij werkelijk beter doen, de regeering aan krachtiger handen over te laten. Chamberlain's tweede rede te Leicester, onmiddellijk volgende op het bezoek van den Duitschen Keizer, is een onovertroffen staaltje van aanmatiging en dilettantisme. Denk u een diplomaat, die met de termen «alliantie", »unie", sentente"' om zich heen gooit alsof hij op Sint Niklaas bonbons te grabbelen strooide, en die onmiddellijk daarop van zijn voorgewende bondgenooten ?of medestanders (het verschil schijnt voor hem van weinig beteekenis te zijn) een d menti krijgt, zoo kategorisch, zoo afdoende, dat het voor ieder ander vernietigend zou zijn. »Honest Joe' echter trekt zicb van al deze dingen niets aan. De zwakheid van zijn ambtgenooten heeft bij hem een soort van grootheidswaanzin ontwikkeld, die hem bet jamrnerliikste echec doet beschouwen als een van die kleine tegenvallers, waar tegen ook de grootste staatslieden niet gewaarborgd zijn. Voor de Engelsche natie is het pijnlijk, de alliantie-aanbiedingen door den dilet tant-diplomaat Charnberlain met zulk een grootschen schijn van gezag gedaan, af gewezen te zien met een koel en ironisch »dank je wei, r.iet noodig." Maar nog Veel pijnlijker is het voor haar, zich op onver antwoordelijk lichtvaardige wijze gewikkeld te zien in een oorlog, waarbij de gemin!HMmttlKt*»miHfitiititmiiniiimiiiMimmiinMiiiiiitff(iWMmM SINT-NICOLAAS". Een Schets VAN T RUI D A KOK. (Slot). Gek, arrejakkes, je werd er week van . .. die kleine hartvormige zalg'es... of ze in Amster dam, in 't weeshuis er aan zouden doen ? Ja, dat herinnerde zij zich i:og wel van vroegere kameraadjes, dan hadden ze daar strooiavond ... Oom en tante ... de wol was uit z-jo'n stramien doos, die ze mee had gebracht uit Amsterdam. Zoo'n klein ding, zij dee an Sinterklaas, zoo'n stilligheidje, ze liet hem rij len voor oom en tante! ... Toen legde ze 't kussen weer over die za! jes en die kleine, voddige stramienlapjes en gu:g naar beneden. Ze zou wel schoon oppassen om het Jan niet te vertellen. Zie je nou wel, zou hij zeggen, nou motteu wij er zeker an doen en 't was geld vermorsen en 't kind verwennen. De kerstboom boven het station was aardig en heel latsosnlijk ook. Alleen op Sinterklaasavond zou ze tracteeren op chocolademelk, dat wel... 't kon ook haast luet anders om die har'jas van boven ; en een {jaar stengeljes wol met vier breinaalden zou ze 't kind geven om potjes van te breien, die had ze noodig ook ... ... Ze dacht toch an niet veel anders, wan neer ze de kleine, witte handjes zag, daclit ze aan die witte wol en 't popperige vingerhoedje uit rie stramiendoos, aan dia steekjes, die alle maal den zelf den kant op waren. Kwam ze boven, dan lichte ze even 't kussen op. Oom was ingevuld e-, tttnte al opgemaakt... ... Marietje vroeg aldoor of' hij komen zou. Ze werd zoo geloovig nu 't dichterbij kwam, ver langend, onderzoekend keek ze naar de wolken of 't dan nooit ging sneeuwen. Hij houdt van sneeuw, denk ik, want in Spanje is hjj 't niet gewoon. Zou hij rijden ? Hier ? Voor mij ? Stellig, je zult eens zien", zei oom enkeek tante voorbij. En dan, na een poosje vroeg ze weer; Tante, heeft U hem nooit gezien... zou hij rijden"? Och, wel ja, waarom niet", 't Kwam er quasi onverschillig uit, maar ze dacuc aan de wol, de naalden on een aardig breimandje, dat ze bij Vekkinga voor de vensters had gezien, aan een M. d. B. van dunne chocolade met sagokorreltjes bestrooid, ze zou het geven, niet laten rijden, die gekheid ook altijd. Mensch, wat mankeert jou ?" vroeg Jan. Je wordt zoo rood in je gezicht, tante", viel Marietje in ben je draaierig ?" Opvliegers, niks dan opvliegers, maak er nou asjeblieft geen drukte van met je tweetjes". Marietje keek in tantes naaikistje. Wat een oud kussentje, tante l" Ja l" Weer zoo'n opvlieger. Jakkes, hoe vervelend. achte tegenpartij niet slechts het goed recht aan hare zijde heeft, maar ook ?tot dusver althans het succes, een suc ces, dat door het verminken of achterhouden van telegrammen op den duur niet verborgen kan blijven. De Figaro merkte dezer dagen op, dat de eigenaardige samenstelling van het Engelsche leger het verklaarbaar maakt, dat een goed deel van het Engelsche volk in den tegenwoordigen oorlog niet, of al thans niet op ernstige wijze belang stelt. sSedert den veldtocht naar de Krirn (waarbij de Engelschen nog niet de helft hadden uitgezonden van het aan tal manschappen, dat thans naar ZuidAfrika is vertrokken) heeft men vergeten, wat een oorlog beteekent; de middelstand en de kleine burgerij worden door den oorlog in't geheel niet getroffen. De kogels van de Boeren gaan boven en onder hen heen, om slechts de zonen van de aris tocratie en die van het volk te treffen! Er is veel waars in die opmerking: be stond in Engeland algemeene dienstplicht, dan zou de ergernis over de slechte voor bereiding van en het gebrekkig beleid in den oorlog heel wat krasser en menigvuldiger worden uitgesproken. Mogelijk komt de Engelsche bourgeoisie no^ wel eens tot andere gedachten, als het blijkt, dat de snorkende voorspelling: »in elk ge val zullen de Transvaal eu de OraojeVrijstaat al de oorlogskosten draden'1 een weinig voorbarig is geweest. Eu dat hopen en vertrouwen wij van harte. Soda li a .,7; iq c fcgz 11 /ïabc n. Sociale Romans. Lerensdoel, door ANNA KAULIUI'II. Amsterdam, P. N. van Kampen en Zoon. Sedert de onsterfelijke grieksclie wijdeer Plato den eersten stuatsroman zijnen njdgeriooten en hun, die na hem kwamen ter overdenking aanbood, zijn reeds nu-er dan 22 eeuwen verloopen en sedert de onge lukkige voormalige gunstelinar van den engelscheji koning Hendrik VII, Thomas Mortis, zijn jij k onschuldig hoofd op last van-zijn ondankbaren vor»t in lö.'JG opliet schavot moest verliezen, nadat hij maar niet omdat hij twinlig jaren vóór dien f.ijn ideaal 'eener regeeringsvorm in zijn merkwaardig »Utopia" had blootgelegd, zijn tal van geslachten elkander opgevolgd maar desniettegenstaande wen! nog niet de mensch geboren wiens staHtsronum de vermaardhcid van dien van Plato of van Morus heelt overtreffen. De middeleeuwen brachten op dat gebied in 't seheel niets van beieekenif, en i.cYjh C-uuuanella's »Zonnestaat" (1020), noch ilarriiigioti'a «Oceana" (1050), i.óeh Morelli's «Nauifrage des iles" (1753), vermochten dien roem te verwerven, dien de beide pionniers van het MIllllltlflIMIMIlllllllllllMI Ze ging maar gauw wat koni water in'c voorhuii-je drinken en ze hoorde Jan zeggen: Stellig, kind, je zult er eer s zien en dan Marietjes stem : J:j zult ook er eens zien, oom !" 't Was Sint Nicolaa^avond. In zijn tabaksdoos had hij «en gulden, dien hij Zaterdag van de spaarbank hacl gehaald en dan zijn gewone kwarije zakgeldZoo merkte Sie.i niemendal en later zou hij wel e»gcn, dat 't van opgespaard zakgeld ga kocht was en g^en pijmes rooken. 't Was toch wel druk, toch anders dan ge woon, haivstig bellen eu wegluopen en zoo'u gejoel in dokurs ga«g Zou hij die groote pop koopen van een gulden. Wel, ja, waa'om niet en dan voor een kwartje lekkers, wat Sinterklaasj w en appels en dan straks, nis ze sliep ... ja, hos zou h:j hem dat lappen ? 't Op hatr s'oel leggen wanneer Sien in d> ru-,t was. Afijn, maar afwachten. 't Was warm en ,>ezelli;; in 't kleine kamertjs met liet blauw en witte behangsel. Het kacheltje brandde met een vuurrood buikje en 't kleine ding zat met Anj,a t u Piet ganzenbord te i-pelen. Anna was een knoop en Piet een stuk kurk. Zij gooide v»or alle drie. Och, Anna, zit je nou ir. den pui?" Ze speelde heel eerlijk, o, zoo rechtvaardig, maar de kleine fonkelocgen keken naar den pot, waarin zeventien koiiiebooneii lagen, tante wisselde die dan iatcr in voor een pepermunthal. Ze gooi,ie niet koortsachtige haast de dobbelsteencn over de tafel heen . . . vijf en zes is elf', r:, twee, drie" ... ze tikte met 't stuk kurk .. . ah, Piet heeft hem, daar, tante, En de bal?" vroeg tante. Nou, da's ook, en Piet won 't, en Piet is de kurk". Eet jij h«m dan maar voor Piet op". Ze lactite blij tegen ooui, die juist binnen kwam . .. Zoo, oom, Piot kurk won 't en ik eet den pot op, rnoppig, hè?. . . hoe was 't op straat?" Nou, ik meende, dat ik hem zag boven dokters hui?, maar 't is mistig, mot je weten, ik hoorde 't meer aan 't gehinnik van zijn pawd''. Och, kom!" Zo trok een ongeoovig gezichtje. Nou nog een kopje chocolade en dan je koets in, kind," zei tante en deed de kollieboonen in 't laadje van haar koffiemolen. Verleden jaar ging ik pas o ra elf uur naar bed, 't feest was om tien al gedaan, maar ik kon vader niet vinden iu 't gedrang, 't was een echt mooi feest, nou, nacht oom, nacht tante, je zal der es zien morgen". Jij ook", riep Jan opgewonden. Sien zag hem even boos aan. Dat was sarren, dat mocht niet, als je niks gaf, dan ook niet vooruit blij maken, gelukkig van 't breimandje en de wol, kom, ze zou 't toch maar op Marietjes stoel leggen . .. hoe 't kind nou met die kus sentjes zou scharrelen. Sien hoorde haar in hun slaapkamertje heen en weer dribbelen. Even later klonken haar lichte voetstappen op het krakende vlieringtrapje ... nou had ze het gedaan. Ze waren onrustig de twee oudjes, kribberig en brommig. Je ziet zoo wit als een doek, Sien, ik kroop er inaar onder als ik jou was". En jij als een kreeft, die chocolamelk deugt je niks, ik liep nog maar eens een frisch straatje om." Ik zou je lekker blazen, ik loop iederen staatsromantisme aan hunne werken, hoewel onbewust, hebben weten te verschaffen. En sedert Cabet in 1840 zijne lezers op eene verbeeldingsreis naar zijnen phantasiestaat Icarïe medenatn, welke reis evenmin nog velen, zelfs niet bij overlevering, levendig voor den geest siaat, zijn de letterkunde eri de economische eu staatkundige weten schappen niet meer met soortgelijke bij dragen van eeuige beteekenis verrijkt, totdat eindelijk Edward Bellamy vóór enkele jaren nog eens een pijl van den/elfden boog op de menschheid afschoot. Eu na Bellamy volgden eenige anderen spoedig achtereen, niet onze landgenooien aan de spit»: Hilda v. Suylenburg, Barthold Meryan, Moderne Vrouwen en »Levtnedoel" zijn alle de vruchten van een zelfde zaadkorrel, die der ontevredenheid met bestaande toe standen, al mogen die vruchten innerlijk ook zeer verschillend, hare waarden ook verre van gelijk zijn. Het zij verre van mij, Plato'a Politeia enz. en Morus' Utopia met mevr. Goekoop's roman over n kam te scheren, nösh wat letterkundige en wetenschappelijke waarde nöob. wat strekkingen wijze van be werking van het onderwerp betreft. Doch dit mag wel worden uitgesproken, dat al die werken, welke ik zooeven noemde, nzelfde doel hadden : aan te toonen, dat de be staande maatschappelijke toestanden, hetzij in het algi-ineen, hemj pen bijzonder deel daarvan, afkeurenswaardig waren en ver betering behoefden. Dril de wijze, waarop elk der auteurs dat hebben willen aantoonen, de omstandigheid, d:tt de een dit doel het best, meende te kunnen bereiken door de schildering vari een »ideaal?taat", de ander door het persiflaeren der d.ior hem of haar afgekeurde verhoudingen en een derde door een zoo selurp en getrouw en daaidoor zoo afschrikkend mogelijk beeld daarvan te geven, ten einde ze zijnen lezers nadrukkelijk onder het, oog te brengen, behoeft niet te verhinderen, in al die wer ken geesies- en pcnnevruclucn te zien, welke op iizelfden bodem zijn gegroeid. Doch daarmede houdt iedere algemeene vergelijking dan ook op. Verschilt de wijze waarop Morus zijn doel trachtte te bereiken reeds ontzaglijk veel van Plato's opvatting, doordien de laaifte zich minder ver van de wi-rkelijkhud verwijderde dan de eerste, Hisschen mejuffrouw Huygens' «Barthold Meryan"' en Morus' «Utopia" be?taat geen andere oyt reen komst meer dan die gemeentchapptlijke bodem, waarop ik zooeven doelde. Alleen Beüamy riep met zijn levendig-.; schildering van den sonialistischen tcH'koinëistaut, wtlke lu-m zóó zeer vervuliie dat hij ten ongt-.neve van zijn publiek meende op zijne «Lonking Backward" nog een tw-ede dee! «Equali'y" te moeien laten volgen nog eens sterk de herinne ring aan Morus' roman wakker. Alle latere fcociiile romans echter leiden hunne lezers niet mter binnen het lijk iler idealen doch blijven ten voile op den bodem der hedenuaagsche ?a men J e ving. Aldus beschouwd mogen «Barthold Meryan" de bfckeiide »Hiida," en ^Levensdoel" dan ook wel in n adem worden genoemd, maar ook allén : aldus hnscliouwd. Wat <!e innwüjkn \vaai0.0 tin:' drie werken bfctreli, \vare l,et, vooniïtegenover het eerstgenoemde, eene on billijkheid, alle op ri lijn Ie slellen. Het moge niet aanbevelenswaardig zijn, dag geiiorg strxa'j K om". Non, il; zeg 'i uia ir. Afijn, ik ga wat opredderen". In h'.:t donker kreeg ze wat uit haar latucl, stapte vlak voor di! trap uit haar sloffen en ging naar b iven. Si-uu, Sien!" schreeuwde Ja;i. Ze autwourde eerst onder aan de trap. Niiii, wat is er ?" 't Kwam er haast adem loos uit van 't harde loopon. Mot je Marietje nou wakker maken, mot j-) lawaai, je schreeuwt als een mager varr.er, heb ja an myn uieikketcl gezegen, j<; gebrand?'' Uc,!\, mensch, wel neer^ kijk, 't kind, dadr dan, kijk dan ook", hij hield ''t walmende pü'rol'. utalichtje te^en de niet bi'hang-e! beplakte bsdsteedeur en d;'i;ir c p de breecle wit- en blauwe strcepen hingen ain twee omgebogen hajrspelden de witte hurrkiisspiitjps. Goeic God, Sien, voor tante staat er ... voor oom, non, S.en ?" Ze zei niets. Ze keek maar naar die twee kleine k'1-.sen-jes, ze dacht aan de witte, dunne vingertj -s. Z-'g je nog niks?" vroeg hij, haast heesch van opgewondenheid. Hou 't ian-pie recht, Jan, sta er niet zoo mee te himmcien '" Zoo'n goed ding", zei hij week nou laat zij hem vojr ons rijden, wien". 't Klonk waarschuwend, haast dreigend. Ja. kom, we moesren er maar in gaan, Jan. Zükrijgt morgen wat wol om t«; breien van me, dat moest ze toch lu'bbon en nog een mandje. dat er stond, dat ik nog zuowat had". ZMU tiij 't v.ou ook zeggv.n van de popen de appels, die in zij i L overjas vcrs'opt waren? Neen, maar naar Ir-d gaan en als zij sliep dan ... Maar ze kondsn nif't in slasp komen, geen van buikjes en door den stillen mistnacht hoorden ze telkens een ver verwijderd fluitje van een goederentrein. Wat heli j !, lig toch stil", bromda Sien. Jij hebt zeker niks''... en dan moedig in de duisternis ben ja een beetje kapot om die dingen di'u'ir ?" Wat (iingcn ?" vroeg ze quasi slaperig. Nou, die iiarijes?" Wel, neen, ik krijg slaap, nou niet meer praten !.. . Zo sliep in, ze sliep wel vast ook, dacht hij Toen, heel zacht, onhoorbaar sloop hij naar het voorhuis, haalde de pop en het lekkers . .. die duivelsche kraaktrap. Stil, zoo ze maar zetten op den grond, vlak hij 't venstertje in dat lichte lantaarnplekje, dan zou ze denken, dat Sinterklaas 't door 't raam had gegooid, niks op den stoel leggen, dan werd ze misschien wakker. Zie zoo, nou morgen maar zien wat er van kwam, als Sien nu wakker werd, zou hij zeggen ... j», wat eigenlijk? Afijn morgen kwam het toch uit, de pop zat nou in dat lichte vierkanle lantaarnplekje, Sint-Nicolaasdag. Geen sneeuw op de daken en de straten, geen rijp over de heestertjes en de groote boomen. Geen Sint-Nicolaasdag van de platen en de verhalen. Een grauwe, mistige Decembsrmorgen met kleine, rossige lichtjes uit de huizen, met't gekef van een enkelen, pas uitgelaten, hond en bij de beoordeeling van eenig werk, welk ook, dit te vergelijken met de geschriften van andere auteurs, bij boeken als de on derhavige, geschiedt dit geheel onwille keurig. Alle drie geschreven door eene vrouw, alle drie eene «sociale tendenz" bevattende, alle drie verschenen zijnde in een betrekkelijk kort tijdperk, kan het niet anders, of «men" gaat deze drie onderling vergelijken, en bij de beoordeeling van het eene ook het andere nogmaals aan kritiek onderwerpen. Zoo gaat het thans ook mij, nu ik mij tot taak heb gesteld, over den jongsten socialen roman, «Levensdoel", van mej. Anna Kaulbach een oordeel uit te spreken. «Levensdoel" toch verplaatst ons in ge lijke kringen als Hilda van Suylenburg en ten deele ook Barthold Meryan, doch het spijt mij waarlijk, te moeten ge tuigen, dat mcj. Huygens' introductieeene aangenamere is geweest, en zelfs die van mevr. Goekoop, al moge ik mij in de krin gen van Hiida vaak ook hebben verveeld. Zonder twijfel bevat «Levensdoel", welks «sociale" strekking eerst in de tweede helft van het boek te voorschijn komt, eenige zér goede bladzijden en menige treflende opmerking, welke getuigt van een scherp oog en een gevoelig hart, gepaard aan een geoefend litterair talent. Doch anderzijds treft men meer dan n blad zijde aan, die ons de schouders doet op halen voor eene zóó naive levensopvatting, en zoo veel gebrek aan menschenkennis. Ja, vaak slaat men erover verbaasd, dat uit nzelfde pen twee zóó verschillende bladzijden konden vloeien. Doch niet alleen dat vele passages gebrekkig moeten worden genoemd, op enkele plaatsen is het boek zelfs stuitend, waartoe ik vóór alles reken de beschrijving van het tooneel, dat tusschen de heldin der geschiedenis, (Ida) en haren verloofde voorvalt, als zij het engagement tusschen hen beiden verbreekt. Koestert mejuffrouw Kaulbach dan een zcó slechte nieenuig van de mannen in liet algemeen, dat zij veronderstellen kan, dat iemand, die door en door een gentleman is, zóó plotseling in een ellendeling kan ontaarden V Niets in al hetgeen voorafging kon den Js-zers doen vermoeden,dat Ida's aanstaande, Eluaid, zich zóó zou ontpoppen en de ver rassing, die (ie schrijfster daardoor (op blz. 143) haren lezers bereidt is waarlijk wel wat al te groot en wal ui te pikant. En ook de ontmoeting met hare «gevallen" zu.-ter getuigt van et n zoo absoluut vreemdelingschap op het betreden gebied, dat rufcii slechts glimlachen kan over eene zóó mislukte poging tot t-cbildering van eene wereld, die <te schrijfster gelukkig nimmer he^t betreden. Zoo zou ik kunnen voortgaan met het aanwijzen van verschillende passages, die de letterkundige en roinautieke waarde van «Levensdo;-!" geenszins verhoogen, docii blijve deze taak d< n meer daartoe bevoeg den litterairen kritikus van dit blad beschoren. De «wociale" waarde van het werk moet hier worden beschouwd. Voorop gaslek! zij d .ui, dat ik trots alle fouien vveike het unnkleveu, de verschijning van «Leven.-doftl" met vreugde heb begroi t, \\iji hut een nieuw b r w ij s is voor het kri tieke van den lijd v.aiinu wij leven en een nieuw middel om die Klingen, waarin over het algemeen van de sociale beweging weinig of' geen nota wordt genomen, als het ware, met geweld te dwinejen hunne aandacht ook eens daarop te vestigen en hen tot het besef te brengen dat er nog een andere wereld bestaat, dan die kleine, waarin zij zich bewegen, een andere, ruimere wereld, welke dus ontzaglijk veel belangrijker is dan de hunne. In dat opzicht zal ook «Levens doel" ongetwijfeld veel ten goede kunnen uitrichten, daar het, zooals ik zooeven reeds zeide, menige zér juiste en «rake" opmerking bevat. Nochtans stijgt ook de «sociale" Waarde van het boek niet boven het middelmatige; daarvoor is het sociale ge deelte er vaak te veel met de haren bij gesleept. Als Ida bijvoorbeeld met hare vriendin en dier broeder (Rudolf) een concert aanhoort en dan zegt: «Ik hoor altijd in Wagnerrnuziek iets als een weerklank van den socialen strijd; 't is de muziek van de toekomst, van het ontwaakte, strijdende, proletariaat", dan kan men waarlijk hare vriendin (Louise) geen ongelijk geven, als deze haar toevoegt: »Och praat daar,"nu eens niet over." En indien Louise daaraan toegevoegd had «Je bent hard op weg een blauwkous te worden", zoo had Ida dit verwijt gerust in haar zak mogen steken. De verleiding is groot, om ook andere soortgelijke passages hier af te schrijven, om aan te toonen, dat «Levensdoel" goed be doeld moge zijn.bij den lezer nochtans slechts weinig bevrediging kan verwekken, zoowel van romantiek als van sociaal standpunt. Eene geheele bladzijde van dit weekblad ware daartoe echter nog onvoldoende, terwijl dan billijkheidshalve ook de waarlijk goede gedeelten niet achterwege zouden mogen worden gelaten. Ik geef er daarom de voorkeur aan, tot zelf-onderzoek aan te sporen, al moge het bovenstaande m f juf vrouw Kaulbachs werk ook weinig aan lokkelijk maken. Toch aarzel ik niet tok lezing op te wekken : trots alles toch blnf ik het boek een merkwaardig teeken des tijds noemen, waarvan een iedur, die er prijs op stelt van de sociale beweging op de hoogte te blijven, behoort kennis te nemen. «Levensdoel" moge ook al niet de beste der nieuwere sociale romans zijn, zoo is het desniettegenstaande slechts weinig minder dan Hilda van Suylenburg waard in de rij dier werken te worden opgenomen. In weerwil van zijne fouten verdient het r.iet, dat men het onopgemerkt laat voorbij gaan; daarvoor bevat het weder te veel goeds en daarom meen ik ook geen over tollig werk te doen, door ook in te diïzer plaats op «Levensdoel" de aandacht te vestigen. Dr. J. C. E. UlllllllllllllllllllllllllllllflIIIMIHIIIMIlMIUIIIIIIIIMlIIIIUn 't meianchol eke getoeter liij 't station, waar de treinen rangeerden iner zw.'tre rolgelmden, Sien wan juist wakker, loen d:or het kleine huisje ir>ct \ eentonig kiokgetik een jong, hoog stomrueljj liep: T<tnte, oom, gauw, kom dan toch'1. VVa.. watte ?" vroeg Jan. Nou, 't kind toept, toe er uit!'' 'c Lichtte door zijn hoofd... o, ja, Mariotje en de pop, 't lekkers en... ca de hartjes. Toe, Jan, de lucifers Ja. kind. we kommen. toe, Jan, waar blijf jo met luciters?" vroeg ze gejangd. Ik zal wel gaan, Sien". fk ga immeis altijd als ze ziek is, of zoo". Ze is immers nooit ziek". Oom, tante !'" Daar zat ze in bed. 't Kleine nachtlich'je, waarbij ze zicli aan- en uitkleedde al opgestoken, de pop, 't rnar.dje, de wol en 't lekkers om zich heen. Nou h 'eft ie toch gereden'', lachte zij stralend en blij. Tante, ik heb nog niet gesnoept aii-, en maar effantjes gelikt en er een amandel uitge plukt. Heett ie voor jelui ook gereden V" Jou Btiekemerd", mompelde Sien en kreeg al een opvlieger in den vroegen morgen. Nou, vaa 't zelfde, zou ik haast zeggen;' en hij wees op het breima.vlje en dan iiard op : 't Is maar een roiaal man, die Sint, waar Mari-tj?.;':' Tante en ik zijn wat ia onze schik met die mooie kussentjes"'. En zoo i'Ctjes gewerkt, de steken allemaal n kant uit'', viel taute in met prijzende stem. Och, gossie, wat ben ik blij, ik noem der Siena net als u, en, tante, zet je een paar kontjes vi.or der op, ik heb non wel een baal woi, waar 'i Wist j 13 wat je zag, tante, ar. je beusteedeur. Wie zag 't het eerst ?'' Oom. kind, oom riep me". Ze zijn mooi hè! Zal ik LOU maar opstaan V" Ja, best. Kout, Jan. ik zal js koffie zetten. 't Is haast tijd voor je". Ze sukkelden 't krakende vlieringtrapje af. Nou zal je 't hebben, dacht Jan, nou krijg ik er van langs, en van die breimand en dat gedoe kan ik niemendal zeggen, wat dat is voor 't nut. Ze was buitengewoon bedrijvig. Ze draafde maar heen en weer. Je bouffante, Jan!" Ja . . . zeg Sien?" Wat?" Zou ik dat hartje meeremen in mijn zak, anders is 't net alsof ik 't niet noodig heb?" Ja, in je vestjeszak, maar nou niet suffen en 't verliezen, hoor !... Ga je al weg ?'' Ja, zoo meteen... Wat was ze in der schik, hé't" Nou, alsjeblieft... je hebt je ook voor 't kind uitgekleed, zou ik zoo zeggen". Jij zeker niet". Och, wat dat hetreft, hoe kwam je eigenlijk aan 't geld ?" Ikke ?" Ja, jij, wie anders''. Nou, een Willemientje van de spaarbank enne ... nog wat tabaksgeld, na vier weken breng ik er weer een gulden op." Mooi zoo, en?" Tante, tante Sien, heb je ook nog een lap in je laatje om een hemd van te maken ?" Ja, zeker", riep tante naar boven. En tante ook bont goed, wol of katoen, voor MnM ia fle Hoofdstad. Het gouden feest d«r Maatschappij »Apollo" behoort th;i' s tot het verleden. Voor geen gering deel he*-ft de muziek ge strekt tot opluistering der feestelijkheden. l'IHIJimiilllltllMIIIIIIIIMIIIHHIIIIIIIIHIIIII een jurk en een schort ?'' Wat daverde dat jorge stemmelje door 't kleine huisje. Ik schiet niks op inct het aankleedden. \'< kom mijn pop en de breimand vast beneden brengen, dan haa-t ik me meer, ik mot aldoor naar alles kijken. Ga je al heen oom ? Dag.. . J)a .. . ag !" ,, Dag, moj'pie !" _'t Was mistig en koud, 't druppelde eentonig uit de dakgoten, van de takken der hoornen. l)e straten waren nat en modderig, en dn huizen met de lich venstertjes doken grappig, myste rieus uit den dor, keren, kouden mi-t op. Vee:krachtig, haast vrooüj*, stapt; J;\n de Bruin door. S-raks, zoo bij toeval onder't werk zou hij 't bar.-jo uit zijn zak halen en ze;>gen: Kijk, van klem Marietje. Ben je dan j irig, zou Herkers vragen. Neen, zou by zpgg.-:n. dat niet, maar 't is zoo de gewoonte hij ons Amster dammers om 't met Sinterklaas te laten rijden. Of ze nog altijd -oo van boven i.asr bene den zouden roepen, Sien en 't kind? Wat een schik ze toch met zijn drietj s hidi'en en Sien had 't goed opgenomen van .;e pop en 't lek kers ... best hoor ... Uit alle huizen kwamen nu de fabriekers: fluitende jongens, haastig voortscb'iivende meüjes, de handen onder haar schort of een i-jaaltj-', en ze liepen allemaal op dezelfde manier, op zoo'n slrfferigsukkeldrafje die vrouwen en manmn m f. t hoog opgetrokken schouders. En de mist dampte met groote wolken naar binnen in die lichte, al warme huisjes vol koffiedamp. Boog, schril, door die koude darnplucht waarschuwden de fluitjes, die hooge gillende van de spinnerij en die loeiende van rie weverij. 't VVas nu een leven en een g: roezemo«.s van al die haas'ige menschen en van den stationskant toeterde 't trompttje, rolden dof de rangeerende treinen en dan inoens snerpend lijn door al dat leven, 't spoot fluitje van de groote Duiti-che sneltrein. Toen werd 't stil op straat. Al die menschen met nog heesche, onduidelijke slaapstemmen waren door die hooge gebouwen met wazig verlichte vensters opgeslokt. 't Was weer rustig in den vroegen Decembermorgen, alleen bromden en snorden met eentonig gegons de machines der fabrieken... Tante, zou ie nou eigenlijk wel echt be staan ?" vroeg Marie'je, ja, want die kussentjes zijn van mij, moet u bedenken, is ds breimand van oom en de pop van u ?" Wel, neen, meid, hoe zouden oom en ik je nou zulke dure dingen geven, dat kunnen we immers niet betalen, 't is allemaal van Sinter klaas, hoor!" _Ze geloofde 't nu even en keek met groote, nieuwsgierige oogen om de deur in den nog donkeren mistmorgen. Of ze nog iets zou zien van 't paard, van den knecht of hem zelf. Maar 't bleef mistig. Koude natte nevels om haar heen, de schoorsteenen, de daken kon ze niet eens onderscheiden, alleen de flauw verlichte vensters van de overburen. Koud was 't, maar in huis lekkertjes warm en dan ineens sprong ze weer naar binnen en riep opgewonden, uitgelaten:... Ik heb zoo'n schik, ik ben zoo blij, tante, met Siena en al 't andere en ben je ook zoo blij met m'in hartje 't"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl