Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLADVOOR NEDERLAND.
No. 1173
totaal cy'fer op een millioen gulden, behalve
wat er gegeven it in goederen, eetwaren enz.
voor het Roode Kruis.
Ook over den y'ver der Ned.
Zuid-Afrikaansche Vereeniging valt niet te klagen.
Het ledental neemt sterk toe en de belang
stelling voor de Ned. Stoomvaartlyn, door
den heer van Reesema krachtig opgewekt,
alsmede de emigratieplannen belooven zicht
bare resultaten te zullen opleveren. Nu de
pannen van de daad de zaak in handen ge
nomen hebben, kan op voor Zuid-Afrika gun
stige gevolgen gerekend worden.
Mocht evenwel uw correspondent een
ongeluks-profeet zy'n, waar hy zegt: «Wees er
»toch van overtuigd, dat Engeland van geen
?minnelyke schikking wil weten en dat ze
?wilkn overwinnen," dan zouden al die mooie
maatregelen ten voordeele van Transvaal en
Oranje Vrystaat geen doel hebben, doch ge
lukkig onderstreept uw vriend het woord willen
en dat beteekent gelukkig nog wat anders als
kunnen. My'n y'ver voor de Zuid-Afrikaansche
belangen wordt gesteund door de overtuiging
dat de Mausergeweren in de handen der Boeren
en Vrystaters der- Engelschen te machtig zy'n
en dat President Eruger, door de goudmijnen
te exploiteeren, wel zal zorgen dat ze geen
gebrek kry'gen aan voeding en ammunitie.
Hoogachtend
Uw Abonné.
meenen, dat de klachten, door den
Hollander in Engeland woonachtig, ver
nomen, betroffen de geringe bijdragen van
vele zeer gefortuneeroen in hoogere
staatsen maatschappelijke kringen en die klach
ten zijn nog niet ongegrond bevonden.
Een vergelijking overigens tusschen En
gelsche en Nederïandsche weldadigheid is
moeielijk te maken en evenzoo een ver
gelijking tusschen de offervaardigheid in
de eene plaats en die in de andere van
ons eigen land. Daarbij moet men zoo veel
toevalfigs in rekening brengen, dat men
alwetend zou dienen te zijn, om een juist
beeld van den toestand te geven. In die
Engelsche gemeente b. v. zou niet alleen een
concert gegeven worden, maar nog een
andere uitvoering ; en telde dat dorp
veel of weinig rijke inwoners?
Zelfs is het de vraag of men hier wel
in 't geheel van de Nederïandsche liefdadig'
heid behoort te spreken. Het is het natio
naal gevoel, dat zich lucht geeft, en geen
ander middel heeft om zich te uiten, dan
door geld af te zonderen. Of nu het bijeen
brengen van een millioen gulden door vijf
millioen Nederlanders in xulk een geval,
veel of weinig verdient te heeten; ziedaar
een vraag, die voor verschillende beant
woording vatbaar is.
Ook, meenen wij, bestaat er geen aan
leiding over den ijver der Ned. Zuid- Afri
kaansche Vereeniging, die tengevolge harer
volstrekt onpractisehe inrichting, jaren lang
een kwijnend bestaan heeft geleid, thans
te spreken.
Zeker, het bureau te Amsterdam doet wat
het kan, maar een Bestuur, dat, uithoofde
de wijze waarop het is samengesteld, on
mogelijk een werk-comilé, maar eenvoudig
een eere-comitékon wezen, zal in het geheel
niet gesteld zijn op eenige verklaring, nogal
door een anonymus ! aangaande zijn ijver.
Het is zoo, met groote ingenomenheid hebben
wij de daad van het hoofdbestuur vermeld: de
verzending eener circulaire, waarin wordt op
gewekt tot het stichten van af deelingen onder
bestuur van leden van verschillende richting.
In hoeverre nu het hoofdbestuur ijverig
bezig is om leden te werven en afdeelingen
op te richten, het is ons onbekend. Zooveel
echter is zeker: de tijd om elkander com
plimentjes te maken is nog niet aangebroken.
iiliimilMHiiiiiiiliiiiliiiillllllllllilllllll
nitntniiHimttniii
Uit de jeugd van Raphaël.
1)
DOOR
O U I D A.
Het was in het jaar onzes Heeren 1490,
onder de regeering van Guidobaldo, Heer van
Montefeltro, hertog van Urbino, het was in
de lente, in dat nestje, hoog in de bergen, door
de Muzen geliefd en door het geslacht der
Borgia's begeerd, dat een kleine jongen voor
een open raam naar buiten stond te ky'ken in
den zonnigen dag. 't Was een aardig ventje,
met levendige gazellenoogjes, en blond haar,
dat rondom zyn kopje golfde; hy droeg een
blauw fluweel kieltje met geborduurden kraag,
en .hield in de hand een plat mutsje van het
zelfde blauw. HU was treurig gestemd dezen
mooien morgen, want een groot vriend van
hem, tien jaar ouder dan hij, had den vorigen
avond hun stadje verlaten om de bergen door
te trekken naar maestro Francesco, te Bologna,
om daar, by' dien grooten kunstenaar, in de
leer te gaan. Deze vriend, Timoteo della Vita,
was alles voor het kind geweest, had met
hem gespeeld, hem verhaaltjes verteld, had
speelgoed voor hem gesneden geen wonder
dat de kleine treurig keek. Toch redeneerde
hij met zichzelf dat dit niet goed van hem
was; want, had Timoteo niet gezegd: Ik ga
als goudsmidsleerling, maar ik wil eenmaal een
groot schilder worden". En het kind ge
voelde, dat dit beteekende het beste en het
hoogste wat men in deze wereld bereiken kon,
want hij was Raphaël, het zevenjarig zoontje
van Giovanni Sanzio.
Hy' had een vroolyke en gelukkige jeugd,
hier, in het eenvoudige, vriendelyke stadje
Urbino. Hy had den liefsten ouden grootvader,
dien men zich denken kan, eene innig lieve
moeder, en een vader die hem tot model nam
voor de cherubijntjes, die hy schilderde, een
ontwikkeld man, en zoo vol liefde en vereering
voor de kunst, dat ze het kind als met den
paplepel werden ingegeven,
't Was toen een heerlyke ty'd, om in Urbino
te wonen. De eenvoudige burger ging als een
vriend om met zyn vorst, wetend dat hy in
zorgen of moeielykheden naar het paleis kon
gaan, of den hertog staande houden op straat
en op zijne belangstelling en goeden raad
rekenen. Er heerschte een innige liefde voor
het schoone; een geest van tevredenheid en de
wil om het goede te doen onder de lieden van
dien ty'd, die hen gelukkig maakte en voorspoed
gaf. Alle werk werd goed en soliede gedaan;
de levenswijze was goedkoop; de levensmiddelen
waren veel beter en overvloediger dan ze nu
zyn; in de fraaie ouderwetsche huizen was
Laat ons voor het minst den dag afwach
ten, waarop een honderdtal ardeelingen
verrezen zijn en er een practisch werkzaam
hoofdbestuur, samengesteld uit mannen
behporende tot verschillende richting, aan
wezig zal zijn, zoodat de Vereeniging met
haar bestuur inderdaad nationaal zal mogen
heeten en beiden een goed georganiseerd
lichaam zullen vormen, waarvan kracht
kan uitgaan in materieelen en moreelen zin.
De handelingen van den heer v. Reesema
en die van de heeren v. Urk en Kamerl.
Onnes hebben onze volle sympathie; maar
zoo wel de stichting van een stoom vaartlijn als
de emigratie-plannen zqn onderwerpen, die
deelen behooren te zijn van de werkzaamheid
eener hervormde Ned. Zuid-Afrikaansche
Vereeniging. Dit zal eerst zoo kunnen
worden, wanneer er een hoofdbestuur zal
zy'n opgetreden, samengesteld uit zooveel
menseden van zaakkennis op verschillend
gebied, dat elk onderdeel tot zijn recht kan
komen, en de Vereeniging een organisatie
vertegenwoordigt, die aan zulk een hoofd
bestuur de noodige kracht geeft.
Dit moet voor 't minst de vrucht zijn
van dezen tijd, waarin de geestdrift voor
de Hollandsche Republieken in Afrika
werkely'k is ontwaakt. Immers, zoolang wij
een echten Ned. Zuid-Afrikaanschen Bond
missen, als een centrum van beweging in
die richting, zakken wij na afloop van den
oorlog weer ineen en bereiken in de toe
komst niets.
Daarom vragen wij nog eens: Wanneer
zal hier in de hoofdstad een afdeeling ge
sticht worden van de Ned. Zuid-Afrik.
Vereeniging; en hoeveel afdeelingen zijn
er elders in den lande opgericht ? Bestaat
er kans dat spoedig een krachtig hoofdbe
stuur, naast het thans zoo werkzaam
bureau, zal optreden ? De tijd dringt.
* *
*
Te Dordrecht werd reeds een afdeeling
opgericht, en heden ontvangen wij de vol
gende mededeeling uit Utrecht:
De Ned.-Zuid-Afrikaansche Vereeniging
te Utrecht.
Op 25 November 11. werd door de te Utrecht
wonende leden der Nederlandsch Zuid-Afri
kaansche Vereeniging besloten aldaar eene
afdeeling op te richten. Den 9den December
daaropvolgende kwam deze definitief, onder
medewerking van alle partyen, tot stand. Ly'sten
zullen circuleeren tot het verkrygen van
nieuwe leden. Tot leden van het bestuur werden
benoemd: dr. H. F. Jonkman, voorzitter ; jhr.
mr. J. E. Haydecoper van Maarsseveen
en Nigtevecht, penningmeester; mr. C. de
Wilde Jr., secretaris ; dr. W. H. van de Sande
Bakhuy'zën, jhr. mr. H. M. J. van Asch van
Wjjck, prof. mr. J. baron d'Aulnis de
Bourouil, mr. G. H. van Bolhuis, dr. S. Muller Fzn.,
prof. dr. C. A. Pekelharing, prof jhr. dr. B. H.
C. K. van der Wyck, jhr. W. E Bosch van
Oud-Amelisweerd. dr. J. H. Gunning JHzn.,
mr. L. van Lier en G. M. Blankeasteyn.
Alleen zouden wij als vraag hierop wil
len laten volgen: had het bestuur defini
tief niet eerst benoemd moeten worden,
nadat de nieuwe leden, die men, op grond
van het uitzenden der circulaires verwacht,
waren toegetreden ; of bestaan er te Utrecht
alleen geadelden en gegradueerden, en geen
menschen uit de burgerklasse, die belang
stellen in Z. Afrika ?
De kansen der Boeren,
»De Engelschen beschouwen den oorlog
veel te veel als sport, Meneer. Als de
llllllllllllltllllllMMIIMII
geen steentje te vinden waar iets aan haperde;
geen versiering of ze beteekende iets; de
menschen maakten hun nestje om er zelf in te
wonen niet alleen, maar voor hun kinderen en
kindskinderen, tot vele geslachten na hen, en
wat ze beleefd of gedacht hadden gaven ze
weer in het houtwerk hunner deuren, in het
ijzer voor hun ramen. Zy voelden zich gelukkig
in een eerlijken arbeid van den vroegen morgen
tot den laten avond, en dan gingen ze buiten
zitten kijken in het dal beneden hen, waar het
koren golfde, waar de beladen vruchtboomen
een rijken oogst beloofden, en de bosschen
fluisterden van vrede en rust, en ze waren
tevreden met het kalme nuttige leven dat ze
leidden, ze werden niet verteerd van begeerte
om te zyn als anderen, zooals in onzen tijd
van ziekelijke overspanning en gejaagdheid
met zoovelen het geval is.
Ja, het moet heerlyk geweest zijn in die
dagen in Urbino te wonen, beter dan ergens
anders, nu, in onzen tijd!
Kunt ge u den braven, scherpzinnigen
Giovanni Sanzio niet voorstellen, met zyn ouden
vader naast hem loopend, en zijn zoontje voor
hem uit trippelend, aan den avond van een
Heiligendag, als de zware kerkklok luidde
boven hun hoofd, en de laatste zonnestralen
de met fresco's beschilderde muren verlichtten,
de steenen bastions, den standaard op het
kasteel, en de steile rots waarop het stadje
gebouwd was, die verdween in het groen der
boomgaarden, van kersen, appelen en peren?
Ik kan het best! Zoodra ik maar even de
oogen sluit, roep ik my Urbino voor den geest
zooals het toen was, en o, had ik toen geleefd
in dat nestje in de bergen! had ik het
goddelijke kind mogen zien zooals het daar
rondliep, met zijn zonnigen glimlach, onbewust
in zyn kinderziel verzamelend al die indrukken
van mooie vergezichten en liefelyke geluiden.
om ze, als hij een man geworden zou zijn,
aan de wereld terug te geven
Laat hem maar begaan; hy zal het eenmaal
alles op het doek brengen!" placht zyn ver
standige vader te zeggen, die zoo gaarne zich
voorstelde dat zijn kleuren en penseelen
mettertyd aan Raphaël zouden overgaan, wiens
landen sterker zouden blyken om ze te
hanteerea dan de zijne geweest warea. En, hetzij
liy het ooit zou schilderen of niet, het kind
werd nimmer moede van uit zijn arendsnestje
te kijken in het gebergte beneden hem, na te
gaan al wat daar voorbijtrok tusschen het wui
vende graan, of onder de heen en weer zwie
pende takken der boomgaarden.
Er was in die dagen heel wat te zien in
Orbino, als men den blik liet gaan over de
uitgestrekte vlakte in de diepte, een drom
speren, misschien, als er soldaten tusschen de
boomen door reden; boeren en boerinnen, hun
veldproducten brengend naar de markt; een
enkelen keer een kardinaal, in het roode gewaad,
op een witten muilezel, gevolgd door een
schitterenden stoet; een jachtparty van den
hertog, met trappelende paarden en kostbare
Boeren op een kopje zitten, denken de
Engelschen: »dat moeten wij nemen."
Maar de Boeren denken: »'t is ons niet
om het kopje, maar om jelui body te
doen. Als je het ons hier te lastig maakt,
gaan we naar een ander kopje, vanwaar
we je evengoed, misschien nog beter kunnen
raken."
Zoo demonstreerde een oud-officier op
een Amsterdamsche tram, waar in deze
tijden iedereen over den oorlog praat en
waar een strateeg van beroep natuurlijk
opgeld doet. Inderdaad past de gegeven
voorstelling uitstekend op de meeste der tot
nfÏsver gehouden gevechten. De Engelsche
troepen hebben tot nu toe (14 December)
weinig succes gehad van hun veelge
prezen en inderdaad dikwijls prijzens
waardig lan. Voortdurend klagen zij,
en hunne aanvoerders met hen: »wij
hebben te strijden tegen een onzichtbaren
vijand.7' En zij nemen het hoogt kwalijk,
dat de Boeren zich niet laten vei lokken
tot gevechten van man tegen man, ge
vechten, waarbij men handgemeen wordt
en waarbij bajonet, sabel en lans de hoofd
rol spelen. Trouwens de Boeren bezitten
geen van die drie wapenen en men kan
niet van hen vergen, dat zij om de Engel
schen plezier te doen op Engelsche manier
zullen vechten. Zij hebben geen lan; de
opgewonden razernij van den stormloop is
geheel in strijd met hun karakter. Zij heb
ben hun goede geweren, zooals de Engel
schen die ook hebben, alleen schieten
zij heel wat beter dan hun Europeesche
tegenstanders. En zij hebben daarbij eene
kalmte, eene zelfbeheersching, eene leuk
heid, die hun krachten verdubbelt, omdat
zij die spaart tot het juiste oogenblik. Elk
van hen is in staat om zelfstandig op te
treden, en wordt daardoor tot eene soort
van taktische eenheid. Dat onder die
zelfstandigheid de discipline niet lijdt,
bewijst de rustige vaardigheid, waarmede
zij ingewikkelde en voor den vijand telkens
weder hoogst verrassende troepenbewegin
gen weten uit te voeren.
Bij de laatste gevechten hebben de
Engelschen weer hun sportmethode toe
gepast, maar ditmaal niet met het gering
ste succes. Zij kunnen zelfs niet beweren,
dat zij de Boeren uit hun stellingen heb
ben »verdreven', hetgeen nog maar een
schrale troost is wanneer de verdrevenen
een eindje verder een nieuwe stelling
innemen en tevens o wonder! in
den rug van den overwinnaar blijken te
staan.
Generaal Methuen heeft, evenals gene
raal Gatacre, moeten erkennen, dat zijn
aanval met groot verlies zijnerzijds is
afgeslagen. Wel beweert hij, dat de Boe
ren aanzienlijke verliezen hebben geleden,
maar die reeds menigmaal uitgesproken
meening is niet veel meer dan een onchris
telijke, hoewel .begrijpelijke wensch.
Dooreengenomen, verhouden zich de verliezen
van de Buerea tot die der Engelschen
als n tot tien.
Maar toch de warmste vrienden der
Boeren zullen het moeten erkennen is
er aan de zijde van Engeland overmacht,
niet slechts een numerieke, maar ook een
physieke, wat de beschikbare hulpmiddelen
betreft. In dien ongelijken strijd zijn er
?IIIIIIUMIIIItlll
honden; soms een afdeeling hellebaardiers met
wapperende pluimen en blinkende wapenrusting,
of een lange ry pelgrims, hun vrome liederen
zingend, terwijl ze blootsvoets voortschreden
door het lange gras.... Z >udt gij niet, met
mij, naast Raphaël voor het raam hebben
willen staan, om de aarde te willen zien zooals zij
er toen uitzag?
Zonder twijfel lachten de brave lieden in
Urbino hem uit, noemden ze hem een droomer,
wanneer hy aldus uren lang stond te kijken,
altijd maar te kijken waar iemand, die goed
ziet en niet zooals ieder ander, waarlijk wel
bet recht toe heeft!
Omstreeks dezen tijd begon Urbino beroemd
ie worden voor zijn porcelein, zijn groote
annen en pullen, bruiloftsschotels en vazen,
sonden reeds wedijveren met de producten van
tiet naburige Gubbio en als de hertog een
auwelijksgeschenk, of, bij andere feestelijke
gelegenheden, iets te geven had, koos hij meestal
een servies, of een bijzondere schaal of schotel
van zijn eigen Urbiuo-aardewerk. Nu had het
jorcelein nog niet die hoo^e plaats ingenomen
jnder de kunstvoortbrengselen van Italië, die
iet weldra veroveren zou, maar er was n
meester pottebakker, een zekere maestro Bene
detto Ronconi, die door hèl het hertogdom
«n goeden naam had, en zeer fraaie, bijzondere
dingen maakte in het Urbino aardewerk. Hij
woonde dicht bij Giovanni Sanzio, had een
linke, statige gestalte, met iets ongei.aakbaars
in houding en optreden Hij had eene dochter,
een mooi meisje, Pacifica genaamd. Hij hield
veel van zijn Paciflca, maar hij hield meer
van de mooie dingen die hij maakte: ronde,
diepe bruiloftsschotels en langwerpige, zware
schalen, die hij beschilderde met gebeurtenissen
uit de H. Schrift, met landschappen,... als die
;e midden waarvan hy zijn leven doorbracht,
met Latijnsche spreuken in zwarte, Gothische
etters, die hij, wanneer ze beschilderd waren,
met angstig kloppend hart aan den vuurproef
der ovens toevertrouwde, en die er soms
uitcwamen, gebarsten en heelemaal bedorven.
3och mecsttyds mocht hij ze, zegepralend, met
bevende handen er uit halen, heerlijk glansend
van dien eigenaardige», opaal achtigen gloed,
dien wij tot den huidigen dag bewonderen in
het echte majolica.
Maestro Benedetto was een ydel, eerzuchtig
man, die een moeielyken leertijd achter den
rug had, en een harden kamp had moeten
strijden eer men in Italfëof zelfs in het hertog
dom, oog kreeg voor de eigenaardige schoon
heid van het Urbino porcelein. Thans echter
werd hij, en werd zyn werk, zeer op prijs ge
steld ; hy' was in goeden doen en zijn naam
was ook buiten de provincie bekend als die van
een grootkunstenaar. Maar er woonde een jonger
man, Don Giorgio, in Gubbio, die, grooter kunste
naar dan hij, hem een doorn in het oog was.
Het huis van maestro Benedetto was een
lang steenen gebouw, met een loggia aan den
achterkant, geheel met rozen begroeid, en
uitziend in een tuin, die grootendeels
boomgelukkig factoren, die tot eene beslissing
ten gunste van de Zuster-Republieken
kunnen medewerken.
In de allereerste plaats het besef bij
eiken burger van de Transvaal en den
Oranje-Vrijstaat, die tot den krijgsdienst
is opgeroepen of zich daartoe vrijwillig
heeft aangemeld, dat hij deelneemt aan
een strijd op leven of dood voor de onaf
hankelijkheid in het bestaan van rijn
vaderland, een besef, dat bij het En
gelsche leger van huurlingen zeer zeker
niet aanwezig is.
In de tweede plaats de zich steeds dui
delijker openbarende vijandige gezindheid
van de overgroote meerderheid der bevol
king van de Kaapkolonie, die tengevolge
heeft dat, hoewel de Boeren zeer verstan
dig den oorlog op Engelsch grondgebied
hebben begonnen en reeds twee maanden
hebben volgehouden, zonder dat een enkel
Engelsch soldaat tenzij als krijgsge
vangene, hunne grenzen heeft over
schreden, de Engelschen zich in hun eigen
Kolonie van alle zijden door vijanden
omringd zien en dus in hun vrijheid van
bewegingen grootelijks belemmerd zijn.
In de derde plaats de moeilijkheden
van het klimaat. Tot dusver heeft En
geland voor zijn koloniale oorlogen alleen
troepen gebruikt, die voor het grootste
deel aan den dienst in een tropisch of
sub-tropisch klimaat gewend waren, en die
(zooals in Egypte en in Britsch-Indië) de
kern uitmaakten van inlandsche contin
genten of hulptroepen. Thans is alles
uitgezonden wat beschikbaar was, en dus
zér veel, wat voor den dienst te velde
in Zuid-Afrika volkomen ongeschikt is.
Al deze bezwaren, waarmede de Engel
sche bevelhebbers te worstelen hebben,
zullen minstens verdubbeld worden, wan
neer het gelukt, het terrein van de mili
taire operatiën uit de ^Kaapkolonie en
Natal naar het gebied der beide
Boerenrepublieken over te brengen, hetgeen
natuurlijk het allereerste doel van den
strijd is.
Daarbij komen voor Engeland nog
moeilijkheden van anderen aard. De
Londensche correspondent van het Berliner
Tageblatt schrijft onder dagteekening van
13 December aan zijn blad: »De Engel
sche couranten beklagen zich, dat tegen
over de Boeren eene onvoldoende
troepen.macht is gesteld, zonder dat men heeft
gezorgd voor voldoende middelen van ver
voer. De financieele middelen der regee
ring, die door het Parlement zijn toegestaan,
schijnen uitgeput te zijn, en de regeering
wil onder de tegenwoordige omstandighe
den het Parlement liefst niet bijeenroepen.
Ware dit niet het geval, dan zou men niet
kunnen begrijpen, waarom di regeering
bij de reederijen on den transportprijs
zooveel tracht af te dingen. De staats
secretaris voor marine heeft zelf erkend,
dat de handelsvloot slechts 25 schepen
bezit die eene snelheid hebben van meer
dan 151A knoopen, en deze schepen zijn
dan nog ongeschikt voor het vervoer van
paarden en kanonnen, tenzij ze van bin
nen geheel verbouwd worden. De admi
raliteit moet zich dus :evreden stellen
met schepen, die eene snelheid van niet
meer dan 11 of 12 knoopen hebben, en
iiininiiiiiliiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMitiiiiiiiiiiiiiiiiini
gaard was, met tal van vruchtboomen, aard
beienbedden enz.
Het zoontje van zijn buurman Sanzio, de
kleine Raphaël, liep hier steeds in en uit, want
Pacifica was altijd blij als zij hem zag, en ze fs
de sombere meester pottebakker bleek minder
ongenaakbaar tegenover hem, zelfs liet hij hem
zien hoe men de kleuren aanbrengt op het
gladde, stugge porcelein.
Pacifica was een allerliefst schepseltje van
zeventien of achttien jaar; wel mogelijk dat
haar beeld Raphapl voor den geest heeit ge
staan, toen hij in later jaren zijn madonna di
San Sisto maalde. Hij had haar lief zooals
hy alles en ieder liefhad die mooi was en
vriendelijk, en bijna meer nog dan vau de
werkplaats van zijn eig n vader hield hij van
dit ernsiige, rustige oude huis van maestro
Benedetto, dat, door bloemen omgeven, w
gschool tusschen de wuivende boomen.
Maestro Benedetto had vier leerlingen. Een
daarvan van wien Raphaël het meest hield, (en
Pacifica óók) was een zekere Luca Torelli, uit
een dorpje, boven in de bergen, een knappe
flinke b >rst, met donkere oogen en gelaatskleur,
een fikschen gang, en een lange, slanke gestalte,
die goed uitgekomen zou zijn in den lichten
maliënkolder en het zijden wambuis van een
wapenkuecht. Feitelijk was de jonge Luca veel
meer geschikt voor den oorlog met zijn gevaren
en zijn roem, dan voor het wiel en het penseel
van den oottega, maar hij had Pacifica lief
gehad van het oogenblik toen hij op zekeren
vrijen dag in Urbino kwam. En hij was terstond
bij haar vader in de leer gegaan, om het vurig
verlangen te kunnen bevredigen, dezelfde lucht
in te ademen en onder hetzelfde dak te wonen
als zij. Hij had er weinig mee gewonnen: haar
te zien bij de Mis en aan de maaltyden ; een
enkelen keer water voor haar te mogen putten;
hare gestalte te volgen als zy door de boomen
in dea tuin liep om haar duiven te voederea
en het zonlicht fantastisch door ds bladeren
heen het grijs van haar japon verlichtte;
het snorren van haar spinnewiel te hoeren
het getjing-tjang van haar luit dit was het
hoogste wat hij in twee lange jaren verkregen
had, en o, hoe benijdde hy den kleinen
Raphaël, die over den steenen vloer der loggia
haar in de armen liep, haar altijd aan de
rokken hing, bloemen met haar plukte in den
tuin, kruiden uitzocht om te drogen...
Ik houd zooveel van Pacifica ..." fluisterde
hij soms met een zucht tegen Raphaël, en
lachend antwoordde het ventje: Ik ook, Luca!"
Ja, maar dat is lang niet hetzelfde," zuchtte
Luca dan, ik zou graag willen dat zij mijn
vrouw werd "
Ik zal nooit een vrouw hebben; ik zal niet
trouwen, maar schilderen," hernam Raphaël,
terwijl het verstandige gezichtje ernstig tot
hem opzag van onder het blonde haar. En
nimmer verveelde het hem te zien hoe zijn
vader de Heiligen schilderde met hun
palmtakjes, op een blauwen of gouden achtergrond,
of hoe maestro Benedetto aan het doffe klei
van'tUxeschepen bevinden zich de meeate
niet in ftgelache wateren. Ook hét uit
zenden der gevraagde zeeb*taïllons
(marine-infanterie) is oatfiögelijk, omdat bij
eene eyentueeftf mobiliseering der vloot
deze.?iröepen niet kunnen worden gemist."
Een hoogstverblijdend verschijnsel is
het zeker, dat allerwegen de sympathie
voor de Boeren-republieken bij hun
moeielijken maar eervollen strijd zoo hartelijk
en zoo krachtig wordt geuit. Natuurlijk
onthouden zich de regeeringen, maar de
volksstem spreekt luide en duidelijk ge
noeg, en heeft reeds in meer dan n
parlement weerklank gevonden. Op den
duur kan geen regeering zich aan eene
diepgaande strooming der openbare mee
ning onttrekken. Men mag dus onder
stellen, dat Engeland, mocht het in dezen
strijd overwinnaar blijven, verhinderd zal
worden van zulk eene overwinning de
begeerde vruchten te plukken.
IIIIIIIIIIIIIIMIHIItlllllllllllll
Henri m KnyL
't Is dertig jaar geleden, dat Henri Morriën,
een bekend en kunstzinnig tooneelspeler, in
de koffiekamer van den kleinen Schouwburg
te Rotterdam, een iongen man aan den
toenmaligen directeur, den vermaarden
tooneelkunstenaar Victor Driesseng, voorstelde als iemand,
die aan het tooneel wilde.
Driessens nam het jongmensch van 't hoofd
tot de voeten op en zei: Al wel, wat doede
gy voor de kost?"
Onderwijzer, m'nheer!"
Dat hoefde gy mij niet te zeggen : gij spreekt
lyk een schoolmeester. Dat moede gy afleeren."
Meer praatjes werden niet gemaakt; het
jonge mensen werd bij het tooneelgezelschap
van Driessens geëngageerd, en debuteerde l
Februari 1869 als Sergeant Weipers in Gul
denterp.
Dat jonge mensch was de heer Henri van
uniiiiHiiiiiiiiiminiiiiiiinniii
Reclames.
40 cents per regel.
TRADE
MARK.
MARTERS COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bg alle bekende
Wguhandelaars en bjj de representanten
KOOPMANS & BRUINIER,
te Amsterdam.
Prijzen van af ? 2.50 per ReicL
?Mmmuiiitiiiit
IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIfflllt
kleur en gloed gaf door gevleugelde engelen,
profeten in lange kleederen of bybelsche
legenden, in kleuren verteld.
Op zekeren dag, toen Raphaël weer stond
te turen voor zijn geliefd raam in het huis
van den pottebaKker, zuchtte zyn vriend, de
knappe, zwartoogige Luca die daar ook stond,
zoo diep, dat de dreumes opschrikte uit zyn
droomen, de armen sloeg om de knieën van
den jongen man en fluisterde: Luca, wat
scheelt er aan ?"
O, Taëllo!" klonk treurig het antwoord.
Er is nu kans om de hand van Pacifica te
verdienen, als ik maar talent bad, zooveel
talent als die Giorgio van Gubbio heeft! Had
Onze Lieve Heer my liever dat gegeven in
plaats van al die lichaamskracht, die spierkracht
als van een wild zwyn, waar ik niets aan heb!"
Welke kans is dat dan?" vroeg Raphaël,
en wat heeft Pacifica er mee te maken? Zij
heeft mij niets verteld, en ik ben wel een uur
bij haar geweest."
Och, je bent nog een kind .. ., zy weet
daar niets van/' zei Luca, andermaal met esn
zucht, die uit de diepste diepte van zyn hart
scheen te komen. Ik zal 't je vertellen. Er
is van middag een nieuwe bestelling gekomen
van den hertog. Hy wil een schotel en een
kan hebben van het mooiste en sterkste majolica,
beschilderd met de geschiedenis van Esther;
vandaag over drie maanden moet het klaar
zyn, dan moet hy het geven aan zijn neef
van Gonzaga. Hij heeft er bij laten zeggen dat
er geen kosten aan het werk gespaard mogen
worden, maar dat het schilderwerk het beste
wezen moest dat men leveren kan ; en dat hij
er vy'ftig scudi voor over heeft. Nu heeft maestro
Benedetto die deze bestelling, zoo het schy'nt,
reeds verwachtte eenige groote ovale schotels
en mooie, dikbuikige kannen laten maken;
daarvan geeft hij er een aan elk van zyn leer
lingen: aan mij een, aan Bérengario, aanTito
en aan Zénone. De meester trekt het zich erg
aan dat hij niet zelf de opdracht van den
hertog op zich nemen kan, maar het is voor
niemand een geheim dat, mocht een van ons
zoo gelukk;g wezen de goedkeuring van den
hertog te verwerven, hy, die dat geschilderd
heeft, zijn compagnon wordt en Pacifica tot
vrouw krijgt. Sommigen zeggen: hij heeft die
belofte enkel gedaan als een prikkel om het
beste werk geleverd te kry'gen dat in zy'n oottega
gemaakt worden kan, maar ik ken maestro
Benedetto te goed om te gelooven dat hij zoo
oneerlyk zou zijn. Wat hy gezegd heeft zal
hij doen; als de kan en schotel den hertog
bevallen, krijgt de schilder Pacifica tot belooning.
Nu begrijp je dus, mijn beste Taëllo, waarom
ik zoo bitter bedroefd ben; want met het wiel
en bij den oven voel ik me sterk genoeg; zelfs
de klei te kneden en te vormen gaat mij vriïgoed
af maar als het op 't beschilderen van het
porcelein aankomt, dan ben ik een prul, en
Bérengario, ja, zelfs de kleine Zénone zullen
't mij verbeteren, daar ben ik zeker van "
(Wordt vervolgd).