De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 24 december pagina 3

24 december 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No, 1174 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De heer van Dieren Bijvoet het eenige bezwaar dat ik tegen hem heb is dat by zoo'n langen naam heeft en ik zal my daarom ver oorloven hem alleen Byvoet te noemen de heer Byvoet kwam op zyn 17e jaar hier en nam in de bierbrouwerij de Krans het eigen dom van zy'n vader en van diens zy'n tegenwoordigen compagnons, den heer Schoenmakers een zeer bescheiden plaats in, in de ry' der knechten. Zes jaar lang heeft hij daar als knecht gewerkt en zich met zooveel ijver op de zaak toegelegd dat, toen hy' daarna op de brouwerachool te Augsburg werd toegelaten, hu deze een jaar later met een diploma alsBraumeister verlaten kon. Sedert dien staat hy als technisch leider aan het hoofd der brouwerij en vindt, ondanks de vele beslommeringen, die deze in de laatste jaren tot zoo grooten bloei gekomen zaak, voor hem medebrengt nog tijd en lust om zich met grooten ijver aan de algemeene belangen zijner medeburgers te wijden. Nu, 't is nog een jonge, gezonde man, zooals men ziet, die, als hy voort blyft gaan zy'ne krachten aan de res publica te geven en zich niet door teleurstellingen laat af schrikken, nog veel belooft voor de toekomst, zoowel aan zichzelven als aan zy'ne medeburgers! Laat hem maar werken zoolang het dag is, en moge die dag duren zoolang als zyn collega Lascur on langs den levensduur voor een Utrechtsen burger bleek te schatten tot aan zijn 94ste jaar! De heer Byvoet begon hier zy'ne stadkundige carrière, zooals dat hier gewoonlijk gaat. Na lid van de Nyverheid te zy'n geworden, werd by' het ook van de Handelssocieteit en toen hy' daar, als jongste lid van een commissie inzake onderzoek der nieuwe wet op de bedrijfsbelasting, tot rapporteur dier commissie werd benoemd, leverde hy in zy'n rapport zulk een doorwrocht stuk werk, hetwelk van zooveel studie en juiste opmerkingsgave getuigde, dat de aandacht ook in wy' leren kring op hem gevestigd werd. Toen men daarna meermalen de gelegenheid had in den heer Byvoet den ernstigen, bezadigder, onpartijdiger! en bekwa men man van zaken te waardeeren, die niets op zich nam wat hij ook niet met algeheele toewyding volvoerde, was spoedig de keuze op hem bepaald bij de eerste vacature, die er in de Kamer van Koophandel kwam. En van de Kamer van Koophandel naar den Gemeenteraad il riy a qu'un pas, vooral wanneer men, als de heer Byvoet, ook die betrekking niet geheel als een eerebaantje beschouwt, dat men enkel en gaarne aanneemt, omdat men gelooft daar door een heel eind boven zy'n medeburgers uit te steken. Ons raadslid voelt zich zelf wel, dat spreekt van zelf by iemand die zich zy'n arbeidskracht bewjust is en de liefde, waarmede hy alle hem toevertrouwde belangen behartigt. Maar het is een waar genoegen om te zien en te hooren met hoeveel bescheidenheid hij alty'd in ver gaderingen optreedt Nooit'spreekt hy' zyn oordeel ah onomstootely'k vaststaande uit; hy maakt bij wat hy zegt steeds den indruk, dat het hem niets verwon deren zou als dat oordeel nu eens geheel omver geworpen werd door anderen, die zooveel knapper zy'n dan hij. Maar dat komt niet voor! Wat hy' te berde brengt is doorgaans lang en goed overdacht en het stemt zy'n hoorders altijd tot nadenken; en wanneer zijn meening niet gedeeld wordt dan volgt daarop vaak nog zoo'n beleefde tegenspraak, dat men 't haast voor instemming zou kunnen houden. Die goede toon in het debat met den heer Byvoet is m. i. voornamelijk te danken aan de totale afwezigheid van het waanzwijze glim lachje, dat de lippen van andere sprekers zoo dikwijls ontsiert en dat vergezeld van hunne woorden volgens my'n bescheiden meening", iedereen moet doen denken dat hunne meening volstrekt niet bescheiden" is, maar integendeel in hun eigen oog zeer hoog staat. Met die aanstellery houdt de heer Byvoet zich niet op. Hij staat voor de belangen, die de kiezers hem hebben toevertrouwd en hij verdedigt die belangen zonder een haarbrecd van zy'n standpunt te wijken, als een man, met ware eenvoudigheid en echte bescheidenheid. Er steekt iets Engelsch-parlementachtigs in, dat in onzen gemeenteraad ook de eigenaar van eenen groote bierbrouwerij zitting heeft. Maar ik geloof dat de heer Van Dieren Byvoet zich in zoover van zy'n Engelsche collega's gunstig onderscheidt, dat hy niet alleen is eigenaar,maar wel degelyk de leider! Wordt zy'ne tegenwoordigheid niet op het stadhuis of in eenige andere vergadering vereischt, dan vindt men hem stellig op zijn kantoor in de brouwerij De Krans zoodat, wanneer men niet wist welk een gelukkig echtgenoot hy is, men zou kunnen vermoeden, dat hij voor al het werk dat hij ten behoeve van de openbare zaak op zich neemt, zijn huiselijken kring van ?BnlilllliMlililiiiimiiiilliiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliilliiuiilllliiM iiiiimiiniiiiiiiitiiililtiiiiiB Uit de jeugd van Raphaël. 2) Raphaël had dit alles zwijgend aangehoord, de ellebogen steunend op de knieën van zijn vriend, het kinnetje rustend in de handjes. Hij wist het, dat de andere leerlingen veel beter schilderden dan zijn Luca, ofschoon niet een van hen zoo'n goed, groot hart had en er zoo knap uit zag, en geen van hen goed aan geschreven stond bij Pacifica. Hoeveel tijd wordt er gegeven, eer de kan en de schotel kla&r moeten zijn'?" vroeg hij eindelqk. Drie maanden, jongenlief ", antwoordde Luca, op een toon, triestiger dan ooit. Maar al was het drie jaar, welk verschil zou het maken ? Je kunt de goddelijke gave van de kunst niet met stokslagen in een mensch brengen, zooals je een muilezel tot spoed aandry'ft! en ik zal tot het eind van mijn dagen een domkop blyven, zooals ik nu ben. Wat zei je goeie vader tegen mij, gisteren avond nog ? en hy is goed voor mij en heeft geen minachting voor me. Luca," zei hij, je kunt even goed Pacifica beaeeren als de maan aan den hemel. Was ze my'n dochter, ik zou ze je geven, want je hebt een hart van goud, maar signor Bene detto doet het nooit, want nooit, vrees ik, zal je iets meer kunnen beschilderen dan het mortier van een apotheker, of het scheerbekken van een barbier. Als ik je pyn doe, beste jongen, neem 't me niet kwalijk; ik meen het goed met je, en als ik een ferme kerel was zooals jij, dan ging ik mijn fortuin beproeven bij de vrijwil ligers in Frankrijk, of in Spanje, of hier in de weinige uren berooft, die dezen rechtmatig toekomen. Na al het hiervoren gezegde zou men haast denken, dat de heer Byvoet zich alleen om materieele belangen bekommerde. Doch dit is geenszins het geval. Als een man van goeden smaak vindt men hem hier bij het weinige wat hier op kunstgebied te doen is in de voorste gelederen. Als medebestuurslid van de Utrechtsche orkestvereeniging weet hy zich ook voor het muziekale leven in onze stad verdienstelijk te maken, terwijl de Raad door zyn benoeming tot lid der commissie voor het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen, bly'k gaf te begry'pen dat ook de belangen van dat stedelijk instituut bij hem aan goede handen waren toevertrouwd. Dit laatste belette evenwel niet dat hem ook de lasten der drukke commissie tot onderzoek der aangiften in de bedrijfsbelasting zy'n op de schouders geladen. Dat voor zulk een man, jong en met meer dan gewonen yver en werkkracht bezield, nog een schoone toekomst in het openbare leven is weggelegd, kan niet betwijfeld worden. IIIIIIIIIIIIIMIIItllllllllllllllllllllllltllltllllN Muziek in de Hoofdstad. Indien een pianist het tweede concert van Brahms kiest als hoofdnummer van zijn pro gramma, dan versmaadt hij vooraf reeds een persoonlyk succes ter wille van een kunstwerk dat hij lief heeft en hoog schat en aan welks goede uitvoering hem alles gelegen is. Brahms' opus 83 is geen concert in den eigenlyken zin van het woord; het is eene symphonie, waarin het klavier concerteerend optreedt Het is niet een werk, waarin de auteur den pianist gelegenheid geeft zijn virtuose talenten ten toon te spreiden ; neen, het is een werk, waarby de componist zich uitspreekt in de taal, welke hem door het hart wordt gedic teerd en waarbij hij zich niet bekommert om de traditioneele eisenen die een concert in den regel stelt een concert, dat zoo vaak beschouwd wordt uitsluitend te zijn geschreven om te bevredigen aan de behoefte tot het uitvoeren van technische kunststukken. Nu, als een Brahms de gewone, oude vormen overschrijdt, kan men er vrede mede hebben, want wat ons dan daarvoor in de plaats geboden wordt, is zeer zeker buitengewoon belangrijk en van een hoog artistiek standpunt. Dat standpunt nu in het volle licht te plaatsen, was de taak, welke zich Frederik Lamond gesteld had, toen hy bedoeld concert koos als hoof'dnummer van zijn optreden in het Concertgebouw. Zy die hem in Februari van dit jaar hebben gade geslagen, konden wel begrijpen, dat hij juist een dergenen zou wezen, die geroepen moch ten zijn zulk een taak te aanvaarden en met schitterenden uitslag te volvoeren. En zij zy'n niet teleurgesteld, want het was een hoog genot te luisteren naar de verheven muziek van Brahms, zoowel door'den pianist als door het orchest op geniale wy'ze vertolkt. Zondert men uit eene lichte neiging van den dirigent om het tempo ietwat terug te houden, vooral in het eerste en tweede deel, dan zou men de overeenstemming tusschen beide uitvoerende factoren volkomen kunnen noemen. Thans was het derde deel, het Andante, het meest vol maakt in dat opzicht. De overheerlijke elegische stemming, door de schoone violoncei solo reeds dadelyk opgewekt en zoo mooi volgehouden door het klavier en het geheele orchest werkte als een zoete mijmery, een totaal zich zelf ver geten ; het was eene genieting van de edelste soort. Voorts bood ook het finale, de inzet van het energische tweede deel en verschillende fragmenten uit het eerste Allegro enorm veel schoons. Overal kon men bespeuren, dat Lamond Brahms begrypt in zijn eigenaardigheid, in datgene wat in zijne muziek type is. Brahms kenmerkt zich b.v. veelal door vage rhythmen ; zijne syncopeerende figuren en passages komen hem hierby uitermate te stade; zeer schoon nu werd zulks door Lamond zachtkens gesouligneerd; maar kwam er dan ook weder eens eene passage van scherpere rhythmiek en van energiscbe kracht, dan was steeds de kunste naar daar om met verheffing van stem zou men bijna willen zeggen, met verhooging van het gebaar en versnelling van de beweging zulks aan te duiden. RMIIIIIMIIIHIIIIIIIIIIIII iiiiitiiiiiiiiiHiiiiiiimiiiiiiiHilliMiMiim Rome; want je bent geknipt voor soldaat". Dat was het beste wat zelfs je vader voor mij zeggen kan ! Taëllo." Maar, Pacifica?" hernam het kind, Pacifica zou niet graag -willen dat je by de vrijwilligers dienst nam ? . .." Dat weet God alleen l" kreunde Luca, wan hopig. Misschien zou zij er niet om geven?" Ja, dat zou ze zeker !" viel de kleine hier terstond op in, want ze houdt erg veel van je, Luca, al kan ze 't je niet zeggen, omdat zij een meisje is, en signor Benedetto je niet lijden mag. Maar die ekster, dien je voor haar gemaakt hebt, wat houdt ze er veel van, en dat is meest om jou Luca, maar een beetje om den vogel!" Luca kuste hem. Doch de tranen rolden den armen jongen over de wangen, want dt zaak was hem ernst en hy was wanhopig. Zelfs al was het waar ... al i s het waar"... prevelde hij mismoedig, ze zal het mij nooit laten merken ; haar vader heeft gezegd dat ze nooit aan my hoeft te denken, en nu komt ten overvloede die bestelling van den hertog de dingen nog erger maken l ... Maar als die pedante Bérengario van Fano haar krijgt, dan, zoowaar, neem ik dienst by de lanciers, en de hemel geve dat er gauw een kogel een eind aan mijn leven maakt." Raphaël zat eenige minuten peinzend voor zich uit te staren, hief toen het hoofdje tot zy'n vriend op en zei: Ik heb iets bedacht, Luca. Maar ik weet niet of je 't goedvinden zult." Myn lieve jongen ! Wat zou je oude Luca jou ooit kunnen weigeren ? Maar als het iets is om mij te helpen, kind, zet die gedachte voor goed uit je hoofdje, want mij werkelijk helpen kan niemand, zelfs de heiligen niet, nu ik eenmaal als een stommerik geboren ben !" Raphaël kuste hem en zei: Luister !"... * * Eenige dagen later vertelde signor Bene detto aan al zijn leerlingen, die hij in een Was dus Lamond hier de kunstenaar die geheel vrijwillig zich eene taak op de schouders laadt, welke vele anderen trachten te ontwijken, Zondag 1.1. had hy' het zoete juk te torsenen een concert van Beethoven te moeten spelen, want er werd eene matinee gegeven, geheel ter nagedachtenis van dien grooten geest, van wien het daags te voren 72 jaar geleden was, dat hy den geest gegeven had. Lamond koos daartoe het laatste, hei vyfde concert in Es. Beethoven heeft hier wel de oude vorm verheven tot het toppunt van j schoonheid; want zoowel in de thematische vinding, als in de bewerking van orchest- en klavierpart vindt men hier den grootsten adel gepaard aan den liefelijksten eenvoud. Ook hier was Lamond wederom de groote artiest die het heiligst voelen met het grootste kunnen vereenigt. In alle aanslagnuances steeds de uiterste poëzie en de grootste distinctie documenteerend, wist hij het publiek met ingehouden adem naar hem te doen luisteren. Groot was de dank dien het publiek hem bracht, welver diend was zy'n succes! Als kleinere nummers hoorde men dien middag nog de variatiën van Beethoven (een capricieus stukje) Wuth ber den verlorenen Groschen", en Donderdagavond een viertal nummers van Liszt. Daar kwam de virtuoos aan het woord en toen bleek opnieuw dat de kunstenaar ons in dit opzicht niets schuldig behoeft te blyven. Als een staaltje van de groote veelzijdigheid van Lamond, wil ik niet nalaten te vermelden dat hy' op vier achtereenvolgende dagen in ons land de concerten van Tscnaikowsky, Brahms het vierde en het vijfde vaa Beethoven gespeeld heeft ed daarna nog tweemaal het vijfde concert van Beethoven zonder dirigent, wegens eene ongesteld van den heer Mengelberg. Het orchest speelde 's avonds eene symphonie van Haydn, waarin weer duidelijk uitkwam hoe frisch een genie, als Haydn bly'ft werken ondanks zijn hoogen leeftijd, tegenover een talent als Dittersdorf', wiens uitgedroogde muziek, niet in staat is thans nog indruk te maken. Behalve de twee bekende kleine stukjes van Grieg voor strijkorchest: Herzwurden" en Der Frühling", werd nog ten gehoore gebracht de ouverture Gwendoline" van Chabrier, een stuk eenigszins brutaal geïnstrumenteerd, maar overigens boeiend door zijn breede melodiek en inte ressante factuur. De Beethoven-matinee werd geopend met een schoone uitvoering der tweede symphonie nog steeds een wonder van edele, heerlijke gedachten, men denke slechts aan het melodieuse tweede gedeelte en treffende door een onverwelkbren rijkdom aan schoone orchesteffecten voorts werd zij besloten met de derde Leonoreouverture. Dat een en ander op de bekende, boven allen lof verheven wy'ze door ons voortreffelijk orchest werd weergegeven,behoeft wel geene vermelding. ANT. AVERKAMP. miiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii HlllimlIIIHIIIIIHMIIMIIIMIIIUMnlUHmlIilMlllllltll plechtige samenkomst bijeengeroepen had, van de bestelling des hertogs en van zyn eigen plannen. Hij sprak tegenover de jonge lieden den naam zijner dochter niet openlijk uit, maar richtte zich tot hen in bewoordingen, duidelijk genoeg om hen te doen gevoelen, dat hem, die het geluk had, en talent genoeg, om de keuze van den hertog op z ij n werk te vestigen, de eer te beurt zou vallen deelgenoot te worden in zijn wijdvermaarde bottega. Nu wist iedereen in Urbino, van het oogenblik dat Pacifica haar eerste communie gedaan had, dat hij, die haar vader zoozeer beviel om zijn compagnon te worden, ook haar zou moeten bevallen als echt genoot In die dagen lette men wei ig op de wenschen van de meisjes, en niemand vond den meester-pottebakker onrechtvaardig of hard vochtig, dat hij aldus aan zijn eigen wenschen dacht eer hij die van zijn dochter raadpleegde. Maar wat al de jonge mannen het hart in de schoenen zinken deed, was het feit, dat signor Benedetto den wedstrijd niet bepaalde tot zijn eigen leerlingen, maar uitstrekte tot ieder die in het hertogdom Urbino geboren was. Want men kon niet weten, welke held er uit de duisternis naar voren komen en den kostbaren prijs winnen zou: de hand der schoone Pac/fica ? En met haar hand ging veel gepaard : gouden ducaten ; het groote, ouderwetsche, grijs steenen huis ; oude juweelen en damast zijden kleede ren, die bewaard werden in van kruiden geu rende kabinetten, ook meer dan n stuk land, waar het koren golfde of waar boomgaarden een rijken oogst beloofden, buiten de poort van het stadje. Luca dacht aan deze bijomstandigheden niet, maar de drie andere leerlingen dachten er wel aan, en ook andere jonge mannen Ware een der voorwaarden niet geweest dat men in het hertog dom moest geboren, zijn, menig jong kunstenaar van den anderen kant der Apenynen, menige wakkere borst, uit de werkplaatsen zelfs van het schooiie Florence, of uit de Lombardische steden, zou misschien in allerijl naar Urbino getogen zijn ter wille van een zoo rijke beEere-TentooDstelling Jacob Maris, 't Is minder om my' te schikken naar de gebruikelijkheid van verslag-geven, meer om aan den plicht te voldoen van eerbiediging eener voorname tegenwoordigheid, dat ik, bij voorhands gemis aan een afgerond artikel, met eenige woorden wensen te beduiden, dat de Jacob Maris Tentoonstelling steeds voort duurt. Zoolang die er is, moet getracht worden de aandacht daarvoor levend te houden. We zijn nu immers in den ty'd, dat Jacob Maris algemeen als een groot schilder wordt erkend ? De enkele overtuigden, die vóór jaren met zooveel drang de erkenning zijner verdiensten opeischten, kunnen dus het zwijgen er toe doen; ze nebben hun zin gekregen en mogen tevreden zijn. De ruime belangstelling voor deze tentoonstelling moet hun een voldoening wezen; de werken, die bij vroeger expositie aan zoo menig wy'sneuzig bediller uitroepen van ergernis ontlokten, boezemen, bij hun trooning in de zalen van Arti, 1899, algemeen ontzag in. De kunst van Jacob Mans heeft dus het officieel cachet gekregen in de schatting van het publiek. Dat er begrepen wordt in dezelfde mate als er lof wordt toegekend, heb ben we niet uit te maken. Wel mogen we, in ver bazing trachten na te speuren de wisselwerking, die zich hier openbaart in het geestelijk leven. De geledingen in die ontwikkeling blijven voor ons oog verscholen, en we spreken maar van nieuwe strooming in de gedachten en gevoels wereld. Maar, dan moet ik bij die laatkomende getuigenissen ook even denken aan de onver wachte golven, die slap tegen het strand aan slaan, als het stoomschip midden op de rivier, dat de beroering in dit afgelegen stille vlak teweegbracht, reeds veel verder zijn baan door weerbarstige wateren ploegt en weer aan nieuwe stroomingen den oorsprong gaf. 't Zy'n als zooveel herhaalde echo's van beweging, of zoover zich vermenigvuldigend en nauw meer zichtbaar reflecteeren van geluid. Maar zonder ons in de oorzaken te verdiepen of de welgemeendheid in twijfel te trekken, te constateeren valt het, dat schilderyen van Jacob Maris thans algemeen mooi worden ge vonden. Dit is voor mij, die nog geen gelegen heid had een uitvoerige beschouwing over deze tentoonstelling te beëindigen, tevens een ge ruststelling. Het talrijk bezoek bewijst, dat het niet noodzakelijk is, door een omroepen de belangstelling er voor gaande te maken. Dat zy' bij hun mooi-vinden ook geen voor lichting noodig hebben, wil ik bovendien aan nemen. Maar toch, mededeelzaamheid verhoogt het genot, niet waar, en ik heb reeds te veel aanteekeningen voorhanden, om ze in een bespreking niet verzameld wenscben te zien. Ook daarom hoop ik dat de duur van deze eenige tentoonstelling, dit kleuren-concert, die tot 28 December was vastgesteld, verlengd moge worden. De inzenders zouden daardoor de publieke verplichting nog meer aan zich binden en het huldebetoon aan den grooten schilder tot in de 20e eeuw uitstrekken. W. S. P. S. Als een aanwyzer van het belangrykste, ongeveer, uit al het moois van deze verzameling, laat ik hier volgen een lystje van de nummers, die in my'n catalogus met een uitroepingsteeken werden voorzien. 32, 9, 41 39, 7, 25, 56, 10, 57. 64, 3, 14, 38, 67, 42, 83, 99, 51, 4 35, 84, 103, 112, 17. 68. 100,8,37, 75, 70, 59, 36, 20, 122,122», 123, 132,136 enz. Ik herhaal, dat dit een greep is uit het aantrekkelykste, waarbij ik volstrekt niet beweer dat al de ongenoemde nummers voor bewonde ring minder iri aanmerking komen. Benige kalenders w 1900. Telken jare tegen St. Nicolaas of Kerstmis kan men groote scharen kalenders bewonderen, van zeer uiteenloopend artistiek gehalte. Bij de meesten echter is de kalender byzaak en dient zij slechts als middel om op min of meer fraaie wy'ze de aandacht te vestigen op de firma die haar uitgeeft of wel om een reeks aardige prentjes te geven, waarvan dan een zeer klein gedeelte door dag en datumwijzer is ingenomen. Hoe kunstvol velen dan ook wellicht zijn mogen, uit zuiver bruikbaarheidsbeginsel zou men ze moeten afkeuren, daar doel en dui delijkheid het uitgangspunt moeten vormen, waaromheen de uitingen van het artistiek vernuft zich groepeeren. Op een afstand moet men de naam of letter der dag en het cijfer der datum kunnen lezen en hoe de verdere versiering ook opgevat is, dit zal toch de hoofdvereischte voor een praktische kalender blijven. Waar men dan ook tegenwoordig de meeste gebruikszaken gaat toetsen aan een logisch begrip, dat bestemming der voorwerpen, voorop stelt en waarbij de versiering uit de constructie volgt, daar geven ook enkele der Nederlandsche kalenders blijk, dat de ontwerpers zich in gedacht hebben, in de eischen die men aan een dergelijke, voor huis en kantoor vaak onontbeerlijke zaak, moet stellen. Een tweetal kalenders die ons ter bespreking werden toegezonden, kunnen we dan ook in varband met het bovenstaande, daar zy' in meerdere en mindere mate, toch vry duidelyk hun bestemming uitdrukken, eenigszins als navolgingswaardige voorbeelden aanmerken. Allereerst de uitgave der firma Scheltema & Holkema, waaiaan dit jaar de heeren Nieuwenhuis en Lion Cachet hunno krachten wy'dden. Beiden ontwierpen een zestal bladen die merkwaardige specimen zy'n van de zeer ver schillende wijze waarop deze artisten zich een begrip over versiering en versieringsmotieven gevormd hebben. Waar de heer Nieuwenhuis getrouw aan de natuur blijft vasthouden en zijn bloemen en bladen slechts tot symmetrische, in vlakke kleur gehouden, composities verwerkt, daar zijn de versieringen van den heer Cachet meer spelin gen van ly'n en kleur, combinaties van vormen, waaraan wellicht de natuur ten grondslag ligt, maar die door hun omwerking, geheel tot ornament zijn geworden. Zoo nebben beide versieringen hunne verdienste, waar de eene verwand schy'nt aan de ornamentaties van oude misboeken, daar draagt de andere het karakter der verfraaiingen, die priemitieve volken aan hun gebruiksvoorwerpen geven en die voortvloeien uit de samenstelling der dingen zelve. Tot de beste bladen van den heer Cachet HlflItlltlllllHIIIIIIUIIIIIIIIIMIIIHIIIIIIIlnlIIIII behooren zeker wel Mei, Juli en September, die boven de anderen in duidelijkheid uit munten, hoewel ze wat de cijfers aangaat niet geheel van nonchalance zy'n vry' te pleiten. Door kleurcombinaties van rood en diep blauw, zyn mooie effecten verkregen. Van den heer Nieuwenhuis, die uit de aard der behandeling de natuurlijke kleuren behield, kunnen we de bladen voor April, Juni en October als de meest geslaagde beschouwen, ze dragen over het geheel een zeer beredeneerd karakter. | Een andere kalender die wy ontvingen, is van den heer Rueter, wiens aanplak biljetten hier reeds vroeger besproken werden. l Zeer eenvoudig zoowel wat uitvoering als i behand ling aangaat, draagt deze kalender toch in zich, het type van ernstig wel doordacht werk. Het is een pogen om met betrekkelijk geringe kosten, met zeer simpel materiaal, een aan ge , naam geheel te vormen. De maandbladen, in i Turksch rood, op crèmekleurig papier gedrukt, dragen alleen de .cyfers en waar vakjes over waren, een kleine versiering die hiermede evenwicht houdt. Door touwtjes om het machinale der koperen pennetjes te vermyden, zy'n deze bladen op gewoon gry's bordpapier bevestigd, waarvan de kleur goed in overeen stemming is, met de rand, die het jaartal en' de letters der dagen bevat, en om de cyferbladen heensluit. Het geheel maakt, zooals we reeds zeiden, een eenvoudigen, maar voornamen indruk, geen rykdom, geen tinteling van vernuft, maar bescheiden, ernstige deftigheid. Het is een zeer juist beginsel, dat geleid heeft tot een kalender, die aan een goed uiterlyk, een groote bruik baarheid paart. En dit is iets wat we, zooals we reeds opmerkten, lang niet van alle verschy'nende kalenders kunnen getuigen. De uitgave der firma Scheltema & Holkema, zoowel als de kalender van den heer Rueter, kunnen zijn als voorbeelden, waarop andere artiesten wellicht hunne variaties zullen maken. R. W. P. Jr. loonirg. Maar uit Urbano moesten de mannen zijn, en de arme Luca, die zoo wanhopig was, dat hy wel van den hoogsten rotspunt in den afgrond had kunnen springen, voelde zich dankbaar jegens h-st lot voor zelfs dit kleine voorrecht, dat het aantal zijner mededingers beperkt was. In uw plaats," had Giovanni Sanzio het eens gewaagd aan signor Benedetto te zeggen : zou ik voor schoonzoon liever het beste karak ter gezocht hebben dat er te vinden is, dan den besten schilder; want, het zij met allen eerbied gezegd, mijn waarde, de grootste kun stenaar is niet altijd het grootst als mensen, en bij het hoekje van den haard hebben kleine deugden dikwijls de grootste waarde.'' Maar signor Benedetto had een gezicht gezet zoo hard als een keisteen, wel wetend welken jongeling messer Giovanni op het oog had, en op stuggen toon geantwoord: Ik heb in mijn bottega een groot kunste naar noodig, om mijn goeden naam op te houden. Mijn gezicht begint te verminderen, en ik zou niet gaarne het Urbino-porcelein achteruit zien gaan, terwyl Pesaro en Gubbio en Gastel Durante eiken dag meer bekend worden. Pacifica moet er den tol voor betalen, als men 't zoo noemen wil, dat ze de dochter is van een groot kunstenaar." j De ^herpzinnige Sanzio kon een glimlach niet onderdrukken over zoo'n ijdelheid. Hij, die een Andrea Mantêgna vereerde, vond deze zelfingenomenheid dwaze hoogmoed. Zonder verder een woord te zeggen ging hij hem, bij zich zelf denkend : Arme Pacifica! Was mijn i kleine Raphaël maar tien jaar ouder!" i Hij, die niet vooruit kon zien in de toe komst... de wondervolle, ongeëveraarde toe komst, die zijn zoontje wachtte, wenschte niets beters voor hem dan een vreedzaam schildersleven, onder de schaduw van het paleis der Montefeltro's !... j * * l * Intusschen waar denkt gij dat Raphaël was V Den halven dag, of den heelen dag, en tllllllUIIIIIIIIIHHHflIHIIIIIII Spettatoriale Vertoogen, van dr. L. KNAPPERT. Haarlem, Tjeenk Willink. Justus van Effen is toch oppentop 'en Hol lander geweest. Telkens weer lees je iets dat of onder zijn spectatoriale vlag vaart of ten minste in zy'n trant geschreven is en dan vraag je eindelik bij je zelf: «Wanneer zou dat nu toch eens overbodig worden, dat ons volk op de meest gewone ondeugden en onhebbelikheden gewezen moet worden ?" Maar 't blijft 'en verzuchting, want telkens weer weet je dat het noch hoog nodig is er eens weer op te wy'zen. Maar dan ook ga je eens verge lijken de manier waarop de vertogen geschre ven zy'n, de stijl. Nu wordt de vertoog-stijl van Justus van Effen heel aardig door dr Knappert in 't begin van z'n eerste stukje »Te veel hooi op de vork" weergegeven : «Wanneer ik onlangs ... met den trein naar mijne woonplaats terug reed, werd mij van een heer, die onderweegs was ingestapt, verzocht het raampje aan my'ne zy'de te willen optrekken, omdat de koude luchtstroom hem hinderde. Daar ik menigmaal opmerkte, dat de belangen derzulken, die vree zen koude te vatten, gaan boven die van hen, welke van de benauwheid hoofdpyn duchten, stond ik het verzoek, met zooveel beleefdheid als mij mogelijk was, toe. De heer, deze vriendelykheid als eene welkome aanleiding tot gesprek beschouwende, deelde mij mede" enz. Zie, dat is voqp ons stijf, deftig, on-hollands Hollands met z'n tussenzinnetjes enz. En men kan niet anders zeggen, bij het lezen van de sty'l van .Dr. Knappert, als dat die daar tot 'z'n voordeel by' afsteekt, meer naar onze zins begrippen zich richt en minder naar Franse of andere modellen. Of nu de beeldende kracht, het juist-pakken van de Hollandse volksuit drukking, het tiepeeren van ons volksleven ook aanwezig is by Dr. Knappert in die grote mate als by' van Effen, dat betwy'fel ik wel. Zeker er worden hier en daar in noch al gewone taal ??ook tafreeltjes uit het volle mensen leven verteld als de historie van Lieuwkje (342 B W) en gesprekken bij bezoeken over Nare huizen, maar Justus van Effen wint het. Nu, het is de schrijver vermoedelik ook meer te doen om de inhoud, de strekking van z'n werk, dan om in dit werk artistieke roem te behalen. En wat die strekking betreft, ieder kan er dunkt me wel iets uit leren, al wou ik zo graag nog iets anders. Zie dr. Knappert is prediekant en zijn preken zullen, stel ik mij voor, in de kanselsty'l geschreven zijn, als hy' ze opschrijft. Maar dan maakt het levende woord van de spreker, dat de hoorders daar weinig hinder van hebben; dan verandert hij al sprekende iets om wat hij te zeggen iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiii lederen dag, telkens als hij er kans toe zag ? Waar denkt gij dat hy was V Wel in het zolder kamertje van Luca, voor een kan en schotel bijna zoo groot als hijzelf. Het zolderkamertje, was een tochtig, naar vertrekje, onder de dak pannen, in het huis van maestro Benedetto. Elk zijner leerlingen had een eigen kamertje, op zolder voor hem afgeschoten, een gunst, waarvoor Luca nu dubbel dankbaar was, want zonder dit vertrekje had hij het engelachtige kind niet kunnen verstoppen. En het geheim dat Raphaël hem in het oor gefluisterd had, dien dag van wanhoop was geweest: Laat my het probeeren l" Lang had Luca geaarzeld; ja, alleen uit groote liefde voor het kind en uit eerbied voor zijn ernsr, had hij zich weerhouden hartelijk om zulk een voorstel te lachen. De kleine Sanzio, pas zeven jaar geworden, een majolica kan en schotel schilderen voor den Gonzaga van Mantua l 't Was al te dwaas ! En niets bad hem ernstig doen blijven dan het hoog gevoel van zelfvertrouwen, dat uit den toon van het ventje sprak, het voorname zelfbewustzijn van den kunstenaar. Toe, laat mij het beproeven!" drong het kind telkens weer aan. Hij zou het aan niemand zeggen; alleen Luca zou het weten. Als het niet ging welnu, dan was enkel het porcelein bedorven en moest hij dit betalen. Dat kon hij doen ; had hij niet twee ducaten, die de hertog hem gegeven had, toen deze zijn vader's schet sen was komen zien voor de altaar-fresco's der San Dominco Ai Cagli ? Zoozeer was het den knaap ernst, en zoo intens was Luca's wanhoop, dat hy aan de smeekingen van het kind gehoor gegeven had. Ik kan toch nooit iets doen", dachchij, bitter gestemd, terwijl hij zijn lompe, leelijke schetsen bekeek. En soms doen de heiligen wonderen met de hulp van engelen !" 't Zal geen wonder zijn", zei Raphaël, die hem dit in zich zelf had hooren prevelen, ik zal het gedaan hebben, en dat wat Onze Lieve Heer in mij gelegd heeft." (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl