Historisch Archief 1877-1940
S? 'T:"-* T
No. 1174
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAME£.
0?er opzettelijke en gedwongen ventilatie.
(Slot).
Reeds is er op gewezen dat behalve door de
temperatuur van de kamerlucht te rerboogen,
de tachel nog direkt de ventilatie bevordert.
Met de rookgassen verlaat door den schoorsteen
een deel der kamerlucht bet huis, die natuurlijk.
door vereche lucht wordt aangevuld. Hoe
groot deze hoeveelheid is, hangt af van het
systeem kachel dat gebruikt wordt. Hoe meer
trek er in den schoorsteen is, hoe meer kamer
lucht er wordt medegesleurd.
In dit opzicht hebben de ouderwetsche haar
den alles voor, en de nienwerwetsche vulkachels
veel tegen. De eigenschap die deze laatsten
in zoo korte jaren naam heeft doen verwerven,
is hunne zuinigheid. Er wordt weinig brand
stof in verbruikt. Maar het natuurlijk gevolg
daarvan is, dat zij ook weinig lucht verbruiken.
Een bepaalde hoeveelheid turf of steenkool, heeft
een bepaald volume lucht noodig om te kunnen
verbranden. Deze regel brengt men in praktijk
door bij de vulkachels den luchttoevoer te be
perken; daardoor beperkt men de verbranding
en de warmte-ontwikkeling. Maar hoe minder
lucüt de kachel inzuigt, hoe minder de kamer
verlaat, en, hoe minder versche lucht er in
binnendringt. Haarden daarentegen kosten mas
sa's brandstof, verbruiken dus ook een groote
hoeveelheid lucht, die zonder de minste belem
mering in het open vuur treedt en dit doet
vlammen. Zoo ontstaat in den schoorsteen een
flinken trek; wel is waar gaat er veel warmte
met de rookgassen het huis uit, maar meteen
een groote overmaat lucht, die niet voor ver
branding noodig is, maar eenvoudig mechanisch
wordt medegesleurd, en plaats maakt voor vnrsche.
Veelal meent men dat de benauwde atmosfeer in
een kamer waar een vulkachel staat, een gevolg is
van het «stinken" van de kachel. Dat is niet het
geval. Maar door het vervangen van een haard,
of potkachel (die het midden tusschen de twee
houdt) door een vnlkachel, heeft men een uit
stekende ventilatie'inrichting weggenomen. De
nieuwe kachel stinkt niet, maar verwildert de
stank niet langer, zopals de oude deed. Men
tracht de atmosfeer dikwijls te verbeteren door
een bakje met water op het vuur te zetten,
en zoo althans de lucht niet te laten uitdrogen.
Dat is maar een halve maatregel. Want het
is niet genoeg dat lucht vochtig is; ze moet
frisck xijn, en dat is volstrekt niet hetzelfde.
Wie een haard laat wegnemen en zich een
vnlkachel aanschaft, maakt dus aan een der
oorzaken van natuurlijke ventilatie een einde.
Daar is niets tegen, daar is zelfs veel vóór, als
hij maar weet dat hij dat doet, en dus begrijpt
nu misschien kunstmatig de lucht te zullen
moeten ververschen. In dat geval gaat hij erop
vooruit. Dikwijls valt het moeilijk n» te gaan
of de lucht, die door natuurlijke ventilatie in
de kamer komt, wel zuiver is, omdat hare
herkomst niet precies bekend is. Bij aanleg
van opzettelijke ventilatie-inrichtingen, zorgt
men er natuurlijk voor dat de versche lucht
aangevoerd wordt van een plaats waar de
atmosfeer zuiver is. Bovendien heeft men,
indien de gedwongen ventilatie behalve door
poriën, door spleten en gaten geschiedt, dikwijls
last van tocht. Door juiste keuze van de
ligging der aan- en afvoeropeningen bij een
kunstmatig ventilatie-systeem, kan de mogelijk
heid van tocht geheel worden buitengesloten.
Ten slotte krijgt men het in zijn macht de
hoeveelheid versche lucht die in de kamer
komt, te regelen, m. a. w. haar ten allen tijde
voldoende te doen zijn.
Er zijn twee principieel verschillende metho
den van kunstmatige ventilatie. Men kan of
verontreinigde lucht uit de kamer wegzuigen,
of frissche erin blazen 1). In het eerste geval
zorgt de motor voor den afvoer der lucht,
bevindt zich dus achter de door den luchtstroom
te ventileeren ruimte, in het laatste geval be
zorgt hij den toevoer en bevindt zich in de
richting van den luchtstroom vóór de te
ventileeren ruimte. De tweede methode verdient
meestal de voorkeur, omdat men door haar toe
te passen in het bijzonder het oog kan houden
op de herkomst der versche lucht, dus op haar
reinheid. Om de wegstroomende lucht behoeft
men zich niet te bekommeren. Bij het eerste
systeem daarentegen, wijst men juist ha&r den
weg, maar let er gewoonlijk niet op vanwaar,
en langs welke -wegen de lucht toestroomt.
Doei men dat wel, legt men opzettelijk kanalen
aan waardoor de kamer de benoodigde lucht
kan binnenzuigen, dan bestaat er tegen het in
praktijk brengen dezer methode geen bezwaar.
Een andere vraag, zeker van niet minder
Flügge, Grundriss der Hygiëne.
FEUILLETON.
IIMIIIIII11IIIIMI1I
IIHIIIIMIIIIIinillUH
Een lde in
«Madame entrez, s'il vous plait. Seulement
pour voir, rien nfi vous oblige d'acheter!" Zoo
werd ik in de straten van Stamboul en in den
Grooten Bazaar elk oogenblik staande gehouden
door vriendelijk lachende Armeniërs, wier don
kere oogen en lokken voordeelig afsteken bij
den rooden fez dien zij dragen. Zooveel mo
gelijk er mij met een vriendelijk woord of een
grap afmakende, immer met de belofte «de venir
une autre fois," was 't mij tot dusverre gelukt
aan hunne verleidelijke aanbiedingen weerstand
te bieden, totdat ik op een mooien dag, toen
ik mij weder, vergezeld door mijn dragoman, den
braven Constantinides, verlustigde in het bonte,
veelkleurige Oriëntalisohe leven, de zwakheid
had, om vertee der d door de innemend lachende
oogen en den mond die mij toeriep: «pour voir
senlement, madame, pour voir." een winkel
binnen te gaan. In den achterwinkel gekomen,
waar licht brandde, dat de schitterende kleuren
en borduursels op zijn voordeeligst deed uit
komen, werd 't mij zoo prettig mogelijk ge
maakt. Een mooi, ingelegd stoeltje werd mij
als zetel aangewzeen een dito tafeltje naast mij
gezet, en mijn vriendelijke Armeniër begon
zijn schatten voor mij uit te spreiden. De
eerste zeer kleine kleedjes die ik zag, deden
mij verklaren, (wat ook werkelijk het geval is),
dat wy dit in Holland even zoo en mooier
hadden. Maar nu werd hij in zijn eer getast
en haalde hij op wit fluweel met goud en
zilverdraad geborduurde vierkante kussenover
trekken te voorschijn, die werkelijk prachtig
waren. De schelm zag aanstonds dat ik half
overwonnen was, en snel roept hij een confrère
belang, is, waar de ventilatieopeningen moeten
worden aangebracht. Dit hangt van allerlei
omstandigheden af. Als de temperatuur in de
kamer en die van de lucht welke men erin
voert, ongeveer even hoog zijn, verdient het
aanbeveling door openingen onder in deneenen
muur de lucht binnen te laten, en door ope
ningen boven in den tegenoverliggenden haar te
doen ontwijken. Maar eigenlijk alleen des
zomers verkeert men in dit geval. Men noemt
daarom deze methode wel «zomerventilatie." In
koudere jaargetijden zou zij te veel tocht ver
oorzaken. Om aan dit bezwaar te gemoet te
komen, brengt men de openingen, waardoor
versche lucht naar binnen treedt, boven de
hoofden der menschen aan, en zoodanig, dat de
richting der binnenstroomende lucht een
ppwaartsche is. De kracht van den tochtwiud
wordt dan tegen den zolder gebroken, en als
nu in het onderste gedeelte van den tegenover
gestelden wand openingen worden aangebracht
waardoor de bedorven lucht weg kan, verkrijgt
men in de kamer een gelijkmatige verplaatsing
der lacht van boven naar beneden. Dit systeem
draagt den naam «Winterventilatie." Duidelijk
is, dat het volstrekt niet voldoet indien boven
in de kamer bronnen van verontreiniging zijn,
die meteen veel warmte geven, en dus den
neergaanden luchtstroom tegenwerken door een
opgaande te veroorzaken, zooals b.v. gaspitten
doen. In dat geval is het doelmatig den toevoer
beneden, den afvoer boven te maken. Wij krijgen
dus eigenlijk weer zomerventilatie, maar nu
met dit verschil, dat de koude lucht beneden
binnen gelaten wordt door een groot aantal
kleine openingen, zoodat er geen tocht kan
ontstaan, of wel, dat ze van te voren een
weinig verwarmd wordt. Wil men deze vóór
vdór-warming der ventilatielucht zoover drijven
dat ze voldoende is om de kamer op temperatuur
te brengen, wil men dus een combinatie van
centrale verwarming met veutilatie-inrichting,
dan moet men even goed voor verdeeling van den
luchtstroom door veel kleine openingen zorgen,
als wanneer koude buitenlucht wordt binnen
gelaten. Warme tocht is even onaangenaam
als koude.
Behalve de twee beschrevene, zijn er nog
tallooze systemen van ventilatie. Onder deze
omstandigheden moet een wijziging zus worden
aangebracht, in dat geval een verandering zóó.
Wij meenden te mogen volstaan met op het
onderscheid tusschen de twee belangrijkste
methoden de aandacht te vestigen.
C. F. L.
Geloof (?) *)
(Een woordje aan A. de Savornin Lohman.)
Tot welke der twee categoriën van menschen
A. de S. L. mij gelieft te rangschikken, tot
de >kwaadwilligen of de dommen", moge de
schrijfster van «Geloof" weten voor my
staat vast, dat uit dit haar jongste werk beslist
haat en verbittering spreekt. Als bewy's kan
dienen hetgeen gezegd wordt op pag. 122, dat
n.l. »het eenig goed, dat de uiteengespatte
Protestanten nog onderling ais geloofsartikel
(waar staat dat art. te lezen ?) gemeen hebben,
de haat tegen de R. C. Kerk is."
Sterker en meer overtuigend kan het wel niet!
By de aangehaalde uitspraak der schrijfster
sluit zich zeer passend aan hetgeen zij op
pag. 124 beweert, dat n.l. »de eene protestant
den ander de opgedreunde gemeenplaatsen
nabaauwt, zonder gich ooit de moeite vanper
soonlijk onderzoek te geven van de leer der
R. C. kerk." Onnoozeler kan 't wel niet gezegd
worden onbeschaamd daarbij wordt het,
wanneer 't op dezelfde bladzyde aldus heet:
«het verwaterde protestantisme verby't en vereet
zich in onnoozele godsdiensttwisten en theolo
gische haarkloveryen."
Gy, Anna de Savornin Lohman, schy'nt U
de moeite nog niet gegeven te hebben van
?persoonlijk onderzoek" van dat Protestantisme,
dat juist geen godsdienstgetwist en geen the
ologische haarkloveryen wil, maar dat naar
't voorbeeld van Jezus slechts deze twee zaken
zoekt: vroomheid van hart en humaniteit
En wat nu den naam van Uw boek betreft
ik heb als my'n oordeel ergens uitgesproken,
dat het beter had kunnen heeten «Zonder
Geloof," en ik houd die bewering nog staande.
Gy noemt uw boek een boek van Berusting . ..
ja, maar er is tweeërlei berusting: »het leven
te leven als eene noodzakelijkheid zonder
illusies, zonder klagen totdat wy' afgelost
worden, een leven zonder geluk, omdat het
moet" is eene berusting die overeenkomt met
[llinilflIIIHtHHHHINniHHINIIHIIIIIIIHIIIIItlllttlllllllllllMK
in het Grieksch of Turksch iets toe, waarvan
het gevolg was, dat in minder dan geen tijd
een kopje Turksche koffie benevens een glas
water voor mij stonden. Eu EU was ik dan
ook vrrloren! De handel begon. Ik vroeg mijn
dragoman, Constantinides, een zeer
vertrouwbaar man, in het Duitsch hoeveel ik af kon
dingen ongeveer; deze zeide mij: //koop twee
stuks voor een derde minder, dan hij voor n
vraagt; maar begin met minder te bieden."
Mijn Armeniër, die wel Fransch maar geen
Duitsch sprak, opende sa. het vuur, en nu volgde
er een alleraardigste schermutseling die zoo wat
drie kwartier duurde. Hij kwam onophoudelijk
af, wrong zich met ten hemel geheven handen
in allerlei bochten en deed de plechtigste ver
zekeringen ; maar alles met een lacheneten trek
op 't gelaat. Ik bleef «deun", kwam telkens
een franc naderbij, totdat ik mijn maximum
bereikt had, en wij eindelijk den koop eens
waren.
Toen het beklonken was, dacht ik nu eens
iets voordeeligs gedaan te hebben; maar daar
vereert hij mij een zilver vergulde Turksclie
broche, die ik als een souvenir aan hem moest
dragen, en nu begreep ik, dat ik het nog
veel te duur betaald had! Maar 't avontuur had
mij te zeer geamuseerd, dan dat ik berouw
over den koop kon gevoelen. Deze met zilver
en gouddraad geborduurde stoffen worden door
de vrouwen aan huis of in particuliere ateliers
vervaardigd, zoodat men, daar geen toegang
hebbende, dien arbeid niet kan gadeslaan. Even
wel wilde ik gaarne eens zien wat vrouwen en
meisjes in Stamboul arbeiden, en door de wel
willendheid van Hadji Kaffar, den bezitter van
het oudste tapijtenmagazijn aldaar en eigenaar
eener zoogenaamde weverij, werd ik in de ge
legenheid gesteld deze te bezoeken.
Door allerlei bochtige, slecht of niet
noemenswaard geplaveide straten die steeds bergop
waarts leidden, reed ik, weder vergezeld door
bukken voor de overmacht van het ^geheim
zinnig iets, dat misschien God heet, misschien
Toeval is."
Tegenover dit berusten, omdat het moet,
staat een ander, dat niet anders is als een
vast vertrouwen in Je Liefde en Wysheid eener
Albesturende Macht, geen gedwongen, maar
een vrijwillig d. i. een geloovig berusten, dat
gepaard gaat met en bron is van het hoogst
geluk !
Naarden, 19 12-'99. Ds. F. W. DRIJVER.
*) Zie ingez. st. van A. d. S. L. in vorig
nummer van dit blad.
immiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMHimimiiiMM
? De Frondeuses. Het Grieksch eostuwm.
Tijgerjageres en reizigster. ? Jonge
meisjes en mama's. ? De
damesregeering in Nieuw-Zeeland. De
season. Het feminisme in Italië.
Op het tweede jaarfeest van het feministische
Pary'sche blad de Fron.de, is gebleken, dat
vrouwenvraag, vrouwenbelangen, vrouwen
directie lang niet altoos, zooals velen
meenen, elegance en bekoorlijkheid behoeven
uit te sluiten. Er was groot toilet gemaakt,
het tout-Paris littéraire et artistique, met de
haute finance vereenigd, was opgekomen; er
waren mooie en coquette vrouwen in de salons
van het kleine hotel in de rue Saint-George,
waar rozen en misteltakken afwisselden. De
electrische kronen in de hall waren in touffes
en rozen en »gui" verborgen ; daar ontving de
beminnelijke blondine, Marguerite Durand,
directrice der Fronde, omringd van haar redac
tie. In bleek blauw ciêpe de chine, ryk ge
borduurd, een guirlande van donkere violen
van als mouw op den eenen schouder, een collier
diamanten en turkooizen om den (beroemden)
hals, en daarbij behoorende sterren in het
blonde haar, vormde Mad. Durand een middel
punt waarop de frondeuses trotsch konden zyn.
Ook een blondine is Mad. Brémontier, in
zwarte tulle met stalen pailletten; men zou het
haar onschuldig gezicht niet aanzien, dat zij
reporter is, en onder anderen van het proces
te Rennes heel scherpe verslagen geleverd
heeft; slank en donker, en nog heel jong naar
het scheut, is Mad. Fournier, die 's nachts tot
2 uur op het redactiebureau zit. De elegance,
het beminnelijke en pikante der frondeuses
was voor vele Pary'zenaars een verrassing. Mad.
Séverine was wit gepoederd by een
Pompadourtoilet.
Ook voor de opluistering der soiree had
men zich voornamelijk tot dames gewend ; de
schoone Germaine Gallois droeg chansonnetten
voor; eenige leden van het Théatre Francais
speelden eene saynète van Jeanne Marni; Mad.
Richard van de opera zong groote aria's; in
de hall was eene Oostenrijksche dameskapel
opgesteld om het dansen te begeleiden. Het
feest was een werkelyk succes mondain.
* *
*
In de muziekkroniek van den Temps spreekt
Pierre Lalo apropos van de opvoering van
Giuck's Orphée over het Grieksch costuum op
de Parijscbe theaters. Ondanks den vooruit
gang sinds Talma is hy niet tevreden.
«Als een Griek op aarde terugkeerde, en
men hem de kleeren van Antigone ofPyrrhus
liet zien, hy' zou niet weten wat hy' zag of
hoe hy' er mee moest omgaan. Hy zou ver
stomd staan over die mouwen, die aansluitende
corsages, die onbewegelyk gemaakte draperieën,
zonder uitdrukking, eens en vooral aan schou
der of heup opgehangen, zooals men een
portière of gordyn vasthaakt. Toch is er te
Pary's wel een gelegenheid om daaromtrent
ingelicht te worden.
Aan de Ecole des Beaux-Arts staat de heer
Léon Heuzey op vaste uren zijn vernuttige,
geleerde en onderhoudende colleges te geven
over het antiek costuum; het is te betreuren,
dat men er onze Phèdres en Electras zoo
weinig ziet komen luisteren. Ze zouden er
nuttige waarheden kunnen leeren, onder anderen
dat hetgeen de naaisters en costumiers hun
leveren, leely'k, pretentieus en kleingeestig is,
zoodra men het met het echte costuum
vergely'kt. En wel juist omdat naaisters en
costumiers het gemaakt hebben.
Het costuum der Grieken kent geen naden;
het is een vierkant stuk doek, zooals het van
den weefstoel komt; het heeft geen vorm op
zich zelf, daarom neemt het zoo natuurlijk en
krachtig en vol uitdrukking den vorm van den
drager aan, van zyn gebaar, van zijn gedachte.
Het spreekt mee, het vervormt zich met iedere
beweging, het vertolkt in zy'n draperie gevoel
iiniiiiiiiiiiiiiiniiiuii
itiHiiiiiiiiiiiiimiHimiiiiii
Constantinides en een jongen Griek Dimitri
geheeten, procuratiehouder, die ons uit naam van
Hadji Kaffar bij den directeur zou introduceeren,
naar boven. Eindelijk na verloop van een
twintig minuten en na geheel door elkander
geschud te zijn, hield bet rijtuig stil, en werd
de deur van een echt Turksch huis door een
bejaarden Turk, den directeur zelf, Hadji
Abdoullah, geopend. Met een beleefde, vriendelijke
handbeweging noodigde hij mij uit binnen te
komen, en ik volgde hem over een soort binnen
plaats naar een houten gebouwtje, waar een
vriendelijk uitziende jonge dame, Mlle Smaro
Antoniades, de directrice, ons ontving. Jammer
genoeg kon ik mij met het jonge meisje, dat
gedecoreerd is mtt de gouden medaille des
Beaux-Arts in Constantinopel, evenmin onder
houden als met Abdoullah. Hoeveel weefge
touwen er waren weet ik niet precies, maar
de kleine ruimte was er geheel door ingenomen,
want door de gespannen draden zag men weder
anderen opdagen. Een honderdtal kleine meisjes,
de jongste zeven jaar oud, zaten op lage ban
ken voor de gespannen draden, die over rollen
loopen en van de zoldering tot den grond reiken,
druk bezig met de kleine, vlugge vingers de
wollen draden volgens een patroon vast te
knoopen en dan aanstonds den draad weder af
te snijden.
Allerhande kopjes zag men daar, Turkinnetjes,
Griekinnetjes, Armenische enz., allen zusterlijk
vereenigd en zoo druk bezig, dat zij zich ter
nauwernood den tijd gunden mij even toe te
lachen. Vogelvlug tooverden de kleine vinger
tjes de ingewikkeldste patronen op de draden,
meest patronen naar oude voorbeelden, maar in
verscheidene van die intelligente kopjes, ont
staan meermalen nieuwe figuren en arabesken,
die de vingers dan in het tapijt tooveren, en
waardoor de grillige figuren ontstaan, die ons
menigmaal zoo aantrekken. Alles, van het span
nen der draden, het kleuren van de
oorspronkeen hartstochten welsprekender dan het naakt
gebaar zelf; het bezit de edele waarheid van
alle natuurlijke dingen. Wat zouden onze
groote actrices niet een party' kunnen trekken
van die vrije, soepele draperie, rythme en
uitdrukking der plooien naar haar lust in
harmonie brengend met de rythme en uitdruk
king der verzen, die harmonie van muziek,
poëzie en plastiek weervindend, die een der
schoonste gloriën was van het Grieksch tooneel!"
De heer Lalo zegt het heel mooi, maar juist
om hetgeen hij opnoemt, het bestudeeren en
gebruiken van het klassiek costuum, zy'n de
groote actrices der laatste halve eeuw geprezen.
Agar en Sarah Bernhardt, Rousseil, Bartet,
Segond-Weber, Dudlay, en nog vele anderen
hebben aan het drapeeren van het Grieksch
costuum, aan het opwekken van de herinnering
aan Grieksche beelden en gestalten, een deel
van haar roem te danken; men kan by'na
beweren dat zy den heer Heuzey in kennis
ervan naby' gestreefd hebben.
* #
*
Een Engelsche dame, miss Grahame, heeft
in de jungles van Deccan ty'gers geschoten,
gely'k eene vriendin van haar in The Lady's
Realm verhaalt; en een Fransche dame, mad.
Isabelle Massier, heeft haar impressies over
het binnenland van Burmah aan de Revue des
deux Mondes meegedeeld.
Miss Grahame heeft minstens drie tijgers zelf
geschoten ; het tijdschrift heeft ook een plaatje
van haar, in knickerbockers, een lange dunne
jas van groene stof met veel zakken erin,
handschoenen aan en een grooten ronden hoed
op, in een boom met het geweer op de loer
zittend. Volgens haar opgave droeg zy
intusschen op jacht meestal een helm met natten
doek erin op het hoofd en een paar glac
handschoenen, waarvan voor een deel de vingers
afgeknipt waren. Het verhaal van haar eersten
ty'ger is niet zonder emotie. De drie jagers
zaten in drie hoornen, terwyl de dryvers het
wild opjoegen. Eindelyk passeerde de ty'ger,
een prachtig dier, op tien pas van den boom
waarin de kapitein zat. De kapitein schoot
en trof hem in den rug. Toen schoten de
kapitein en miss Grahame en misten hem beide.
Dan vervolgt de dame:
«Dat was hem teveel. In een oogenblik
maakte hij een sprong in het rond, bliksemsnel,
galoppeerde naar den boom, sprong ter halver
hoogte er tegen op en gleed toen zoo vlug en
gemakkelijk als mogelyk was verder naar boven.
Zal ik ooit weer zulk een vreeselyk oogenblik
kennen? Ik zag het reusachtige en dreigende
lichaam den boom opklauteren, vlugger dan
een kat; ik zag my'n armen vriend overeind
vliegen, beide loopen afgevuurd en weerloos!
Zy'n hand was op den rand van den machdn,
en de muil van den ty'ger, er over heen slui
tend, scheurde een van zy'n vingers tot op het
been achterover er af. Maar tegelyk bood de
rug van den ty'ger, terwyl hy' den boomstam
omvatte, een wel moeielyk, maar toch niet
onmogelyk schot. Ik had nog een loop geladen,
het. was ongeveer 80 yards. Ik vuurde, en
heb nooit den hemel zoo innig gedankt als
toen ik den ty'ger onmiddellyk zag loslaten
en uit den boom vallen. Toch, als met de
negen kattenlevens was hy niet dood; hy'
wandelde weg en verdween. Wy' durfden hem
niet na te gaan, op het gevaarlyk terrein,
terwy'l hy gewond en in doodstryd was. Den
volgenden morgen vonden wy' hem koud en
verstijfd, een prachtigen mannetjestyger, zwaar
en breed, met enorme pooten en snorren,
«a splendid great cat".
De tweede tyger was een menscheneter ; een
gestreepte. Hy kwam regelrecht opdejageres
aan, die hem in den kop schoot en op zijde
sprong; haar geweer werd met het bloed van
den ty'ger bespat.
Den derden schoot zy uit een boom; de
emotie ging er toen reeds af. De drie vellen
zy'n natuurlyk miss Grahame's kostbaarste her
innering.
Mad. Massier heeft geen gevaarlijke reis ge
maakt ; zy' beschrijft tempels en landschappen.
De Burmanen zy'n ook lang geen ty'gers, een
goedgehumeurd tevreden volk, wel wat lui en
zorgeloos, maar beschaafd, goede handelaars,
coulant, spraakzaam en luchthartig. Vooral de
vrouwen zy'n er goed opgevoed, vroolyk en
vry ; een contrast met de Chineesche en
VoorIndische.
* »
#
Miss Clara E. Collet schrijft in de
Contemporary het een en ander over »de grenzen van
leeftyd voor de vrouw"; wat zij beweert is
voor ons land even waar als voor Engeland.
«Honderd jaar geleden eischte men van
tllllllllllillllllllUIIIIIIIIHIIIHIIlllllllllllllllHIIIIUIIIIUIIIIHIMUi
lijk dikke, witte wollen draden tot het afwerken
toe, doen deze kinderen zelve. Er is wel een
teinturier aan de onderneming verbonden, die
de verfstoffen gereed maakt, evenals een
dessinateur, maar mijns inziens doen deze kinderen
met hun fijne intuïtief gevoel voor kleur en vorm
veel meer. De vader der directrice, George
Antoniades, is als teekenaar en All Ousta als
teinturier aan de onderneming verbonden.
En hoe vlijtig werkten deze kinderen door,
zonder zich door de tegenwoordigheid eener
vreemdelinge te laten storen. Ik ging op een
bank naast een der aardige kopjes zitten en
tikte de kleine eens op de wang, de eenige
manier om mij met haar te onderhouden, maar
hoewel zij vriendelijk lachend mij toeknikte,
werkte zij even ijverig door, van half zeven
's morgens tot zonsondergang, voor wat zij bij
ons een minimumloon zouden noemen. Elke
wollen draad in een Perz;sch tapijt wordt af
zonderlijk vastgeknoopt op een wijze, dat zij er
niet uitgetrokken kan worden, en dan met een
mesje afgesneden. Natuurlijk zijn de draden dan
niet alleen even lang, maar nadat er eenige rijen
afgemaakt zijn, wordt met een scherpe schaar
het laatste werk gelijk geknipt met het vorige.
Dus alles is handenwerk.
Deze weverij is de eenige die in Stamboul
bestaat en ik de eerste Europeesche die haar
bezoek. Weldra zal zij echter een groote uit
breiding ondergaan. De directeur Hadji Abdoul
lah toonde mij het terrein dat voor den aanbouw
van het nieuwe gebouw bestemd is en waar dan
ruimte zal zijn voor vier a vijfhonderd meisjes
en vrouwen.
Twee maanden is de tijd die er gerekend
wordt orn werksters te vormen, en dan komt
het op de intelligentie der kleinen aan of zij
intuïtie genoeg hebben om zelve patronen te
creëren.
Toen ik volgens mijn meening lang genoeg
had rondgekeken, gaf ik eenig geld aan de
meisjes van zes en acht jaar, dat zij een ge
vormd karakter en goede manieren hadden;
dit vindt (en eischtj men nu niet by meisjes
van twaalf en veertien. In honderd jaar dus
is de leeftyd van kinderlijke on
verantwoordelykheid van zes tot twaalf gebracht; die zes
jaar mogen ze nu gebruiken om verbeelding,
persoonlijkheid, gedachte en wil te ont
wikkelen."
Maar in de laatste twintig jaar is er nog
meer veranderd.
»De plichten van het jonge meisje zy'n ver
anderd. Vroeger wachtte men van een jonge
dame van achttien, dat zij haar zwakke moeder
de zorgen der huishouding zou helpen ver
lichten, en het zonnetje in huis zou zy'n voor
den somberen levensavond van haar bedaagden
vader. Maar de moeders in 1899 hebben niet
den minsten lust om afstand te doen van
's werelds drukte en op de sofa te gaan liggen,
en de papa's hebben maar enkele avonden
amusement thuis noodig. De moeders van onze
dagen van 40 en 50 en ver daarboven voelen
zich niet oud en zien er niet oud uit; als het
dochtertje haar van huiselyke zorgen ontlasten
kan, gaan zy andere bezigheden zoeken, en
willen hare krachten nog liever ten algemeenen
nutte besteden dan ze ^ongebruikt laten."
* *
*
In een artikel in de National Review geeft
de heer J. Mac Gregor, lid van het Hoogerhuis
in Nieuw-Zeeland, waar zooals men weet, de
vrouwen het grootste aandeel in de regeering
hebben, een voor haar niet gunstig getuigenis.
»De opmerkelykste karaktertrek van ons par
lement is zy'n volkomen onderworpenheid aan
den wil van een tyranniek leider; ten opzichte
van bekwaamheid, welopgevoedheid en ervaring
is het treurig achteruitgegaan, terwyl het
algemeene peil van politieke levenskracht veel
lager is dan voorheen. Nooit te voren kon
in de geschiedenis onzer kolonie de politiek,
zooals nu, gekenschetst worden als georgani
seerde eigenbaat en omkooping."
Men weet dat schrijvers en sprekers over
politiek gewoonly'k niet bang zijn voor groote
woorden; de heer J. Mac Gregor meent dat
de verschillende nieuwigheden in
NieuwZeelands staatsinrichting (ook gedwongen
arbitrage en andere maatregelen) aan andere
staten als een «waarschuwend voorbeeld" zullen
strekken om er zich van te onthouden.
Over de Londensche Season wordt in
Blackwoods Magazine medegedeeld, dat dit jaar de
drukke tyd korter duurde dan anderen jaren ;
maar hy was dan ook drukker en rumoeriger
dan ooit te voren. Er is veel Amerikaansch
geld en Amerikaansche glans geweest; de
beJangsteJling voor de wedrennen was grooter,
die voor de roeiwedstryden minder dan
vroeger.
De opera was zeer in de mode; er is meer
gedanst dan het vorige jaar, maar toen was
dat ook by'zonder weinig geweest. Er zy'n veel
fashionable engagementen gestoten, maar lang
niet allen zullen tot een huwelyk leiden; dat
is niet meer zoo vast als vroeger. Eene mode
verandering is te bemerken in de diners ; men
gaat ze meer en meer buitenshuis geven, in
chique hotels, dat is gemakkelyker, niet duurder,
en vry'er voor gasten en gastvrouw. De kosten
voor toiletten zy'n dit jaar tot een ongekende
hoogte opgevoerd.
* *
*
In de Contemporary is een artikel van de
siguora Dora Melegari over de positie der
vrouw in Italië. Deze schy'nt in vergelyking
met het overig Europa nog heel achterlyk te
zy'n; natuurlyk is het reusachtig verschil
tusschen Zuid- en Noord-Italiëvooral op dit
punt heel sterk. In de kleine steden van
Zuid-Italiëkomt een vrouw niet op straat
zonder het geleide van een heer of een duenna.
Een belangry'ke reden houdt trouwens emanci
patie en feminisme in geheel Italiëtegen:
er zy'n geen ongetrouwde oude juffrouwen;
Italiëheeft veel meer mannen dan vrouwen.
Een gevolg hiervan is, dat ook de pogingen
van buiten om meer verlichte denkbeelden te
doen doordringen, alleen door de mannen
worden ondersteund, maar door de vrouwen,
weduwen, moeders, jonge vrouwen, heftig
bestreden. Aan de twintig universiteiten zy'n
niet meer dan 140 vrouweiy'ke studenten. Als
een Itahaausche vrouw een mooi boek schryft,
een kunstwerk maakt, talent toont, zal zy
daarom door de mannen geprezen, door haar
eigen sekse veracht en allicht belasterd worden.
E?e.
miiiniiiiHiiiiHiiiiiiiii
imiiiiiiiiiitiiiiiiiitiiniiiii
directrice om onder de kleinen te verdeelen,
die mij ter sluiks met glinsterende oogen toe
lachten, en daarna noodigde Hadji Abdoullah
mij uit, mede in zijn woning te gaan. Hij scheen
mijn bezoek zeer op prijs te stellen en ik ge
voelde mij zeer voldaan; dus tevreden met
elkander, hoewel zwijgend, en, vergezeld door
de directrice en mijn begeleiders zette ik voor
't eerst den voet in een ectite Turksche woning,
waar niets a la Franco was. Een trap naar
boven bracht ons in de ontvangkamer, waar een
breede rustbank met kussens belegd voor de
ramen stond, terwijl aan beide wanden, wat wij
kermisbedden zouden noemen op den grond
waren aangebracht. Behalve de tapijten die den
grond bedekten, was er geen ander meubilair.
Er werd weder een kopje Turksche koffie
rondgediend, en onderwijl vertelde de heer Dimitri
mij, dat men weldra aan een tapijt voor de
tentoonstelling van 1900 zou beginnen, en dat
de Groot-vizier de weverij bezocht Jhad en tev ens
verklaard had, dat men er fijner en beter werkte
dan in de Keizerlijke.
Daarna kreeg ik verlof den harem te be
zoeken, 't Beste en grootmoedigste is, te zwijgen
over den indruk dien ik daar kreeg (een
schoonheids bewaker was daar bepaald overbo
dig 1) en mij liever de vriendelijkheid van den
gastneer zeiven, die zoo voorkomend en arge
loos mijn nieuwsgierigheid haar gang liet gaan,
te herinneren. MEDCHIDIE.
P.S. Ieder die in Constantinopel komt en
natuurlijk een dragoman noodig heeft, recom
mandeer ik ten zeerst» mijnen Constantinides
aan, die vertrouwbaar is en steeds partij voor
zijn «Herrschaften" kiest. Een briefkaart naar het
hoiel Urocher, dat mij Ook zeer goed beviel,
bereikt hem zeker.
KL O H. F* 3F* 's O £t G et o is "beslist on.gr©ë-vonei£t:r d.