De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 24 december pagina 8

24 december 1899 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1174 NIEUWE UITGAVEN. De Gezondheidsleer in het Algemeen en haar toepassing btf het Onderwys, door E. J. BUNING, arts. Winschoten, J. D. v. d. Veen. De oorlogsterreinen in Zuid-Afrika, door J. F. NIKRMEIJEB, overgedrukt uit het Tgdgchrift van het Kon. -Nederlandsen Aardry'ksknndig Genootschap. Jaargang 1897. Leiden, Boekh. en drukkerij v/h. E. J. Brill. ANNA WAHLENBEHG, Twee vrouwen, naar het Zweedsch, door PH WIJTMAN. Amsterdam, C. A. J. v. Dishoeck. Nog eens de reorganisatie onzer zeemacht, een vervolg, door W M . ENGELBERTS, met drie platen. Amsterdam, L. J. Veen. Bobert Fruins verspreide geschriften, met aanteekeningen, toevoegsels en verbeteringen uit des schryvers nalatenschap. Oen Haag, Martinns Njjhoff. De Bewoners far vreemde werelddeelen, door dr. H. BLINK. Afl. 24. Amsterdam, UitgeversMaatschappy Elsevier. Betrekkingen voor Vrouwen PhotografeLetterkundige. Amsterdam, L J. Veen. In de Duinen, door E. HIJMANS en JAC. P. THIJSSE. Amsterdam, W. Versluys. Het maatschappelijk tekort en de middelen ter dekking, door L. L. C. M. VAN ODTHOOKN. Amsterdam, S. L. v. Looy. Bijbel der menschheid, door J. MICHELET. Vertaald door HENRY ESHUYS. Amsterdam, H. J. W. Becht. Een Eeuw van onrecht, door F. W. REITZ met een inleidend woord door dr. H. J. KIKWIT. Dordrecht, Morks & Geuze. Gods leidingen i/n mijne Levensgeschiedenis, door OTTO FONCKB. Amsterdam?Pretoria. Boekhanddel v/h. Höveker & Wormser. De Kerstavond van een vrijgezel, door ERNST AHLGEEN. »Warendorfs Novellen-Biblotheek" No. 120. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. Ignas Prinsloo of Volharding bekroond, door C. W. H. VAN DEK POST. Geïllustreerd door W. M. STEELINK. Amsterdam?Pretoria. Boek handel v/h. Höveker & Wormser. In 's levens maalstroom, door J. N. A. SMEEKBNS. Breda, Firma G. G. de Voogt. llllllllllllltMftll HE1TSJES £en nacbtffate, Oudejaarsavondvertelling. (Naar 't Engelsch van Brander Matl&etcs). 't Sneeuwde nog aanhoudend toen het rijtuig de zijstraat uitkwam en langzaam den weg naar de Avenue opreed. Dikke vlokken lagen op de bonten kragen der twee mannen, die kaarsrecht op den bok zaten; de vorst deed de raampjes van den landauer bevriezen, zoodat de ziekenverpleegster maar weinig kon uitzien. Ze leunde achterove'r in 't prachtige rijtuig; naast haar op de bank lag het taschje bevattend wat ze noodig had om van kleeding te veranderen. Ze peinsde er over, zooals ze altijd deed wanneer ze onverwacht werd uitgehaald, hoe het huis er mocht uitzien, dat ze zou binnengaan en met we ke menschen ze zou moeten omgaan in 't vlujhtig, vertrouwelijk samenzijn in de zieken kamer, voor korter of langer tijd. Dat de patiënt rijk was en gewoon zijn geld uit te geven was duidelijk; het rijtuig, de paarden, de livreibedienden waren er de bewijzen van. Dat zijn naam Swank was wist ze ook; ze herinnerde zich iets gehoord te hebben van 't huwelijk van een rijken, ou'en heer Swank met een mooi jong meisje, een paar jaar geleden. Dat hij plotseling ziek was geworden en 't een ernstig geval kou zijn had ze opgemaakt uit het briefje waarin de dokter haar gevraagd had te komen en dat zij ontving met het rijtuig waarin zij nu reed, in de vroege duisternis van den laatsten avond van 't jaar. Eindelijk hield het rijtuig stil voor een hoekhuis, een heel groot hnis, naar het der verpleegster toescheen, en de marmeren voorzijde kwam haar koud, om niet te zeggen somber, voor. Werklieden arbeidden met haast aan 't geraamte van een afdak over de stoeptredeu en er was een weg gebaand over 't besneeuwde voetpad. De palfrenier droeg haar taschje de stoep op en schelde. De deur werd dadelijk geopend door een echt Engelschen bediende. iiiiiiiiniiuiiuiiiii SUL 111 JE S. Geachte Redactie! Vergun ons plaatsruimte voor het volgende adres: Aan allen die de Kerk van Christus in Engeland dienen in de verkondiging van het Evangelie. Geëerde Broeders in de Bediening! Wy ondergeteekenden allen geroepen in Nederlandache kerken van verschillenden naam tot de verkondiging van het Evangelie, nemen de vrijheid, krachtens onze gemeenschap in Christus met u, het volgende u te schrijven. Met groote ontroering zien wy den oorlog tusschen Engeland en de beide Afrikaansche republieken aan. Wij matigen ons geen oordeel aan over de vele vragen van Staatkunde, die hierbij kun nen worden opgeworpen. Maar wy achten dezen oorlog eene huldiging van de Macht boven het Recht, en daarom een Onrecht van de zyde van Engeland. Niemand toch denkt aan de mogelijkheid dat Engeland ooit een oorlog op de gronden, hier vooropgezet, zou beginnen tegen eene natie, haar gelijk in staatkundige macht. Eu dit onrecht kunnen wij niet aanzien zonder diepe smart. Neemt onze verzekering aan, dat niet zucht om ons te bemoeien met wat ons niet aangaat, niet partijdigheid voor «Hier is de verpleegster voor Mr. Swank," zei de palfrenier, ,gaat het wat beter met hem ?" t't Is nog 't zelfde, geloof ik," antwoordde de bediende; «als 't u blieft Zuster dezen weg uit, ik zal u naar mijuheers kamer bren gen en zorgen dat uw taschje boven wordt gebracht." De verpleegster volgde den bediende langs een massief eikenhouten, donker gebeeld houwde trap. Ze merkte op dat het huis flauw was verlicht en dat er een gaan en komen was van bedienden alsof er een partij zou worden gegeven. We hebben van avond diner," zei de bediende; vier-en-twintig personen, 't is jammer voor mijnheer dat hij niet beneden kan komen. We hebben het licht in huis getem perd, omdat het anders tegen etenstijd te warm zou worden." De onvoldoende verlichting maakte het por taal boven nog somberder dan beneden. //Daar is mijnheer's kamer en hier is zijn kleedkamer die we, zooals de dokter verlangde, voor u moesten inrichten," zei de bediende, de vreemde in een kleine kamer latend met een hooge zoldering en n raam dat uitzag op het Park Central. De jalouziën waren nog niet neergelaten; de eenige gaspit brandde flauw ; er was geen haard; en men had lakens en dekens op een sofa gelegd die haar tot bed moest dienen. Ze huiverde; de kamer zag er zoo ongezellig uit, maar door haar opleiding gewoon niet te denken aan eigen gemak zei ze: «'t Is hier heel voldoende." »Wil u strakjes ook iets te eten hebben?" «Ja, ik wil wel graag iets gebruiken, later, als het gelegen komt." De bediende verliet de kamer, maar keerde bijna onmiddellijk terug. «Hier is de dokter;" zei hij, de deur openend. Een lange, knappe man, met een ernstig ge laat, kwam binnen met zachten, vasten tred. Dit is zeker de verpleegster?" vroeg hij; «Juffrouw Clement, niet waar ? ik ben blij dat u zoo spoedig gevolg kondt geven aan mijn verzoek. Indien u, zoodra u uw kleediug hebt verwisseld, in de kamer hiernaast wilt komen waar de patiënt is, zal ik u zeggen wat u te doen hebt." Daarna ging hij heen en in minder dan tien minuten was ze hem gevolgd naar de ziekenkamer op den hoek van 't huis. 't Was een buitengewoon ruim vertrek met een hoog plafond en vier groote ramen. In den haard lag een kwijnend vuur, dat onvoldoende scheen om zelfs den rijken marmeren schoorsteenmantel warm te maken. Geheel in den hoek stond een breed ledekant met dikke gedrapeerde gordijnen. De dokter zat naast het ledekant toen de verpleegster binnenkwam. Hier is juffrouw Clement, Mr. Swank," zei hij op vriendelijken toon tot den ouden man die roerloos neerlag; //Ze zal van avond voor u zorgen." De zieke antwoordde niet, maar sloeg de oogcn op en zag de verpleegster aan. Later placht zij te zeggen dat zij nog nooit zoo'n onderzoekenden blik op zich gevestigd had gezien. De dokter wendde zich nu tot haar en zei op denzelfden opgewekten toon: «ik heb u verzocht te komen omdat mevrouw Swank van avond een groot diner geeft en het haar dus niet mogelijk is aaa haar man al de zorg te wijden die hij behoeft." De geneesheer sprak de verpleegster aan, maar 't scheen haar toe dat zijn woorden eigen lijk bestemd waren voor den patiënt wiens blik nog altijd op haar rustte. Eensklaps richtte de zieke zich op en begon hevig te hoesten. Toen de aanval geweken was viel hij weer terug in het kussen en sloot vermoeid de oogen. «Mij dunkt dat deze bui niet zoo erg was als de vorige," merkte de dokter op; »ik kan u gerust aan de zorg van Zuster Clement overlaten. Wellicht, als ik omstreeks midder nacht nog in deze buurt kom, wip ik even bij u aan om te zien of 't verder goed met u gaat. Intusschen verzoek ik u te zorgen, Zuster dat mijnheer om de twee uur van deze cap sules inneemt, de laatste heeft hij te half zes gehad. En indien de patiënt wakker is, verzoek ik u elk uur zijn temperatuur op te nemen." H'j wenschte Mr. Swank goeden nacht op den zelfden vroolijken toon en ging naar de deur. De verpleegster voelde als bij intuïtie dat zij hem moest volgen. Toen ze alleen stonden in de vestibule zei de dokter: «Indien er eenige verandering komt in de pols of de temperatuur, moet u me laten halen. Mr. Swank heeft i.iet anders dan influenza, maar de werking van 't hart is zwak en hij moet zeer zorgvuldig verpleegd worden. Ik kom van avond hier het laatst terug." Toen de verpleegster weer bij den iiiiiiiiiiiiiiiiinniiiiiiiiiiituiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiillllillliillillllM onze stamverwanten, maar liefde voor het Piyk van uwen en onzen Heer ons tot dit schryven dringt. Wy hebben liefde en eerbied voor u volk. Wy erkennen het van harte in zyn roemrijke beteekenis voor de openbaring van het Gods rijk en voor de algemeene menschelyke be schaving. En juist daarom grieft het ons Engeland in dezen stry'd gewikkeld te zien met een volk, dat met u en ons zijn hoop en vertrouwen stelt in onzen God en Heiland ; en zulks wegens verschillen, die veel beter langs den vreedzamen weg van billykheid en recht zouden te vereffenen zijn. Gij gelooft met ons, dat er geen gevaarlijker en gruwelijker tegenstand tegen het Evangelie is, dan die voortkomt uit aanschouwing van belyders van Christus, die, met verkrachting van de kern van het Evangelie, macht stellen boven recht. Dit brengt gevaar over de ge wichtige roeping, die Engeland in de Chris telijke wereld te vervullen heeft, en het be rokkent smaad aan den Naam van onzen Hei land en Heer. Wy gelooven, dat er velen onder u zijn die dit met ons gevoelen, doch onder den druk der thans bestaande toestanden zich verhin derd achten, dit te openbaren. En wij zyn overtuigd, dat een krachtige, oprechte uiting van dit gevoelen groote beteekenis hebben zou voor de zuivering der geestelyke atmosfeer, en zoo voor den verderen loop van dezen droevigen stry'd. Daarom komen wy, in naam van wat Enge land deed voor de zaak van God, in de gemeenschap van het heilig ambt dat ons de taak oplegt, door de bediening des Woordf het geweten der natie voor te lichten, tot u met het broederlijk verzoek : Wilt uwen invloed gebruiken opdat het deel der Engelsche natie dat met ons dezen oorlog afkeurt, zich langs eiken wettigen weg doe gelden om, zoo mogelijk, dezen onrechtvaardigen strijd te doen eindigen. Onder toebidding van de genade des Heeren teekenen wij ons als uw Broeders J. II. GUNNING, Arnhem. J. H. L. RoO/EMElJEU, » A. S. TAI..MA, » patiënt kwam vond ze hem in diepen slaap gevallen. Alles wat zij in de lange nachtwake voor haar gebruik noodig had, stond in de kleed kamer gereed. Toen ze eenigszins gewend was aan 't flauwe licht in de kamer, kon ze opmer ken hoe massief en donker het ameublement en hoe ongewoon dik het tapijt was. Aan den wand hingen groote schilderstukkeu en het plafond was in somber getint fresco. Aan al ie kanten zag ze de bewijzen van rijkdom; rijkdom waar van met kwistige hand gebruik werd gemaakt. En toch kwamen de kamer en 't huis haar niet aantrekkelijk, bijna terugstootend voor. Ze ging zachtjes de kamer rond en trachtte de schilde rijen te bekijken, maar de verlichting was on voldoende. Alleen kon ze duidelijk de namen der artisten onderscheiden, gesneden op fijne aan de breede lijsten gehechte plankjes en ofschoon weinig met schilderkunst bekend, wist zij er toch genoeg van om te begrijpen dat die schilderijen heel veel geld, duizenden dollars moesten gekost hebben. Ja, deze zieke man had meer dan zijn deel van de goede dingen in 't leven. Ze had hem nog niet hooren spreken, hem eigenlijk nog niet goed gezien, maar ze kon niet nalaten te denken dat een man die zoo veel bezat, die zóó geheel zijn eigen meester was met zoo'n groot fortuin, bijzonder gelukkig moest zijn. Wel is waar was hij nu ziek, maar influenza komt men te boven. 't Was op slag van half acht; ze moest hem dus zijn medicijn ingeven. Bij 't ledikant staande zag ze dat hij naar baar keek. «'t Is tijd voor u om in te nemen, zei ze hem een capsule gevend, die hij zonder iets te zeggen nam. Toen zonk hij mat en moe in de kussens terug maar vloog dadelijk weer over eind, overvallen door een vreeselijke hoestbui. Nauwelijks was die bedaard en was hij weer gaan liggen, nog zwaar ademhalend, toen een jonge, heldere stem aan de deur op de vestibule uitkomend vroeg: Magik binnenkomen, John?" en meteen zweefde een bevallig figuurtje als een fladderende vogel de kamer binnen. De zieke sloeg de oogen op toen zijn vrouw bij hem kwam en een glimlach verhelderde zijn gelaat. Wat zie je er mooi uit, lieveling!" zei hij zwak maar trotse!). //Vindt je?" vroeg ze lachend, ik deed er ook erg mij u best voor, omdat de mooiste vrouwen van Nieuw-York van avond op Mevrouw Jimmy Suijdam's bal komen en ik, als jou vrouw, voor niemand wil onderdoen." De verpleegster was naar 't raam gegaan en 't scheen haar toe dat geen der dames op 't bal schooner zou kunnen zijn dan zij, die nu glimlachend rondtrippelde bij 't bed van haar zieken man. Ze was blond, deze jonge vrouw van een ouden man, meisjesachtig jon^; haar doorschijnend blauw gewaad was aan den hals omzet met een rij groote paarlen, terwijl een diamanten diadeem op haar schoon gevormd hoofd licht scheen uittestralen. Ik wilde toch even kijken hoe het je gaat vóór er iemand komt," zei ze luchtig; ons diner is te kwart voor acht, zooals je weet. Ik wou wel dat je beneden kondt komen, want we zullen je vreeselijk missen, maar.. . .,"" hier hield ze even op, ziende dat er een derde per soon in de kamer was. O! dit is zeker de verpleegster om wie dok ter Cheever heeft gezonden?" ging ze voort, ik ben zeker dat ze je goed zal oppassen, John; de dokter is altijd zoo zorgvuldig. En als er niemand bij je had kunnen komen, zou ik je niet graag alleen hebben gelaten, heusch niet." Toen keerde ze zich naar de deur. //Nu moet ik weg: ik kan waarlijk niet langer hier mijn tijd verbabbelen. ik ga nu allereerst zien, of de bloemen goed op de tafel zijn geschikt, adieu!" De oogen van den zieke volgden haar door de kamer, lettend op elk harer gracieuse bewe gingen en toen ze eindelijk buiten de deur was wierp hij een langen onderzoekenden blik op de verpleegster als wilde hij zien wat zij dacht van zijn schitterende vrouw. Zij kwam bij hem met den maximaal-thermometer in de hand. U is nu wakker," zei ze, mag ik uw temperatuur opnemen?" Vijf minuten later toen ze in haar boekje den hoogen stand van den thermometer opteekende, en de patiënt in slaap was gevallen, begonnen de gasten te komen voor het diner zijner vrouw. Door de dikke sneeuw rolden de wielen onhoorbaar, maar de verpleegster hoorde het dichtslaan der portierea. Toen de gasten voltallig waren werd het weer heel stil in huis en een groote klok ineen hoek der trap sloeg acht uur. Niets te doen hebbend Wij stellen ons voor dit adres ter kennis te brengen van de predikanten in Engeland terwijl de patiënt sliep, en onbeweeglijk neer zittend liet de verpleegster haar gedachten den vrijen loop. Ze was buiten opgevoed; ze had haar woning in een dorpje aan zee in NieuwEngeland verlaten om haar eigen weg te gaan door de wereld. Sedert twee jaar was zij ver pleegster en in menig gezin werkzaam geweest, maar voor 't eerst kwam ze bij zulke rijke meuschen in zoo'n prachtig huis. Onder den invloed dezer omgeving betrapte ze er zich op te wenschen ook rijk te zijn en aan het diner beneden aan te mogen zitten. Ze kad haar werk lief, 't was haar vrije keuze geweest en ze had er voldoening van gehad, maar toch begon ze soms te vreezen, dat ze haar krachten overschat had. De arbeid was vermoeiend; als ze eens over een paar jaar den strijd moest opgeven, zou ze terugkeeren naar huis, waar ze natuurlijk welkom zou zijn, maar slechts de lasten verzwaren zou, waaronder haar moeder reeds gebukt ging. Er was een andere mogelijkheid en nooit te voren had deze haar zoo verleidelijk toegeschenen dan nu, terwijl ze alleeu at bij den zieke. Reeds meer dan eens had dezelfde man haar ten huwe lijk gevraagd; na hare weigering hield hij aan en verklaarde de hoop niet op te geven. Hij was nog geen oud man, ofschoon hij bijna het dubbele van haar leeftijd had en zeer vermogend al was hij niet zoo schatrijk als de eigenaar van 't prachtig huis, waarin ze nu stil zat te peinzen. Ze had hem niet lief dit was zeker maar ze voelde achting voor hem en ze ha' wel eens gehoord dat soms de liefde eerst komt na het huwelijk. Hij was in staat en bereid haar alles wat ze begeerde te geven. Indien ze hem huwde zou ze ook paarlen en diamanten kunnen dragen en diners van vier-en-twintig personen kunnen geven en dan... hoeveel goed zou ze kunnen doen? Gedurende haar opleidings tijd in 't hospitaal en later bij 't verplegen van behoeftigen had ze menig geval van pijnlijken nood gezien, dien zij niet kon lenigen. Was ze rijk dan zou ze in zoo menig opzicht en op zoo velerlei wijze kunnen voldoen: lijden ver zachten, armen te hulp komen, zwakken bij staan, met meer tact en vindingrijkheid dan een vrouw, die altijd rijk is geweest en geen erva ring heeft van 's levens moeite en ellende. Ze meende zichzelf genoeg te kennen om verzekerd te zijn dat ze de verzoekingen van den rijkdom zou kunnen weerstaan. En ze nam zich plechtig voor, indien ze den inan huwde, die haar tot vrouw begeerde, het grootste deel van haar fortuin en tijd te besteden ten nutte van anderen. Meermalen werd zij in haar gepeins gestoord door de hoestbuien van haar patiënt, die naar 't haar voorkwam menigvuldiger en heviger werden. Daarom gaf ze hem te half negen weer in en nam nogmaals zijn temperatuur op. Ze streek de lakens glad en schudde het kussen op. Hij viel weer in slaap, zwaar ademhalend en zich onrustig omwendend. Het huis was ver wonderlijk stil geworden. Toen ze in de kleedkamer kwam vond ze verschillende gerechten voor liaar klaar staan. De dikke, zachte sneeuw had bijna alle straat geluiden gedempt. De rijtuigen reden geruischloos alsof ze over rilt rolden. Maar de sled<;n werden nienigvuldiger en er was iets gezelligs eu. bedrijvigs in 't geriukel der bellen. Eeuige minuten nadat ze haar maal ge bruikt had, zeiden de zware slagen der klok haar dat het tien uur was en er van het oude jaar nog maar twee uur over waren. Behalve wanneer de zieke met een hoestbui wakker werd, ging 't volgende uur ongestoord voorbij. En toch, toen het om was wist de verpleegster, dat het een der gewichtigste uren in haar leven zou zijn, want tussohen tien en elf had zij 't vast besluit genomen den man te huwen, die haar tot vrouw begeerde en dien ze niet lief had. Daarna Let ze haar gedachten gaan over wat de toekomst haar mogelijk zou brengen. 't Was even over elf toen ze de stem van de bediende beneden op de straat hoorde, die de rijtuigen der vertrekkende gasten afriep. Een poos later werd de deur der ziekenkamer wijd geopend en kwam de bekoorlijke vrouw van den zieke weer binnen zweven. Hij was dadelijk wakker en zag haar met bewondering, tevreden glimlachend aan, toen ze bij hem kwam. Je hebt geslapen, is 't niet?" vjoeg ze; ik ben er zoo blij om, want dat is zoo goed vooj je. O, we hebben je zoo gemist beneden en allen hebben naar je gevraagd en gezegd dat het hun zoo speet dat je er niet mee dineerde. Je moet gauw beter worden en dan zal ik weer zoo'n diner geven, want het was allergezelligst en de bloemen waren verrukkelijk." ?llllllllllllllllllllimillllllllHimillllltllllllllllllllllimilllllllll onderteekend door alle predikanten in Neder land, die ons hiertoe verlof geven door toe zending van hun naamkaartje aan den eersten ondergeteekende. Daar het gnwenscht is, dat bet adres spoedig kan worden gezonden, verzoeken wij toezending der naamkaartjes vóór 20 Dec. e.k., terwyl zij die behalve hun naamkaartjes ons enkele postzegels zenden tot dekking der kosten, ons zullen verplichten. U dankende voor de plaatsruimte verblijven wy gaarne hoogachtend, Uwe dw. dienaar, Dr. J. H. Gu.NNiNCi. J. H. RoOZEMEIJER. A. S. TALMA. ArnJiem, 12 Dec. 1899. P.S. Andere bladen worden verzocht het adres en het verzoek aan predikanten om adhaesie over te nemen. Daar is iets in dit adres, dat mij hindert. Als ik het ronduit zeggen mag, treft mij de koele toon, waarin het is gesteld. Dat »geëerde broeders in de Bediening" is, dunkt me, voor een broeder in de be diening tot een broeder in de bediening alles behalve hartelijk. Of zijn we zoo achteruit gegaan in het beste, wat een mensen en dus ook een broeder in de be ning had: de liefde? Ik kan mij niet voor stellen, dat een broeder in de bediening, als hij ten minste niet al te zeer uit zijn humeur is, tot zijn collega anders zou schrijven dan als geliefde broeder in de bediening. Zoo waren wij het tot dusver gewoon. 't Woord geliefde lag onzen bedienaren op de lippen bestorven, zoowel waar zij spraken van broeders in den geloove, als van broeders in de bediening, en ik herinner me nog zeer goed dat als de eene broeder voor den ander, die vacantie hield, eens zou preeken, hij zijn femeente mededeelde, dat hij een licfdeeurt ging vervullen, en alleen reeds dat woordje was in staat de teleurgestelde schare te verzoenen met het denkbeeld, dat haar een gelegenheid tot stichting, waarop zij toch werkelijk recht had, zou worden benomen. Maar dat geëerde broeder tot een Engel schen clominé, doet mij vermoeden, dat er bij den Hollandschen broeder toch iets zit, wat tot verkilliug van de warme gevoelens heeft geleid, waardoor mannen als Gunning, Roozemeijer en Talma zich behooren te onderscheiden, en zeer zeker ook jegens niet-Engelsche broeders zich ten allen tijde hebben en zullen onderscheiden. Natuurlijk, dit spijt mij. Een oogenblik heb ik er aan gedacht, dat een z^er vurig patriotisme, gelijk men bij ons Nederlanders allicht mag onder stellen, oorzaak geweest kon zijn van deze, zij 't dan ook laakbare, maar toch alleszins vergeeflijke zwakheid. Doch ik moest dit opgeven toen ik las: »neemt onze verzeke ring aan, dat niet zucht om ons te bemoeien met wat ons niet aangaat, niet partijdigheid voor on~e stamverwanten, maar liefde voor het Rijk van uwen en onzen Heer ons tot dit schrijven dringt." De eenige verklaring, die er nu nog overblijft... is »de groote ontroering" en »de diepe smart." Ondanks deze gemoedsaandoeningen, die een mensch een weinig partijdig zouden kunnen maken, geven de adrtssanten zeer objectief hun standpunt aap. Deze oorlog van Engeland tegen de Zuid-Afrikaansche Republiek is iets abnormaal», ja iets monsterachtigs, want hij is »een huldiging van de Macht boven het Recht en daarom een onrecht van Engeland." Alleen tegen een kleine mogendheid durft Engeland zoo iets ondernemen; een groote als Duhschland of Rusland zou het wel ongemoeid laten en dat onrecht, dat te keer gaan van den sterken tegen den zwakke ontroert de broeders in de Bediening. Niet, omdat het Transvaal en Oranje-Vrijstraat treft, neen, al trof zoo iets de Atjehers, de Cubanen, de Philippijners, de Hannoveranen, de Ieren, de Finnen, de Grieken en de hemel weet wie meer, zij zouden evenzoo hun pen in den inkt doopen, om de Geëerde Broeders in de Bediening, waar die ook in het ne koningrijk van het Christendom mogen wonen, een woordje van vermaan toe te zenden. Dat zij echter voor het eerst in hun leven het thans doen, wordt volkomen verklaard uit de omstan digheid dat het ditmaal misschien ook voor 't eerst! het godvreezende Engeland is, dat als de sterkere tegenover de zwakkere «Kom hier naast me zitten lieve en vertel me alles van het diner," zei de zieke. «Dat kan niet," antwoordde de jonge vrouw; ik moet dadelijk weer weg om bijtijds op het bal te zijn en 't oude in 't nieuwe jaar te vieren." «Ga je dan van avond toch naar 't bal ?'r vroeg de man, en de verpleegster zag den smee kenden blik, dien zijn vrouw niet opmerkte. Zeker," was haar antwoord ; «ik zou 't voor niets ter wereld willen missen; 't is zoo'n dolaardig idee op Oudejaarsavond, vindt je zelf niet ? O, was je maar wel genoeg om mee te gaan ! 't zal ieder zoo spijten. Je zult me niet missen en binnen vijf minuten weer lekker slapen, niet waar ?" «Misschien" antwoordde hij; ikzal mijn best doen." En nog altijd hield hij haar hand vast. ,rDat is goed," zei ze, haar hand losmakend en naar de deur gaande; ik laat je over aan de zorg van de zuster, die zal je beter oppassen dan ik 't zou kunnen ; ik vrees dat mijn handen verkeerd staan in een ziekenkamer. Nu, adieu t zorg maar dat je beter bent als ik terugkom; ik zal je natuurlijk nog even goeden nacht komen wenschen. 't Zal niet zoo heel laat worden tusschen drie en vier ben ik zeker thuis." Met deze woorden zweefde ze heen, nog eens glimlachend tegen haar echtgenoot. Hij volgde haar met zijn oogen en toen ze was heengegaan bleef hij naar de deur kijken. 't Scheen der verpleegster toe dat er een hongerige trek lag op zijn ingevallen gelaat, als van iemand die gebrek lijdt te midden van overvloed. Met de ijdele hoop dat dit heerlijk visioen terug zou komen, lag hij stil, ingespannen luisterend totdat hij 't harde dichtslaan van 't portier hoorde. Toen sloot hij de oogen en keerde zich ^onrustig om. 't Sloeg half twaalf, de verpleegster nam zijn temperatuur op en gaf hem nog een capsule, 't Kwam haar voor dat hij meer koorts had en 't hoesten toenam, en ofschoon ze zag dat de patiënt weer insliep weaschte ze toch dat de dokter mocht komen. De dokter kwam even vóór middernacht en de verpleegster had tijd om nog eens en nu voor goed haar besluit om een huwelijk te slui ten om geld, zonder liefde te overdenken. Lang zaam en na rijp beraad had ze dit besluit ge nomen en nu trok ze het in eensklaps, zonder aarzelen en.... onherroepelijk ! 't Was na 't zien van die stomme smeekbede in de oogen van den zieken man, dat ze op haar besluit terugkwam. Toen ze dien hongerigeu blik had opgevangen gevoelde ze dat het haar onmogelijk zou zijn te trouwen zonder liefde, niet alleen om haarszelfs wil, maar ook om den man die haar tot vrouw begeerde. Indien hij haar lief had en zij hem niet, was 't bedrog plegen. Toen ze dit duidelijk inzag kwam haar eerlijk heid er tegen op. Meer dan eens had ze zijn aanzoek afgeslagen; nu zou haar weigering be slist en voor 't laatst zijn. Ze bleef een oogenblik voor 't venster staan en keek naar buiten. Er viel geen sneeuw meer; de lucht werd helder; de maan begon te -chijnen. De wind blies krachtig over het park en deed de witte geraamten der boomen neerbuigen. Drie groote sleden, gevuld met vroolijk lachende menschen, kwamen de Avenue afglijden. Herhaal delijk werd er op een hoorn geblazen in een der zijstraten en telkens weerklonken de stoomfluiten der vaartuigen op de rivier aan beide zijden der stad ; van tijd tot tijd werd een pistool afgeschoten, 't Was bijna middernacht en 't Nieuwe jaar zou als gewoonlijk begroet worden met een koor van schrille geluiden. Juist toen de verpleegster zich omkeerde kwam de dokter binnen. Terwijl zij samen aan het voeteneindj van 't bed stonden kreeg de patiënt weer een hoestbui; hij richtte zich op, heen en weer geschud door den hevigen aanval, heviger dan een der vorige. Hij scheen vergeefs naar adem te snakken en viel uitf»eput in 't kussen terug. De dokter was onmiddellijk bij hem en lei de hand op zijn hart. 't Was een oogenblik doodstil in de kamer, de klok begon twaalf te slaan en met de slagen vermengde zich het geraas buiten van de pistolen, de hoorns en de stoomfluiten. ,/Dit is wat ik heb gevreesd," zei eindelijk de dokter; ik vermoedde dat hij een vergroo ting van 't hart had. Hij is overleden! Waar is zijn vrouw?" ,Nog niet thuis, dokter l" Zend dan iemand om haar te halen ..." En buiten klonken nog pistoolschoten, hoorn signalen en stoomfluiten, 't Nieuwe jaar be groetend. nniiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiii de Macht boven 't Recht huldigt, m. a. w. scheinheilig zich meester wil maken van hetgeen het zoo best gebruiken kan. »Wij hebben liefde en eerbied voor uw volk. Wij erkennen het van harte in zijn roem rijke beteekenis voor de openbaring van het Godsrijk en voor de algemeen mensche lijke beschaving" »juist daarom grieft het ons zoo Engeland in dezen strijd ge wikkeld te zien, met een volk dat met u en ons zijn hoop en zijn vertrouwen stelt in onzen God en Heiland". Zoo weten wij dan nu wat ik ook reeds vermoedde: de liefde en eerbied voor Engeland, en afschuw van onrecht, zijn de eenige drijfveeren die Gunning c. s. genoopt hebben tot het ont werpen van dit adres. En nu het doel van dit schrijven: de predikanten op te wekken hun naam kaartjes te zenden. Hierbij doet zich een moeilijkheid voor. Mag ik er wel toe medewerken, zoo vroeg ik me af, de Hollandsche broeders in de bediening aan te sporen den geëerden Engelschen broeders in zoo groote ongelegenheid te brengen, als dit verzoek voor hen tenge volge hebben moet ? Immers dit adres be reikt hen, nu zij zich gereed gemaakt hebben om op uitnoodiging van H. M. Victoria den zegen over de Engelsche wapenen af te smeeken. Ik vertrouw dat zij daarmee reeds druk bezig zijn. Natuur lijk, onze broeders in de bediening hebben in hun onpartijdigheid dat niet bedacht. Het verschil tusschen een Hollander en een Engelschman is wel, dat de eerste, als er voor zijn land iets te winnen of te verliezen valt, het geloof verre boven het nationaliteitsgevoel blijft stellen ; maareen Engelschman, een Engelsehman! zelfs een Engelsche broeder in de bediening ..! ik durf heusch niet te zeggen, waarvoor ik hem in dit opzicht houd. Zoo iemand te vragen, zeg neen tot uw koningin en ja tot uw Hollandsche broeders, het gaat mij, wereldsch mensch, eigenlijk de maat van een geoorloofde Christelijkheid iets l_e boven. Ik onthoud me dus, maar blijf belangstellend afwachten, waartoe deze Arnhemsche poging leiden zal.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl