De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 7 januari pagina 2

7 januari 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

90 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1176 staten zich tegen Engeland te wen verbinden, is der overweging ruim schoots waard. Heette het vroeger >Rule Brittannia, rule the waves", de apostelen van het Greater Britain Empire hebben er aan toegevoegd >the world and the market." Daardoor wordt de Britsche suprematie ter -zee ondraaglijk voor alle andere volken, die nevens hen Overzeesche belangen hebben. Trouwens reeds voor meer daa vijftig jaren wees een kundig politicus, de Luit.Generaal Jomini, er met den meesten ernst op, hoe gevaarlijk het was een eilandenrijk, dat door zijn geïsoleerde ligging van zijne naburen weinig of niets heeft te duchten, zich tot de allersterkste zeemogendheid te laten ontwikkelen. Moet er een volk zijn, dat ter zee oppermachtig is, zij het dan eene vastelandsmogendheid, die, zoodra zij misbruik van hare supre matie maakt, door gemeenschappelijk wa pengeweld tot rede kan worden gebracht. Die fout, in den loop der tijden begaan, inzonderheid door het toedoen van onzen stadhouder Willem III en door de politiek van het Huis van Habsburg, zoo mogelijk te herstellen, daartoe kan de oorlog, dien Engeland thans tegen den Oranje Vrij staat en Transvaal voert, wellicht de gelegenheid geven. Maar hoe? Allereerst hoe niet. Niet namelijk door bijstand of tusschenkomst der mogendheden, Zuid-Afrika faro, da se. Zelf moeten hare kinderen het uitvechten, zelf moeten zij de volledige vrijheid van hun land veroveren en grond vesten, zelf moeten zij den laatsten »rooinek" zee in jagen. Mengt zich een der Mogendheden in den strijd, of gorden meerderen hunner zich aan, om de Transvalers daadwerkelijk bij te springen, dan is het meer dan waar schijnlijk, dat de strijd niet zal worden uitgestreden, maar bijgelegd, om later te feller allicht te ontbranden en dat Engeland als paramount power zich, zij 't ook min of meer gekortwiekt, zal weten te hand haven; misschien zelfs staat het dan te vreezen, dat de Zuid-Afrikanen van den regen in den drup zullen komen. Stel, dat Duitschland b. v. te hunnen behoeve naar de wapenen greep, zou dan niet die Mogendheid, met het oog op zijne Zuid-, West- en Oost-Afrikaansche bezittingen er een werkelijk of vermeend belang in kunnen zien, om wel den Britten een knauw te geven, maar toch ook ZuidAfrika vooral niet al te sterk te laten worden? En dan ware het resultaat voor de Hollandsche Afrikanen geen ander, dan dat zij twee eigenbelang zoekende voogden in plaats van n hadden gekregen. Toch zou 't voor hen zeer bezwaarlijk zijn om, schouder aan schouder met de Duitschers strijdende, vredesvoorwaarden af te wijzen, die door deze aanneembaar werden geacht. Zij zouden dan gevaar loopen, bij verdere voortzetting van den strijd, op eigen band, niet n, maar twee vijanden tegenover zich te hebben. En kan 7.00 iets het geval zijn met Duitschland, 't lijdt geen twijfel, of alle andere mogendheden zouden zich ook op de eene of andere wijze voor hare goede hnlp laten betalen, zeker ten koste van Groot-Brittannië, allicht echter ook zeer ten nadeele van Zuid-Afrika. Daarom moet men vurig hopen, dat de mogend heden zich niet zullen mengen in den strijd. Maar dan moeten ten slotte Oranje Vrijstaat en Transvaal bezwijken. Dat is nog niet zoo zeker. David versloeg Goliath, Amerika heeft zich voor honderd jaren van Engelands juk weten vrij te vechten en Holland heeft ook 't onderspit niet gedolven in zijn reuzenstrijd tegen Spanje's over macht. Onze neven daar ginds doen voor onze voorvaderen hier niet ouder, dagelijks vernemen wij er de bewijzen van; en is thans Engeland's overmacht groot, wat had de macht van den Prins zonder land en zijn handvol geuzen te beduiden tegenover de finantiëele kracht, de sterke vloot en de talrijke legerscharen van Philips, die DfiMifiififtHiiifliiMimiiiiiiiiiiiiitiiiii iiiiiiiniiiilitiiiiniitniiiw MtffiHiiinimmtniiiiiinMii ?Uit de jeugd van Raphaël. 4) ?' DOOB O U I D A. (Slot). De jonge hertog en zyn gevolg waren in middels de straat in gereden, om voor het otiderwetsche huis van den meester-pottebakker halt te houden, een schitterende stoet, met prachtige raspaarden, pages en rijknechten. In den regel bewoog Guidobaldo zich, gely'k zy'n vader, als een gewoon burger te midden van zyn volkje, maar de ydelheid van messer Benedetto kennende, wilde hij, met zijn goed hartigheid, -hem gaarne in deze kleine zwak heid tegemoet komen. Buigend tot op den grond byna, ging Benedetto, steeds achter uit loopend, hem voor in zyn bottega ? de kamerheeren volgden onmiddellyk achter hun heer; Giovanni Sanzio, met zy'n zoontje en enkele andere bevoorrechten, op eenigen af stand. Achter in de werkplaats hadden de jonge schilders zich opgesteld, die hun kunst producten voor den wedstry'd hadden ingezon den. In 't geheel waren er tien ; de arme Luca die zyn eigen werk bij dat der anderen op de tafel had gezet, hield zich zorgvuldig op den achtergrond; hy trachtte in zyn wanhoop zoo min mogelijk in het oog te vallen. Daar stonden ze dus op de smalle houten tafels, waar men op gewone werkdagen aan zat te schilderen de schotels en de vazen of kannen, elk van een nummer voorzien, geen naam er bij, want Signor Benedetto wilde op alle manieren toonen dat hy' er geheel buiten stond en niet mee koos; zya doel was den grootsten kunstenaar te leeren kennen. daarenboven aan 't hoofd daarvan bevel hebbers had van heel wat meer beteekenis dan de tegenwoordige Engelsche officieren, die den oorlog leerden beoefenen als een soort jachtsport op half naakte en vrij wel weerlooze negers. Toch overwon het kleine Holland, toch zal ook de Afrikaansche Hollander ten slotte overwinnen. Te zekerder mag men dit vertrouwen, omdat zijn goed recht hem aanspraak geeft op de sympathie niet alleen, maar ook op den steun van geheel de beschaafde wereld. Is 't ongewenscht en niet waarschijnlijk, dat de mogendheden ten behoeve van Oranje Vrijstaat of Transvaal het zwaard zullen trekken, het ware daarentegen geens zins vreemd, zoo meerderen hunner tracht ten in troebel water te visschen, gelijk Keizer Wilhelm II, de Koning van Samoa, dit reeds deed. Rusland is, naar men zegt, ook al druk bezig zijne troeven te schikken, om die te gelegener tijd uit te spelen. Zulk eene handelwijze is ook volkomen rationeel. Alle zeevarende natiën hebben hier of daar eene duchtige rekening met Engeland te vereffenen. Wat is dus natuurlijker, dan dat zij, nu dit land de handen in ZuidAfrika vol heeft, de gelegenheid gretig aangrijpen om hunne grieven te berde te brengen en hunne eischen te stellen? In den oorlog gaat 't toch niet om sympathie of antipathie, maar om tastbare belangen, met uitzondering der godsdienst- en vrijheids oorlogen, meest van stoffelijken aard. Maar niet enkel Eusland's en Duitsehland's belangen zijn met die van Engeland op verschillende punten der wereld in flagranten strijd, ook Frankrijk en meer andere staten hebben tal van gegronde grieven. Treden deze nu allen, tijdens den Zuid-Afrikaanschen oorlog krachtig op, dan staat Engeland voor de keuze of zonder strijd toe te geven, of zijne strijdkrachten te verdeelen en overal voor zijne belangen pal te staan. Kiest het 't eerste, dan zal zijn verlies aan macht, invloed en prestige onherstelbaar groot zijn; doet het't tweede, dan zal het in meer dan n deel der wereld een wanhopigen strijd tegen vaak overmachtige vijanden hebben te voeren en daardoor zullen de Boeren de handen vrij krijgen om den Brit, althans in Zuid-Afrika, den genadeslag toe te brengen. Mocht b. v. Frankrijk een wel georga niseerden opstand in Ierland weten uit te kikken en te steunen, Rusland iets der gelijks in Hindostan doen, de Negus van Abessinië, door beiden behoorlijk gesteund, onverwacht Egypte aantasten, Duitschland in Engelsch-China Brittannië's vlag neer halen, Aden, het centraalpunt voor de onderzeesche telegraafkabels, onzijdig ge bied worden verklaard, dan ware daarmede den Zuid-Afrikanen heel wat grooter dienst bewezen, dan wanneer deze mogendheden hen met een paar regimenten krijgsvolk bijstonden, terwijl zij tevens zoodoende hunne eigene belangen krachtdadig zouden kunnen bevorderen. Daarom, door de Hollandsche ZuidAfrikanen hunnen strijd zelf ten volle te laten uitvechten, maar hen tevens van alle kanten zijdelings te steunen, helpt men hen 't best en handelt Europa het verstandigst. X. pMiiiummiiiiiiiiiittiiiiimitumiiiiiniiHiiiHiiiitumiimiiHHMMi ,*-, HeiHricli Mdi f. Klaviervirtuoos te zyn en tegelijk een veelzydig ontwikkeld man, is geen zeldzame vereeniging van eigenschappen meer. Men zegt wel Mte comme un tenor", maar niet »&éte comme un pianiste". Heinrich Ehrlich was de gelukkige bezitter van die benijdenswaar dige combinatie, en daarby' nog een vruchtbaar componist en een gaarne gelezen auteur op intimi iiiiiiiiii i iiiiliiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiinMiifiniiiuiH Prins Guidobaldo de gevederde muts hoffelijk in de hand wandelde bedaard de lange zaal door, beurtelings elk voorwerp nauwkeurig bekijkend. Hetgjen daar bijeen stond, zag er, over 't geheel genomen, goed uit, toch voelde hy' zich, bij elk stuk afzonderly'k, ietwat teleurgesteld, hy had iets buitengewoons verwacht, iets dat hem in alle opzichten treffen zou als volmaakt. Met dat al maakte hij Signor Benedetto herhaaldelijk een complimentje over een zoo fraaie tentoon stelling, alleen toen hij het werk van den armen Luca zag, zei hij niets, en waarly'k, hier het zwijgen te bewaren, was de grootste welwil lendheid die men er aan bewijzen kon; da teekening was flink, met krachtige hand gedaan, maar de kleuren waren infaam leelijk, hard en smakeloos. Eindelyk voor een kan en een schotel, bescheidenlijk aan het eind der lange tafel geplaatst deed de hertog plotseling een uitroep van verrukking. Signor Benedetto kreeg een kleur van verrassing, en Giovanni Sanzio drong onwillekeurig dichter by, om over de schouders der heeren van het hof heen te zien, wel wetend dat iets zeer bijzonders en zeer schoons dien kreet van verbazing aan den heer van Montefeltro moest hebben ontlokt. En met een enkelen blik had hij zich reeds overtuigd dat er voor zijn armen vriend Luca geen zweem van hoop was. Dit is on-ver-ge-Iijkelyk schoon!"... Met deze woorden, uit de volheid des harten ge sproken, had Guidobaldo den schotel voorzichtig in de handen genomen. Maestro Benedetto, ik mag u wel feliciteeren, dat u een zóó talentvol schilder onder uw leerlingen telt! Hij zal ons geliefd rbino eenmaal beroemd maken !" Het is inderdaad bijzonder werk, heer her tog," stamelde de meester-pottebakker,die beefde van verbazing en vreugde, en toch zy'n tranen nauwelyks kon inhouden by het ontdekken van een dergelijk kunststuk in zy'n eigen bottega. Het kan niet anders", voegde hij er by', want h\j was door en door eerly'k of het muzikaal en novellistisch gebied, een gezag hebbend criticus, een uitstekend onderwyzer, en ten slotte nog een diplomaat uit liefhebberij. Ehrlich werd den 5en Ootober 1822 te Weenen geboren, studeerde onder leiding van Henselt en Thalberg, later ook van Liszt, was verscheidene jaren hofpianist van den blinden koning Georg V van Hannover, in wiens byzondere gunst hy zich verheugde, maakte als virtuoos vele en lange reizen en was van 18(>4 tot 1872 en daarna weder van 1886 tot 1898 leeraar voor klavierspel aan het «Sternsche Konservatorium" te Berlijn. In 1875 verkreeg hy den professorstitel. In zy'ne jeugd, die met den bloeityd der romantische school samenviel, behoorde Ehrlich tot da kunstenaars, die het vak niet slechts salonfiihig maar ook hoffdhig wisten te maken en zich in de voornaamste kringen een plaats wisten te verzekeren, welke zij daar zeker niet door hun muzikaal talent alleen zouden hebben verkregen. EQ ook later bleek hij in hooge kringen een gezien man te zy'n. Kort nadat vorst Karl von Hohenzollern den troon van Roemeniëhad bestegen, ging Erlich met eene geheime diplomatieke zending naar Boekarest, waar hy' een ty'dlang den jeugdigen vorst als raadsman ter zijde stond en tevens diens vader, den kunstlievenden vorst Anton von Hohen zollern, vertrouwelyke berichten zond over Eoemeensche personen en toestanden. In zijn zeer belangrijk werkje »Die Mus kAesthetik in ihrer Entwiekelung von kant bis auf der Gegenwart". dat zien bescheidenlek tot motto heeft gekozen de woorden van Vischer: «Die Aesthetik ist noch in dem Anfangen", doet Ehrlich in zy'ne inleiding uitkomen, dat in onze dagen de belangstelling voor muziek en voor muzikale quaestiën die voor andere kunsten op den achtergrond dringt. Hij vindt dit een natuurlyk gevolg van de ontwikkeling der inzichten over de muzikale kunst. »Deze (inzichten) houden zich dikwijls minder bezig met de waarde van het muzikale kunstwerk, dan met algemeene vraagstukken van de moraal en van de richting, in welke het werk is ont staan. Van de meest verschillende standpunten workt de muziek voorgesteld als de hoogste kunst, als de kunst van de ziel, van het ge moed, ja als de wereldkunst, die het innerlykst wezen der wereld veel nauwkeuriger voorstelt dan eenige andere (kunst); van de meest ver schillende standpunten is sedert het jaar 1850 verkondigd, dat de muziek vóór andere kunsten geroepen is om tot de innerlyke regeneratie van het nationale leven het belangrykste deel bij te dragen. De pessimistische en de opti mistische, de religieuse en de materialistische wereldbeschouwing verkondigen, wanneer er van de muziek sprake is, dezelfde beginselen, natuurlyk met toepassing op haar eigen leer. Voor het oratorium en de kerkmuziek van Bach en van Handel, van cantate van Schumann en Brahms, voor het nieuwerwetsche (de uit gaaf van Ehrlich's boekje, waaruit ik citeer, is van 1881) historische oratorium, ja zelfs voor aria's van Rossini en Donizetti, maakt men aanspraak op de hoogste ethische beteekenis, evenals van andere zy'de, voor Wagner's muziekdrama's en Liszt's *symphonische Dichtungen." Zy'n eigen standpunt »op ethisch en muzi kaal gebied" omschreef Ehrlich in een opstel in die Gegenwart van October 1880 (»Musik und Moral") op de 'volgende wy'ze: »Ik behoor tot de kleine, hoogst onpraktische sekte van diegenen, die overtuigd zy'n van een hooger leven dan ons aardsch bestaan, ja van de noodzakelykheid van een positieven godsdienst, maar die desniettemin even ver staan van de meeste kerkely'k-vromen als van de spotters, en dus by' elk dezer machtige partyen even weinig gewild zijn. Myn artistieke overtui-. gingen zy'n met mijne religieuze in overeen stemming. De compositiën, die op my' moreel werken, dat wil zeggen, die ik my in elke stemming te binnen kan roepen en die my'n geest dadelyk losmaken van de alledaagsche misère, zijn bijna alle afkomstig uit de klas sieke periode; tot de latere behooren alleen Mendelssohn's koor »Und nach dem Feuer" (Klias) en het begin van Schubert's syrnphonie in C. Desniettemin koester ik een ontzaglyken eerbied voor het genie van Wagner, ofschoon ik van zy'n theorieën niets wil weten, maar veeleer geloof, dat hy de opwekking der phantasie dikwijls verwart met de ethische werking. Ik ben dus in de oogen van de Wagnerianen een »lauwe", in die van de vrome muziekmoralisten een ketter." Het Berliner Tageblatt, waaraan Heinrich Ehrlich jarenlang als muziek-referent is ver bonden geweest, geeft van zy'n persoon de volgende beschryving: »De kleine, tengere man, met het gladgeschoren gezicht, dat deed denken aan een Franschen abbévan de vorige eeuw, imilllMIHIIIlmilmlIllllllllmlIIIMIHlmillHIHIIIIIIIIM is het werk van een der jongelieden uit Pesaro of Castel Durante; ik heb althans in my'n werkplaats niemand die iets dergelijks zou kun nen voortbrengen. Het is merkwaardig mooi!" 'tIs zy'n gewicht in goud waard!'1 riep de prins, evenzeer op een toon, die getuigde hoezeer het onverwachte zien van iets zoo buitengewoons hem ontroerde. Zie eens, hee ren zie eens! zal de faam van rbino niet verbreid worden over de Apenny'nen en Alpen heen?" Nu zij aldus geroepen werden, traden het hof en alle anderen nader, en ieder verzekerde dat hij in rbino nimmer zulk schilderen op Majolica aanschouwd had. »Maar van wien is het?" vroeg Guidobaldo, met ongeduldig verlangen, terwyl hy een blik sloeg over het troepje jonge kunstenaars, die, achteraan, bijeen stonden. Maestro Benedetto, wees zoo goed my den naam van den kuastenaar te noemen. Gauw, als 't u belieft!" Het is genummerd... elf, mylord," ant woordde de meester. Heidaar, gy', die bij dat nummer hoort, kom naar voren en maak uw naam bekend. Mylord de hertog heeft uw werk gekozen. Als 't u belieft; verstaat men mij niet ?" Doch niet een uit het groepje jonge mannen verroerde zich. De een keek den ander vra gend aan. Wie was deze naamlooze mede dinger ? Zy waren slechts met hun tienen. Wat moet dat beduiden ?" begon Signor Benedetto weer, boos wordend. Kun je niet spreken, zeg? Wie heeft dit geschild e r d ? Aldus te blijven zwijgen is hoogst ongepast tegenover zijne hoogheid en tegen over mij!" Toen maakte de kleine Sanzio zijn handje los uit den stevigen greep van zijn vader, trad op den meester pottebakker toe, en zei, met een bedeesd lachje: Ik heb het geschilderd. Ik; Raphaël". Men kan zich voorstellen, zonder het hier te beschrijven, de verbazing, de ontsteltenis, de vragen, de uitroepen, kortom, het gegons met de levendig schttterende oogen en den sarkastischen mond, waarom in veelgeplooide slangenly'nen duizend snedige invallen speelden, was in de goede kringen van Berlijn eene gaarne geziene, steeds welkome verschijning. arlich behoorde tot de epicuristen van het leven, voor welke het aangename en het schoone eene behoefte is, te meer omdat eene jeugd vol moeielijkheden en ontberingen hun het schoone en goede langen tijd heeft onthouden. Aangenaam in den omgang, heeft hij zich bij zijn persoonlijke bescheidenheid, en niettegen staande de prikkelbaarheid, die het gevolg was van de eenigszins bittere stemming zy'ner laatste levensjaren, een grooten kring van vrienden en vereerders verworven. Deze bittere stemming zal wel voornamelijk daaraan toe te schry'yec zijn geweest, dat hy zich langzamer hand de krachten voelde ontzinken, zoodat hem de uitoefening van zijn virtuoos klavierspel zeer werd bemoeilijkt. Maar toch, wie slechts eens door den ouder wordenden Etirlich Liszt's paraphrase van Schubert's Forelle heeft hooren spelen, zal eene onuitwischbare her innering bewaren aan de gevoelvolle voordracht, den weeken aanslag en de fijne nuanceering van den kunstenaar." umifmmimiiitfiiiniiiiifiiiiiiififiiiliiiifiiiiHiiM* Het Brandende Braambosch, door ALBBRT VERWEY. Amsterdam, W. Versluys. Men verheugt zich bij iederen nieuwen bundel verzen, wanneer die van een der beste Nederlandsche dichters komt. Na den Nieuwen Tuin" nu ongeveer een jaar geleden versche nen, komt de heer Verwey ons wederom ver rassen met menig schoone bladzijde en menig keurige versregel. Wy mogen hem dankbaar zy'n voor zy'ne vruchtbaarheid. Veel eenvou dige en onbeteekende dingen, veel gewone sensaties weet hij te vergulden met eigenaardig licht. Veel klanken rijzen uit zy'n keel die dragers zijn van geen buitengewone ideeën somtijds, maar toch in hunne rhytmische asso ciaties steeds een effect maken, waarnaar gij luistert met stille aandacht. Hij weet u vast te houden by dien boom, bij die straat en dat huis, waarin ge niets zaagt en nu terwijl ge in zijn gezelschap stil staat hebt ge er geen spyt van even vertoefd te hebben. Hij overtuigt u met zijn zware stem dat ge moet blyven, stilstilstaan en dat het gezicht, wat hy u aanwijst belangrijk is. Hij gebruikt woorden die ge dacht dat zuiver en angstig te vermijden germanismen waren en zy'n autoriteit is groot genoeg om die vergeren oud germaansche syllaben gastvry by ona te doen ontvangen. Hij is de eenige die dat doet, ook Bilderdyk was een liefhebber van ger manismen. Geleerde dichters, die diep in de ziel der germaansche talen zijn doorgedrongen, kun nen dien moed hebben en men moet al heel angst vallig wezen en zwak op zy'n beenen ttaanals men zooals zekere schrijver gedurende twee jaren geen Duitscïi boek wilde lezen om van germanismen bevrijd te blyven. Deze gedichten zy'n diep van beteekenis Onder den zwaren en volumineusen klank i( menig fijn sentiment verscholen. Dit is ooi een kenmerk van Verwey's verzen, dat h volume van den klank de uitgebreidheid vai het sentiment verre overtreft. Het omhulsel L grooter dan de kern en zooals bij menige kos tely'ke vrucht vergasten wy ons liever aan h sappige omhulsel dan aan den harden kern. Zeer fijn is b. v. dit sonnet: Gij vvsagt waarom ik vreemdeling in uw kring Niet tracht te blinken maar met stil gelaat Me op ieders woord gemeenzaam wiegen laat Ea zelf naar geener goede ineening ding. En gist: 't ia waar, een Koning die zijn stuat Sleeds vuelt duldt ook niet dat hij zelf zich drin In audrer oog, daar tocli elk vreemdeling Die wil wel weet. dat daar een kuning gaat. Maar zoo was 't niet. Ik dong naar liefdo en faa En won mij beide. En tot ik eenzaam vlood Spiegelde ik blij me in oog en schoonen naam. En 'k wist het niet voor gij 't zoo zei uit noi Of neiging werd 'k een stille man, en saam Met elk leef ik en vod mij klein noch groot. Op een zomeravond wandelt de dichter mi eene vrouw langs het strand der zee. Hoc wat hy daarvan zegt: Toen traden beiden vreezend stil gebogen Voorover waar liet water trilde en dreef; e liehten blonken diep als kiuderoogen, De lijnen zwommen vol verguld geleef. Eu daar zij angstig naast en hopend stonden. Haar blankreu arm en zijn gebruinde hand Doopten ze in 't goud: die tiily;evonkeld vonii, Zij vuil vol slijmig kroos en bijtend zand. Bij Willein Kloos is meestal de klank mina amlHH»INllll»mHlllt»IWMWKHIMmKim»llllimHlllllllllllillHIIH en gefluister, dat volgde op de ontdekking m het genie in den dop. Alleen de tegenwordigheid van den hertog hield allen in bedwa?, en zelfs hij voelde zijn oogen vochtig worèi en kon zich nauwelijks weerhouden het kil in zijn armen te sluiten ; want zijn huwek bleef kinderloos, en voor de vreugde die Givanni Sanzio thans gevoelen moest, had ij gaarne heel zijn hertogdom en zijn vaderjk erfdeel willen afstaan. Hy' legde een kostbaren gouden keten d'n hy droeg, den knaap om den hals, en sprs, met een stem vol aandoening: Dit is je eerste belooning, o wonderkii! Je zult er nog velen hebben, gy, die zult le;n als wij tot stof vergaan zijn l" Raphaël, die alles stil had aangezien, kite den hertog de hand, en vroeg meteen, ;ch tot zy'n vader wendend: Is het waar, dat ik den wedstrijd gewonen heb ?" Ja, mijn engel! 't is waar! 't is waar!'zei Giovanni Sanzio. Raphaël keek Maestro Benecetto aan. Dan mag ik trouwen met Pacifica!" Er speelde even een glimlajh op alle ge zicht, zelfs op de sombere troiies der teurgestelde schilders. O, was het waar dat je doir een nueJijk myn zoon kondt worden, zooalsje het bei van mijn hart!" zuchtte Signor Beneletto. Herlijk Mad! Ik weet, dit is scherts. Maar ze mij, wat je van mij begeeren zoudt; ik kan a nu niets weigeren, want niet i k ten de nisster, maar jij l" Neen, ik ben uw leerling!" lernam Bphaëi met zijn eigenaardig, ernstig glinlachje,erwijl de vingertjes met het nieuwe seraad spilden. Ik zou dit majolica nooit jebben .innen schilderen, als u mij niet de jeheimeren de behandeling der kleuren geweien had. Maar o, luistert nu eens naar mij, lieve hestro, en u, mylord de hertog I It heb, 'olgens de voorwaarden van den wedstrijd, - hand van Paeiflca verdiend en het recht o. comhreed aiaar hij dekt steeds volkomen sensatie en geiachte Bij hem is grootere zielenharmonie, al zijn zijne gedichten, zijne latere vooral, zeer ongelijk. Niet geheel mis zou hy het bbben, die Kloos den tenor en Verwey den laa van de opera De Nieuwe Gids zou genoend hebben. Akeen werkelyk dichter en bij gevolg ziener mpesl Verwey getroffen zijn door het oogenblik oen Zota'a stem, terwijl hij zijne verdeging Jas voor de jury, begon te beven. Toen raakt met onhoorbaren vleugelslag de twijfel de roest verstokte anti-dreyfusards. Op dat oogeiüik wankelden de paalvaste meeningen en ó koude wind van het groote mysterie voer ioor het ontzettende zwijgen en deed ook Zolai stem wankelen. Dit moment heeft Verwey vastphouden in een goed sonnet waarmede hij deza bundel opent en met welks vermelding ik ze aankondiging sluit. ? * * Verzen, van JBANNETTE NIJHUIS. Utrecht H. Hocig. teze jonge vrouw is eene dichteres van verflenste. Zij is door het leven hevig ontroerd, dor liefde en toorn aangedaan en hare ziel trt wanneer de zonnestralen der vreugde ze dorfonkelen of de regenvlagen van wanhoop er smart ze doet klagen in zuchten en kermen. Soityds rijzen de woorden wel eens bovea har verdriet uit als mouwen die te lang zy'n wr schoone armen doch in het algemeen is a oprecht en heeft zy werkelyk iets te zeggen. {j' blijft steeds vrouw, hare verzen zijn zacht a donzig, week en teer. Zy' streve daarom iet naar kracht, hare kracht ligt in de bekoorjkheid van haren weeken en fijnzinnigen klank. Ir is in dezen bundel menig middelmatig geiicht, doch ook echt doorvoelde zang. Tranen an treurnis en tranen van vreugde parelen >n gloren over de bloemen harer sentimenten in bekoorlijk soms zijn de groene halmen larer onbedrevenheid. Zy zal zich moeten jewennen minder op litteratuur en kunst belacht te zijn, dan wel op de meer adequate sxpressie van hare gevoelens en als ze dat niet kan, dan schrijve ze een dagboek oprecht en suiver, zooals Marie Baskirtseff heeft gedaan an dat, vreemd genoeg nog zoo weinig door landeren werd geprobeerd. Zegt de goncourt niet dat de litteratuur der toekomst daar ligt ? De meuschen blyven, de kunst wanneer zij niet het hoogste geeft, gaat voorbp* Hoevelen zy'n er niet en daaronder veel artiesten die uit tegenzin geen verzen of artistiek proza meer kunnen lezen: maar wie zou ooit een werkely'k oprecht dagboek ongelezen uit handen leggen ? Een voorbeeld uit de gedichten dezer dich teres zal haar doen kennen. En dat ik je nooit meer mag zeggen, Hoe lief of je liefde mij is. Dat 'k nooit weer mijn kopje kan leggen Aan je borst, is mijn droevigst gemis. iiuiiiuiiiiiiiuniiiin iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitim IIHIIIIIIIIIIIIH ofhdawm. 40 cents per regel. Bal-Zijde 40 cent tot f 1-1.65 per Meter alsmede zwarte, witte en gekleurde Henneberg-Zffde van 45 et. tot fl4.65 per Meter effen, ge streept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 verach. qual. en 2000 versch. kleuren, dessins en:.). Franco en vr(j van iuvoerrechten iu buis. Stalen ommegaand. Dibbel briefporto naar Zwitserland. G Henneberg's Zijde-Fabrieken (k. & k. Hoflever.), Zürich. Hoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORIG. il Borniaal-HartMea. K. F. DBUSCHLE-BENGEB, Amsterdam, Kalverstr. l&J. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. ECHT VICTORIAWATER. MMIIMMMIIIIIIIIHIMMIIIIIIIIIIIIIIIimlIllltlmillllMIII jagnon te worden van messer Ronconi. Ik zeem die rechten aan, en doe ze over aan mijn even vriend, Luca van Tano, omdat hij de teste en liefste man van de heele wereld is, die erg opziet tegen Signor Benedetto, en van Pacifica meer houdt dan ooit iemand doen za), en Pacifica houdt ook veel van hém. Mylord Ie hertog zal zeker ook zeggen dat zóó alles ;oed geschikt is." Aldus, met de ernstige, tevens naïeve vrij moedigheid van een kind, sprak hij, deze zeven jarige schilder, die grooter was dan een van hen allen. Signor Benedetto bleef zwy'gen. Heel zijn houding getuigde van een zwaren stry'd, van groote teleurstelling, zoo niet van onwil. Luca trad inmiddels haastig naar voren, en viel voor het kind op de knie, bleek als een doek. Raphaël zag met zijn innemenden lach hem en den hertog beurtelings aan, en zei luid: Mylord de hertog, n hebt mijn werk geko zen, help mij nu dat ik krijg waar ik recht op heb l" Kom, myn goede Benedetto, luister naar de stem van een engel; de hemel spreekt door hem," sprak Guidobaldo, de hand op den schou der van den meester leggend. De anders zoo y'zige, ongenaakbare Benedetto barstte in snikken uit. Ik kan hem niets weigeren Neen! Hij zal rbino beroemd maken, meer dan ooit een plaats in de wereld het geweest is!" En roep nu die schoone Pacifica, die Raphaël's prijs geworden is," zei de souverein van het hertogdom. Ik zal haar tot bruidsschat zooveel gouden kronen geven als deze vaas bevatten kan. Een brave jongen, die haar liefheeft en dien zij lijden mag wat kun je beter ver langen, Benedetto? Sta op, jongen, en geve God dat jullie gelukkig wordt. Een engel is voor je uit den hemel op aarde neergedaald". Maar Luca hoorde hem niet. Hij lag nog steeds geknield aan de voeten van Raphaël, zooals sedert heel de menschheid het gedaan heeft. G. W.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl