Historisch Archief 1877-1940
90
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1176
staten zich tegen Engeland te
wen verbinden, is der overweging ruim
schoots waard. Heette het vroeger >Rule
Brittannia, rule the waves", de apostelen
van het Greater Britain Empire hebben
er aan toegevoegd >the world and the
market." Daardoor wordt de Britsche
suprematie ter -zee ondraaglijk voor alle
andere volken, die nevens hen Overzeesche
belangen hebben.
Trouwens reeds voor meer daa vijftig
jaren wees een kundig politicus, de
Luit.Generaal Jomini, er met den meesten ernst
op, hoe gevaarlijk het was een
eilandenrijk, dat door zijn geïsoleerde ligging van
zijne naburen weinig of niets heeft te
duchten, zich tot de allersterkste
zeemogendheid te laten ontwikkelen. Moet
er een volk zijn, dat ter zee oppermachtig
is, zij het dan eene vastelandsmogendheid,
die, zoodra zij misbruik van hare supre
matie maakt, door gemeenschappelijk wa
pengeweld tot rede kan worden gebracht.
Die fout, in den loop der tijden begaan,
inzonderheid door het toedoen van onzen
stadhouder Willem III en door de politiek
van het Huis van Habsburg, zoo mogelijk
te herstellen, daartoe kan de oorlog, dien
Engeland thans tegen den Oranje Vrij
staat en Transvaal voert, wellicht de
gelegenheid geven.
Maar hoe?
Allereerst hoe niet.
Niet namelijk door bijstand of
tusschenkomst der mogendheden, Zuid-Afrika faro,
da se. Zelf moeten hare kinderen het
uitvechten, zelf moeten zij de volledige
vrijheid van hun land veroveren en grond
vesten, zelf moeten zij den laatsten
»rooinek" zee in jagen.
Mengt zich een der Mogendheden in den
strijd, of gorden meerderen hunner zich
aan, om de Transvalers daadwerkelijk bij
te springen, dan is het meer dan waar
schijnlijk, dat de strijd niet zal worden
uitgestreden, maar bijgelegd, om later te
feller allicht te ontbranden en dat Engeland
als paramount power zich, zij 't ook min
of meer gekortwiekt, zal weten te hand
haven; misschien zelfs staat het dan te
vreezen, dat de Zuid-Afrikanen van den
regen in den drup zullen komen.
Stel, dat Duitschland b. v. te hunnen
behoeve naar de wapenen greep, zou dan
niet die Mogendheid, met het oog op
zijne Zuid-, West- en Oost-Afrikaansche
bezittingen er een werkelijk of vermeend
belang in kunnen zien, om wel den Britten
een knauw te geven, maar toch ook
ZuidAfrika vooral niet al te sterk te laten
worden? En dan ware het resultaat voor
de Hollandsche Afrikanen geen ander, dan
dat zij twee eigenbelang zoekende voogden
in plaats van n hadden gekregen. Toch
zou 't voor hen zeer bezwaarlijk zijn om,
schouder aan schouder met de Duitschers
strijdende, vredesvoorwaarden af te wijzen,
die door deze aanneembaar werden geacht.
Zij zouden dan gevaar loopen, bij verdere
voortzetting van den strijd, op eigen band,
niet n, maar twee vijanden tegenover
zich te hebben. En kan 7.00 iets het geval
zijn met Duitschland, 't lijdt geen twijfel,
of alle andere mogendheden zouden zich
ook op de eene of andere wijze voor hare
goede hnlp laten betalen, zeker ten koste
van Groot-Brittannië, allicht echter ook
zeer ten nadeele van Zuid-Afrika. Daarom
moet men vurig hopen, dat de mogend
heden zich niet zullen mengen in den strijd.
Maar dan moeten ten slotte Oranje
Vrijstaat en Transvaal bezwijken. Dat is
nog niet zoo zeker. David versloeg Goliath,
Amerika heeft zich voor honderd jaren van
Engelands juk weten vrij te vechten en
Holland heeft ook 't onderspit niet gedolven
in zijn reuzenstrijd tegen Spanje's over
macht. Onze neven daar ginds doen voor
onze voorvaderen hier niet ouder, dagelijks
vernemen wij er de bewijzen van; en is
thans Engeland's overmacht groot, wat had
de macht van den Prins zonder land en
zijn handvol geuzen te beduiden tegenover
de finantiëele kracht, de sterke vloot en
de talrijke legerscharen van Philips, die
DfiMifiififtHiiifliiMimiiiiiiiiiiiiitiiiii iiiiiiiniiiilitiiiiniitniiiw
MtffiHiiinimmtniiiiiinMii
?Uit de jeugd van Raphaël.
4) ?' DOOB
O U I D A.
(Slot).
De jonge hertog en zyn gevolg waren in
middels de straat in gereden, om voor het
otiderwetsche huis van den meester-pottebakker
halt te houden, een schitterende stoet, met
prachtige raspaarden, pages en rijknechten.
In den regel bewoog Guidobaldo zich, gely'k
zy'n vader, als een gewoon burger te midden
van zyn volkje, maar de ydelheid van messer
Benedetto kennende, wilde hij, met zijn goed
hartigheid, -hem gaarne in deze kleine zwak
heid tegemoet komen. Buigend tot op den
grond byna, ging Benedetto, steeds achter
uit loopend, hem voor in zyn bottega ? de
kamerheeren volgden onmiddellyk achter hun
heer; Giovanni Sanzio, met zy'n zoontje en
enkele andere bevoorrechten, op eenigen af
stand. Achter in de werkplaats hadden de
jonge schilders zich opgesteld, die hun kunst
producten voor den wedstry'd hadden ingezon
den. In 't geheel waren er tien ; de arme Luca
die zyn eigen werk bij dat der anderen op de
tafel had gezet, hield zich zorgvuldig op den
achtergrond; hy trachtte in zyn wanhoop zoo
min mogelijk in het oog te vallen.
Daar stonden ze dus op de smalle houten
tafels, waar men op gewone werkdagen aan
zat te schilderen de schotels en de vazen
of kannen, elk van een nummer voorzien,
geen naam er bij, want Signor Benedetto wilde
op alle manieren toonen dat hy' er geheel
buiten stond en niet mee koos; zya doel
was den grootsten kunstenaar te leeren kennen.
daarenboven aan 't hoofd daarvan bevel
hebbers had van heel wat meer beteekenis
dan de tegenwoordige Engelsche officieren,
die den oorlog leerden beoefenen als een
soort jachtsport op half naakte en vrij wel
weerlooze negers. Toch overwon het kleine
Holland, toch zal ook de Afrikaansche
Hollander ten slotte overwinnen.
Te zekerder mag men dit vertrouwen,
omdat zijn goed recht hem aanspraak geeft
op de sympathie niet alleen, maar ook op
den steun van geheel de beschaafde wereld.
Is 't ongewenscht en niet waarschijnlijk,
dat de mogendheden ten behoeve van
Oranje Vrijstaat of Transvaal het zwaard
zullen trekken, het ware daarentegen geens
zins vreemd, zoo meerderen hunner tracht
ten in troebel water te visschen, gelijk
Keizer Wilhelm II, de Koning van Samoa,
dit reeds deed. Rusland is, naar men zegt,
ook al druk bezig zijne troeven te schikken,
om die te gelegener tijd uit te spelen. Zulk
eene handelwijze is ook volkomen rationeel.
Alle zeevarende natiën hebben hier of daar
eene duchtige rekening met Engeland te
vereffenen. Wat is dus natuurlijker, dan
dat zij, nu dit land de handen in
ZuidAfrika vol heeft, de gelegenheid gretig
aangrijpen om hunne grieven te berde te
brengen en hunne eischen te stellen? In
den oorlog gaat 't toch niet om sympathie
of antipathie, maar om tastbare belangen,
met uitzondering der godsdienst- en vrijheids
oorlogen, meest van stoffelijken aard.
Maar niet enkel Eusland's en
Duitsehland's belangen zijn met die van Engeland
op verschillende punten der wereld in
flagranten strijd, ook Frankrijk en meer
andere staten hebben tal van gegronde
grieven. Treden deze nu allen, tijdens den
Zuid-Afrikaanschen oorlog krachtig op, dan
staat Engeland voor de keuze of zonder
strijd toe te geven, of zijne strijdkrachten
te verdeelen en overal voor zijne belangen
pal te staan. Kiest het 't eerste, dan zal
zijn verlies aan macht, invloed en prestige
onherstelbaar groot zijn; doet het't tweede,
dan zal het in meer dan n deel der wereld
een wanhopigen strijd tegen vaak
overmachtige vijanden hebben te voeren en
daardoor zullen de Boeren de handen vrij
krijgen om den Brit, althans in Zuid-Afrika,
den genadeslag toe te brengen.
Mocht b. v. Frankrijk een wel georga
niseerden opstand in Ierland weten uit te
kikken en te steunen, Rusland iets der
gelijks in Hindostan doen, de Negus van
Abessinië, door beiden behoorlijk gesteund,
onverwacht Egypte aantasten, Duitschland
in Engelsch-China Brittannië's vlag neer
halen, Aden, het centraalpunt voor de
onderzeesche telegraafkabels, onzijdig ge
bied worden verklaard, dan ware daarmede
den Zuid-Afrikanen heel wat grooter dienst
bewezen, dan wanneer deze mogendheden
hen met een paar regimenten krijgsvolk
bijstonden, terwijl zij tevens zoodoende
hunne eigene belangen krachtdadig zouden
kunnen bevorderen.
Daarom, door de Hollandsche
ZuidAfrikanen hunnen strijd zelf ten volle te
laten uitvechten, maar hen tevens van alle
kanten zijdelings te steunen, helpt men hen
't best en handelt Europa het verstandigst.
X.
pMiiiummiiiiiiiiiittiiiiimitumiiiiiniiHiiiHiiiitumiimiiHHMMi
,*-,
HeiHricli Mdi f.
Klaviervirtuoos te zyn en tegelijk een
veelzydig ontwikkeld man, is geen zeldzame
vereeniging van eigenschappen meer. Men zegt
wel Mte comme un tenor", maar niet »&éte
comme un pianiste". Heinrich Ehrlich was
de gelukkige bezitter van die benijdenswaar
dige combinatie, en daarby' nog een vruchtbaar
componist en een gaarne gelezen auteur op
intimi iiiiiiiiii i
iiiiliiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiinMiifiniiiuiH
Prins Guidobaldo de gevederde muts
hoffelijk in de hand wandelde bedaard de
lange zaal door, beurtelings elk voorwerp
nauwkeurig bekijkend. Hetgjen daar bijeen
stond, zag er, over 't geheel genomen, goed
uit, toch voelde hy' zich, bij elk stuk
afzonderly'k, ietwat teleurgesteld, hy had iets
buitengewoons verwacht, iets dat hem in alle
opzichten treffen zou als volmaakt. Met dat
al maakte hij Signor Benedetto herhaaldelijk
een complimentje over een zoo fraaie tentoon
stelling, alleen toen hij het werk van den armen
Luca zag, zei hij niets, en waarly'k, hier het
zwijgen te bewaren, was de grootste welwil
lendheid die men er aan bewijzen kon; da
teekening was flink, met krachtige hand gedaan,
maar de kleuren waren infaam leelijk, hard
en smakeloos.
Eindelyk voor een kan en een schotel,
bescheidenlijk aan het eind der lange tafel
geplaatst deed de hertog plotseling een
uitroep van verrukking. Signor Benedetto
kreeg een kleur van verrassing, en Giovanni
Sanzio drong onwillekeurig dichter by, om over
de schouders der heeren van het hof heen te
zien, wel wetend dat iets zeer bijzonders en
zeer schoons dien kreet van verbazing aan den
heer van Montefeltro moest hebben ontlokt.
En met een enkelen blik had hij zich reeds
overtuigd dat er voor zijn armen vriend Luca
geen zweem van hoop was.
Dit is on-ver-ge-Iijkelyk schoon!"... Met
deze woorden, uit de volheid des harten ge
sproken, had Guidobaldo den schotel voorzichtig
in de handen genomen. Maestro Benedetto,
ik mag u wel feliciteeren, dat u een zóó talentvol
schilder onder uw leerlingen telt! Hij zal ons
geliefd rbino eenmaal beroemd maken !"
Het is inderdaad bijzonder werk, heer her
tog," stamelde de meester-pottebakker,die beefde
van verbazing en vreugde, en toch zy'n tranen
nauwelyks kon inhouden by het ontdekken van
een dergelijk kunststuk in zy'n eigen bottega.
Het kan niet anders", voegde hij er by',
want h\j was door en door eerly'k of het
muzikaal en novellistisch gebied, een gezag
hebbend criticus, een uitstekend onderwyzer,
en ten slotte nog een diplomaat uit liefhebberij.
Ehrlich werd den 5en Ootober 1822 te
Weenen geboren, studeerde onder leiding van
Henselt en Thalberg, later ook van Liszt,
was verscheidene jaren hofpianist van den
blinden koning Georg V van Hannover, in
wiens byzondere gunst hy zich verheugde,
maakte als virtuoos vele en lange reizen en
was van 18(>4 tot 1872 en daarna weder van
1886 tot 1898 leeraar voor klavierspel aan het
«Sternsche Konservatorium" te Berlijn. In
1875 verkreeg hy den professorstitel.
In zy'ne jeugd, die met den bloeityd der
romantische school samenviel, behoorde Ehrlich
tot da kunstenaars, die het vak niet slechts
salonfiihig maar ook hoffdhig wisten te maken
en zich in de voornaamste kringen een plaats
wisten te verzekeren, welke zij daar zeker niet
door hun muzikaal talent alleen zouden hebben
verkregen. EQ ook later bleek hij in hooge
kringen een gezien man te zy'n. Kort nadat
vorst Karl von Hohenzollern den troon van
Roemeniëhad bestegen, ging Erlich met eene
geheime diplomatieke zending naar Boekarest,
waar hy' een ty'dlang den jeugdigen vorst als
raadsman ter zijde stond en tevens diens vader,
den kunstlievenden vorst Anton von Hohen
zollern, vertrouwelyke berichten zond over
Eoemeensche personen en toestanden.
In zijn zeer belangrijk werkje »Die Mus
kAesthetik in ihrer Entwiekelung von kant bis
auf der Gegenwart". dat zien bescheidenlek
tot motto heeft gekozen de woorden van Vischer:
«Die Aesthetik ist noch in dem Anfangen",
doet Ehrlich in zy'ne inleiding uitkomen, dat
in onze dagen de belangstelling voor muziek
en voor muzikale quaestiën die voor andere
kunsten op den achtergrond dringt. Hij vindt
dit een natuurlyk gevolg van de ontwikkeling
der inzichten over de muzikale kunst. »Deze
(inzichten) houden zich dikwijls minder bezig
met de waarde van het muzikale kunstwerk,
dan met algemeene vraagstukken van de moraal
en van de richting, in welke het werk is ont
staan. Van de meest verschillende standpunten
workt de muziek voorgesteld als de hoogste
kunst, als de kunst van de ziel, van het ge
moed, ja als de wereldkunst, die het innerlykst
wezen der wereld veel nauwkeuriger voorstelt
dan eenige andere (kunst); van de meest ver
schillende standpunten is sedert het jaar 1850
verkondigd, dat de muziek vóór andere kunsten
geroepen is om tot de innerlyke regeneratie
van het nationale leven het belangrykste deel
bij te dragen. De pessimistische en de opti
mistische, de religieuse en de materialistische
wereldbeschouwing verkondigen, wanneer er
van de muziek sprake is, dezelfde beginselen,
natuurlyk met toepassing op haar eigen leer.
Voor het oratorium en de kerkmuziek van
Bach en van Handel, van cantate van Schumann
en Brahms, voor het nieuwerwetsche (de uit
gaaf van Ehrlich's boekje, waaruit ik citeer,
is van 1881) historische oratorium, ja zelfs
voor aria's van Rossini en Donizetti, maakt
men aanspraak op de hoogste ethische
beteekenis, evenals van andere zy'de, voor Wagner's
muziekdrama's en Liszt's *symphonische
Dichtungen."
Zy'n eigen standpunt »op ethisch en muzi
kaal gebied" omschreef Ehrlich in een opstel
in die Gegenwart van October 1880 (»Musik
und Moral") op de 'volgende wy'ze: »Ik behoor
tot de kleine, hoogst onpraktische sekte van
diegenen, die overtuigd zy'n van een hooger
leven dan ons aardsch bestaan, ja van de
noodzakelykheid van een positieven godsdienst,
maar die desniettemin even ver staan van de
meeste kerkely'k-vromen als van de spotters,
en dus by' elk dezer machtige partyen even
weinig gewild zijn. Myn artistieke overtui-.
gingen zy'n met mijne religieuze in overeen
stemming. De compositiën, die op my' moreel
werken, dat wil zeggen, die ik my in elke
stemming te binnen kan roepen en die my'n
geest dadelyk losmaken van de alledaagsche
misère, zijn bijna alle afkomstig uit de klas
sieke periode; tot de latere behooren alleen
Mendelssohn's koor »Und nach dem Feuer"
(Klias) en het begin van Schubert's syrnphonie
in C. Desniettemin koester ik een
ontzaglyken eerbied voor het genie van Wagner,
ofschoon ik van zy'n theorieën niets wil weten,
maar veeleer geloof, dat hy de opwekking der
phantasie dikwijls verwart met de ethische
werking. Ik ben dus in de oogen van de
Wagnerianen een »lauwe", in die van de vrome
muziekmoralisten een ketter."
Het Berliner Tageblatt, waaraan Heinrich
Ehrlich jarenlang als muziek-referent is ver
bonden geweest, geeft van zy'n persoon de
volgende beschryving: »De kleine, tengere man,
met het gladgeschoren gezicht, dat deed denken
aan een Franschen abbévan de vorige eeuw,
imilllMIHIIIlmilmlIllllllllmlIIIMIHlmillHIHIIIIIIIIM
is het werk van een der jongelieden uit Pesaro
of Castel Durante; ik heb althans in my'n
werkplaats niemand die iets dergelijks zou kun
nen voortbrengen. Het is merkwaardig mooi!"
'tIs zy'n gewicht in goud waard!'1 riep de
prins, evenzeer op een toon, die getuigde
hoezeer het onverwachte zien van iets zoo
buitengewoons hem ontroerde. Zie eens, hee
ren zie eens! zal de faam van rbino niet
verbreid worden over de Apenny'nen en Alpen
heen?"
Nu zij aldus geroepen werden, traden het
hof en alle anderen nader, en ieder verzekerde
dat hij in rbino nimmer zulk schilderen op
Majolica aanschouwd had.
»Maar van wien is het?" vroeg Guidobaldo,
met ongeduldig verlangen, terwyl hy een blik
sloeg over het troepje jonge kunstenaars, die,
achteraan, bijeen stonden. Maestro Benedetto,
wees zoo goed my den naam van den
kuastenaar te noemen. Gauw, als 't u belieft!"
Het is genummerd... elf, mylord," ant
woordde de meester. Heidaar, gy', die bij dat
nummer hoort, kom naar voren en maak uw
naam bekend. Mylord de hertog heeft uw werk
gekozen. Als 't u belieft; verstaat men mij
niet ?"
Doch niet een uit het groepje jonge mannen
verroerde zich. De een keek den ander vra
gend aan. Wie was deze naamlooze mede
dinger ? Zy waren slechts met hun tienen.
Wat moet dat beduiden ?" begon Signor
Benedetto weer, boos wordend. Kun je niet
spreken, zeg? Wie heeft dit
geschild e r d ? Aldus te blijven zwijgen is hoogst
ongepast tegenover zijne hoogheid en tegen
over mij!"
Toen maakte de kleine Sanzio zijn handje
los uit den stevigen greep van zijn vader, trad
op den meester pottebakker toe, en zei, met
een bedeesd lachje:
Ik heb het geschilderd. Ik; Raphaël".
Men kan zich voorstellen, zonder het hier
te beschrijven, de verbazing, de ontsteltenis,
de vragen, de uitroepen, kortom, het gegons
met de levendig schttterende oogen en den
sarkastischen mond, waarom in veelgeplooide
slangenly'nen duizend snedige invallen speelden,
was in de goede kringen van Berlijn eene
gaarne geziene, steeds welkome verschijning.
arlich behoorde tot de epicuristen van het
leven, voor welke het aangename en het schoone
eene behoefte is, te meer omdat eene jeugd
vol moeielijkheden en ontberingen hun het
schoone en goede langen tijd heeft onthouden.
Aangenaam in den omgang, heeft hij zich bij
zijn persoonlijke bescheidenheid, en niettegen
staande de prikkelbaarheid, die het gevolg
was van de eenigszins bittere stemming zy'ner
laatste levensjaren, een grooten kring van
vrienden en vereerders verworven. Deze bittere
stemming zal wel voornamelijk daaraan toe te
schry'yec zijn geweest, dat hy zich langzamer
hand de krachten voelde ontzinken, zoodat
hem de uitoefening van zijn virtuoos
klavierspel zeer werd bemoeilijkt. Maar toch, wie
slechts eens door den ouder wordenden Etirlich
Liszt's paraphrase van Schubert's Forelle heeft
hooren spelen, zal eene onuitwischbare her
innering bewaren aan de gevoelvolle voordracht,
den weeken aanslag en de fijne nuanceering
van den kunstenaar."
umifmmimiiitfiiiniiiiifiiiiiiififiiiliiiifiiiiHiiM*
Het Brandende Braambosch, door ALBBRT
VERWEY. Amsterdam, W. Versluys.
Men verheugt zich bij iederen nieuwen bundel
verzen, wanneer die van een der beste
Nederlandsche dichters komt. Na den Nieuwen
Tuin" nu ongeveer een jaar geleden versche
nen, komt de heer Verwey ons wederom ver
rassen met menig schoone bladzijde en menig
keurige versregel. Wy mogen hem dankbaar
zy'n voor zy'ne vruchtbaarheid. Veel eenvou
dige en onbeteekende dingen, veel gewone
sensaties weet hij te vergulden met eigenaardig
licht. Veel klanken rijzen uit zy'n keel die
dragers zijn van geen buitengewone ideeën
somtijds, maar toch in hunne rhytmische asso
ciaties steeds een effect maken, waarnaar gij
luistert met stille aandacht. Hij weet u vast
te houden by dien boom, bij die straat en dat
huis, waarin ge niets zaagt en nu terwijl ge
in zijn gezelschap stil staat hebt ge er geen spyt
van even vertoefd te hebben. Hij overtuigt u
met zijn zware stem dat ge moet blyven,
stilstilstaan en dat het gezicht, wat hy u aanwijst
belangrijk is. Hij gebruikt woorden die ge dacht
dat zuiver en angstig te vermijden germanismen
waren en zy'n autoriteit is groot genoeg om die
vergeren oud germaansche syllaben gastvry by
ona te doen ontvangen. Hij is de eenige die dat
doet, ook Bilderdyk was een liefhebber van ger
manismen. Geleerde dichters, die diep in de ziel
der germaansche talen zijn doorgedrongen, kun
nen dien moed hebben en men moet al heel angst
vallig wezen en zwak op zy'n beenen ttaanals
men zooals zekere schrijver gedurende twee
jaren geen Duitscïi boek wilde lezen om van
germanismen bevrijd te blyven.
Deze gedichten zy'n diep van beteekenis
Onder den zwaren en volumineusen klank i(
menig fijn sentiment verscholen. Dit is ooi
een kenmerk van Verwey's verzen, dat h
volume van den klank de uitgebreidheid vai
het sentiment verre overtreft. Het omhulsel L
grooter dan de kern en zooals bij menige kos
tely'ke vrucht vergasten wy ons liever aan h
sappige omhulsel dan aan den harden kern.
Zeer fijn is b. v. dit sonnet:
Gij vvsagt waarom ik vreemdeling in uw kring
Niet tracht te blinken maar met stil gelaat
Me op ieders woord gemeenzaam wiegen laat
Ea zelf naar geener goede ineening ding.
En gist: 't ia waar, een Koning die zijn stuat
Sleeds vuelt duldt ook niet dat hij zelf zich drin
In audrer oog, daar tocli elk vreemdeling
Die wil wel weet. dat daar een kuning gaat.
Maar zoo was 't niet. Ik dong naar liefdo en faa
En won mij beide. En tot ik eenzaam vlood
Spiegelde ik blij me in oog en schoonen naam.
En 'k wist het niet voor gij 't zoo zei uit noi
Of neiging werd 'k een stille man, en saam
Met elk leef ik en vod mij klein noch groot.
Op een zomeravond wandelt de dichter mi
eene vrouw langs het strand der zee. Hoc
wat hy daarvan zegt:
Toen traden beiden vreezend stil gebogen
Voorover waar liet water trilde en dreef;
e liehten blonken diep als kiuderoogen,
De lijnen zwommen vol verguld geleef.
Eu daar zij angstig naast en hopend stonden.
Haar blankreu arm en zijn gebruinde hand
Doopten ze in 't goud: die tiily;evonkeld vonii,
Zij vuil vol slijmig kroos en bijtend zand.
Bij Willein Kloos is meestal de klank mina
amlHH»INllll»mHlllt»IWMWKHIMmKim»llllimHlllllllllllillHIIH
en gefluister, dat volgde op de ontdekking m
het genie in den dop. Alleen de
tegenwordigheid van den hertog hield allen in bedwa?,
en zelfs hij voelde zijn oogen vochtig worèi
en kon zich nauwelijks weerhouden het kil
in zijn armen te sluiten ; want zijn huwek
bleef kinderloos, en voor de vreugde die
Givanni Sanzio thans gevoelen moest, had ij
gaarne heel zijn hertogdom en zijn vaderjk
erfdeel willen afstaan.
Hy' legde een kostbaren gouden keten d'n
hy droeg, den knaap om den hals, en sprs,
met een stem vol aandoening:
Dit is je eerste belooning, o wonderkii!
Je zult er nog velen hebben, gy, die zult le;n
als wij tot stof vergaan zijn l"
Raphaël, die alles stil had aangezien, kite
den hertog de hand, en vroeg meteen, ;ch
tot zy'n vader wendend:
Is het waar, dat ik den wedstrijd gewonen
heb ?"
Ja, mijn engel! 't is waar! 't is waar!'zei
Giovanni Sanzio.
Raphaël keek Maestro Benecetto aan.
Dan mag ik trouwen met Pacifica!"
Er speelde even een glimlajh op alle ge
zicht, zelfs op de sombere troiies der
teurgestelde schilders.
O, was het waar dat je doir een nueJijk
myn zoon kondt worden, zooalsje het bei van
mijn hart!" zuchtte Signor Beneletto. Herlijk
Mad! Ik weet, dit is scherts. Maar ze mij,
wat je van mij begeeren zoudt; ik kan a nu
niets weigeren, want niet i k ten de nisster,
maar jij l"
Neen, ik ben uw leerling!" lernam Bphaëi
met zijn eigenaardig, ernstig glinlachje,erwijl
de vingertjes met het nieuwe seraad spilden.
Ik zou dit majolica nooit jebben .innen
schilderen, als u mij niet de jeheimeren de
behandeling der kleuren geweien had. Maar
o, luistert nu eens naar mij, lieve hestro,
en u, mylord de hertog I It heb, 'olgens
de voorwaarden van den wedstrijd, - hand
van Paeiflca verdiend en het recht o.
comhreed aiaar hij dekt steeds volkomen sensatie
en geiachte Bij hem is grootere
zielenharmonie, al zijn zijne gedichten, zijne latere
vooral, zeer ongelijk. Niet geheel mis zou hy
het bbben, die Kloos den tenor en Verwey
den laa van de opera De Nieuwe Gids zou
genoend hebben.
Akeen werkelyk dichter en bij gevolg ziener
mpesl Verwey getroffen zijn door het
oogenblik oen Zota'a stem, terwijl hij zijne
verdeging Jas voor de jury, begon te beven. Toen
raakt met onhoorbaren vleugelslag de twijfel
de roest verstokte anti-dreyfusards. Op dat
oogeiüik wankelden de paalvaste meeningen
en ó koude wind van het groote mysterie
voer ioor het ontzettende zwijgen en deed ook
Zolai stem wankelen. Dit moment heeft Verwey
vastphouden in een goed sonnet waarmede hij
deza bundel opent en met welks vermelding
ik ze aankondiging sluit.
? *
*
Verzen, van JBANNETTE NIJHUIS. Utrecht
H. Hocig.
teze jonge vrouw is eene dichteres van
verflenste. Zij is door het leven hevig ontroerd,
dor liefde en toorn aangedaan en hare ziel
trt wanneer de zonnestralen der vreugde ze
dorfonkelen of de regenvlagen van wanhoop
er smart ze doet klagen in zuchten en kermen.
Soityds rijzen de woorden wel eens bovea
har verdriet uit als mouwen die te lang zy'n
wr schoone armen doch in het algemeen is
a oprecht en heeft zy werkelyk iets te zeggen.
{j' blijft steeds vrouw, hare verzen zijn zacht
a donzig, week en teer. Zy' streve daarom
iet naar kracht, hare kracht ligt in de
bekoorjkheid van haren weeken en fijnzinnigen klank.
Ir is in dezen bundel menig middelmatig
geiicht, doch ook echt doorvoelde zang. Tranen
an treurnis en tranen van vreugde parelen
>n gloren over de bloemen harer sentimenten
in bekoorlijk soms zijn de groene halmen
larer onbedrevenheid. Zy zal zich moeten
jewennen minder op litteratuur en kunst
belacht te zijn, dan wel op de meer adequate
sxpressie van hare gevoelens en als ze dat niet
kan, dan schrijve ze een dagboek oprecht en
suiver, zooals Marie Baskirtseff heeft gedaan
an dat, vreemd genoeg nog zoo weinig door
landeren werd geprobeerd. Zegt de goncourt niet
dat de litteratuur der toekomst daar ligt ? De
meuschen blyven, de kunst wanneer zij niet
het hoogste geeft, gaat voorbp* Hoevelen zy'n
er niet en daaronder veel artiesten die uit
tegenzin geen verzen of artistiek proza meer
kunnen lezen: maar wie zou ooit een
werkely'k oprecht dagboek ongelezen uit handen
leggen ?
Een voorbeeld uit de gedichten dezer dich
teres zal haar doen kennen.
En dat ik je nooit meer mag zeggen,
Hoe lief of je liefde mij is.
Dat 'k nooit weer mijn kopje kan leggen
Aan je borst, is mijn droevigst gemis.
iiuiiiuiiiiiiiuniiiin
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitim
IIHIIIIIIIIIIIIH
ofhdawm.
40 cents per regel.
Bal-Zijde 40 cent
tot f 1-1.65 per Meter alsmede zwarte,
witte en gekleurde Henneberg-Zffde van
45 et. tot fl4.65 per Meter effen, ge
streept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240
verach. qual. en 2000 versch. kleuren, dessins
en:.). Franco en vr(j van
iuvoerrechten iu buis. Stalen ommegaand.
Dibbel briefporto naar Zwitserland.
G Henneberg's Zijde-Fabrieken
(k. & k. Hoflever.), Zürich.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG.
il Borniaal-HartMea.
K. F. DBUSCHLE-BENGEB,
Amsterdam, Kalverstr. l&J.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
ECHT
VICTORIAWATER.
MMIIMMMIIIIIIIIHIMMIIIIIIIIIIIIIIIimlIllltlmillllMIII
jagnon te worden van messer Ronconi. Ik
zeem die rechten aan, en doe ze over aan mijn
even vriend, Luca van Tano, omdat hij de
teste en liefste man van de heele wereld is,
die erg opziet tegen Signor Benedetto, en van
Pacifica meer houdt dan ooit iemand doen za),
en Pacifica houdt ook veel van hém. Mylord
Ie hertog zal zeker ook zeggen dat zóó alles
;oed geschikt is."
Aldus, met de ernstige, tevens naïeve vrij
moedigheid van een kind, sprak hij, deze zeven
jarige schilder, die grooter was dan een van
hen allen.
Signor Benedetto bleef zwy'gen. Heel zijn
houding getuigde van een zwaren stry'd, van
groote teleurstelling, zoo niet van onwil.
Luca trad inmiddels haastig naar voren, en
viel voor het kind op de knie, bleek als een
doek. Raphaël zag met zijn innemenden lach
hem en den hertog beurtelings aan, en zei luid:
Mylord de hertog, n hebt mijn werk geko
zen, help mij nu dat ik krijg waar ik recht
op heb l"
Kom, myn goede Benedetto, luister naar de
stem van een engel; de hemel spreekt door
hem," sprak Guidobaldo, de hand op den schou
der van den meester leggend.
De anders zoo y'zige, ongenaakbare Benedetto
barstte in snikken uit.
Ik kan hem niets weigeren Neen! Hij
zal rbino beroemd maken, meer dan ooit een
plaats in de wereld het geweest is!"
En roep nu die schoone Pacifica, die Raphaël's
prijs geworden is," zei de souverein van het
hertogdom. Ik zal haar tot bruidsschat zooveel
gouden kronen geven als deze vaas bevatten
kan. Een brave jongen, die haar liefheeft en
dien zij lijden mag wat kun je beter ver
langen, Benedetto? Sta op, jongen, en geve
God dat jullie gelukkig wordt. Een engel is
voor je uit den hemel op aarde neergedaald".
Maar Luca hoorde hem niet. Hij lag nog
steeds geknield aan de voeten van Raphaël,
zooals sedert heel de menschheid het gedaan
heeft.
G. W.