Historisch Archief 1877-1940
No. 1176
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Je armen, ze zullen niet ronden
Zich weer oin mijn willige hoofd,
En je vleiende oogen verkonden,
Nooit meer, wat ik ns heb geloofd.
ilgaan uu mijn eenzame dagen
Jn zoo troosteloos lang is de nacht,
Alom waakt mijn donkere klagen
En 'k heb je toch alles gebracht,
O, kom dat ik ns nog kan leggen
Mijn doodraoede hooid aan je borst
O, kom dat ik ns nog mag zeggen,
Wat ik niemand ooit zeggen dorst.
Hier roeit de dichteres niet meer op tegen
den stroom van kunst en rhetoriek maar drijft
hare ziel voort in zachte kabbeling. De klank
ia wel zwak, maar de sensatie zuiver.
F. E.
Een liefde, door L. VAN DEYSSEL. 2e druk.
Scheltema & Holkema, Amsterdam.
Buitengewoon werk vind ik die roman. Daar is
'en fantazie en beeldkracht in, 'en
waarnemingsgave en 'en talent van weergeven, van kiezen van
het juiste woord voor de scherp waargenomen
toestanden van ziel en natuur, dat er niet aan
te twijfelen valt, of dit werk, zooals het nu is,
moet tot de beste boeken van onze tig d gere
kend worden.
Daar is, eerst al, de stelling van het probleem
van de liefhebbende, zich gevende en
hartstochtelike vrouw en de man, die, omdat het
jong-gezellenleven hem wat begint tegen te
staan, aan 'en vrouw gaat denken en zo aan
haar, immers hjj komt er veel aan huis. Hy,
de heel gewone man voor uitgaan,
omgar.gmet-mensen, zonder veel enerzjie in z'n zaak,
die verliefd wordt om 'en mooie vrouw te
hebben en zy, die huieelik is en hem
iedealiezeert. Zo gaat die liefde zich ontwikkelen
en we leven alles mee in die geschiedenis, de
stemmingen vóór en tijdens het huwelik, totdat
de grote ellende komt doordat zy na haar
bevalling ziekelik wordt en maar niet betert.
Zijn verliefdheid bekoelt, en ook zij voelt haar
liefde door 'en daad van hem die niet te pas
kwam, sterven. Zo leven zij beiden verder
voort, als getrouwde lui, nu ja, maar niet als
»twee zielen gloend aaneengesmeed". Dan is
dus de echte liefde dood.
Tragies loopt dat af, maar en zo kun je
al weer zien dat echte kunst altijd moreel is,
nooit immoreel, al spreekt h\j over de intiemste
dingen er ligt zelfs''en vermoedelik niet
bedoeld lesje in deze «naturalistiese" roman:
als by man en vrouw niet dezelfde hoge ge
dachten van het begrip liefde zyn, horen zij
niet by elkaar en moet het slecht aflopen.
En nu dat proza zelf: er is voor mij 'en
groot verschil tusschen het eerste en het tweede
gedeelte van deze roman. In het eerste is
alles zo, dat ik het mij ook kan voorstellen,
dat ik het voor m'n oogen zie. Tot zelfs de
intiemste gedachten van Matbilde kan ik me
begrijpen ik voel haar denken mee. En
het weergeven-van-werkelikheid o. a. in het
Domhotel te Keulen en bij dat partijtje aan
huis van de van Wildons, zou ik zelfs heel
graag vergelijken met iets van dien aard uit
de Camera Obscura, als het daarvoor hier de
plaats was. Ik vind die opmerkingen-soms
over de mensen zo leuk-raak, dat ze voor
mij gaan leven. Maar wanneer Mathilde
ziekelik wordt en door die ziekte haar ge
voelens, haar waarnemingen minder normaal,
dan kan ik het talent pry'zen, besteed aan het
weergeven van al die gezichten en gevoel
schakeringen, maar ze recht meevoelen kan
ik niet. Het ging my nu als by de eerste
lezing vóór 12 jaar, ik hunkerde naar wat meer
aksie. Het is ook net of de stijl daar zwaarder
wordt met veel meer tegenwoordige deelwoorden
en er komen ook niet zoveel schetsen met de
humor van de werkelikheid dat gevoelsleven
verbreken. Kortom ik vond het niet zo w
gslepend. Maar het komt ddar hél dicht bij
de sensaatsies, die wy in veel dichterlike ont
boezemingen lezen van onze tijd, en nu is het
toch noch altijd kunstiger de sensaatsies van
'en persoon-uit-de-verbeelding vol te houden
dan die van zich zelf'. Ik ben er dus heel
bly om dat van Deyssel heeft kunnen be
sluiten de zogenaamde onvoegzame
ofonzedelike uitdrukkingen er uit te laten, want daar
door is het nu wel juist geen
jonge-meisjeslektuur geworden, maar de ergernis van velen,
die zelfs Fred. van Eeden eenigzins deelde,
is weggenomen en het boek is dus voor grotere
kringen leesbaar. Toch kan ik me begrijpen,
dat het weglaten van enkele er van, de
schrijver gehinderd moet hebbpn, want, als ik
me sommige dingen goed herinner, werd het
werk daar natnralistieser van. Maar »wat niet
weet, wat niet deert", zegt het spreekwoord
en de last was groter voor velen dan 't verlies
voor enkelen. Immers ook nu voldoet het
werk, ja is mooier geworden hier en daar,
maar over enige biezonderheden zal ik elders
uitvoeriger moeten spreken.
Haarlem. J. B. SCHEPERS.
Boel en Tijósciiriil
Tweemaandeiyksch Tijdschrift,
Een kort woord van weemoed en waardeering
over Guido Gezelle, Vlaanderen's gestorven dich
ter, opent deze litterair zeer mooie aflevering.
Behalve een nog al breed-uit-gemeten repliek
des heeren J. Stoffel op den aanval van Van
der Goes en een opstel van Verwey over de
Hollandsche Kolonisatie in Zuid-Afrika, naar
aanleiding van geschriften, destijds door Peter
Kolbe nagelaten, zoo is in dit Januari-nummer
alles proza en poëzie.
Van Henriette Roland-Holst zyn er verzen
gaaf en vloeiend, in klaren, reinen klank, waaruit
de verwachting sterker dan de zekerheid
spreekt; rustig, voldragen werk.
Innig-teer van droomverbeelden maar toch
breed en zwaar van gang zyn de liefdeverzen
van Karel v. d. Woestynefl, van wien ook in
de vorige afl. reeds een goed fragment werd
opgenomen.
Albert Verwey zelf opent een gedichtenreeks:
de Heelal-spiegel.
Sterk en groot van liefdevolle ziening is de
schets van Jac. v. Looy Feesten VI. Hét is
proza vol en krachtig, het gemoedsleven, be
schreven van den land-arbeider op den laatsten
dag der week als het werk nog voor den
Zondag af moet. De taaie folharding in dien
taaien boer is prachtig gezien, dpor-voeld en
weergegeven in ongeëvenaard rustig rythme en,
breed vloeiend proza. Nu en dan nadert Van
Looy hier Ary Prins, maar niet zoo heftig
van visie is z\jn woordenval kalmer-precies,
als het Hollandsen landschap zelf. Opmerkelijk
ook hier weer hoe zwak Van Looy in de dialoog
is. Gelukkig, dat er maar een paar regels in zyn.
Van Johan de Meester een aardig geschreven
schets »Het avontuur van David Zangvogel,"
juist zoo goed door de groote soliedheid. Het
object, een oud naievelijk man, die voor de
deur van een huis met dames struikelt, dan
door die dames ter been geholpen wordt, geeft
zoo gauw aanleiding tot goedkoope effekten.
Dit is door De Meester geheel vermeden.
Van G. van Hulzen is er een schets «Ont
redderd," uit den tweeden bundel «Zwervers,"
die dit jaar bij Valkhoff en v. d. Dries verschijnt.
uit het betoog der heeren Stoffel, een ver
dediging van landnationalisatie tagen v. d. Goes
stip ik deze lofrede op Mr. S. van Houten aan.
»Hij (v. Houten) heeft den arbeid der
fabriekskinderen doen verbieden, het recht van
vereeniging en vergadering doen erkennen, een
verbetering van de onteigeningswet voorbe
reid door een verandering in het betref
fende grondwetsartikel; hy heeft een on
willige kamer een kieswet afgedwongen die
zóó democratisch is als zij van de toen be
staande Kamer te krijgen was; hy heeft door
zyn ontwerp-onteigeningswet getoond een open
oog te hebben voor het gevaar van de onver
anderde handhaving van de tegenwoordige
grondeigendomswet, hy is een man die zyn
staatkundige loopbaan heeft geofferd voor zyn
overtuiging en die overtuiging overal goed
gehumeurd verdedigt, ook in het hoofdkwartier
zijner tegenstanders en zoo'n man, zegt de
heer Stoffel, is in myn oogen een staatsman
waarop Nederland trotsch mag zyn, al deel ik
zijn inzichten dan ook niet geheel."
Het is zeker, men kan alles van verschil
lenden kant bezien en even goed kan men
dan ook mr. S. van Houten beschouwen, zoo
als nu de heer Stoff-)! doet, in plaats in hem
slechts den reactionair te zien, die onder den
drang der omstandigheden slechts toegaf wat
IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUMIIIIIIIIIIIIIinilllllltllllllllMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIlltlMMIi
iimnniiiiimmiiimiimiiimiiiiiiimii
DAMES. «N£
M leren in de Dcensciie hoofdstad.
(Naar de lezing van Mej. M. A.. J. Meyboom
in de Amsterdnmsche Huishoudschool).
Wanneer we onder reizen verstaan niet het
streven om in korten tijd vél af te zien, maar
het rustig vertoeven in eeu land, in een stad
misschien, zóó, dat men tijd heeft er vrienden
te aiakeu en het volk in al zij a kleine eigen
aardigheden te leeren kennen, dan oefent reizen
een Liet te miskennen ontwikkelenden invloed
uit.
Zulk reizen verbreedt onze levensopvatting,
leert ons het goede waardeeren, ook waar het
zich aau ons voordoet onder vreemden vorm;
het brengt ons tot vergelijken van het hier en
het daar, het bekende met het onbekende, en
wordt zoodoende eeu sterke bondgenoot in den
strijd tegen behoudzucbt eu zelfvoldaanheid aan
den aea kant, tegen blindelings dwepen met
al wat uit den vreemde komt te anderer zijde.
Wanneer we op deze rustige wijze kennis
maken met Denemarken, dan taffen ons in het
Deensche volkskarakter eigenschappen, die ous
bizouder sympathiek zijn, en waaronder bij onze
aankomst reeds dadelijk op den voorgrond treden
een groole mate van eenvoud, eerlijkheid, vrien
delijkheid en gastvrijheid.
Op ons Hollanders b. v. maakt het een
verrassenden indruk, dat men in Korsör, het eind
station van de lijn, die bij Kiel begint, in de
open wachtkamer zijn bagage neerlegt en zelf
gaat wandelen zonder het minste gevaar, dat,
van de bagage iets zal vermist worden : zoo iets
komt in Denemarken gewoon niet voor.
En niet minder aangenaam zijn we verrast,
als bij onze aankomst te Kopenhagen, aan het
douanenkantoor ons de hulp wordt aangeboden
van een ons persoonlijk onbekende Deeusche,
die door derden van onze komst heeft vernomen,
en die, zelf directrice van eeu groot
Kopenhaagsch ziekenhuis, ondanks storm en regeu
's avonds om 10 uur klaar staat om ons, vreem
delinge, behulpzaam 1e zijn.
Trouwens, deze voorkomendheid jegens vreem
den uit zich telkens, waaneer de gelegenheid
zich voordoet. Allé: gebruik bij uw tochten
door de stad liever geen Duitschen Baedeker en
begin ook niet met in het Duitsch om inlich
tingen te vragen; veel verder komt ge n;et u
eerst als Hollander bekend te maken en u daarna
bij gebrek aan een ander hulpmiddel van de
Duitsctie taal te bedienen. Spreekt ge toevallig
wat Deenscl), dan hebt ge iii eeu oog.iublik de
volle sympathie gewonnen.
Dit restje verbittering tegen de Duitschers,
nog altijd eea gevolg van den oorlog om
Sleeswijk Holstein, merken we bovendien in het
streven der Denen, om zooveel mogelijk de
Duitscbe voornamen te vervangen door typisch
Deensche.
Vreemd klinkt het ons in de ooreii, als we
dus in het dagelijksch leven de namen hooren
gebruiken, ons alleen bekend uit de oude sagen:
als Ufe, de krachtige reus, thans blijkt een klein,
nietig jongetje te zijn, Ingeborg, de poëtische
heldin uit de Fritlijolfsage een slordige, vuile
dienstbode en Sigurd eeu ondeugende straat
jongen.
Het huiselijk leven der Denen kenmerkt zich
door grooten eenvoud. J
De Kopenhaagsche huizen, hoog en breed, be- j
staan uit G u, 7 verdiepingen en worden door
verschillende families in tages bewoond. Groote
contrasten zijn door deze verdeeling mogelijk
tusschen de bewoners der verschillende verdie
pingen, die in de meeste gevallen elkaar niet
kennen en die in hun zeer mteenloopende levens
omstandigheden in kleine ruimte een beeld geven
van de groote maatschappij.
Alle kamers van een verdieping komen uit in
elkaar en in de gang en hebben dus in den
regel 3 deuren. Voor Hollanders geeft dit aan
liet vertrek iets ongezelJigs; den Deaen echter
schijnt het niet te hinderen, integendeel; volgens
de verklaring van n hunner komt die rijke
keus van uitgangen hun bij gebrek aau
spreekof wachtkamertje soms uitstekend te pas voor
het ongemerkt ontloopen van minder gewenschte
bezoekers!
In plaats van een behang vindt men effen
geschilderde muren en meestal een kachel in
dezelfde kleur. Kleeden en overgordijnen worden
alleen 's winters gebruikt en dienen dan ook
slechts tot beschutting tegen de kou.
't Spreekt vanzelf, dat het tageleven een
groote vereenvoudiging van de huishouding met
zich brengt. De Deensche huisvrouw doet dage
lijks zelf haar inkoopsn, want behalve de melk
wordt geen der levensmiddelen aan huis bezorgd.
Het dienstmeisje blijft thuis en verricht in dien
tijl het huiswerk, waaronder ook. begrepen is
het zetten van thee en koffie, die klaargemaakt
worden binnengebracht.
Bepaalde dienstbcdenkamers vindt men niet;
evenals de dochter des huizes beschikt de dienst
bode over een kamertje met vuur en licht, waar
ze buiten haar werk te vinden is en waar ze
ook haar maaltijden gebruikt. De keuken wordt
dan ook geheel als werkplaats beschouwd.
Waarschijnlijk is de zooveel eenvoudiger
manier van huishouden oorzaak, dat in Dene
marken een aantal vrouwen ook na haar huwelijk
haar beroep blijven uitoefenen. Dit wordt, haar
trouwens door allerlei regelingen gemnkkelijk
gemaakt.
Zoo heeft elke onderwijzeres recht op jaarlijks
3 maanden verlof en bestaan er, om dit mogelijk
te maken, behalve de gewone staf van onder
wijzeressen nog de z. g. vikaren", die door den
Staat worden aangesteld ter vervanging van de
vaste leerkrachten. Is een langer verlof dan 3
maanden voor een onderwijzeres noodzakelijk,
dan komt de extra-bezoldiging van haar plaats
vervangster voor haar rekening.
De schooltijden vallen van 8 l of van l?6
uur, en laten de kinderen dus een deel vaii
den dag vrij, om desnoods hun ouders te helpen.
Een nadeel van deze regeling is, dat in zeer
veel gevallen misbruik wordt gemankt van de
werkkracht der jonge kinderen, die dan, slaperig
en moe, weinig van het onderwijs kunnen
profiteeren.
Levendige belangstelling ondervindt in het
algemeen het onderwijs in Denemarken bij het
volk; vooral kunst, letterkunde en geschiedenis
worden met voorliefde door ieder bestudeerd
en geen arbeider dan ook, die u niet, de ver
klaring zal kunnen geven van b.v. de historische
afkomst der straatnamen.
Dat een eenvoudig huishoudstertje in een
pension opspaart tot ze een boek ka>i koopen
over Christiaan IV, den nationalen held, en dat
een dienstmeisje haar 10 opgespaarde kroneu
besteed aan een Christusbeeldje van Thorwaldsen,
't zijn feiten, die men zich hier moeilijk kan
voorstellen, maar die zeer zeker getuigen van
den grooten draag naar ontwikkeling en het
aangeboren schoonheidsgevoel der Denen.
Trouwens, de lust tot ontwikkeling en de
liefde voor kunst worden bij het voik door
allerlei middelen levendig gehoude'n ; zoo stelt
b.v. een schilder gaarne op bepaalde tijden ziju
atelier ter bezichtiging open en doen de
kunstverkoopers op Zaterdagavond hun best, een
extra fraaie uitstalling voor huu winkelramen
gereed te maken, zoodat, 's Zondags vele werk
lieden in de gelegenheid zijn, van al het schoone
te genieten.
Hoe op allerlei gebied de ontwikkelden hun
best doen, om van hun kennis aau de minder
bevoorrechten mee (e deelen, blijkt o. a. uit
het werken van het Studentensamfund", een
vereeniging door Georg Braudes in Ib70 ouder
de studenten in het leven geroepen, en die haar
aanhangers telt onder de vooruitstrevende, jon
gere richting.
Een der stelregels van het
Studentensamfund" is, het als een oubiliijkheid te beschouwen,
dat de eene klasse, omdat ze het toevallig wat
beter betalen kan, in staat wordt gesteld zoo
veel meer te leeren eu te genieten dan de
andere. Het gevolg van dit idee was het in
18S3 opgerichte arbeidersonderwijs," dat ten
doel heeft het gratis meedeeleu vau kenijis aan
het volk, een instelling, waarvan nu reeds 1100
leerlingen profueeren.
Zeer veel goeds werkt verder het
Studeutensamfund" uit, door het verspreiden van kleine
geschriften, die tegen 7]/2 ets. verkrijgbaar zijn
en, die onderwerpen over geschiedenis, kunst en
letterkunde behandelen.
Deskundige hulp aan minvermogenden wordt
verleend door juristen, die op verschillende dagen
zitting hebbeu; terwijl een staf van
museumgidsen, bestaande uit 100 dames en heeren, zich
gereed houdt om op aanvrage van minstens 12
personen het publiek rond te leiden ia de be
langrijke Kopeuhaagsche musea.
Goede, goedkoope concerten worden georgani
seerd en het yvrije theater" zorgt er voor, in
tegenstelling met het eenigszius behoudende
koninklijke theater," dat jongere auteurs inde
gelegenheid worden gesteld tot het opvoeren
hunaei stukken, waardoor de vrije ontwikkeling
der letterkunde bevorderd wordt.
Geen wonder, dat waar zooveel goede denk
beelden bij het volk een zoo vruchtbaren bodem
vinden, ook groot moet zijn de kracht, die uit
gaat van de eeusche arbeidersbevolking, getuige
de reusachtige //lock-out" die dit jaar van April
tot September voortduurde.
Oorspronkelijk het gevolg van de staking der
meubelmakers m de zeven steden'" (Jutland),
die hooger loon eischten, breidde de lock-out."
z,ch uit tot de arbeiders van het geheele bouw
vak en omvatte dan ook spoedig eeu
werkliedental van 4000 maa, dat in Mei nog klom
tot 30.000.
Over e u weer, aan den kant der patroons
zoowel als van dien der werklieden, werden
onderhandelingen aangeknoopt, doch zonder ge
volg, zoodat de toestand bleef aanhouden met
groote schade voor beide partijen.
Gelukkjg mag zeker genoemd worden het
denkbeeld van den redacteur van een der groote
bladen, die toen, om de uitgesloten werklieden
bezig te houden ea voor verbittering te be
waren, een beroep deed oj> verschillende man
nen van wetenschap ea beu overhaalde tot het
houdea van 200 voordrachten, die levendige
belangstelling wekten en de gedaciitea van het
volk afleidden van Imu grieven.
Veel steun en sympathie ondervonden de
arbeiders zoowel in het buitenland, vanwaar
hun o. a. geld werd toegezonden, ah in het
binnenland, waar men gratis maaltijden organi
seerde voor hun vrouwen eu kinderen eu het
aantal vacantiereizen voor kinderen verdubbelde.
Merkwaardig mag het heeteu, dat de houdiug
der werklieden vau het begin tot het eind onbe
ris[ eiijk was. Geea huaner vergreep zich tegen
de wet en zelfs op een grooten nationalen feest
dag als het grondwetfeest (5 Juli) bleef de taak
der politie gemakkelijk.
Eindelijk kwam, iia veel mislukte pogingen
fot herstel van den vrede tusscheu patroons eu
werklieden den 4sn S ptember de verzoening
tot staud en werd den 7«n September het werk
hervat, zonder demonstratie, in alle rust eu stilte.
In Denemarken, meer dan in Holland, be
moeit de staat zich met het onderwijs. Het
Hooger Ondtrwijs is geheel vrij, aan n kant
zeker een groote zegen, maar waaraan toch eeu
niet te miskennen schaduwzijde is verbonden,
die van het «geleerde prole ariaat." Immers,
waar het, verdere onderwijs meest duur betaald
moet worden, zal de toevlucht, van de weinig
gefortuneerdeu altijd zijn het Hooger Onderwijs,
te meer daar voor 230 studenten tevens aan
vrije studie nog vrij wonen is verbonden.
Toelagen aan jonge kunstenaars worden van
staatswege ruimschoots verstrekt; trouwens de
kunst is in Kopenhagen bizouder in eere ouder
arm en rijk, en de kunstzalen o. a. Thorwaldsen's
museum en de collectie van Carl Jacobsen
worden steeds door een aantal bezoekers gevuld.
Eerlijkheid is een der sprekendste
volksdeugden; een koetsier b.v. zal het te veel"
zorgvuldig teruggeven en het, eerst dankbaar
aannemen, wanneer ge hem uitlegt, dat, het een
extraatje voor hem is; ge kunt, hem als vreem
deling met het volste vertrouwen uit een haudje
vo! geldstukken laten kiezen, wat hij als loon
bedingen mag; hij rekent u niet meer dan
hem toekomt.
Een sterk staaltje van eerlijkheid mag zeker
ook wel heeteu, dat een bloemist den halven
prijs terug liet brengen voor een bouquct, dien
men hem eerst verzocht had op Kerstmis te
bezorgen, maar die later werd af besteld tot eea
volgende week; op Kerstmis, verklaarde hij,
werd de prijs altijd dubbel berekend en hij was
dus niet ai zijn recht, dienzelfdeti prijs een
week later ook te eischen.
Bij al hun eenvoud mag het eigenaardig
heeten, dat de Denen nop zoo bizonder gehecht
ziju aan uiterlijke beleefdheidsvormen. liet ge
bruik van otiicié'ele titels speelt in Denemarken
een minstens even groote rol als in Duitschlaud,
hoewel tegenwoordig onder de jongeren toch
reeds cenige neiging bestaat tot het afleggen
van dit uiterlijk beleefdlieidsvertoon.
In den grond zijn de Deaea zeer democratisch,
zoodat b. v. de zoon "an den kroonprins, als
lid van een sehietvereeniging, zal staan naast
een timmerman.
Een jonge dame uit de hofkringen oefent het
beroep van vroedvrouw uit en telt haar patiënten
onder de hoogste standen; haar werkkring belet
haar volstrekt niet, de bals aaa het hof te be
zoeken en er te dansen met den kroonprins.
Toestanden, zooals bij ons de regel zijn,
blijken dau ook voor de Denen onbegrijpelijk
en van hun standpunt is het te verklaren, dat
ze ons gelijk rekenen met de Chineezen.
De philantropie neemt in Denemarken een
belangrijke p'auts in; een zeer gewoon iets is
het b.v. dat in een gezin kinderen worden aan
genomen, soms na den dood der ouders-, soms
ook, wanneer armoede het dezen onmogelijk
maakt, den kinderen een voldoende opvoeding
te verschaffen. Zoo is het volstrekt geen
bizouderheid, als men iemand hoort voorstellen als
mijn ptejMioeder", mijn /jfeyzoon", enz.
De staatszorg strekt zich m Denemarken zeer
ver uit eu brei'gt vanzelf ah schaduwzijde met
zich een leger van wetten eu bepalingen.
De politie heeft een groote macht, maar weet
die niet altijd met takt te gebruiken, zoodat
het volk meer dan eens zich tegen haar wil
verzet.
O. a. is het, verboden, op straat, te z;ngen
en meer dergelijke kleinigheden; en het is daarom
te begrijpen, hoe een Deen met verbazing in
zijn vaderland vertelde, dat ia Holland een
straatjongen een politie-agent uitschold, en
niet eens gearresteerd werd!
Bij de wet is vrijheid vau godsdienst toege
staan, maar in het dajelijksch leven is de
orthodoxe Luthersche staatskerk oppermachtig;
wie het niet, haar niet eens is, wordt zonder
meer ontslagen.
Op de scholen moet elke onderwijzer, elke
leeraar in staat zijn, godsdienstonderwijs te
ge veil; en geen leerjongen wordt, in eenig vak
aangesteld, wanneer hij niet eerst, coiifirmirt"
is. Dit aannemen geschiedt, op veertienjarigen
leeftijd en ontleent zijn voornaamste bekoring
aan het feit, dat men dan viel Cideau's krijgt
en in het vervolg onder de //groote menschen"
wordt gerekend.
Overal grijpt de vormendienst in: een huis
wordt ingezegend, een schip wordt gedoopt,
geen begrafenis kan plaats hebben zonder pre
dikant.
Toch is in den laatsten tijd een soort gisting
merkbaar en begint men het holle in te zien
van godsdienstvorinen, die alleen nog maar op
traditie berusten.
Een voorbeeld van deze reactie ontleenen wij
aan de begrafenis van een eenvoudig Deenscti
arbeider, die zich van de staatskerk had afge
scheiden en die daarom, hoezeer zijn vrouw ook
gesteld was op een plechtige" begrafenis, door
geen der predikanten na zijn dood nieer in ge
nade werd aangenomen.
En toch zou zijn begrafenis plechtig zijn, dat,
hadden de arbeiders, ziju vrienden, zich voor
genomen.
Rondom de kist hielden ze een groote de
monstratievergadering, waarin de voorzitter
eenig,e hartelijke woorden sprak en uit aller
mond een begrafenis psalm klonk.
En toen namen ze de k st op hun schouders,
en geen groote kreeg ooit zulk een begrafenis
als deze eenvoudige werkman.
Maken we ten slotte de rekening op van
hetgeen Denemarken aan goed eu aan kwaad
bezit, dan komt zeer zeker het leeuwendeel toe
aan het goede.
WM is het gemis van persoonlijke vrijheid
een groot gemis en moeteu we het betreuren,
dat de geest vau aaneensluiting onder de Denen
in dit geval een macht blijkt te zijn, die het
nieuwe tegengaat; maar, zooals wij opmerkten,
de reactie is komende, eu ,/jong,'" Denemarken
is frisch eu krachtig genoeg, om zich te ont
trekken aan de oude sleur.
M. W. K.
De jMiinchener kellnerin. Een verloren
kunst. Jiecept.
Over het leven der Münchener kellnerin,
het min of meer poëtische, frisch en vroolijk
gestemde wezen, dat jolige bierdrinkers hun
Masskrug brengt, komen treurige onthullingen.
Van waar zij komt, is van weinig belang;
meestal uit den werkmansstand uit de stad,
soms van het land ; waarheen zij gaat, is een
andere quaestie. Een uit de duizend profiteert
van haar korte mooie jaren om een goed of
groot of soms schitterend huwelijk te doen;
maar al hél gauw is haar mooie tyd uit, en
daarmede alle kans op een huwelijk welk ook.
De meesten gaan dan de schande en ellende
in ; andere de ellende zonder meer.
n gedurende haar diensttijd ? Geld ver
dienen zy soms nogal veel; loon weinig, maar
fooien veel; de grenzen zijn 2 tot 20 mark
daags. Daarvoor moeten zy' zich goed kleeden,
zich laten kappen, en soms legt de Wirth nog
niet te keeren was. Jammer evenwel is het,
dat een op zichzelf toch wel deugdelijk stelsel
als landnationalisatie zoo een onhandig verde
diger heeft als de heer Stoffel, die te veel aan
persoonlijk voelen en weten toegeeft, waar hy
koud-logisch had te debatteeren. En dan houdt
hy' bij landnationalisatie heel wat weinig reke
ning, dat in gevorderde cultuurstaten slechts
een gering deel der bevolking zich met land
arbeid bezig houdt.
Wat de heer Stoffel meent en wat hy voor
staat, is niet zoo verwerpelijk. Ook zyn ky'k
op vele dingen, zyn rekening houden met de
werkelijkheid en den levensaard der
menschenzelf is van waarde, maar zyn zinnen sny'den
niet zoo in, zyn niet zoo onverbiddelijk ge
snoeid, als Van dar Goes dat vermag en dat
beslist maar al te vaak.
G. VAN HULZEN.
Octo door ESJBE, uitgave van H. D.
Tjeenk Willink, en Zonen, Haarlem.
Bekeken uit een oogpunt van aangename
lektuur, zoo kan een verzameling schetsen die
onderling in toon-aard afwijken wel
aanbevelenswaard zijn als gevende bij lezing de zoozeer
gewenschte afleiding, evenwel volgens maatstaf
van beoordeeling komt dergelijk werk niet licht
op de eerste plaats.
Het is toch niet zoo on-opzettelijk bij den
auteur als 'n bundel een cyclus op zicti zelf
vormt. Er is vél zorgzame liefde noodig om
de schetsen, die onder denzelfden drang ont
staan, toch zóó te schrijven en saam te
voegen dat gelijkvormigheid vermeden wordt.
Men. kan moeielijk op een lijn stellen den auteur
die zich tot niets bepaalt, slechts verzamelt
in een boek wat gekomen is door de gril van
het oogenblik, met hém die in ganschelijk over
leg zijn schetsen laat ontstaan als deel vaa
een gedacht geheel.
't Is dan ook wel het gemakkelijkste werk zoo
wat verdwaalde novelletjes bij el kaar te voegen,
evenals men wat bonbons en suikertjes door elkaar
strooit. Maar, zooals gezegd, zoo'n gevarieerde
bundel heeft by de lectuur wat voor; vooral ook
omdat het niet pretentieus is, er niets in gezegd
allerlei kleine belastingen, boeten, bijdragen
op; hierbij komt de schade door het
wegloopen van klanten veroorzaakt, het loon aan
speelsters en portiers te betalen, het breken
der glazen, het aanschaffan van couranten.
De waard levert kost en logies, maar maakt
dit expres niet heel royaal, opdat het meisje
voor haar geld er het een en ander by zal
nemen. Barucht in dit opzicht is de
«kellnerinnen-gulasch", een ratjetoe van opgewarmde
restjes, die met de Parijsche potage-arlequin
en dergelijke »stews" in Londen wedijvert.
Met haar arbeidstijd is het heel slecht ge
steld ; zij werkt 365 dagen in het jaar, soms
14 a 16 uur daags, in Carnavalstijd soms
twee of drie dagen achtereen. Hoeveel mijlen
zy in dien tyd afwandelt, is niet te berekenen;
het ergst is dit in de «kelders", waar de grond
met puntig Isarkiezel bestrooid is, en de kell
nerin iedere week een paar schoenzolen noodig
heeft.
Soms belegt de kellnerin in de spaarbank
een groote som; maar de oververmoeienis
dwingt haar dan vaak, eenigen tyd rust te
zoeken, en wanneer deze tot ontspanning, ver
strooiing, uitgafn, overgaat, is het geld al
spoedig op. Dan komt zy terug, vermoeider
dan eerst, en is vaak moreel gebroken, in elk
geval wankelend. Meestal heeft zij dan gevaar
lijke kennissen gemaakt, een amant de coenr,
een slechte vriendin ; zij is dan verloren. Hier
aan sluit zich dan de treurige zifiktestatistiek,
die vreeselijke cijfers geeft. In 1897 telde de
ziekenkas voor het vrouwelijk personeel 6000
leden; deze hadden per hoofd elf ziektedagen;
terwijl het gemiddelde zes dagen is. Van de
ziekten waren 80 pCt. sexueele, voorts
vetgezwellen, rheuma, bleekzucht, krampaderen,
jicht, tuberculose, bronchitis, hart- en
maagJijden, keelontsteking, enz.; het verblijf, dagen
en nachten lang, in eene ruimte, met
tabaksdamp, stof en bedorven lucht gevuld, draagt
tot al het long-, keel- en maaglijden zeker
veel bij.
*
» *
Eene verloren kunst is de danskunst. Men
heeft er geen idee moer van, wat dat geweest
is; met verbazing lezen wy de verheven
taal van onze grootvaders over dingen die ons
nu onverschillig laten of geheel andere aan
doeningen geven. In zijn Fiijwe e figurine
del sccolo che muore haalt R-iffaello Barbiera
uitspraken aan als de volgende. Over het
dansen van Taglioni schreef een journalist:
»Haar goddelyke dans scheen die vau een
hemelsche maagd." Haar tegenhanger was
Fanny Essler, die evenals de andere groote
danseressen der romantiek, de verdwaasde
mannen, oud en jong, tot razernij dreef. Ver
wonderlijk is het, dat de vrouwen deze passie
deelden. In Berlijn ontving Fanny honderden
damesbrieven vol vereering; in Parijs minder,
maar daar waren de mannen ook weer heftiger.
In Amerika vocht men om stukjes van haar
afgelegde tricots; haar badwater Verd in
flesschen verkocht en uit haar pantoffels dronk
men champagne.
Een andere, Catarina Caravaglia, nu ver
geten, had een sleep van zelfmoorden, duels
en moorden op haar geweten; jongelui ru
neerden zich en werden krankzinnig voor haar.
Zij bracht tweedracht in twee keizersgezinnen,
wist zich door een miilionnair te doen trou
wen, werd toen leely'k, raakte aan den drank
en stierf in een armhuis.
Ook leelyke danseressen maakten fortuin;
een zuster van Fanny, Therese Essler, een
reuzin, werd in 1850 de vrouw van prins
Adalbert van Pruisen; een nicht van Taglioni
trouwde in 1866 een prins Windischgraetz.
Dichters hadden geen woorden genoeg voor
de betoovering van den dans; diplomaten
maakten er gebruik van. Metternich hoorde
van een oproerige stemming te Milaan, en
zond er een corps de ballet heen om de ge
dachten af te leiden. Het middel gelukte;
een aantal jaren later probeerde hy het nog
eens, maar toen zonder succes; tegen den
wervel wind van 1848 waren geen danseressen
opgewassen.
***
Oyster- Sandwiches. Men maakt een pate
van koude kip of koud kalfsvleesch, een dozijn
oesters en wat ham (fijngehakt of in de
hakmachine) met wat veloutésaus, kruidt het met
peper en zout en legt het tusschen geboterde
sandwiches met een schyfje aspic-gelei.
E?e.
Oeto£to is "tooslist