De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 7 januari pagina 3

7 januari 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1176 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Je armen, ze zullen niet ronden Zich weer oin mijn willige hoofd, En je vleiende oogen verkonden, Nooit meer, wat ik ns heb geloofd. ilgaan uu mijn eenzame dagen Jn zoo troosteloos lang is de nacht, Alom waakt mijn donkere klagen En 'k heb je toch alles gebracht, O, kom dat ik ns nog kan leggen Mijn doodraoede hooid aan je borst O, kom dat ik ns nog mag zeggen, Wat ik niemand ooit zeggen dorst. Hier roeit de dichteres niet meer op tegen den stroom van kunst en rhetoriek maar drijft hare ziel voort in zachte kabbeling. De klank ia wel zwak, maar de sensatie zuiver. F. E. Een liefde, door L. VAN DEYSSEL. 2e druk. Scheltema & Holkema, Amsterdam. Buitengewoon werk vind ik die roman. Daar is 'en fantazie en beeldkracht in, 'en waarnemingsgave en 'en talent van weergeven, van kiezen van het juiste woord voor de scherp waargenomen toestanden van ziel en natuur, dat er niet aan te twijfelen valt, of dit werk, zooals het nu is, moet tot de beste boeken van onze tig d gere kend worden. Daar is, eerst al, de stelling van het probleem van de liefhebbende, zich gevende en hartstochtelike vrouw en de man, die, omdat het jong-gezellenleven hem wat begint tegen te staan, aan 'en vrouw gaat denken en zo aan haar, immers hjj komt er veel aan huis. Hy, de heel gewone man voor uitgaan, omgar.gmet-mensen, zonder veel enerzjie in z'n zaak, die verliefd wordt om 'en mooie vrouw te hebben en zy, die huieelik is en hem iedealiezeert. Zo gaat die liefde zich ontwikkelen en we leven alles mee in die geschiedenis, de stemmingen vóór en tijdens het huwelik, totdat de grote ellende komt doordat zy na haar bevalling ziekelik wordt en maar niet betert. Zijn verliefdheid bekoelt, en ook zij voelt haar liefde door 'en daad van hem die niet te pas kwam, sterven. Zo leven zij beiden verder voort, als getrouwde lui, nu ja, maar niet als »twee zielen gloend aaneengesmeed". Dan is dus de echte liefde dood. Tragies loopt dat af, maar en zo kun je al weer zien dat echte kunst altijd moreel is, nooit immoreel, al spreekt h\j over de intiemste dingen er ligt zelfs''en vermoedelik niet bedoeld lesje in deze «naturalistiese" roman: als by man en vrouw niet dezelfde hoge ge dachten van het begrip liefde zyn, horen zij niet by elkaar en moet het slecht aflopen. En nu dat proza zelf: er is voor mij 'en groot verschil tusschen het eerste en het tweede gedeelte van deze roman. In het eerste is alles zo, dat ik het mij ook kan voorstellen, dat ik het voor m'n oogen zie. Tot zelfs de intiemste gedachten van Matbilde kan ik me begrijpen ik voel haar denken mee. En het weergeven-van-werkelikheid o. a. in het Domhotel te Keulen en bij dat partijtje aan huis van de van Wildons, zou ik zelfs heel graag vergelijken met iets van dien aard uit de Camera Obscura, als het daarvoor hier de plaats was. Ik vind die opmerkingen-soms over de mensen zo leuk-raak, dat ze voor mij gaan leven. Maar wanneer Mathilde ziekelik wordt en door die ziekte haar ge voelens, haar waarnemingen minder normaal, dan kan ik het talent pry'zen, besteed aan het weergeven van al die gezichten en gevoel schakeringen, maar ze recht meevoelen kan ik niet. Het ging my nu als by de eerste lezing vóór 12 jaar, ik hunkerde naar wat meer aksie. Het is ook net of de stijl daar zwaarder wordt met veel meer tegenwoordige deelwoorden en er komen ook niet zoveel schetsen met de humor van de werkelikheid dat gevoelsleven verbreken. Kortom ik vond het niet zo w gslepend. Maar het komt ddar hél dicht bij de sensaatsies, die wy in veel dichterlike ont boezemingen lezen van onze tijd, en nu is het toch noch altijd kunstiger de sensaatsies van 'en persoon-uit-de-verbeelding vol te houden dan die van zich zelf'. Ik ben er dus heel bly om dat van Deyssel heeft kunnen be sluiten de zogenaamde onvoegzame ofonzedelike uitdrukkingen er uit te laten, want daar door is het nu wel juist geen jonge-meisjeslektuur geworden, maar de ergernis van velen, die zelfs Fred. van Eeden eenigzins deelde, is weggenomen en het boek is dus voor grotere kringen leesbaar. Toch kan ik me begrijpen, dat het weglaten van enkele er van, de schrijver gehinderd moet hebbpn, want, als ik me sommige dingen goed herinner, werd het werk daar natnralistieser van. Maar »wat niet weet, wat niet deert", zegt het spreekwoord en de last was groter voor velen dan 't verlies voor enkelen. Immers ook nu voldoet het werk, ja is mooier geworden hier en daar, maar over enige biezonderheden zal ik elders uitvoeriger moeten spreken. Haarlem. J. B. SCHEPERS. Boel en Tijósciiriil Tweemaandeiyksch Tijdschrift, Een kort woord van weemoed en waardeering over Guido Gezelle, Vlaanderen's gestorven dich ter, opent deze litterair zeer mooie aflevering. Behalve een nog al breed-uit-gemeten repliek des heeren J. Stoffel op den aanval van Van der Goes en een opstel van Verwey over de Hollandsche Kolonisatie in Zuid-Afrika, naar aanleiding van geschriften, destijds door Peter Kolbe nagelaten, zoo is in dit Januari-nummer alles proza en poëzie. Van Henriette Roland-Holst zyn er verzen gaaf en vloeiend, in klaren, reinen klank, waaruit de verwachting sterker dan de zekerheid spreekt; rustig, voldragen werk. Innig-teer van droomverbeelden maar toch breed en zwaar van gang zyn de liefdeverzen van Karel v. d. Woestynefl, van wien ook in de vorige afl. reeds een goed fragment werd opgenomen. Albert Verwey zelf opent een gedichtenreeks: de Heelal-spiegel. Sterk en groot van liefdevolle ziening is de schets van Jac. v. Looy Feesten VI. Hét is proza vol en krachtig, het gemoedsleven, be schreven van den land-arbeider op den laatsten dag der week als het werk nog voor den Zondag af moet. De taaie folharding in dien taaien boer is prachtig gezien, dpor-voeld en weergegeven in ongeëvenaard rustig rythme en, breed vloeiend proza. Nu en dan nadert Van Looy hier Ary Prins, maar niet zoo heftig van visie is z\jn woordenval kalmer-precies, als het Hollandsen landschap zelf. Opmerkelijk ook hier weer hoe zwak Van Looy in de dialoog is. Gelukkig, dat er maar een paar regels in zyn. Van Johan de Meester een aardig geschreven schets »Het avontuur van David Zangvogel," juist zoo goed door de groote soliedheid. Het object, een oud naievelijk man, die voor de deur van een huis met dames struikelt, dan door die dames ter been geholpen wordt, geeft zoo gauw aanleiding tot goedkoope effekten. Dit is door De Meester geheel vermeden. Van G. van Hulzen is er een schets «Ont redderd," uit den tweeden bundel «Zwervers," die dit jaar bij Valkhoff en v. d. Dries verschijnt. uit het betoog der heeren Stoffel, een ver dediging van landnationalisatie tagen v. d. Goes stip ik deze lofrede op Mr. S. van Houten aan. »Hij (v. Houten) heeft den arbeid der fabriekskinderen doen verbieden, het recht van vereeniging en vergadering doen erkennen, een verbetering van de onteigeningswet voorbe reid door een verandering in het betref fende grondwetsartikel; hy heeft een on willige kamer een kieswet afgedwongen die zóó democratisch is als zij van de toen be staande Kamer te krijgen was; hy heeft door zyn ontwerp-onteigeningswet getoond een open oog te hebben voor het gevaar van de onver anderde handhaving van de tegenwoordige grondeigendomswet, hy is een man die zyn staatkundige loopbaan heeft geofferd voor zyn overtuiging en die overtuiging overal goed gehumeurd verdedigt, ook in het hoofdkwartier zijner tegenstanders en zoo'n man, zegt de heer Stoffel, is in myn oogen een staatsman waarop Nederland trotsch mag zyn, al deel ik zijn inzichten dan ook niet geheel." Het is zeker, men kan alles van verschil lenden kant bezien en even goed kan men dan ook mr. S. van Houten beschouwen, zoo als nu de heer Stoff-)! doet, in plaats in hem slechts den reactionair te zien, die onder den drang der omstandigheden slechts toegaf wat IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUMIIIIIIIIIIIIIinilllllltllllllllMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIlltlMMIi iimnniiiiimmiiimiimiiimiiiiiiimii DAMES. «N£ M leren in de Dcensciie hoofdstad. (Naar de lezing van Mej. M. A.. J. Meyboom in de Amsterdnmsche Huishoudschool). Wanneer we onder reizen verstaan niet het streven om in korten tijd vél af te zien, maar het rustig vertoeven in eeu land, in een stad misschien, zóó, dat men tijd heeft er vrienden te aiakeu en het volk in al zij a kleine eigen aardigheden te leeren kennen, dan oefent reizen een Liet te miskennen ontwikkelenden invloed uit. Zulk reizen verbreedt onze levensopvatting, leert ons het goede waardeeren, ook waar het zich aau ons voordoet onder vreemden vorm; het brengt ons tot vergelijken van het hier en het daar, het bekende met het onbekende, en wordt zoodoende eeu sterke bondgenoot in den strijd tegen behoudzucbt eu zelfvoldaanheid aan den aea kant, tegen blindelings dwepen met al wat uit den vreemde komt te anderer zijde. Wanneer we op deze rustige wijze kennis maken met Denemarken, dan taffen ons in het Deensche volkskarakter eigenschappen, die ous bizouder sympathiek zijn, en waaronder bij onze aankomst reeds dadelijk op den voorgrond treden een groole mate van eenvoud, eerlijkheid, vrien delijkheid en gastvrijheid. Op ons Hollanders b. v. maakt het een verrassenden indruk, dat men in Korsör, het eind station van de lijn, die bij Kiel begint, in de open wachtkamer zijn bagage neerlegt en zelf gaat wandelen zonder het minste gevaar, dat, van de bagage iets zal vermist worden : zoo iets komt in Denemarken gewoon niet voor. En niet minder aangenaam zijn we verrast, als bij onze aankomst te Kopenhagen, aan het douanenkantoor ons de hulp wordt aangeboden van een ons persoonlijk onbekende Deeusche, die door derden van onze komst heeft vernomen, en die, zelf directrice van eeu groot Kopenhaagsch ziekenhuis, ondanks storm en regeu 's avonds om 10 uur klaar staat om ons, vreem delinge, behulpzaam 1e zijn. Trouwens, deze voorkomendheid jegens vreem den uit zich telkens, waaneer de gelegenheid zich voordoet. Allé: gebruik bij uw tochten door de stad liever geen Duitschen Baedeker en begin ook niet met in het Duitsch om inlich tingen te vragen; veel verder komt ge n;et u eerst als Hollander bekend te maken en u daarna bij gebrek aan een ander hulpmiddel van de Duitsctie taal te bedienen. Spreekt ge toevallig wat Deenscl), dan hebt ge iii eeu oog.iublik de volle sympathie gewonnen. Dit restje verbittering tegen de Duitschers, nog altijd eea gevolg van den oorlog om Sleeswijk Holstein, merken we bovendien in het streven der Denen, om zooveel mogelijk de Duitscbe voornamen te vervangen door typisch Deensche. Vreemd klinkt het ons in de ooreii, als we dus in het dagelijksch leven de namen hooren gebruiken, ons alleen bekend uit de oude sagen: als Ufe, de krachtige reus, thans blijkt een klein, nietig jongetje te zijn, Ingeborg, de poëtische heldin uit de Fritlijolfsage een slordige, vuile dienstbode en Sigurd eeu ondeugende straat jongen. Het huiselijk leven der Denen kenmerkt zich door grooten eenvoud. J De Kopenhaagsche huizen, hoog en breed, be- j staan uit G u, 7 verdiepingen en worden door verschillende families in tages bewoond. Groote contrasten zijn door deze verdeeling mogelijk tusschen de bewoners der verschillende verdie pingen, die in de meeste gevallen elkaar niet kennen en die in hun zeer mteenloopende levens omstandigheden in kleine ruimte een beeld geven van de groote maatschappij. Alle kamers van een verdieping komen uit in elkaar en in de gang en hebben dus in den regel 3 deuren. Voor Hollanders geeft dit aan liet vertrek iets ongezelJigs; den Deaen echter schijnt het niet te hinderen, integendeel; volgens de verklaring van n hunner komt die rijke keus van uitgangen hun bij gebrek aau spreekof wachtkamertje soms uitstekend te pas voor het ongemerkt ontloopen van minder gewenschte bezoekers! In plaats van een behang vindt men effen geschilderde muren en meestal een kachel in dezelfde kleur. Kleeden en overgordijnen worden alleen 's winters gebruikt en dienen dan ook slechts tot beschutting tegen de kou. 't Spreekt vanzelf, dat het tageleven een groote vereenvoudiging van de huishouding met zich brengt. De Deensche huisvrouw doet dage lijks zelf haar inkoopsn, want behalve de melk wordt geen der levensmiddelen aan huis bezorgd. Het dienstmeisje blijft thuis en verricht in dien tijl het huiswerk, waaronder ook. begrepen is het zetten van thee en koffie, die klaargemaakt worden binnengebracht. Bepaalde dienstbcdenkamers vindt men niet; evenals de dochter des huizes beschikt de dienst bode over een kamertje met vuur en licht, waar ze buiten haar werk te vinden is en waar ze ook haar maaltijden gebruikt. De keuken wordt dan ook geheel als werkplaats beschouwd. Waarschijnlijk is de zooveel eenvoudiger manier van huishouden oorzaak, dat in Dene marken een aantal vrouwen ook na haar huwelijk haar beroep blijven uitoefenen. Dit wordt, haar trouwens door allerlei regelingen gemnkkelijk gemaakt. Zoo heeft elke onderwijzeres recht op jaarlijks 3 maanden verlof en bestaan er, om dit mogelijk te maken, behalve de gewone staf van onder wijzeressen nog de z. g. vikaren", die door den Staat worden aangesteld ter vervanging van de vaste leerkrachten. Is een langer verlof dan 3 maanden voor een onderwijzeres noodzakelijk, dan komt de extra-bezoldiging van haar plaats vervangster voor haar rekening. De schooltijden vallen van 8 l of van l?6 uur, en laten de kinderen dus een deel vaii den dag vrij, om desnoods hun ouders te helpen. Een nadeel van deze regeling is, dat in zeer veel gevallen misbruik wordt gemankt van de werkkracht der jonge kinderen, die dan, slaperig en moe, weinig van het onderwijs kunnen profiteeren. Levendige belangstelling ondervindt in het algemeen het onderwijs in Denemarken bij het volk; vooral kunst, letterkunde en geschiedenis worden met voorliefde door ieder bestudeerd en geen arbeider dan ook, die u niet, de ver klaring zal kunnen geven van b.v. de historische afkomst der straatnamen. Dat een eenvoudig huishoudstertje in een pension opspaart tot ze een boek ka>i koopen over Christiaan IV, den nationalen held, en dat een dienstmeisje haar 10 opgespaarde kroneu besteed aan een Christusbeeldje van Thorwaldsen, 't zijn feiten, die men zich hier moeilijk kan voorstellen, maar die zeer zeker getuigen van den grooten draag naar ontwikkeling en het aangeboren schoonheidsgevoel der Denen. Trouwens, de lust tot ontwikkeling en de liefde voor kunst worden bij het voik door allerlei middelen levendig gehoude'n ; zoo stelt b.v. een schilder gaarne op bepaalde tijden ziju atelier ter bezichtiging open en doen de kunstverkoopers op Zaterdagavond hun best, een extra fraaie uitstalling voor huu winkelramen gereed te maken, zoodat, 's Zondags vele werk lieden in de gelegenheid zijn, van al het schoone te genieten. Hoe op allerlei gebied de ontwikkelden hun best doen, om van hun kennis aau de minder bevoorrechten mee (e deelen, blijkt o. a. uit het werken van het Studentensamfund", een vereeniging door Georg Braudes in Ib70 ouder de studenten in het leven geroepen, en die haar aanhangers telt onder de vooruitstrevende, jon gere richting. Een der stelregels van het Studentensamfund" is, het als een oubiliijkheid te beschouwen, dat de eene klasse, omdat ze het toevallig wat beter betalen kan, in staat wordt gesteld zoo veel meer te leeren eu te genieten dan de andere. Het gevolg van dit idee was het in 18S3 opgerichte arbeidersonderwijs," dat ten doel heeft het gratis meedeeleu vau kenijis aan het volk, een instelling, waarvan nu reeds 1100 leerlingen profueeren. Zeer veel goeds werkt verder het Studeutensamfund" uit, door het verspreiden van kleine geschriften, die tegen 7]/2 ets. verkrijgbaar zijn en, die onderwerpen over geschiedenis, kunst en letterkunde behandelen. Deskundige hulp aan minvermogenden wordt verleend door juristen, die op verschillende dagen zitting hebbeu; terwijl een staf van museumgidsen, bestaande uit 100 dames en heeren, zich gereed houdt om op aanvrage van minstens 12 personen het publiek rond te leiden ia de be langrijke Kopeuhaagsche musea. Goede, goedkoope concerten worden georgani seerd en het yvrije theater" zorgt er voor, in tegenstelling met het eenigszius behoudende koninklijke theater," dat jongere auteurs inde gelegenheid worden gesteld tot het opvoeren hunaei stukken, waardoor de vrije ontwikkeling der letterkunde bevorderd wordt. Geen wonder, dat waar zooveel goede denk beelden bij het volk een zoo vruchtbaren bodem vinden, ook groot moet zijn de kracht, die uit gaat van de eeusche arbeidersbevolking, getuige de reusachtige //lock-out" die dit jaar van April tot September voortduurde. Oorspronkelijk het gevolg van de staking der meubelmakers m de zeven steden'" (Jutland), die hooger loon eischten, breidde de lock-out." z,ch uit tot de arbeiders van het geheele bouw vak en omvatte dan ook spoedig eeu werkliedental van 4000 maa, dat in Mei nog klom tot 30.000. Over e u weer, aan den kant der patroons zoowel als van dien der werklieden, werden onderhandelingen aangeknoopt, doch zonder ge volg, zoodat de toestand bleef aanhouden met groote schade voor beide partijen. Gelukkjg mag zeker genoemd worden het denkbeeld van den redacteur van een der groote bladen, die toen, om de uitgesloten werklieden bezig te houden ea voor verbittering te be waren, een beroep deed oj> verschillende man nen van wetenschap ea beu overhaalde tot het houdea van 200 voordrachten, die levendige belangstelling wekten en de gedaciitea van het volk afleidden van Imu grieven. Veel steun en sympathie ondervonden de arbeiders zoowel in het buitenland, vanwaar hun o. a. geld werd toegezonden, ah in het binnenland, waar men gratis maaltijden organi seerde voor hun vrouwen eu kinderen eu het aantal vacantiereizen voor kinderen verdubbelde. Merkwaardig mag het heeteu, dat de houdiug der werklieden vau het begin tot het eind onbe ris[ eiijk was. Geea huaner vergreep zich tegen de wet en zelfs op een grooten nationalen feest dag als het grondwetfeest (5 Juli) bleef de taak der politie gemakkelijk. Eindelijk kwam, iia veel mislukte pogingen fot herstel van den vrede tusscheu patroons eu werklieden den 4sn S ptember de verzoening tot staud en werd den 7«n September het werk hervat, zonder demonstratie, in alle rust eu stilte. In Denemarken, meer dan in Holland, be moeit de staat zich met het onderwijs. Het Hooger Ondtrwijs is geheel vrij, aan n kant zeker een groote zegen, maar waaraan toch eeu niet te miskennen schaduwzijde is verbonden, die van het «geleerde prole ariaat." Immers, waar het, verdere onderwijs meest duur betaald moet worden, zal de toevlucht, van de weinig gefortuneerdeu altijd zijn het Hooger Onderwijs, te meer daar voor 230 studenten tevens aan vrije studie nog vrij wonen is verbonden. Toelagen aan jonge kunstenaars worden van staatswege ruimschoots verstrekt; trouwens de kunst is in Kopenhagen bizouder in eere ouder arm en rijk, en de kunstzalen o. a. Thorwaldsen's museum en de collectie van Carl Jacobsen worden steeds door een aantal bezoekers gevuld. Eerlijkheid is een der sprekendste volksdeugden; een koetsier b.v. zal het te veel" zorgvuldig teruggeven en het, eerst dankbaar aannemen, wanneer ge hem uitlegt, dat, het een extraatje voor hem is; ge kunt, hem als vreem deling met het volste vertrouwen uit een haudje vo! geldstukken laten kiezen, wat hij als loon bedingen mag; hij rekent u niet meer dan hem toekomt. Een sterk staaltje van eerlijkheid mag zeker ook wel heeteu, dat een bloemist den halven prijs terug liet brengen voor een bouquct, dien men hem eerst verzocht had op Kerstmis te bezorgen, maar die later werd af besteld tot eea volgende week; op Kerstmis, verklaarde hij, werd de prijs altijd dubbel berekend en hij was dus niet ai zijn recht, dienzelfdeti prijs een week later ook te eischen. Bij al hun eenvoud mag het eigenaardig heeten, dat de Denen nop zoo bizonder gehecht ziju aan uiterlijke beleefdheidsvormen. liet ge bruik van otiicié'ele titels speelt in Denemarken een minstens even groote rol als in Duitschlaud, hoewel tegenwoordig onder de jongeren toch reeds cenige neiging bestaat tot het afleggen van dit uiterlijk beleefdlieidsvertoon. In den grond zijn de Deaea zeer democratisch, zoodat b. v. de zoon "an den kroonprins, als lid van een sehietvereeniging, zal staan naast een timmerman. Een jonge dame uit de hofkringen oefent het beroep van vroedvrouw uit en telt haar patiënten onder de hoogste standen; haar werkkring belet haar volstrekt niet, de bals aaa het hof te be zoeken en er te dansen met den kroonprins. Toestanden, zooals bij ons de regel zijn, blijken dau ook voor de Denen onbegrijpelijk en van hun standpunt is het te verklaren, dat ze ons gelijk rekenen met de Chineezen. De philantropie neemt in Denemarken een belangrijke p'auts in; een zeer gewoon iets is het b.v. dat in een gezin kinderen worden aan genomen, soms na den dood der ouders-, soms ook, wanneer armoede het dezen onmogelijk maakt, den kinderen een voldoende opvoeding te verschaffen. Zoo is het volstrekt geen bizouderheid, als men iemand hoort voorstellen als mijn ptejMioeder", mijn /jfeyzoon", enz. De staatszorg strekt zich m Denemarken zeer ver uit eu brei'gt vanzelf ah schaduwzijde met zich een leger van wetten eu bepalingen. De politie heeft een groote macht, maar weet die niet altijd met takt te gebruiken, zoodat het volk meer dan eens zich tegen haar wil verzet. O. a. is het, verboden, op straat, te z;ngen en meer dergelijke kleinigheden; en het is daarom te begrijpen, hoe een Deen met verbazing in zijn vaderland vertelde, dat ia Holland een straatjongen een politie-agent uitschold, en niet eens gearresteerd werd! Bij de wet is vrijheid vau godsdienst toege staan, maar in het dajelijksch leven is de orthodoxe Luthersche staatskerk oppermachtig; wie het niet, haar niet eens is, wordt zonder meer ontslagen. Op de scholen moet elke onderwijzer, elke leeraar in staat zijn, godsdienstonderwijs te ge veil; en geen leerjongen wordt, in eenig vak aangesteld, wanneer hij niet eerst, coiifirmirt" is. Dit aannemen geschiedt, op veertienjarigen leeftijd en ontleent zijn voornaamste bekoring aan het feit, dat men dan viel Cideau's krijgt en in het vervolg onder de //groote menschen" wordt gerekend. Overal grijpt de vormendienst in: een huis wordt ingezegend, een schip wordt gedoopt, geen begrafenis kan plaats hebben zonder pre dikant. Toch is in den laatsten tijd een soort gisting merkbaar en begint men het holle in te zien van godsdienstvorinen, die alleen nog maar op traditie berusten. Een voorbeeld van deze reactie ontleenen wij aan de begrafenis van een eenvoudig Deenscti arbeider, die zich van de staatskerk had afge scheiden en die daarom, hoezeer zijn vrouw ook gesteld was op een plechtige" begrafenis, door geen der predikanten na zijn dood nieer in ge nade werd aangenomen. En toch zou zijn begrafenis plechtig zijn, dat, hadden de arbeiders, ziju vrienden, zich voor genomen. Rondom de kist hielden ze een groote de monstratievergadering, waarin de voorzitter eenig,e hartelijke woorden sprak en uit aller mond een begrafenis psalm klonk. En toen namen ze de k st op hun schouders, en geen groote kreeg ooit zulk een begrafenis als deze eenvoudige werkman. Maken we ten slotte de rekening op van hetgeen Denemarken aan goed eu aan kwaad bezit, dan komt zeer zeker het leeuwendeel toe aan het goede. WM is het gemis van persoonlijke vrijheid een groot gemis en moeteu we het betreuren, dat de geest vau aaneensluiting onder de Denen in dit geval een macht blijkt te zijn, die het nieuwe tegengaat; maar, zooals wij opmerkten, de reactie is komende, eu ,/jong,'" Denemarken is frisch eu krachtig genoeg, om zich te ont trekken aan de oude sleur. M. W. K. De jMiinchener kellnerin. Een verloren kunst. Jiecept. Over het leven der Münchener kellnerin, het min of meer poëtische, frisch en vroolijk gestemde wezen, dat jolige bierdrinkers hun Masskrug brengt, komen treurige onthullingen. Van waar zij komt, is van weinig belang; meestal uit den werkmansstand uit de stad, soms van het land ; waarheen zij gaat, is een andere quaestie. Een uit de duizend profiteert van haar korte mooie jaren om een goed of groot of soms schitterend huwelijk te doen; maar al hél gauw is haar mooie tyd uit, en daarmede alle kans op een huwelijk welk ook. De meesten gaan dan de schande en ellende in ; andere de ellende zonder meer. n gedurende haar diensttijd ? Geld ver dienen zy soms nogal veel; loon weinig, maar fooien veel; de grenzen zijn 2 tot 20 mark daags. Daarvoor moeten zy' zich goed kleeden, zich laten kappen, en soms legt de Wirth nog niet te keeren was. Jammer evenwel is het, dat een op zichzelf toch wel deugdelijk stelsel als landnationalisatie zoo een onhandig verde diger heeft als de heer Stoffel, die te veel aan persoonlijk voelen en weten toegeeft, waar hy koud-logisch had te debatteeren. En dan houdt hy' bij landnationalisatie heel wat weinig reke ning, dat in gevorderde cultuurstaten slechts een gering deel der bevolking zich met land arbeid bezig houdt. Wat de heer Stoffel meent en wat hy voor staat, is niet zoo verwerpelijk. Ook zyn ky'k op vele dingen, zyn rekening houden met de werkelijkheid en den levensaard der menschenzelf is van waarde, maar zyn zinnen sny'den niet zoo in, zyn niet zoo onverbiddelijk ge snoeid, als Van dar Goes dat vermag en dat beslist maar al te vaak. G. VAN HULZEN. Octo door ESJBE, uitgave van H. D. Tjeenk Willink, en Zonen, Haarlem. Bekeken uit een oogpunt van aangename lektuur, zoo kan een verzameling schetsen die onderling in toon-aard afwijken wel aanbevelenswaard zijn als gevende bij lezing de zoozeer gewenschte afleiding, evenwel volgens maatstaf van beoordeeling komt dergelijk werk niet licht op de eerste plaats. Het is toch niet zoo on-opzettelijk bij den auteur als 'n bundel een cyclus op zicti zelf vormt. Er is vél zorgzame liefde noodig om de schetsen, die onder denzelfden drang ont staan, toch zóó te schrijven en saam te voegen dat gelijkvormigheid vermeden wordt. Men. kan moeielijk op een lijn stellen den auteur die zich tot niets bepaalt, slechts verzamelt in een boek wat gekomen is door de gril van het oogenblik, met hém die in ganschelijk over leg zijn schetsen laat ontstaan als deel vaa een gedacht geheel. 't Is dan ook wel het gemakkelijkste werk zoo wat verdwaalde novelletjes bij el kaar te voegen, evenals men wat bonbons en suikertjes door elkaar strooit. Maar, zooals gezegd, zoo'n gevarieerde bundel heeft by de lectuur wat voor; vooral ook omdat het niet pretentieus is, er niets in gezegd allerlei kleine belastingen, boeten, bijdragen op; hierbij komt de schade door het wegloopen van klanten veroorzaakt, het loon aan speelsters en portiers te betalen, het breken der glazen, het aanschaffan van couranten. De waard levert kost en logies, maar maakt dit expres niet heel royaal, opdat het meisje voor haar geld er het een en ander by zal nemen. Barucht in dit opzicht is de «kellnerinnen-gulasch", een ratjetoe van opgewarmde restjes, die met de Parijsche potage-arlequin en dergelijke »stews" in Londen wedijvert. Met haar arbeidstijd is het heel slecht ge steld ; zij werkt 365 dagen in het jaar, soms 14 a 16 uur daags, in Carnavalstijd soms twee of drie dagen achtereen. Hoeveel mijlen zy in dien tyd afwandelt, is niet te berekenen; het ergst is dit in de «kelders", waar de grond met puntig Isarkiezel bestrooid is, en de kell nerin iedere week een paar schoenzolen noodig heeft. Soms belegt de kellnerin in de spaarbank een groote som; maar de oververmoeienis dwingt haar dan vaak, eenigen tyd rust te zoeken, en wanneer deze tot ontspanning, ver strooiing, uitgafn, overgaat, is het geld al spoedig op. Dan komt zy terug, vermoeider dan eerst, en is vaak moreel gebroken, in elk geval wankelend. Meestal heeft zij dan gevaar lijke kennissen gemaakt, een amant de coenr, een slechte vriendin ; zij is dan verloren. Hier aan sluit zich dan de treurige zifiktestatistiek, die vreeselijke cijfers geeft. In 1897 telde de ziekenkas voor het vrouwelijk personeel 6000 leden; deze hadden per hoofd elf ziektedagen; terwijl het gemiddelde zes dagen is. Van de ziekten waren 80 pCt. sexueele, voorts vetgezwellen, rheuma, bleekzucht, krampaderen, jicht, tuberculose, bronchitis, hart- en maagJijden, keelontsteking, enz.; het verblijf, dagen en nachten lang, in eene ruimte, met tabaksdamp, stof en bedorven lucht gevuld, draagt tot al het long-, keel- en maaglijden zeker veel bij. * » * Eene verloren kunst is de danskunst. Men heeft er geen idee moer van, wat dat geweest is; met verbazing lezen wy de verheven taal van onze grootvaders over dingen die ons nu onverschillig laten of geheel andere aan doeningen geven. In zijn Fiijwe e figurine del sccolo che muore haalt R-iffaello Barbiera uitspraken aan als de volgende. Over het dansen van Taglioni schreef een journalist: »Haar goddelyke dans scheen die vau een hemelsche maagd." Haar tegenhanger was Fanny Essler, die evenals de andere groote danseressen der romantiek, de verdwaasde mannen, oud en jong, tot razernij dreef. Ver wonderlijk is het, dat de vrouwen deze passie deelden. In Berlijn ontving Fanny honderden damesbrieven vol vereering; in Parijs minder, maar daar waren de mannen ook weer heftiger. In Amerika vocht men om stukjes van haar afgelegde tricots; haar badwater Verd in flesschen verkocht en uit haar pantoffels dronk men champagne. Een andere, Catarina Caravaglia, nu ver geten, had een sleep van zelfmoorden, duels en moorden op haar geweten; jongelui ru neerden zich en werden krankzinnig voor haar. Zij bracht tweedracht in twee keizersgezinnen, wist zich door een miilionnair te doen trou wen, werd toen leely'k, raakte aan den drank en stierf in een armhuis. Ook leelyke danseressen maakten fortuin; een zuster van Fanny, Therese Essler, een reuzin, werd in 1850 de vrouw van prins Adalbert van Pruisen; een nicht van Taglioni trouwde in 1866 een prins Windischgraetz. Dichters hadden geen woorden genoeg voor de betoovering van den dans; diplomaten maakten er gebruik van. Metternich hoorde van een oproerige stemming te Milaan, en zond er een corps de ballet heen om de ge dachten af te leiden. Het middel gelukte; een aantal jaren later probeerde hy het nog eens, maar toen zonder succes; tegen den wervel wind van 1848 waren geen danseressen opgewassen. *** Oyster- Sandwiches. Men maakt een pate van koude kip of koud kalfsvleesch, een dozijn oesters en wat ham (fijngehakt of in de hakmachine) met wat veloutésaus, kruidt het met peper en zout en legt het tusschen geboterde sandwiches met een schyfje aspic-gelei. E?e. Oeto£to is "tooslist

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl