De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 7 januari pagina 6

7 januari 1900 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER W E E K B L A D V O O R N E D E R L A N D. No. 1176 i', de manexploitatie op N. Calebes is echter niet ?veel balovend. Loten vaster; vooral Amsterdam, Rotterdam, Gemeente-crediet, Oostenrijkers en Russische '66. Madridsehe liepen wat terug. De niet: afgehaald wordende prijzen waarmede me nigeen gelukkig zou z\jn doet my den lazer toeroepen: zorgt toch dat uwe loten voor de uitlotingen worden nagezien. A'dam, 4 Jan. 1900. D. STIGTEB. ?iiiimiiMiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiii flIltlltMIllltllllllll llllllllllllUllHtrtllHltlltlllllllllllllU r NltUW JAARSGROET . VAN THOMA8VAER EN PIETERNEL, die in een der schouwburgen te Rotterdam gebracht KOU worden, maar aldaar van hoogerhand verboden is. THOMASVAER. Het i» vandaag al zestien jaar Dat ik als dikke Thomasvaer Voor 't eerst mijn heilwensen bieden kwam Der burger^ van Botterdam. Ik had, ik weet het nog heel wel, Ook toenmaala n ala Pieternel. Wat is ons in die lange jaren Niet alles over 't hoofd gevaren! Maar zeg mij, hebt gij ooit een jaar Met zooveel weemoed en misbaar B<j d'oude zien ten grave dragen Alfe waar wij thans het eind van zagen? Wat mij betreft, nooit erger tijd Beleefd' ik, b\j mijn zaligheid! "Als 'k in Europa rondzicht houd Is 't eerste wat mijn oog aanschouwt d'Ontknooping van de trarjtdie In Frankrijk, waar door 't groot genie Van Emile Zola -werd verkregen Dat Dreyfus' beulen eindelijk zwegen, Zijn banden slaakten zij 't met nood , En hij gered werd van den dood. Mercier, die gruwlyke verrader ... PIETEBNEL, Man, denk om onze burgervader! Publiek, wil niet mijn angst vermeeren Door Thotnasvaer t'applaudisseeren! Er is hier een politieman Die met n wenk gebieden kan Dat w'allebei ons mondje houwen, Wat jullie niet graag hebben zouwen. De burgemeester is al lang Voor krijg met 't snoode Frankrijk bang. Alreede voor een maand of drie Verbood hij aan de Tivoli Uit vrees voor Europeesch krakeel Dr,eyfns te brengen op 't tooneel. ftch, 't was zoo jammer voor de kas, Zoo'n trekstuk komt zoo goed van pas. Maar in den Baad schier allen zwegen Wat 't zwaarste is moet 't zwaarste wegen. De praeses van 't Tooneelverbond, Zelf raadslid, hield daar ook zijn mond. Wel sprak bij over 't groot schandaal... THOMASVAEE. Stil, straks de tram, eerst komt Transvaal! Zoo'n vrouw die zou met haar schandalen ?umutitlilimMiiilimuKtimiii iliiiiHinimiliiiillltlini JIIÜHS PralteltuoD Brouimeijer. Lieve hemel, ?wat is me dat tegenwoordig een lawaai ia huis! Van den ochtend tot den avond is de vleugel in ge kruik en dat niet alleen, maarTh rèse zingt daarbij het hoogste lied. Gelukkig dat de natuur aan alles perken heeft ge steld, dus ook aan de capaciteit van longen en keel. Zij begint al een beetje heesch te ?worden, en zoo heb ik haar gis terenavond vóór 't naar bed gaan hooreii gorgelen in plaats van kwinkeieeren... dat geeft me tenminste eenige hoop op redres. Maar veel hoop nog niet, want van morgen heeft ze zelis, naar mijn vrouw me vertelde, onder het opmaken van haar haar de heele compositie van Brandts Buys «Transvaal en Ntêrland" gezongen, daar haar natuurlijk bij die bezig heid het klavier niet ten dienste stond. Kloek, breed en geestdriftig, zooals dat voor geschreven is, en na het ontbijt liet ze haar moeder de kopjes wasschen, maar wipte naar den vleugel en zette den voet op het pedaal, zoo kloek, breed en geestdriftig, dat ik mijn hart vasthield bij de gedachte wat er van dat instrument moet worden, bij die gedurige herhaling van haar lijfregel «Laat nu klinken helle tonen!" dat zij, zoowel met haar voet en vingers als met haar keel, tot zijn volle recht bracht. Nu liet ik dit begaan, gedachtig aan het woord: slechte meiischeri zingen niet en eigenlijk deed het mij altijd genoegen, haar, maar dan in 't betamelijke, te hooren neuriën. Een kind met zooveel grillen en kuren, is 't onschuldigste nog, als het van haar hartje een harmonica maakt. Maar die zangerigheid van Thérèae had nu minder gewenschte gevolgen. Een dag vroeger had ik mijn vrouw ook al eens betrapt bij het pijp-orgel in de provisiekamer een erfStuk uit den boedel van haar grootmoeder, dat daar uit piëteit opgeborgen werd, met de vingers op de toetsen, en de voeten op het pedaal, de trompet vier voet uitge haald, en heel hoorbaar, zoodat ik er op was afgekomen, spelende en zingende: »Dat 's Heeren zegen op hen daal^ Zijn gunst uit Zion hen bestraal, Hij schiep 't heelal Zijn naam ter eer, Looft, looft dan aller heeren Heer" en dat was met zulke mooie figu raties gecomponeerd door H. de Vries, organist der groote of St. Laurenskerk te Rotterdam. Ben je mal, zei ik, is dat nu ?werk voor een vrouw, die keukenbenoodigdheden voor de dienstboden uitgeeft. Op wie zing je dat, op Jacob en de meiden of op je man en je dochter, en hoe kom je Je alles door elkander halen. Ik -was nog aan de politiek En had in 's werelds rarekiek Aan Frankrijk eerst een beurt gegeven. Thans wil ik Albiou doen beven I 't Perfide, dat met geld en macht De vrijheid en het recht verkracht Joe Chamberlain, geen grooter beest er... PIETERNEL. God, manlief toch, de burgemeester! Doe asjeblief je mond op slot! Ze stoppen je nog in de pot! Alreede voor een tweetal weken Is aan de Schouwburg hier gebleken Dat er gevaar dreigt voor ons land Van krijg met 't snoode Engeland, Zoodra je maar een woord te veel Zegt op een Botterdamsch tooneel. Op, voor Transvaal'." zou men gaan spelen, Toen de politie kwam bevelen In naam van 't achtbaar hoofd der stad Dat men eerst veel te schrappen had. Men toog aan 't schrappen, zooveel doenlijk ... THOMASVAEB. 't Woord rooinek zelfs was onfatsoenlijk! PIETEENEL. De burgemeester, niet zoo gek, Deukt zeker, dat, om rooie nek" Een ander naar het hoofd te gooien Ons weinig past, waar toch de rooie Verkleuring van het bovendeel Der wervelzuil nog veel te veel Door Botterdammers wordt gedragen, Die wat te veel in 't glaasje zagen. THOMASVAEB. Is dat misschien een steek op mij ? Och kom, een borrel hoort er bij! En zou je denken dat de stad Geen voordeel van jenever had ? Jenever, 'k kan 't met cijfers staven Geeft groote welvaart aan de haven! Weldadiglijk wordt wijd en zijd Het edele vocht door ons verspreid. En 't duurt niet lang of menig glas Spekt rechtstreeks de gemeentekas: De wijze Baad bouwt zelf een kroeg, Vlak bij de haven: 't zegt genoeg. PIETEBNEL. 't Zon in Nieuw Zeeland niet gebeuren. Een vrouw zon waarlyk gaan betreuren Dat z' ook niet hier het stemrecht heeft. THOMASVAEE. Wie weet, tnensch, wat je nog beleeft. Moderne vrouwen worden mode. Moderne vrouwen" moet j'eens lezen; 't Zal nu wel weer verkrygbaar wezen, De eerste druk van dit gewrocht Was in twee weken uitverkocht. Bij Nijgh en Ditmar kwam het uit En Nijgn, een echte handelsguit, Verklaarde zelf per advertentie, Welks grootte dadlijk trok attentie, Op 't beste plaatsje in zijn krant: Dit boekwerk is een schoon pendant Van mevrouw Goetkoop's prachtig boek, Van Suylenburgh." Maar hoe ik zoek, Ik zie in d' advertentie niet, Wat eigenlijk de plicht gebiedt Erbij te zetten heb ik 't mis? Wie van het boek de schrijver is. Eoman, door Jeanne van Riemsdijk," Zou las ik, maar, waarachtig, kijk, Daaronder: microscopisch klein En letiertjes heel dun en fijn, Daar stond warempel: i,,Uir n,.t Fnuneii Ja, Nijgh en Ditinar zijn wat mans! 't Ia onze echte handelsgeest, Die men uit die historie leest! PIETEENEL. Was Jeanne dan de schrijfster niet? IIIIIHIIIIIIllllHlllllliliiiitillllIliiiiiiiiitlUMIIIIIIIIIMIIIMIllllllIlHtUK aan zoo'n gekke poespas, waarbij koning David zijn eigen psalm niet meer herkennen zou? Het bleek me toen, dat er niet minder dan drie nummers van Van Ditmars ge denkboek »Nederland en Transvaal" in huis waren gekomen, en dat mijn vrouw en Thérèse dat voor mij verborgen hadden gehouden uit vrees, dat het zoo'n teleur stelling voor me zou zijn, nu mijn bijdrage er in gemist werd, tengevolge van die woede, welke ThértMes schandelijk optreden bij mij had gewekt, waardoor mijn dichterlijke inspiratie was te Joor gegaan. Ik nam het ding mee, om het in mijn kantoor eens in te zien, maar in den gang klonk het door de openstaande keukendeur, van Jacob en de drie meiden : Vivat! vivat! vivat Transvaal, Gaan de Rooineks niet aan de haal, Flikker dan ze maar in de Vaal." Ik schrikte er een weinig van, maar ik zag spoedig dat ook dit lied uit v. Ditmars Gedenkboek was overgenomen, gelukkig evenwel alleen voor den eersten regel, die van 't Krurs toekomt; den tweeden en derden had mijn palirenier, die zich op zijn dichterschap bij Jacob en de anderen niet weinig laat voorstaan, er aan toege voegd, waarschijnlijk om er nog meer zin aan te geven. Nu heeft Van 't Kruys 't pp een heel aardig wijsje gezet, maar als je zoo iets uit de keuken en den gang een half uur lang je hoort toedreunen, dan begint je dat wel een beetje te vervelen, vooral als je er dan bij bedenkt, dat deze geestdrift alles behalve bevorderlijk is voor het huiswerk van vijf' paar handen, als mede dat die worstelstrijd in 't zwarte we relddeel allerminst met het geluier van het dienstpersoneel in de Bocht gebaat kan zijn. Ik schelde daarom Jacob en gaf' hem te verstaan dat het nu uit moest zijn met dat gelol. Met dat gelol ? herhaalde Jacob ongeioovig; mijnheer, nu zegt u toch wel wat veel! St! antwoordde ik, geen tegen spraak, hoor je; te veel of' te weinig, ik zeg je precies genoeg oiu je je plicht voor te houden, als ik je stern weer hoor in dat kattenconcert, zal ik je op een andere manier mores keren, ventje. Zoo u wil, mijnheer. Zeker, zeg ik, zoo ik wil en niet zoo jij wilt, begrepen ? Die oorlog gaat jullie daar in de keuken niets aan, en nog veel minder dat gedenkboek van den heer Van Ditmar, waarin geen een van jullie soort, maar alleen mannen van naam en gezag, hun »denkwijze" hebben geschreven, die geheel boven jullie be vatting gaat; en bovendien zal ik niet dulden, dat in Engeland de meening poot vat, als zou er in de Bocht lakg over de Engelschen gedacht worden. Daarvoor zijn het te reëele lui, wier eigenschappen niet naar het model van de knechts en de meiden, maar naar dat van mij en van je eerste menschen hier aan de gracht gevormd zijn. In de heele wereld vind je geen volk, waaronder er zooveel zijn, die voor geen miljoen opstaan, en die zoo goed als ik, je patroon, als zij handeldrijven, met zijn tweeën weten wat een bril kost. Ik spreek. nu niet van dat gespuis, dat daar in Z.-Afrika uit vechten gaat, dat zijn juilie consorten; want om zelf bloed te vergieten, daartoe is de echte Brit, net als wij, in den regel te fatsoenlijk. Je zult hem niet THOMASVAEB. Neen, 't is van P.?V. Marguéritte! Geen Scheltema en Holkema 1) Doet hun dit leepe stukje na! Die meenen nog dat men moet geven Aan schrijvers ook, om zelf te leven. Je neemt een Fransche tijdroman, Trekt, die bet pak van Hilda" an, Een groene omslag, goed papier, Een groot formaat; een gulde of vier Valt licht dan voor zoo'n boek te maken Zoo doet men hier ter stede zaken En roept dan luid naar zijn consciëntie: Lang leev' de Zwitsersche conventie! Neemt 'n pliotograaf een mooie kiek, Zet gauw hem in je rarekiek. Voor platen geldt auteursrecht niet, Wie klaagt heeft onrecht, als je ziet. PIETEBNEL. Ja, 't is naar om van te praten, Van alles maken ze maar platen. Zoo Birkhoff ook, die brave man, Waar zag 'k bij hem een briefkaart van ? Voor zev-en-een-halve cent het stuk Verkoopt hij het spoorwegongeluk, Dat bij CapelJe is gebeurd, Dat menig harte heeft verscheurd. Het is toch wel een rare tijd, Een wanboel, die ten hemel schreit, Dat men je eerst verongelukt En daarna op een briefkaart drukt! Hier diende tegen opgetreden Als kwetsing van de goede zeden. Dat's beter dan dat censorschap Over tooneel en wetenschap. THOMA&VAEB. De wetenschap? PIETEBNEL. Ja, weet je niet Wat met 't museum is geschied, 't Museum van Ethnographie? Dat wordt nu al een jaar of drie Of minstens twee, wat even raar is, Beheerd door Soer, een commissaris! Waarom 't Museum is gesteld Onder zoo'n groot politieheld, Daar staat zelfs m ij n verstand voor stil, Of is 't niet waarlijk een paskwil, Dat d' eenige verzameling, Waar Botterdam ooit trotsch op ging, Van wetenschappelijke waarde, Beheerd wordt ? wie zag 't ooit op aarde ? Niet door een kenner van het vak, Maar door een opperste klabak? Buim voor een jaar vroeg Ebeling Al in den Baad hoe of 't nu ging, En of er ook verandering kwam; Maar niemand, die er iets vernam. THOMASVAEB. En even krachtig en kordaat, Maar ook met even weinig baat, Verhief dat raadslid laatst zijn stem Voor 't paardenras van onze tram, Dat schunnig, gruwlijk mager goedje. Waar ooit ter wereld nog ontmoet je Een trampaard dat zoo slecht kun trekken? Do tongen hangen uit hun bekken; Niet slechts bij hitte, bij elk weer Vallen ze haast bij d'arbeid neer. Ze sjokken aklig langzaam voort En telkens weer, als of 't zoo hoort, Is 't wagentje niet voort te stuwen Dan ais de heeren helpen duwen. PIEÏEKNEL. Maar Poels, de dokter van de tram, Verklaarde toch met luider stem, Dat ze genoeg te eten krijgen, En moet een ieder dan niet zwijgen ? Hij zegt: een paard, zoo dik en rond, Is juist het meeste ongezond. Steken de botten door je pens, Dat is het best voor paard en mensch. 1) Uitgevers va& Hilda-yan Suylenbnrg." licht verder krijgen dan tot het leveren van wapenen, waarmee de mindere man den vijand te lijf gaat. Zijn godzaligheid staat hem niet toe zich te verlagen. En je zou hem zelfs tot dien handel in wapenen niet kunnen verleiden, als hij niet wist dat dit in 't belang der beschaving was, net als ik en anderen de rijst, die ik zelf' niet lust, bij scheepsladingen aanvoer, om op zoo'n manier het gepeupel in't leven te kunnen houden. Maar van zulk soort van zaken, van recht, onrecht, menschlievendheid en zelfopoffering begrijpen juilie toch niets; hoepel «u maar op, en bepaal je, wat het zingen betreft tot de driemaal, waartoe de dominéje Zondags in de kerk uitnoodigt, dat is voor een rnensch van jou beweging precies genoeg, eu dan doe je dat in eik geval met orgelbegeleiding, zoodat geen schepsel er last van heeft als je valsch kraait. Met die rakkerigheid, waarmee zoo'u kerel, ook als hij zwijgt, je kan pesten, liep hij naar de deur, en toen hij die opentrok en veel langer dan noodig was openhield, keek hij even om, om mij aan te zien, alsof hij zeggen wou: hoor je dat nu wel, oude isegrim? Want daar klonk het alwtêr: Vivat! Vivat! Vivat Transvaal! en tegelijk vernam ik de tonen van den vleugel, waarop Theröse haar kunsten uithaalde. Je kunt ook van 't beste te veel krijgen, zoo ook van nielod:eeu harmonie. Ik begon mij werkelijk ietwat geprikkeld te gevoelen door al die accoordeu, waarvan mijn huis zoo vol was, en daarom stoi.d ik bijna driftig op, e_n ging naar de huiskamer, ten einde ook Thesèse tot de orde te roepen. Zeg eens, zoo voegde ik haar toe, je zou me plezier doen met je wat te matigen in je wereldbche uitgelatenheid. Als onze lieve heer de menschheid in Afrika met een oorlog kastijdt, behoeft Lier in de Bocht een defiig heerenhuis als 't onze nog geen caféchantaut te worden. Ik althans zie het _ verbaiui tusschen dat bloedvergieten en juilie getiertlier niet in. Elke fatsoen lijke Engelschman is ten handelsrelatie, en alleen_ uit eerbied voor den onschatbaren dienst, dien de handel aau de godsvrucht en de beschaving heeft bewezen, zou het jou als koopinansdochter eu je moeder als koopmansvrouw al passen, in plaats van je zoo op te winden, met een zekere ingetogei)heid dien strijd gade tg- slaan. Maar als had ik niets gr-zegd, ja, als ware ik geheel niet in de kamer aanwezig, zette Thérèse op ni<=uw nog f 'orscher iu: Behoed, Behoed hen God cier Legermachten, fSta Godhjk aan hun zij ! Verheug ze die Uw heil verwachten, Verplet, verplet, verplet hun weerpartij! Er was natuurlijk geen woord onder dit gedruisch kwijt te raken, en me vrouw, die dit even goed begreep als ik, bepaalde zich dan ook tot een wijzen met haar vinger op hel opschrift van het lied, dat Therèse maar niet zoo dadelijk uit had, omdat ze den laatsten regel, verplet, verplet, verp/et hun iceerpartij, met klimmende:! harts tocht tot in het oneindige herhaalde. Ik las daar: «Woorden van Nicolaas Beets, muziek van Pierre Fraricois Kleyn." Ten slotte toch kwam er een eind aan de musicale voordracht, en dadelijk zei mijn vrouw, och lieve, het doet me genoegen, dat je juist THOMASVAER. Maar als 'k den dokter zelven zie, Dan denk ik : dat is theorie; Ik ben niet mager, maar ik vind Dat hy 't in dikte van me wint. Neen vrouw, 't advies was opgesteld Gansch in den geest van Knottenbelt. Ik wyt het allereerst aan hem, Ze willen een goedkoope tram. En of die tram ook ry'den kan, Dat komt er niet zoo erg op an. Maar 'k hoor de klok al twalef slaan ; 't Is tijd dat we aan 't wenschen gaan. Wij wenschen aan de burgery Een jaar van voorspoed; 't eeuwgetij Loopt ras ten eind. Moog 't laatste jaar De boel verbeetren; nu is 't naar! -" 't Geef Finland recht en aan de Boeren De vrijheid. Eere zij dien stoeren Ontembren zonen van ons volk! Ik ben gewis u aller tolk. (Stormachtig applaus en gejuich.) Beaufort verdwijn', hij kan het niet Me neemt 't hem kwalijk als je ziet Hoe makklijk d' eerste beste man Hier maar Minister worden kan Vooral voor Buitenlandsche Zaken, Dat schijnen z' iedereen te maken. Maar wordt het zwerk een beetje dijker En komt er eens wat aan de knikker Dan is er 't land de dupe van. Hallo, Beaufort, daar ga je dan! Dat toch zoo'n man niet wil begrijpen Dat hij bijtijds nu uit moet knijpen l Waarom niet d'eer aan zich gehouden ? Wie die 't hem kwalijk nemen zouden? Als Lely blijft, dan brenge hij Ons uit die spoorwegknoeierij! Moog 't onze Baad gegeven wezen Van hare dwaling te genezen En in te zien dat loon naar werk Aan ieder toekomt, 'k Maak me sterk Dat 't zelfs aan Hintzen zon vervelen Als hij het lot van hem moest deelen, Die minimale loonen trekken En van den honger haast verr-kken Omdat het edel Stadsbestuur De leer stelt boven de natuur. En moog De Jongh in dempingswoede Niet langer wachten onze goede En mooie stad geheel t' ontsieren Door al de modder der rivieren In onze Singeltjes te gooien, Tenminste niet in zulke mooie Als de Schiedamsche. Hier op aard' Blijft toch zoo weinig moois gespaard. Zoo zij het laatste jaar der eeuw Het beste uit de rij! (Geschreeuw, Gejuich, spektakel <ds ec,n hrl: Lang leven Torn en Pieternel!") Virtuozen-, droschken- of kunstenaarsaapjes. Het is bekend dat de conservatoriums van de groote buitenlandscbe steden bestormd wor den door elèves, wien bij aankomst ernstig wordt medegedeeld, dat alleen de eerste krach ten, zij die uitmunten in een of ander instru ment, kans hebben zich een flink bestaan te verzekeren. Dat de toevloed echter zoo groot zou worden dat men hen, die met eersten prijs een conservatorium verlaten als straatvirtuozen ontmoet, zal ieder verbazen. Te Berlijn kan men bij eenigermate goed weder dagelyks het volgende zien. «Een smaakvolle stevige van teakhout gemaakte dichte wagen op vier wielen wordt getrokken door een volbloed raspaardje. De wagen is voorzien van luchtkokers en heeft flinke voor en achterramen. Op de Invalidenplatz aangekomen wordt halt gehouden; de koetsier drukt op een knop, onmiddellijk klappen de zijwanden van den wagen naar beneden en vormen een horizontaal plankier iiiiiitMimiiiiimiiiiiMinMiH nu even hier verschijnt. Ik had naar aan leiding van dit lied een klein verschil met je dochter; ik vind namelijk dien laatsten regel nu niets voor een jong meisje: «Ver plet, verplet l" ik wou dat ze, zooals een lieve christin betaamt, zou zingen : bekeer, o Heer,6e/iee/',hun w< rpartij,?je mag immers zelfs je vijand geen kwaad toewenschen. Ik was werkelijk een weinig getroffen door die juiste opmerking van mijn vrouw ; ik geloof, dat Bönringer het geheel eens met haar zou zijn, ik heb hem tenminste altijd tegen allerlei soort van vloeken hooren waarschuwen, en wat is nu om zoo te zeggen een gemeener vloek dan »God verpletter je," het God-dam klinkt er nog maar zwafe bij. Maar ik begreep dat het nuttig kon zijn me vrouw niet zoo heeleinaal gelijk te geven, en evenmin Thérèse te sterken in haar godslasterlijken opzet. Daar is, zoo zei ik, in hetgeen je daar zegt veel w aars. Thérèse moest zich schamen zoo'n liedje te zingen. Maar daar is ook iets wat je voor bij hebt gezien. Zulke taal kan je alleen zingen, zonder zonde te plegen, al» je bijna almachtig of buitengewoon vroom bent, b.v. /nachtig, om nitt te zeggen almachtig, als Wilhelm de Duitsche keizer, die hdt volste recht heeft met een beroep op onzen lieven Heer te dreigen : wie mij weerstaat verpletter ik, of vroom, zooals ouder de dooden koning David was, en onder de levenden, dominee-professor Beets is, en die dan boyendien zoo'n goedig ge zicht heeft, dat je wel kunt merken, flat hij het zoo erg niet meent; maar een gewoon meis-je als Théièse, met zoo'n vinnig bakkesje, zal er wel aan doen zicti iets be scheidener uit te drukken, wil zij zich geen oordeel zingen, en dan komt dat'Bekeer, o Heer, Bekeer hun wêdrpartij", me niet zoo 'kwaad voor. Je hadt 't driftkopje maar aan te zien, om te merken hoe al die goede woorden van me haar als angeltjes prikten, zelfs het puntje van haar tong kwam even bijna te voorschijn en (laar bomde zij weer op de toetsen, als of zij me toonen wou hoe er ook musicaal een onweer kan losbarsten. Daar er op dat moment toch niets met haar viel aao te vangen, retireerde ik me, schijnbaar onverschillig, om mijn vaderlijk gezag geen deukje te doen geven, in pre sentie van mijn vrouw en ik overschreed den drempel onder het dreunend "Verplet, verplet, verplet hun weerpanij", terwijl 't me niets zou verwonderen als ik zelf in die beeldspraak een bijzondere beteekeuis had gekregen. Later sprak ik er nog eens over met me vrouw, of' liever zij begon er over tegen inij. Opmerkelijk, Julius, z,ei ze, hoe zulk een oorlog tot in de zachtst gestemde vrouwenharten zijn verwoestingen aanricht. Wil je wel gelooven, dat diezelfde Thérèse in deze dagen zoo bloeddorstig is als een wolf en een tijger: je moet ze zien, als ze bij 't ontbijt of' bij de thee, leest, zooals nu zoo menigmaal voorkomt, dat er duizend Engeisclien gedood en gewond zijn; wat flikkeren dan haar oogjes; en zei ze ver leden week niet na dien slag bij Colenso hèeiken dag zoo'n bericht! En zoo zijn ze nu tegenwoordig bijna allemaal! Jawel, antwoordde ik, en als er nu morgen hier een slampamper uit de gracht wordt opgeof podium. In het midden van den wagen be vindt zich een prima Steinwayvleugel model E. E. 1899, en de kap van den wagen, die parabolisch gebogen is, doet dienst als klank bord. Het atraatpubliek stormt toe en uit den ?wagen komt een dame te voorachün in onberispeljjk concertcostunm, maakt een uiterst be schaafde buiging voor het publiek en plaatst zicb voor den vleugel, terwy'l een heer in eveningdress met een viool in de hand zich naast dedame plaatst waarop onmiddellijk door deze twee virtuozen meesterlijk gespeeld wordt de Kreuzereonate van Beethoven. Nu kon men zien welk een invloed waarlijk goede muziek op het atraatpubliek heeft «alles was ademloos stil". Een hond die begon te blaffen werd meedoogenloos uit den kring getrapt en een borstlyder, die erg kuchtte, werd beduid dat hij in een ander gedeelte van Berlyn moest gaan hoesten. Toen de sonatfi geëindigd was ging de koetsier met een schaal rond en zag men dat de meest havelooze z\jn pfennig even goed offerde als de burger zn'n Groschen. Als 2e nummer werd gespeeld »de legende van \Vieniawsky" terwijl als toegift met die Wacht am Rhein geëindigd werd. De twee musici buigen, de züwanden klap pen dicht en 't paardje brengt z\jn muzikalen last een eind verder, Hoek Friedrichstrasze. Ook daar wordt weer uitstekend gespeeld onder daverend applaus van het publiek. Door nieuwsgierigheid geprikkeld heeft een onzer landgenooten kennis gemaakt met deze virtu ozen en den wagen en wat bleek nu ? Deze twee musici hadden een j aar geleden een bekend conservatorium met den eersten prijs verlaten, hadden ondenkbare moeite gedaan om concerten of lessen te kragen maar hadden armoe ge leden totdat een broeder van den violist, een bekend Berlijnsch irgenieur, op het denkbeeld kwam dezen muziekwagen (een wonder van techniek) te construeeren. Behalve een net klein verblyf in den wagen waarin de lunch en koude spijzen worden genuttigd,bevindt zich daarin ook en ditis het voornaamste gedeelte van de uitvin ding?de temperatuur kast,een hoogst schrandere zamenstelling van verwarmde buizen, waardoor de vleugel evenals de vioolsnaren, hun warmtepnveranderd behouden. Het ontstemmen der instrumenten, waarvan men in de buitenlucht al dadelijk last zou hebben, komt nu niet voor, terwijl het stemmen vóór dat men begint, zoo vervelend voor het publiek, nu geheel vervalt. In den wagen is ruimte beschikbaar voor vier personen, zoodat men later ook trio's ent quartetttn kan geven. De musici waren zeer tevreden en verdienden op onbekrompen w\jze hun brood en roemden ais een der vele voordeelen, die ze boven hunne collegas genoten, vooral het vrq zyn om hun spel te beginnen en te eindigen wanneer ze wilden, Als een eigenaardigheid werd onzen landgenoot medegedeeld door den koetsier, dat ook hier weer gebleken was welk een invloed de muziek op paarden heeft. Toen de virtuozendroschke z\jn tochten begon, was het paardje, een volbloed Holsteiner, ontembaar, terwyl nu reeds, .na vier maanden, het dier aandachtig luistert, en er niet aan denkt om zyn haver te genieten, voordat 't muzieknummer uit is I' Momenteel zyn van deze muziekwagens achttien stuks in bestelling, zoodat men er wel meer van zal hooren en is met den verkoop van 't patent, bekend onder No. 17811, Off. Patenthureau, belast de heer J. Meyer, Jerusalemstr. 32o bis, Berlijn. IttUflllltllllltllll iHHiiiiiiiiiiiiiiiiimtniKniiiimimiiiHiimiiiiiiliEMj haald krijgt ze net op haar zenuwen, maar met de krant voor haar neus, zou ze in staat zijn drie maanden lang Engeland te la ten ontvolken, en bij eebrek aan zoo'n succes, zingt ze nu maar: Verplet, verplet! Zie je dat is nu juilie vrouwelijke zachtmoedig heid ; het bewijst maar, dat er bij al jelui dwepen met liefde, godsvrucht, rechtvaar digheid en goedheid er onder je fijne huid toch nog een diertje zit, dat maar even een prikje noodig heeft om naar buiten te wip pen ; waren juilie zooals je je voordoet zoodra iemand een wondje ikiijgt, dan moesten juilie nu al maanden lang je oogen vol tranen hebben, en had je minstens al twin tigmaal ja_ boterham laten staan ; maar het tegendeel is het geval, juilie lusten je natje en je droogje beier dan ooit; juilie vinden het in plaats van een triesten tijd, een aardige, piquante, interessante periode, vol afwisse ling ; nieuwsgierig als juilie van nature bent, scheuren jelui mekhur de krant uit de han den. Wat zal het saai wezen hè, als het weer over is ; ging 't maar nooit weer over! Je behoeft niet zoo'n spijtig gezicht te zetten, ik ken je, je bent iiiet beter dan de rest als het Fan juilie vrouwen afhing, wanneer de boeren maar overwinnen, slaan ze niet juilie volle permissie, tachtig jaar lang, eiken dag een paar honderd Engelschen dood... Mijn vrouw, die de gewoonte heeft me nooit tegen te spreken, wsek ook nu van haar stelregel niet af; zwijgend verliet zij de kamer, maar ik ben er zeker van ... dat zij volstrekt niet was overtuigd. Toch had ik gelijk, want ook nu weer drong door de deur, die zij uitging, het »Vivat, vivat, vivat Transvaal! En of zij die deur opzettelijk open liet staan, ik weet hel niet, maar ik moest ook nog hooren : Gaan de Rooineks niet aan de haal, Flikker dan ze maar in de Vaal! Reden genoeg <im met een beelje meer klem, dan waarover een kalm mensch gewoonlijk beschikt, die deur te gaan dicht gooien. Maar wat ervaar ik bij het verstommen van dat gezang uit de keuken? Mijn vrouw en Théiè->e samen in de .sang, in haar handen klappend, onder een luid bis! bis! Eufiu, mag ik niet veel bereikt hebben, dat heb ik je even later dan toch afgeleerd. Maar ik gaf een lief ding als Ditmar dat boek maar had thuis gehouden. Niet omdat de inhoud mij zou hebben teleur gesteld, of ik zelf er niet aan heb meegewerkt. \Vat ik had willen schrijven staat er wel vi.iff.ig maal in ; en ik moet zeggen, hij heeft woord gehouden; hij heeft niemand uitgenoodigd, dien je niet als man van naam en gezag, als een »eersten man" zou willen er kennen ; 't geeft je zelfs een aangenaam gevoel, als je zoo merkt, dat Nederland minstens duizend eerste mannen telt, al schat ik mij zelf niet voor een dozijn of wat mee. Maar die muziek had hij er uit moeten laten, wat brengt die een verwarring in de huisgezinnen ! Daarom spijt het me toch, dat ik niet gedaan heb, wat nog even mijn plan is geweest: hem zijn winst aau te bieden, op voorwaarde, dat hij zich stil zou houden. Maar zou 't geholpen hebben ? Bij de vurige geestdrift om »een steentje aan te dragen'J snoer je iemand niet licht den mond.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl