Historisch Archief 1877-1940
6
DE AMSTERDAMMER W E E K B L A D V O O R N E D E R L A N D.
No. 1176
i',
de manexploitatie op N. Calebes is echter niet
?veel balovend.
Loten vaster; vooral Amsterdam, Rotterdam,
Gemeente-crediet, Oostenrijkers en Russische
'66. Madridsehe liepen wat terug. De
niet: afgehaald wordende prijzen waarmede me
nigeen gelukkig zou z\jn doet my den
lazer toeroepen: zorgt toch dat uwe loten
voor de uitlotingen worden nagezien.
A'dam, 4 Jan. 1900. D. STIGTEB.
?iiiimiiMiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiii
flIltlltMIllltllllllll
llllllllllllUllHtrtllHltlltlllllllllllllU
r
NltUW JAARSGROET
. VAN
THOMA8VAER EN PIETERNEL,
die in een der schouwburgen te Rotterdam
gebracht KOU worden, maar aldaar
van hoogerhand verboden is.
THOMASVAER.
Het i» vandaag al zestien jaar
Dat ik als dikke Thomasvaer
Voor 't eerst mijn heilwensen bieden kwam
Der burger^ van Botterdam.
Ik had, ik weet het nog heel wel,
Ook toenmaala n ala Pieternel.
Wat is ons in die lange jaren
Niet alles over 't hoofd gevaren!
Maar zeg mij, hebt gij ooit een jaar
Met zooveel weemoed en misbaar
B<j d'oude zien ten grave dragen
Alfe waar wij thans het eind van zagen?
Wat mij betreft, nooit erger tijd
Beleefd' ik, b\j mijn zaligheid!
"Als 'k in Europa rondzicht houd
Is 't eerste wat mijn oog aanschouwt
d'Ontknooping van de trarjtdie
In Frankrijk, waar door 't groot genie
Van Emile Zola -werd verkregen
Dat Dreyfus' beulen eindelijk zwegen,
Zijn banden slaakten zij 't met nood ,
En hij gered werd van den dood.
Mercier, die gruwlyke verrader ...
PIETEBNEL,
Man, denk om onze burgervader!
Publiek, wil niet mijn angst vermeeren
Door Thotnasvaer t'applaudisseeren!
Er is hier een politieman
Die met n wenk gebieden kan
Dat w'allebei ons mondje houwen,
Wat jullie niet graag hebben zouwen.
De burgemeester is al lang
Voor krijg met 't snoode Frankrijk bang.
Alreede voor een maand of drie
Verbood hij aan de Tivoli
Uit vrees voor Europeesch krakeel
Dr,eyfns te brengen op 't tooneel.
ftch, 't was zoo jammer voor de kas,
Zoo'n trekstuk komt zoo goed van pas.
Maar in den Baad schier allen zwegen
Wat 't zwaarste is moet 't zwaarste wegen.
De praeses van 't Tooneelverbond,
Zelf raadslid, hield daar ook zijn mond.
Wel sprak bij over 't groot schandaal...
THOMASVAEE.
Stil, straks de tram, eerst komt Transvaal!
Zoo'n vrouw die zou met haar schandalen
?umutitlilimMiiilimuKtimiii iliiiiHinimiliiiillltlini
JIIÜHS PralteltuoD Brouimeijer.
Lieve hemel,
?wat is me dat
tegenwoordig een
lawaai ia huis!
Van den ochtend
tot den avond is
de vleugel in ge
kruik en dat niet
alleen, maarTh
rèse zingt daarbij
het hoogste lied.
Gelukkig dat de
natuur aan alles
perken heeft ge
steld, dus ook aan
de capaciteit van
longen en keel.
Zij begint al een
beetje heesch te
?worden, en zoo
heb ik haar gis
terenavond vóór
't naar bed gaan
hooreii gorgelen
in plaats van
kwinkeieeren... dat geeft me tenminste
eenige hoop op redres. Maar veel hoop nog
niet, want van morgen heeft ze zelis, naar
mijn vrouw me vertelde, onder het opmaken
van haar haar de heele compositie van
Brandts Buys «Transvaal en Ntêrland"
gezongen, daar haar natuurlijk bij die bezig
heid het klavier niet ten dienste stond.
Kloek, breed en geestdriftig, zooals dat voor
geschreven is, en na het ontbijt liet ze haar
moeder de kopjes wasschen, maar wipte
naar den vleugel en zette den voet op het
pedaal, zoo kloek, breed en geestdriftig,
dat ik mijn hart vasthield bij de gedachte
wat er van dat instrument moet worden,
bij die gedurige herhaling van haar
lijfregel «Laat nu klinken helle tonen!" dat
zij, zoowel met haar voet en vingers als
met haar keel, tot zijn volle recht bracht.
Nu liet ik dit begaan, gedachtig aan het
woord: slechte meiischeri zingen niet
en eigenlijk deed het mij altijd genoegen,
haar, maar dan in 't betamelijke, te hooren
neuriën. Een kind met zooveel grillen en
kuren, is 't onschuldigste nog, als het van
haar hartje een harmonica maakt. Maar
die zangerigheid van Thérèae had nu minder
gewenschte gevolgen. Een dag vroeger had
ik mijn vrouw ook al eens betrapt bij het
pijp-orgel in de provisiekamer een
erfStuk uit den boedel van haar grootmoeder,
dat daar uit piëteit opgeborgen werd,
met de vingers op de toetsen, en de voeten
op het pedaal, de trompet vier voet uitge
haald, en heel hoorbaar, zoodat ik er op was
afgekomen, spelende en zingende: »Dat
's Heeren zegen op hen daal^ Zijn gunst
uit Zion hen bestraal, Hij schiep 't heelal Zijn
naam ter eer, Looft, looft dan aller heeren
Heer" en dat was met zulke mooie figu
raties gecomponeerd door H. de Vries,
organist der groote of St. Laurenskerk te
Rotterdam. Ben je mal, zei ik, is dat nu
?werk voor een vrouw, die
keukenbenoodigdheden voor de dienstboden uitgeeft.
Op wie zing je dat, op Jacob en de meiden
of op je man en je dochter, en hoe kom je
Je alles door elkander halen.
Ik -was nog aan de politiek
En had in 's werelds rarekiek
Aan Frankrijk eerst een beurt gegeven.
Thans wil ik Albiou doen beven I
't Perfide, dat met geld en macht
De vrijheid en het recht verkracht
Joe Chamberlain, geen grooter beest er...
PIETERNEL.
God, manlief toch, de burgemeester!
Doe asjeblief je mond op slot!
Ze stoppen je nog in de pot!
Alreede voor een tweetal weken
Is aan de Schouwburg hier gebleken
Dat er gevaar dreigt voor ons land
Van krijg met 't snoode Engeland,
Zoodra je maar een woord te veel
Zegt op een Botterdamsch tooneel.
Op, voor Transvaal'." zou men gaan spelen,
Toen de politie kwam bevelen
In naam van 't achtbaar hoofd der stad
Dat men eerst veel te schrappen had.
Men toog aan 't schrappen, zooveel doenlijk ...
THOMASVAEB.
't Woord rooinek zelfs was onfatsoenlijk!
PIETEENEL.
De burgemeester, niet zoo gek,
Deukt zeker, dat, om rooie nek"
Een ander naar het hoofd te gooien
Ons weinig past, waar toch de rooie
Verkleuring van het bovendeel
Der wervelzuil nog veel te veel
Door Botterdammers wordt gedragen,
Die wat te veel in 't glaasje zagen.
THOMASVAEB.
Is dat misschien een steek op mij ?
Och kom, een borrel hoort er bij!
En zou je denken dat de stad
Geen voordeel van jenever had ?
Jenever, 'k kan 't met cijfers staven
Geeft groote welvaart aan de haven!
Weldadiglijk wordt wijd en zijd
Het edele vocht door ons verspreid.
En 't duurt niet lang of menig glas
Spekt rechtstreeks de gemeentekas:
De wijze Baad bouwt zelf een kroeg,
Vlak bij de haven: 't zegt genoeg.
PIETEBNEL.
't Zon in Nieuw Zeeland niet gebeuren.
Een vrouw zon waarlyk gaan betreuren
Dat z' ook niet hier het stemrecht heeft.
THOMASVAEE.
Wie weet, tnensch, wat je nog beleeft.
Moderne vrouwen worden mode.
Moderne vrouwen" moet j'eens lezen;
't Zal nu wel weer verkrygbaar wezen,
De eerste druk van dit gewrocht
Was in twee weken uitverkocht.
Bij Nijgh en Ditmar kwam het uit
En Nijgn, een echte handelsguit,
Verklaarde zelf per advertentie,
Welks grootte dadlijk trok attentie,
Op 't beste plaatsje in zijn krant:
Dit boekwerk is een schoon pendant
Van mevrouw Goetkoop's prachtig boek,
Van Suylenburgh." Maar hoe ik zoek,
Ik zie in d' advertentie niet,
Wat eigenlijk de plicht gebiedt
Erbij te zetten heb ik 't mis?
Wie van het boek de schrijver is.
Eoman, door Jeanne van Riemsdijk,"
Zou las ik, maar, waarachtig, kijk,
Daaronder: microscopisch klein
En letiertjes heel dun en fijn,
Daar stond warempel: i,,Uir n,.t Fnuneii
Ja, Nijgh en Ditinar zijn wat mans!
't Ia onze echte handelsgeest,
Die men uit die historie leest!
PIETEENEL.
Was Jeanne dan de schrijfster niet?
IIIIIHIIIIIIllllHlllllliliiiitillllIliiiiiiiiitlUMIIIIIIIIIMIIIMIllllllIlHtUK
aan zoo'n gekke poespas, waarbij koning
David zijn eigen psalm niet meer herkennen
zou? Het bleek me toen, dat er niet minder
dan drie nummers van Van Ditmars ge
denkboek »Nederland en Transvaal" in huis
waren gekomen, en dat mijn vrouw en
Thérèse dat voor mij verborgen hadden
gehouden uit vrees, dat het zoo'n teleur
stelling voor me zou zijn, nu mijn bijdrage
er in gemist werd, tengevolge van die woede,
welke ThértMes schandelijk optreden bij mij
had gewekt, waardoor mijn dichterlijke
inspiratie was te Joor gegaan.
Ik nam het ding mee, om het in mijn
kantoor eens in te zien, maar in den gang
klonk het door de openstaande keukendeur,
van Jacob en de drie meiden : Vivat! vivat!
vivat Transvaal, Gaan de Rooineks niet
aan de haal, Flikker dan ze maar in de
Vaal." Ik schrikte er een weinig van,
maar ik zag spoedig dat ook dit lied uit
v. Ditmars Gedenkboek was overgenomen,
gelukkig evenwel alleen voor den eersten
regel, die van 't Krurs toekomt; den tweeden
en derden had mijn palirenier, die zich op
zijn dichterschap bij Jacob en de anderen
niet weinig laat voorstaan, er aan toege
voegd, waarschijnlijk om er nog meer zin
aan te geven. Nu heeft Van 't Kruys 't
pp een heel aardig wijsje gezet, maar als
je zoo iets uit de keuken en den gang een
half uur lang je hoort toedreunen, dan
begint je dat wel een beetje te vervelen,
vooral als je er dan bij bedenkt, dat deze
geestdrift alles behalve bevorderlijk is voor
het huiswerk van vijf' paar handen, als
mede dat die worstelstrijd in 't zwarte we
relddeel allerminst met het geluier van
het dienstpersoneel in de Bocht gebaat kan
zijn. Ik schelde daarom Jacob en gaf' hem
te verstaan dat het nu uit moest zijn met
dat gelol. Met dat gelol ? herhaalde Jacob
ongeioovig; mijnheer, nu zegt u toch wel
wat veel! St! antwoordde ik, geen tegen
spraak, hoor je; te veel of' te weinig, ik
zeg je precies genoeg oiu je je plicht voor
te houden, als ik je stern weer hoor in dat
kattenconcert, zal ik je op een andere
manier mores keren, ventje. Zoo u wil,
mijnheer. Zeker, zeg ik, zoo ik wil en
niet zoo jij wilt, begrepen ? Die oorlog
gaat jullie daar in de keuken niets aan,
en nog veel minder dat gedenkboek van
den heer Van Ditmar, waarin geen een
van jullie soort, maar alleen mannen van
naam en gezag, hun »denkwijze" hebben
geschreven, die geheel boven jullie be
vatting gaat; en bovendien zal ik niet
dulden, dat in Engeland de meening poot
vat, als zou er in de Bocht lakg over de
Engelschen gedacht worden. Daarvoor zijn
het te reëele lui, wier eigenschappen niet
naar het model van de knechts en de meiden,
maar naar dat van mij en van je eerste
menschen hier aan de gracht gevormd zijn.
In de heele wereld vind je geen volk,
waaronder er zooveel zijn, die voor geen
miljoen opstaan, en die zoo goed als ik,
je patroon, als zij handeldrijven, met zijn
tweeën weten wat een bril kost. Ik spreek.
nu niet van dat gespuis, dat daar in
Z.-Afrika uit vechten gaat, dat zijn juilie
consorten; want om zelf bloed te vergieten,
daartoe is de echte Brit, net als wij, in
den regel te fatsoenlijk. Je zult hem niet
THOMASVAEB.
Neen, 't is van P.?V. Marguéritte!
Geen Scheltema en Holkema 1)
Doet hun dit leepe stukje na!
Die meenen nog dat men moet geven
Aan schrijvers ook, om zelf te leven.
Je neemt een Fransche tijdroman,
Trekt, die bet pak van Hilda" an,
Een groene omslag, goed papier,
Een groot formaat; een gulde of vier
Valt licht dan voor zoo'n boek te maken
Zoo doet men hier ter stede zaken
En roept dan luid naar zijn consciëntie:
Lang leev' de Zwitsersche conventie!
Neemt 'n pliotograaf een mooie kiek,
Zet gauw hem in je rarekiek.
Voor platen geldt auteursrecht niet,
Wie klaagt heeft onrecht, als je ziet.
PIETEBNEL.
Ja, 't is naar om van te praten,
Van alles maken ze maar platen.
Zoo Birkhoff ook, die brave man,
Waar zag 'k bij hem een briefkaart van ?
Voor zev-en-een-halve cent het stuk
Verkoopt hij het spoorwegongeluk,
Dat bij CapelJe is gebeurd,
Dat menig harte heeft verscheurd.
Het is toch wel een rare tijd,
Een wanboel, die ten hemel schreit,
Dat men je eerst verongelukt
En daarna op een briefkaart drukt!
Hier diende tegen opgetreden
Als kwetsing van de goede zeden.
Dat's beter dan dat censorschap
Over tooneel en wetenschap.
THOMA&VAEB.
De wetenschap?
PIETEBNEL.
Ja, weet je niet
Wat met 't museum is geschied,
't Museum van Ethnographie?
Dat wordt nu al een jaar of drie
Of minstens twee, wat even raar is,
Beheerd door Soer, een commissaris!
Waarom 't Museum is gesteld
Onder zoo'n groot politieheld,
Daar staat zelfs m ij n verstand voor stil,
Of is 't niet waarlijk een paskwil,
Dat d' eenige verzameling,
Waar Botterdam ooit trotsch op ging,
Van wetenschappelijke waarde,
Beheerd wordt ? wie zag 't ooit op aarde ?
Niet door een kenner van het vak,
Maar door een opperste klabak?
Buim voor een jaar vroeg Ebeling
Al in den Baad hoe of 't nu ging,
En of er ook verandering kwam;
Maar niemand, die er iets vernam.
THOMASVAEB.
En even krachtig en kordaat,
Maar ook met even weinig baat,
Verhief dat raadslid laatst zijn stem
Voor 't paardenras van onze tram,
Dat schunnig, gruwlijk mager goedje.
Waar ooit ter wereld nog ontmoet je
Een trampaard dat zoo slecht kun trekken?
Do tongen hangen uit hun bekken;
Niet slechts bij hitte, bij elk weer
Vallen ze haast bij d'arbeid neer.
Ze sjokken aklig langzaam voort
En telkens weer, als of 't zoo hoort,
Is 't wagentje niet voort te stuwen
Dan ais de heeren helpen duwen.
PIEÏEKNEL.
Maar Poels, de dokter van de tram,
Verklaarde toch met luider stem,
Dat ze genoeg te eten krijgen,
En moet een ieder dan niet zwijgen ?
Hij zegt: een paard, zoo dik en rond,
Is juist het meeste ongezond.
Steken de botten door je pens,
Dat is het best voor paard en mensch.
1) Uitgevers va& Hilda-yan Suylenbnrg."
licht verder krijgen dan tot het leveren
van wapenen, waarmee de mindere man
den vijand te lijf gaat. Zijn godzaligheid
staat hem niet toe zich te verlagen. En
je zou hem zelfs tot dien handel in wapenen
niet kunnen verleiden, als hij niet wist
dat dit in 't belang der beschaving was,
net als ik en anderen de rijst, die ik zelf'
niet lust, bij scheepsladingen aanvoer,
om op zoo'n manier het gepeupel in't leven
te kunnen houden. Maar van zulk soort
van zaken, van recht, onrecht,
menschlievendheid en zelfopoffering begrijpen juilie
toch niets; hoepel «u maar op, en bepaal
je, wat het zingen betreft tot de driemaal,
waartoe de dominéje Zondags in de kerk
uitnoodigt, dat is voor een rnensch van
jou beweging precies genoeg, eu dan doe
je dat in eik geval met orgelbegeleiding,
zoodat geen schepsel er last van heeft als
je valsch kraait. Met die rakkerigheid,
waarmee zoo'u kerel, ook als hij zwijgt,
je kan pesten, liep hij naar de deur, en
toen hij die opentrok en veel langer dan
noodig was openhield, keek hij even om,
om mij aan te zien, alsof hij zeggen wou:
hoor je dat nu wel, oude isegrim? Want
daar klonk het alwtêr: Vivat! Vivat!
Vivat Transvaal! en tegelijk vernam ik
de tonen van den vleugel, waarop Theröse
haar kunsten uithaalde.
Je kunt ook van 't beste te veel krijgen,
zoo ook van nielod:eeu harmonie. Ik begon
mij werkelijk ietwat geprikkeld te gevoelen
door al die accoordeu, waarvan mijn huis
zoo vol was, en daarom stoi.d ik bijna
driftig op, e_n ging naar de huiskamer, ten
einde ook Thesèse tot de orde te roepen.
Zeg eens, zoo voegde ik haar toe, je zou
me plezier doen met je wat te matigen in
je wereldbche uitgelatenheid. Als onze lieve
heer de menschheid in Afrika met een
oorlog kastijdt, behoeft Lier in de Bocht
een defiig heerenhuis als 't onze nog geen
caféchantaut te worden. Ik althans zie
het _ verbaiui tusschen dat bloedvergieten
en juilie getiertlier niet in. Elke fatsoen
lijke Engelschman is ten handelsrelatie,
en alleen_ uit eerbied voor den onschatbaren
dienst, dien de handel aau de godsvrucht
en de beschaving heeft bewezen, zou het
jou als koopinansdochter eu je moeder als
koopmansvrouw al passen, in plaats van
je zoo op te winden, met een zekere
ingetogei)heid dien strijd gade tg- slaan. Maar
als had ik niets gr-zegd, ja, als ware ik
geheel niet in de kamer aanwezig, zette
Thérèse op ni<=uw nog f 'orscher iu: Behoed,
Behoed hen God cier Legermachten, fSta
Godhjk aan hun zij ! Verheug ze die Uw
heil verwachten, Verplet, verplet, verplet hun
weerpartij! Er was natuurlijk geen woord
onder dit gedruisch kwijt te raken, en me
vrouw, die dit even goed begreep als ik,
bepaalde zich dan ook tot een wijzen met
haar vinger op hel opschrift van het lied, dat
Therèse maar niet zoo dadelijk uit had, omdat
ze den laatsten regel, verplet, verplet,
verp/et hun iceerpartij, met klimmende:! harts
tocht tot in het oneindige herhaalde. Ik
las daar: «Woorden van Nicolaas Beets,
muziek van Pierre Fraricois Kleyn." Ten
slotte toch kwam er een eind aan de
musicale voordracht, en dadelijk zei mijn vrouw,
och lieve, het doet me genoegen, dat je juist
THOMASVAER.
Maar als 'k den dokter zelven zie,
Dan denk ik : dat is theorie;
Ik ben niet mager, maar ik vind
Dat hy 't in dikte van me wint.
Neen vrouw, 't advies was opgesteld
Gansch in den geest van Knottenbelt.
Ik wyt het allereerst aan hem,
Ze willen een goedkoope tram.
En of die tram ook ry'den kan,
Dat komt er niet zoo erg op an.
Maar 'k hoor de klok al twalef slaan ;
't Is tijd dat we aan 't wenschen gaan.
Wij wenschen aan de burgery
Een jaar van voorspoed; 't eeuwgetij
Loopt ras ten eind. Moog 't laatste jaar
De boel verbeetren; nu is 't naar! -"
't Geef Finland recht en aan de Boeren
De vrijheid. Eere zij dien stoeren
Ontembren zonen van ons volk!
Ik ben gewis u aller tolk.
(Stormachtig applaus en gejuich.)
Beaufort verdwijn', hij kan het niet
Me neemt 't hem kwalijk als je ziet
Hoe makklijk d' eerste beste man
Hier maar Minister worden kan
Vooral voor Buitenlandsche Zaken,
Dat schijnen z' iedereen te maken.
Maar wordt het zwerk een beetje dijker
En komt er eens wat aan de knikker
Dan is er 't land de dupe van.
Hallo, Beaufort, daar ga je dan!
Dat toch zoo'n man niet wil begrijpen
Dat hij bijtijds nu uit moet knijpen l
Waarom niet d'eer aan zich gehouden ?
Wie die 't hem kwalijk nemen zouden?
Als Lely blijft, dan brenge hij
Ons uit die spoorwegknoeierij!
Moog 't onze Baad gegeven wezen
Van hare dwaling te genezen
En in te zien dat loon naar werk
Aan ieder toekomt, 'k Maak me sterk
Dat 't zelfs aan Hintzen zon vervelen
Als hij het lot van hem moest deelen,
Die minimale loonen trekken
En van den honger haast verr-kken
Omdat het edel Stadsbestuur
De leer stelt boven de natuur.
En moog De Jongh in dempingswoede
Niet langer wachten onze goede
En mooie stad geheel t' ontsieren
Door al de modder der rivieren
In onze Singeltjes te gooien,
Tenminste niet in zulke mooie
Als de Schiedamsche. Hier op aard'
Blijft toch zoo weinig moois gespaard.
Zoo zij het laatste jaar der eeuw
Het beste uit de rij! (Geschreeuw,
Gejuich, spektakel <ds ec,n hrl:
Lang leven Torn en Pieternel!")
Virtuozen-, droschken- of
kunstenaarsaapjes.
Het is bekend dat de conservatoriums van
de groote buitenlandscbe steden bestormd wor
den door elèves, wien bij aankomst ernstig
wordt medegedeeld, dat alleen de eerste krach
ten, zij die uitmunten in een of ander instru
ment, kans hebben zich een flink bestaan te
verzekeren. Dat de toevloed echter zoo groot
zou worden dat men hen, die met eersten prijs
een conservatorium verlaten als straatvirtuozen
ontmoet, zal ieder verbazen. Te Berlijn kan
men bij eenigermate goed weder dagelyks het
volgende zien. «Een smaakvolle stevige van
teakhout gemaakte dichte wagen op vier wielen
wordt getrokken door een volbloed raspaardje.
De wagen is voorzien van luchtkokers en heeft
flinke voor en achterramen. Op de
Invalidenplatz aangekomen wordt halt gehouden; de
koetsier drukt op een knop, onmiddellijk
klappen de zijwanden van den wagen naar
beneden en vormen een horizontaal plankier
iiiiiitMimiiiiimiiiiiMinMiH
nu even hier verschijnt. Ik had naar aan
leiding van dit lied een klein verschil met
je dochter; ik vind namelijk dien laatsten
regel nu niets voor een jong meisje: «Ver
plet, verplet l" ik wou dat ze, zooals een
lieve christin betaamt, zou zingen : bekeer,
o Heer,6e/iee/',hun w< rpartij,?je mag immers
zelfs je vijand geen kwaad toewenschen.
Ik was werkelijk een weinig getroffen door
die juiste opmerking van mijn vrouw ; ik
geloof, dat Bönringer het geheel eens met
haar zou zijn, ik heb hem tenminste altijd
tegen allerlei soort van vloeken hooren
waarschuwen, en wat is nu om zoo te
zeggen een gemeener vloek dan »God
verpletter je," het God-dam klinkt er nog
maar zwafe bij. Maar ik begreep dat het
nuttig kon zijn me vrouw niet zoo
heeleinaal gelijk te geven, en evenmin
Thérèse te sterken in haar godslasterlijken
opzet. Daar is, zoo zei ik, in hetgeen je
daar zegt veel w aars. Thérèse moest zich
schamen zoo'n liedje te zingen. Maar daar
is ook iets wat je voor bij hebt gezien. Zulke
taal kan je alleen zingen, zonder zonde te
plegen, al» je bijna almachtig of buitengewoon
vroom bent, b.v. /nachtig, om nitt te zeggen
almachtig, als Wilhelm de Duitsche keizer,
die hdt volste recht heeft met een beroep
op onzen lieven Heer te dreigen : wie mij
weerstaat verpletter ik, of vroom, zooals
ouder de dooden koning David was, en
onder de levenden, dominee-professor Beets
is, en die dan boyendien zoo'n goedig ge
zicht heeft, dat je wel kunt merken, flat
hij het zoo erg niet meent; maar een gewoon
meis-je als Théièse, met zoo'n vinnig
bakkesje, zal er wel aan doen zicti iets be
scheidener uit te drukken, wil zij zich geen
oordeel zingen, en dan komt dat'Bekeer, o
Heer, Bekeer hun wêdrpartij", me niet zoo
'kwaad voor.
Je hadt 't driftkopje maar aan te zien,
om te merken hoe al die goede woorden
van me haar als angeltjes prikten, zelfs
het puntje van haar tong kwam even bijna
te voorschijn en (laar bomde zij weer op de
toetsen, als of zij me toonen wou hoe er
ook musicaal een onweer kan losbarsten.
Daar er op dat moment toch niets met
haar viel aao te vangen, retireerde ik me,
schijnbaar onverschillig, om mijn vaderlijk
gezag geen deukje te doen geven, in pre
sentie van mijn vrouw en ik overschreed
den drempel onder het dreunend "Verplet,
verplet, verplet hun weerpanij", terwijl 't
me niets zou verwonderen als ik zelf in die
beeldspraak een bijzondere beteekeuis had
gekregen. Later sprak ik er nog eens over
met me vrouw, of' liever zij begon er over
tegen inij. Opmerkelijk, Julius, z,ei ze, hoe
zulk een oorlog tot in de zachtst gestemde
vrouwenharten zijn verwoestingen aanricht.
Wil je wel gelooven, dat diezelfde Thérèse
in deze dagen zoo bloeddorstig is als een
wolf en een tijger: je moet ze zien, als ze
bij 't ontbijt of' bij de thee, leest, zooals nu
zoo menigmaal voorkomt, dat er duizend
Engeisclien gedood en gewond zijn; wat
flikkeren dan haar oogjes; en zei ze ver
leden week niet na dien slag bij Colenso
hèeiken dag zoo'n bericht! En zoo zijn
ze nu tegenwoordig bijna allemaal! Jawel,
antwoordde ik, en als er nu morgen hier
een slampamper uit de gracht wordt
opgeof podium. In het midden van den wagen be
vindt zich een prima Steinwayvleugel model
E. E. 1899, en de kap van den wagen, die
parabolisch gebogen is, doet dienst als klank
bord. Het atraatpubliek stormt toe en uit den
?wagen komt een dame te voorachün in
onberispeljjk concertcostunm, maakt een uiterst be
schaafde buiging voor het publiek en plaatst zicb
voor den vleugel, terwy'l een heer in
eveningdress met een viool in de hand zich naast
dedame plaatst waarop onmiddellijk door deze
twee virtuozen meesterlijk gespeeld wordt de
Kreuzereonate van Beethoven. Nu kon men
zien welk een invloed waarlijk goede muziek
op het atraatpubliek heeft «alles was ademloos
stil". Een hond die begon te blaffen werd
meedoogenloos uit den kring getrapt en een
borstlyder, die erg kuchtte, werd beduid dat hij
in een ander gedeelte van Berlyn moest gaan
hoesten. Toen de sonatfi geëindigd was ging
de koetsier met een schaal rond en zag men
dat de meest havelooze z\jn pfennig even goed
offerde als de burger zn'n Groschen. Als 2e
nummer werd gespeeld »de legende van
\Vieniawsky" terwijl als toegift met die Wacht am
Rhein geëindigd werd.
De twee musici buigen, de züwanden klap
pen dicht en 't paardje brengt z\jn muzikalen
last een eind verder, Hoek Friedrichstrasze.
Ook daar wordt weer uitstekend gespeeld onder
daverend applaus van het publiek. Door
nieuwsgierigheid geprikkeld heeft een onzer
landgenooten kennis gemaakt met deze virtu
ozen en den wagen en wat bleek nu ? Deze
twee musici hadden een j aar geleden een bekend
conservatorium met den eersten prijs verlaten,
hadden ondenkbare moeite gedaan om concerten
of lessen te kragen maar hadden armoe ge
leden totdat een broeder van den violist, een
bekend Berlijnsch irgenieur, op het denkbeeld
kwam dezen muziekwagen (een wonder van
techniek) te construeeren. Behalve een net klein
verblyf in den wagen waarin de lunch en koude
spijzen worden genuttigd,bevindt zich daarin ook
en ditis het voornaamste gedeelte van de uitvin
ding?de temperatuur kast,een hoogst schrandere
zamenstelling van verwarmde buizen, waardoor
de vleugel evenals de vioolsnaren, hun
warmtepnveranderd behouden. Het ontstemmen der
instrumenten, waarvan men in de buitenlucht
al dadelijk last zou hebben, komt nu niet voor,
terwijl het stemmen vóór dat men begint, zoo
vervelend voor het publiek, nu geheel vervalt.
In den wagen is ruimte beschikbaar voor
vier personen, zoodat men later ook trio's ent
quartetttn kan geven.
De musici waren zeer tevreden en verdienden
op onbekrompen w\jze hun brood en roemden
ais een der vele voordeelen, die ze boven hunne
collegas genoten, vooral het vrq zyn om hun
spel te beginnen en te eindigen wanneer ze
wilden, Als een eigenaardigheid werd onzen
landgenoot medegedeeld door den koetsier, dat
ook hier weer gebleken was welk een invloed
de muziek op paarden heeft. Toen de
virtuozendroschke z\jn tochten begon, was het paardje,
een volbloed Holsteiner, ontembaar, terwyl nu
reeds, .na vier maanden, het dier aandachtig
luistert, en er niet aan denkt om zyn haver
te genieten, voordat 't muzieknummer uit is I'
Momenteel zyn van deze muziekwagens
achttien stuks in bestelling, zoodat men er wel
meer van zal hooren en is met den verkoop
van 't patent, bekend onder No. 17811, Off.
Patenthureau, belast de heer J. Meyer,
Jerusalemstr. 32o bis, Berlijn.
IttUflllltllllltllll
iHHiiiiiiiiiiiiiiiiimtniKniiiimimiiiHiimiiiiiiliEMj
haald krijgt ze net op haar zenuwen, maar
met de krant voor haar neus, zou ze in
staat zijn drie maanden lang Engeland te la
ten ontvolken, en bij eebrek aan zoo'n succes,
zingt ze nu maar: Verplet, verplet! Zie je
dat is nu juilie vrouwelijke zachtmoedig
heid ; het bewijst maar, dat er bij al jelui
dwepen met liefde, godsvrucht, rechtvaar
digheid en goedheid er onder je fijne huid
toch nog een diertje zit, dat maar even een
prikje noodig heeft om naar buiten te wip
pen ; waren juilie zooals je je voordoet
zoodra iemand een wondje ikiijgt, dan
moesten juilie nu al maanden lang je oogen
vol tranen hebben, en had je minstens al twin
tigmaal ja_ boterham laten staan ; maar het
tegendeel is het geval, juilie lusten je natje
en je droogje beier dan ooit; juilie vinden het
in plaats van een triesten tijd, een aardige,
piquante, interessante periode, vol afwisse
ling ; nieuwsgierig als juilie van nature bent,
scheuren jelui mekhur de krant uit de han
den. Wat zal het saai wezen hè, als het weer
over is ; ging 't maar nooit weer over! Je
behoeft niet zoo'n spijtig gezicht te zetten,
ik ken je, je bent iiiet beter dan de rest
als het Fan juilie vrouwen afhing, wanneer
de boeren maar overwinnen, slaan ze niet
juilie volle permissie, tachtig jaar lang, eiken
dag een paar honderd Engelschen dood...
Mijn vrouw, die de gewoonte heeft me
nooit tegen te spreken, wsek ook nu van
haar stelregel niet af; zwijgend verliet
zij de kamer, maar ik ben er zeker van ...
dat zij volstrekt niet was overtuigd. Toch
had ik gelijk, want ook nu weer drong
door de deur, die zij uitging, het »Vivat,
vivat, vivat Transvaal! En of zij die deur
opzettelijk open liet staan, ik weet hel niet,
maar ik moest ook nog hooren : Gaan de
Rooineks niet aan de haal, Flikker dan
ze maar in de Vaal! Reden genoeg <im
met een beelje meer klem, dan waarover een
kalm mensch gewoonlijk beschikt, die deur
te gaan dicht gooien. Maar wat ervaar ik
bij het verstommen van dat gezang uit de
keuken? Mijn vrouw en Théiè->e samen in
de .sang, in haar handen klappend, onder
een luid bis! bis! Eufiu, mag ik niet veel
bereikt hebben, dat heb ik je even later
dan toch afgeleerd.
Maar ik gaf een lief ding als Ditmar dat
boek maar had thuis gehouden. Niet omdat
de inhoud mij zou hebben teleur gesteld, of
ik zelf er niet aan heb meegewerkt. \Vat
ik had willen schrijven staat er wel vi.iff.ig
maal in ; en ik moet zeggen, hij heeft
woord gehouden; hij heeft niemand
uitgenoodigd, dien je niet als man van naam en
gezag, als een »eersten man" zou willen er
kennen ; 't geeft je zelfs een aangenaam
gevoel, als je zoo merkt, dat Nederland
minstens duizend eerste mannen telt, al
schat ik mij zelf niet voor een dozijn of
wat mee. Maar die muziek had hij er uit
moeten laten, wat brengt die een verwarring
in de huisgezinnen ! Daarom spijt het me
toch, dat ik niet gedaan heb, wat nog even
mijn plan is geweest: hem zijn winst aau
te bieden, op voorwaarde, dat hij zich stil
zou houden. Maar zou 't geholpen hebben ?
Bij de vurige geestdrift om »een steentje
aan te dragen'J snoer je iemand niet licht
den mond.