De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 14 januari pagina 4

14 januari 1900 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1177 recht stelt zich ten doel de invoering van bet enkelvoudige, geheime kiesrecht voor mannen en vrouwen, dat zoowel direct als indirect los u van den maatschappelijke!! welstand. Daar dit doel onder de bestaande Grondwet niet is te bereiken, streeft het Comiiéin de eerste plaats naar wijziging in art. 80 van de Grondwet, zoodanig, dat de invoering van bavengenoemi kiesrecht mogelijk is." Het N. C. voor Aig. Kiesrecht zal bestaan uit Landelijke Bonden of Vereenigingen, Plaat selijke Comilé's voor Alg. Kiesrecht, Dlstrictscoraité's en Personen, die geen lid zija van een Vereeniging of Comité, dat bij het N. C. is aangesloten. ledere bij het, N. C. voor A. K. aangesloten organisatie, betaalt een maximum c.mtributie van 5 cent, de vakvereenigingen 2/£ cent, par jaar, voor elk harer leden. Deze contributies worden gestort bij htffi igen van l cent, (% cent voor de vakvereenigingen), naar de behoefte. De contributie voor personen, zelfstandig aan gesloten b j het N C. voor A. K. btdi-aagt minstens /O 25 per jaar. De leiding van het N. C. voor A. K. berust bij het uitvoerend Comité. Dit Uitvoerend Comitéwordt gevormd door de vertegenwoor digers der bij het N. C. voor A. K. aangesloten Landelijke Bonlen of Vereenigingen. Ten einde te zorgc.n, dat er steeds voldoende samenwerk ing zal bestaan tusschen dit, Uitvoerend Comi'éen de vertegenwoordigers der Comité's aal het Uitvoerend Comitéminstens 2 vergade ringen per jaar moeten houden met deze ver tegenwoordigers. Ook hebben de vertegenwoordigers der Plaatselijke Comité's steeds toegang tot de vergaderingen van het Uitvoerend Comitémet net recht van discussie. De middelen, waarm -e het Comitézal trachten ziju doel te bereiken, bepalen zich tot het voeren van algemeene propaganda, zooals : het houden van vergaderingen, het uitgeven van geschriften, enz. A»n verkiezingen zal liet Comitéals lichaam niet mede doen; het stellen en steurieu van kandidaten wordt overgelaten aan de Districtseomité's. Het Comitézal een correspoudentieblad uitgeven, dat een band moet vormen tussehen het Uitvoerend Comitéen de aangesloten ver een igingen. Volgens het besluit genomen op de ver gadering waar deze bepalingen werden vast gesteld, b,;staat, het, U.tvoerend Camitéthans uit: Mr. P. J. Troelst.ra, vertegenwoordiger der S. D. A. P.; Th. M. Ketelaar, vau den Radicalen Bond ; H. J. Scheulderman, van den SjcialisteBrtond; Mevr. Versluy*?Pielman, van de Ver. voor Vrouwenkiesrecht; H. J. Bruens, van den Sigareum.- en Tabakbew.-bond; W. Brouwer, vun den Kleermtkersbond ; C. A. de R>o, van den Typ. Bond ; J. 11. P. van Zadelhoff, van de Sac. O.id. Vereen'eriug. Am dit Comitéwerd de opdracht gegeven zich zoo sp red g mogelijk te wenden tot den Minister vau Biuneulandsche Zaken met een adres, waarin zal gewezen worden, welke tech nische gebreken en bezwaren in de bestaande Kieswet dienen te worden opgeheven. * * Het laat zich aanzien, dat deze nieuwe be weging voor algemeen kiesrecht, mettertijd groote kracht zal ontwikkelen. De omstandig heden waaronder zij begonnen wordt, ziju zeer gunstig. Van de grootste en best georganiseerde vakbonden hebben er zich reeds eenigen aan gesloten. Zestien plaal.selüke comité's (.lat te Amsterdam telt ruim 10 000 leden) ziju opge richt. Negen kies- en twee-en-twiutig andere vereenigiugen, gevestigd in stedea waar geen plaatselijke comité's beslaan, en die.geen afdeeling vormen van een aangesloten landelijken bond, nemen deel aan de agitatie. De Radicale Bond is en-bloc toegetreden, en de S. D. A. P. zelf, die het initiatief tot oprichting nam, zal, vermoeden wij, niet stil zitten. In hoeverre het doel om hij de verkiezingen in 1901 voor het algemeen kiesrecht de eerste plaats op het programma der kiesvereenigingen te veroveren, bereikt zal worden, is een open vraag. Uit de discussies op de vergadering van 12 Nov. is duidelijk als het gevoelen der groote meerderheid gebleken, dut men, het koste wat liet wil, in 1901 overal waar mogelijkheid daartoe bestaat, caiididaten moet stellen die zich verklaard hebben vóór algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen, eu dus vóór grond wetsherziening. Slaagt men er niet in den candidaat te doen verkiezen.wanhoopt men eraan bem in herstemming te brengen geen nood: ia 1905 zal het opnieuw worden beproefd. Veel zal afhangen van de houding der vooruitstrevend-liberalen bij den volgenden stem bus-strijd. Maar in menig geval zal omgekeerd hunne houding afhangen van h<:t welslagen der agitatie die nu begonnen is. Zien zij kans om onder de leuze: algemeen kiesrecht practische resultaten te bereiken, dau zullen zij den tijd gekomen achten om voor dit bij uitstek demo cratische beginsel daadwerkelijk op te treden. S. p. p. HIIIIIIII i iiwini intimi miHiiiiiiitmuuiiMuai Mnziefc in de Hoofdstad, Door velerlei omstandigheden, laatstelijk ook door ongesteldheid, was het my niet mogelijk alle concerten bij te wonen, die er in de hoofd stad hebben plaats gevonden gedurende de laatste drie weken. Toch heb ik nogo.a bijge woond de uitvoering van de Zangvereeniging der Maatschappy tot Bevordering der Toon kunst, die voor de eerste uitvoering hare aan dacht had laten vallen op Le Chant de la Cloche" van Vincent d'Indy. Na my'nen lezers er aan herinnerd te hebben, dat dit werk door Henri Viotta in Amsterdam is geintroduceerd, een jaar of zes a zeven geleden, dat het, ik meen in '96, te Haarlem is uitgevoerd, \oorverleden jaar in Zwolle, tegen het einde van '99 in Rotterdam en thans wederom hier, meen ik daarmede te hebben aangetoond, dat dit werk in ons land een groote levenskracht schynt te ontwikkelen en op veler sympathie mag bogen. Als ik nu eenige regelen ga wyden aan het werk zelf, mag het mij mis schien gelukken de oorzaak hiervan op te sporen. Het is steeds eene eigenaardigheid geweest van Fransche componisten, hun spreekwoord j,e prends mon bien oüje Ie trouve" in toe passing te brengen. Het gold hun dan echter niet om iets in zijn geheel te adopteeren, waar zij het vonden, neen zij namen er het hun bruikbare uit en de rest lieten zij liggen. Zóó zyn wy aan een verminkten Faust, een verminkten Wilhelm Meister (Mignpn) en ean verminkten Hamlet enz. enz. gekomen Berlioz had meer piëteit jegens het genie van een Goethe. Hij nam eenige episoden uit diens Faust, vertaalde die en hield dus eenigermate een fragmentarisch beeld der door hem gekozen deelen vast. Hy' deed dus oageveer wat Schuinann ook gedaan heeft in zyne Scenen aus Goethe's Faust". Alleen, en nu komt weer de Franschman uit den hoek, Bsrlioz liet geheel in weerspraak met Goei hè, zijn held een reis maken naar Hongarije en wel om aldus gele genheid te hebben een mooi nationaal muziek stuk, waartoe hij zich erg aangetrokken gevoelde, den Rakoczy-marsch, aan zyn compositie toe te voegen. Aaa een dergelijke plaatselijke ongerijmde combinatie heeft d'Indy zica niet schuldig gemaakt. d'Indy heeft zich echter niet kunnen weerhouden twee duitsche dichters, die hij lief had, meer dan een gewoon Franschman ze lief kan hebben, samen te koppelen, fragmenten uit hunne werken door elkaar te haspelen, zoodat men ten slotte zich zelveu steeds alvraagt waar het n en waar het ander thuis behoort. De lezer, die met d'Indy's werS bekend is, raadt dat ik meen Schiller (das Lied von der Glocke) en Wagner (die Meistersinger). Uit de bewerking die op deze wyze is ontstaan groeide eene Lé;ende dramatic, ue en un Prologue et sept Tableaux". In den proloog la»t d'Indy zijn maitre Wilhelm" zeggen dat zyn darnière oeuvre est , son terme" en dat hy den dood voelende naderen avant de partir pour Ie monde inconnu veut revoir encore les instants b i les cloches ont influésur sa vie". Baptême, Amour, Victoire et la lugubre nuit, 6 u il pleurait ba belle fiancée". In den proloog worden de meeste hoofd(leid-)motieven reeds op het tapijt gebracht, die dan in la Bap'êjie, l'Amour, la Fête, la Vision, l'Incendie, la Mort en Ie Triomphe worden verwerkt. Ia het eerste beeld zou men de weerspiege ling kunnen vinden van Schiller's woerden enn mit der Freude Feierklange, Begrüst sie das geliebte Kind, Auf seines L <bens erstem Gange, Den es in Sohlafes Arm beginut. Alleen d'Indy phantaseert er een optocht bij waarin het wicht (malere Wilhelm) naar de kerk wordt gedragen; men hoort dan een Credo, in unurn DMIH. Liter bij het verlaten der kerk zingt de moeder o. a. Vis, dans un songe enchaméde mes caresses maternelles". Met een Hosanna wordt dit fragment besloten. Het tweede tafareet speelt bij a'Indy bij une lisière d'un bois au printemps" en is eene liefdesscène tuiscuen maiire Wilhelm en Léonore. Men ka i zeggen dat dit tableau correspondeert met Schiller's woorden: O zarte Sehnsucht sü;ses Hoffen Der ersten Liebe goldne Zeit; enz. Het derde tableau voert ons echter met Sang und Klang" op de Festwiese" uit de derde acte der M'=istersing«r". Alleen de Festwiese is hier een place du nmché"; maar overigens wordt er gedanst en komen er de gilden des tanneurs, des orfèvres, des tailleurs" enz, enz. hunne liederen zingen en wordt Wilhelm door den deken" (Sachs) tot meester" La vision" schijnt my toe eene zelfstandige vrije phantasie te zija van d<sn tekstdichtercomponist; misschien wel er in geplaatst om tusschen la Fête en l'Incendie een eenigszins zacht getint fragment te doen optreden, want in l'Incendie komen de heftige accenten weer te over op den voorgrond Hier wordt n.l. de gedachte welke Schiller op beschouwelijke wijze in zy'ne Glocke" brengt, gedramatiseerd en eindigt in eene apologie van maitre Wilhelm" die de razende en buiten zich zelven zijnde menigte bezweert en ze tot de wapens roept om het gepeupel dat de brand stichtte, te verdrijven. Hier heeft het koor dan gelegenheid het Victoire-motief met groote kracht en uit volle b^rst aan te heffen. Het zesde beeld is slechts kort; het komt eenigermate overeen met Schiller's Aus der Hülse, blank und eben, Schalt sich der metallne Kern; of doelen de woorden la Cloche a secou son manteau de poussière" niet daarop? d'Indy gaat echter nog verder. Hij vraagt Fais, o grand Dieu, que mon time ravie, brisant son Hen corporel, passéen mon oeuvre et lui donne la vie, par un baiser surnaturel! Fais qu'en ma balie cloche aux voix myst rienses mon :re transporté, célèbre encore l'idéale Beautéet ses splendeurs délicieuses! Fais enfin, que l'Humanité, goütant dans l'Art une paix infinie, chante il jamais la sublime Harmonie et l'éternelle Vérité! Schiller stelt zich tevreden met te wenschen : S e l b s t herzlos, ohne Mitgefühl, Begleite sie mit ihrem Schwunge Des Lebens wechsel volles Spiel. In het slottafereel ontmoet men nog eenige lasterlijke Beckmesser-tongen; doch die worden tot zwijgen gebracht door de woorden eens priesters: Maitre Wilhelm est mort! Nadat een latijnsche bymnus weerklonken heeft en de klok van zelf is beginnen te slaan, sluit het werk af op de woorden: Gloire a Wilhelm, dont la voix magnanime, En nos coeurs fait renaitre la paix ! Le chant de la Cloc'ie is gean opera, maar eene gedramatiseerde legende, zoo ongeveer als de Damnation de Faust van Berlioz. Daarop heeft het echter voor, dat .d'Indy, trots de verbasteringen die hij het origineel doet ondergaan, toch een samenhangend geheel doet ontstaan. Evenzoo nu als het gedicht, ondanks alle han digheid waarmee het is ineengezet, zijne onzelf standigheid op iedere bladzijde documenteert, heeft ook de muziek, door zijn epigonen-karak ter geen eigen physionomie. Men kan toch al te zeer voelen dat het Wagner is, die den franschen componist onweerstaanbaar gevangen houdt. Daarom zal Ie chant de la Cloche" nooit een werk worden dat den tijd trotseert. Men versta mij goed. Het zijn niet enkele reminiscentiën aan Wagner die mij zoo doen spreken, zulks zou ik niet eens :;oo erg vin den het is, ik zou bijna zeggen da zucht om te schrijven in den trant van Wagner. Nu is het waar dat het steeds nog interessanter is te luisteren naar iemand die eens anders geestvolle gedachten op onderhoudende wijze navertelt, dan naar iemand die of zelf niets of slechts onbeduidends, of iets verdords en verouderds heeft mede te deelen ; men zal mij echter moeten toegeven dat wil men iets blijvends creëeren, het tegelijkertijd boeiend moet zijn; dan alleen zal het bestand zijn tegen den tand des ty'ds. Zou het nu echter niet kunnen zijn dat de vriendschap voor het werk van d'Indy, thans, (niet voor een tiental j aren geleden) voortkomt uit eene behoefte aan een modern werk met uitgebreide koren en zooveel mogelijk in ... Wagnerstyl geschreven en wel omdac er van Wagner geen concertwerk in dien geest bestaat? Wat mij aangaat ik heb niet geaarzeld neer te schryven hoe myne gevoelens zyn tegen over d'Indy's werk, maar toch, heb ik mat groot genot geluisterd naar hetgeen d'ludy ons op zoo onderhoudende wijze meedeelt en wat door Toonkunst op zoo genotvolle wijze tot ons ge komen is. In de eerste plaats noem ik het orchest als gewichtigste factor ia de uitvoering. Hoewel ik mij enkele onderdeden nog pakkender had gedacht en hoewel ik geloof dat bij een her haalde uitvoering enkele thans nog wat stroeve instrumentcombinatiën nog gladder hadden kunnen klinken, ben ik toch vol lot' over den beerlijken klank als geheel va i ons orchest. Ook het koor mag met dankbaarheid herdacht worden. Li den proloog en in het eerste tafereel was het eene zweving te laag, later herstelde zich dit en in Ia l'êce" hield het zich buiten gewoon goed; dat een enkele inzet o. a. in rincoadie (bij Malheur) minder vast klonk, mag nauwe ijks gewicht in de schaal werpen, bij zooveel moeilijkheden. Alleen de uitspraik liet te wenschen over. Het is waar, onze koren zyn niet gewend fransen te zingen I Allerzonderlin^st vond ik het echter, het latiju, door fransche ouvriers en burgers, op zij i dui sch te laten uitspreken! Hoe komt nun er toe? De solisten waren ma'l. Eléonore B;aiiC uit Parijs, sopraan, de heer F. Warmbrodt, tenor, evenzeer uit Parijs en Jos M. relio van hier. Mad. Blanc had niet meer dien breeden, mooien, vollen toon, dien ik vroeg» bij haar bewonderen mocht, vooral hare uitspraak der open vocalen ie, en was schril en scherp; ook zong zij de partij te uiterlijk als voor eene immens groote ruimte, waar de innigheid toch niet tot haar recht komt. De heer F. Wariubrodt schoot ook op de meeste plaatsen te kort, waar warmte vereischt wordt. Kn wordt dat eigenlijk niet overal \ereischt ? In dramatische gedeel;en, zooals o. a. in het geheele vijfde tafereel (l'Incendie) bleef hij zelfs verre benedea het middelmatige. De heer Warmbrodt is een passieloos zanger ; hij moge in bijbelsche scènes, zooals in TEniance du Christ van Berüoz of in kerkmuziek kunnen voldoen, wanneer hij niet detoneert, zooals hier in het begin eu wanneer hij niet zoo niet zijn open a in de hoogte schettert eene party, gelijk Maicre Wilhelm" ligt buite.i zijn emplooi. De dames en heeren die de kleinere soli vervulden, hebben eer van hun werk (ook hier had, vooral' bij de heeren, de uitspraak meer f ransuil kunnen zijn) en den heer Meng-lberg komt rech matigen dank toe voor het geheele welslagen der uit voering. Behalve deze uitvoering hoorde ik nog een concert, hetwelk gegeven werd ten voordeele vai den Too.ikunstei.aar Henri van den Bjrg uit Deventer, thans tot herstel zijner gezond heid te Davos. Op dit concert zong Messehaert heel mooi eenige interessante liederen van een mij onbekend componist, Oscar Posa en Hugo Wolf. De Heer Bram Eldering vertolkte kranig de moeilijke, eenigszins in nachtelyk duister gehulde C dur vioolphantasie van bchumann op. 131, en de heeren Rö;itgen, Eidering. Spoor en Mossel speelden een paar allerliefste Baga tellen van Dvóiak op. 46 (met harmonium) en een paar walsan (manuscript) van Röntgen. De Beethoven-avonden van Frederic Lamond heb ik helaas allen moeten missen wegens ongesteldheid. ANT. AVERKAMP. Uuitiitmumiiiimui inlIlniHIMMIIMIIIIIIIIIIIIMMIIIlallllllllM Twee dwalingen (H. J. BOEKEN in de «Nieuwe Gids.") De heer Boeken heeft in de laatste N. Gidsaüevering gewezen op twee dwalingen, die vol gens hem algemeen verspreid zijn en daarvan ook mij beticht, naar aanleiding van miju stukje over de tegenwoordige waardeering van Jacob Maris. »De eerste dwaling is deze, volgens welke Moderne Kunst iets zoude zijn voor zeer wei»nigen en dus nooit door een groot publiek //bewonderd." //Ue tweede dwaling is die, volgens welke nl\unst ook maar eeuigszins ouderworpen zoude //ziju aan de voorbijgaande gedachtestroomiugen ,der measchen." Wat de eerste dwaling betreft, ik ben mij niet bewust die gewraakte meening rechtuit te hebben gegeven; ik heb alleen ia ietwat irouischen traat, gewaagd van de huidig algemeen ver spreide erkenning der knust vau J^cob Maris; daarbij gebruikte ik een beeld om het gemis aau karakter bij die eindelijke erkenning te ken merken, er op doelend, dat veel m dat bewon deren maar laf napraten is. Uat dus Moderne Kunst, (moderne zoo goed als oudere) iel s is voor weinigen eu nooit door een groot publiek bewonderd," die verklaring ligt daarin wel opgt-sloteu. eu wil ik ook uu blijven handhaven. Maar de heer Boeken heeft daaraan eea andereu zin gegeven, dan bedoeld was. Want niet heb ik gezegd dat aaa mo derne ('.oomiu als aan oudere) kunst die be stemming uiteraard is toegewezen, eu ook niet wil ik hieriu de leer der praedestmatie prediken, waardoor het meereudeel der niensc'ien hun aan deel in het genot, daar"au onthouden wordt. Ik beweer, dat slechts zeer weinigen de kunst in haar verschijning begrijpen, eu 'K moet me zeker onduidelijk hebbeu uitgedrukt, want ik kau niet gdooven, dat, iemand als Boeken, me hierop kau aanvallen. Hij zelf tueh constateert insgelijks waar hij de verklaring geeft vau het onopgemerkt blijven door zooveleu van schoonheidsuitingen . . ." //het komt doordat het meerendeel der menschen huune werkelijke bestemming vergeten hebbende en ziende naar het niet be langrijke en slechts lettende op het oppervlak kige, zich-zelveu den weg tot wat zij eigenlijk noodig hebben, tot het werkelijk belangrijke eu innige' hebben afgesloten." Niet waar: Velen zija geroepen, maar weinig uitverkoren. De kunst is gemeengoed van allen of kan het van allen ziju. leder kunstwerk is een uiting van louter monschelijk denken eu voelen, in zijn belichaming doende herkennen het aardsch bestaande waarin alle menschen leven, en kan dus door ieder schepsel mat gelijke organen der vatbaarheid in denken, voelen en weten begrepen worden. Dat is het mogelijke, gelijk daartegen over ook weer het onmogelijke aan te duiden zou zijn van dingen, die buiten de perken van onze bevatting liggen, b.v. hoe deuken de dieren ?, hoe ziet een blindgeborene in zijn ver beeldingen kleur, vorm en ligging der voorwer pen, waarover hem gesprokeu wordt? Maar bij het aiiuhooren zijn er zoovele gradatie's in het liefdevol toeluistereu eu daaruit volgt meerdere of mindere ontwikkeling van begrijpen. En aan die ontwikkeling is wel een begin, maar geen einde, alleen stremming. Het einde of de volkomen voldaanheid is er nooit, zoomia bij den kunstenaar in zijne uitzegging, als bij den mensch in het genot hem te aanhooren. Al» het einde er kon wezen, zou hij, die zich bewust mag zijn een kunste naar in zijn uiten volkomen te kennen, niet meer naar de aanschouwing van diens werken verlangen. Maar bij een Rembraudt- of een Mans-tentoonstelling zullen zelfs de erustigstmeenenden en de best- begrijpenden uit de innig heid hunner aanschouwing nog altijd nieuwe verrassingen kunnen vinden. En waar dezulken, van wieii daar kon gejegd worden: waar hun schat is, daar is ook hun hart, altijd nog in hun begrijpen te stijgen hebben, hoe kunnen dan zij, die de krachten van hun intellect, hun heele bestaan door, misbruiken voor het berei ken van zaken, aie alleen hun lager eigenbelang uelrtff;n, wier leven in de toenadering tot de levens huuner naasten niets anders is, dau de greep der zelfzucht naar de voordeelen, die voortvloeien uit verbastering der samen leving, hoe kunnen zij op een willekeurig oogeublik, bij wij/.e vau verpozing daar begrij pen den waren mensch, die zijn geheele leven gevuld heeft met een streven, dat aan het hunne gausoh en al tegeuovergesteld is? Dan ziju er nog andere categorieëa : d genen, die als lastdie ren hun leven uitdienen en met hun zorgen van. den eeneu da^ na den anderen, geen besef meer hebben van levensvreugde door l'efde voor arbeid, ook zij. die in ijdelen waan zich blind staren op hun overtuiginkje en hardnekkig blijven miokeunen. Op dezulken, en dat was dunkt me toch wel uit miju stukje te lezen, duidde ik, en wilde hun vereering valsch noemeu, daar hun woordeu slechts domme echo's zijn vau den roep der verrukkiug bij de ernstigen. Wat de tweede dwaling betreft, daarbij ben ik me van geen scbuld bewust. Ik weet ook niet of de heer Boeken het daarbij wel reoit tegen mij had. Misschien is het tuch dienstig me maar eenigszius te verklaren. Ik wensch dan niet bij een der beide partijen door den heer Bjekeu beduid, ingelijfd te worden. Niet bij hen, die een socialistische gemeen schapskunst," willen opdring :u (ik zeg niet wenscüeii). Mocht men het weuschec, dau zou het me toch verstandiger toelijkeu te zwijgen over zaken, die nog komen moeten en zijn als vruch ten, waarvan nog zoo scaaarsch ae bloesem wordt gezien. Aan kunst evenmin als aan allen logischen uitgroei in de uatuur kan de strekking te foren niet willekeurig bepaald worden. Bij deu mensch zijn de driften van de ziel eu de neigingen van den geest geen automatische werktuigen, die naar verk'ezmg in beweging worden gebracht. DJ beweging is in alles en eeuwig, en die nu scherpzinnig is en wijf, moge reeds gevolgtrek kingen maken bij het naspeuren van de wer king, maar zij heeft hare eigene wetten en daarin alleen is haar leefkracht en zal het eene verschijnsel het andere baren. We mogen dus wel verlangen, maar kunnen niet dwingen. Dat kunst ouderworpen is aan voorbijgaande gedachtestroomingen der menj-cheu, zou d;iu alleeu waar zijn, maar vau kunst spreke rnen dau niet, wel van een doode mode. Maar zeker zal het toch wel zijn, dat kunst innig verband houdt met de levensopvattingen van een geslacht, of de gedachtestroomingen der menschen, die het vertegenwoordigen. £u, gelijk die ook weer beïnvloed zijn vau sociale omstandigheden, die een meuschenmaatschappij beheerschen, zal ook de kunst uit ieder tijdperk zwakker of sterker een eigen karakter dragen. Dat er nu een kunst, der zinnen en een kunst des geestea" zou zijn, dat is, duakt me, maar niet m een paar w orden uit te maken; tot recht verstand ruochteu dan eerst wel de praemissen in juiste onderscheidenheid voorop gesteld worden. Maar toch, volgens den hierboven aangehaalden regel, zou men, bepalende, dat de geestes richting van eeu geslacht zuiverder is dan een auder, kunnen concludeeren tot een beurtehugsche overhand van zinnelijke of geestelijke kuust. Men deuke slechts aan den tijd van Rogier van der Wtyden en den tijd van Rubens, en aan hun beider opvatting van dezelfde reli gieuze onderwerpen. De plant groeit uit zich zelf, maar de atmosfeer waarin of de grond waaruit, hebben toch invloed op de ontwikkeling. E u nu maak ik me waar lijk bezorgd, al te veel woorden te hebben ge geven bij eeu vergissing. De heer Boeken heeft mijn stukje al te oppervlakk'g gelezen, en er meeningen uitgehaald, die er niet waren; maar door die voorbarigheid is hij zelf nu ook in een dwaling verzeild. W. S. Knust en Haagde zelen-notitie, Eon, op zijn zachtst gezegd : verwonderlijk feit heeft plaats gehad in onze brave, preutsche Residentie. Er stond dezer dagen voor het raam van Arts and Crafts op den Kneuterdijk een eenvoudig, zuiver, o zoo kuisch beeldje van Gaorges Minne, den Gtintschen beelhouwer, Le Ptiits, een naakt jongetje, geknield, de armen op de borst ge kruist, een beek! j e dat overal sinds lang is tentoongesteld geworden, o. a. gedurende vele weken in de Llbre Estétique te Brussel, ver leden lente. Niets abstracter's, meer puur en verder af van zinnelijkheid is denkbaar dan dit beeid. Edoch, wat geschiedde hier in het begin van dit nieuwe jaar ? Een agent van politie, op last van zijn commissaris, kwam in dien winkel en beval Le Pu its uit de winkelkast te nemen en naar binnen te brengen, omdat enkele voorbijgangers er door waren gechoqueerd. / Dit gebeurde in een stad waar in zeer deftige boekhandels «pornografische instantanés" wor den geëxposeerd als Le Panorama en Xus Parisienncs; waar gekleurde prenten als *Venus en Psyche de geprikkelde aandacht vestigen van jonge en oude heeren in de drukste straten; waar bij zoovele eenzame burgerlieden het groepje »Amor en Psyche", de prent iLéda en de zwaan" of tallooze duitsche wouldbe »/ellah-vronweri', enz., aan de orthodoxe, duffe vertrekken een waas van kunstsmaak moeten leenen; waar, zeer terecht, het Ministerie van Justitie een absoluut ongesluierde Waarheid aan eiken voorbijganger laat zien ; waar, last not least, een gemeente bestuur tolereert de ultra schouwe, fijn moustilleerende, onbetwistbaar obscene, volkomen onzedely'ke tafereelen van z.g. «biografen," o.a. op de perrons der stations, als de «meisjes die zich vermaken in een hangmat" of de jonge dame die zich uitkleedt en... juist niet laat zien wat angstig verwacht wordt... Want juist wat half verborgen, half vertoond wordt, het met opzet gedeeltelijk ontbloote is im moreel. Dit weten alle «artiesten" die op de zinnen van het publiek willen werken, van tooneelschrijvers van »pikante" stukken tot de chanteuses der meeste café-concerts, net zoo best als de uitgevers van werken als »le Panorama" en de ondernemers der «biografen". Nooit gaf een volkomen naakt lichaameenigen aanstoot. Dit weer weten doctoren evenals schilders of beeldhouwers. Dit wisten be schaafde volken als de Grieken b. v. die met de pracht van het lichaam hunner Apollo's, ZivawdcecMers of Smetkers pleinen en paleizen versierden. En ik spreek niet eens van de kunst der middeneeuwen of van die der Renais sance, van Michael Angelo, b. v. in zyn «Schep ping van de Wereld" tot aan onzen modernen . Rodin. / Hoe kuisch het naakt is weten ook primi tieve, onbedorven volken by intuïtie. Een poos geleden was ik in Zeeland met een paar amerikaansche schilderessen. Zij zaten aan de kade van Arnemuiden te aquareiieeren, omgeven door een driehonderd vrouwen en meisjes, schier de geheele vrouwelijke bevolking van het schilderachtige, afgelegen, zoo naïef gebleven plaatsje. Plotseling liepen een zevental opgeschoten knapen door deze menigte heen, zonder eenige «?gê.ie" of emotie te veroorzaken, en vlak naast de artiesten, die veel gereisd hadden, misschien ook wol in Japan, sprongen deze jongens in het water en zwommen zij lustig rond. Zij hadden natuurlijk geen kleederen aan ! Toch werd er niets vreemds aan gevonden, er werd niet eens om geglimlacht, of in de verste verte iets shocking aan gevonden. Alles was zoo eenvoudig, natuurlijk toe gegaan. En dit beeltje van Minne, o het is zoo aandoenlyk natuurlijk in zyn têjre gerektheid, zoo heel, heel ver van «shocking" met zijn ietwat abstracte, symbolieke vormen ! Het ia een armzalig modern lichaampje, zoo oneindig ver van sensueel ! Maar toch, in de stad waar o. a. publieke ?biografen" de schooljeugd instrueeren, dddr moest het van het raam verwijderd worden, omdat het «aanstoot gaf,.. . aan wie. ? PH. ZlLCKEN. De Versierende Kunsterb in Nederlandsch Oost-Indiü, door K. VON SAHEE. AiitfV. '2. Was de eerste aflevering te beschouwen als een inleiding tot deze Buddhisti^che bouw en beeldhouwwerken, en gaf die ook meer een algemeen overzicht van de godsdienst en ont wikkeling der Hindoes, en van hun invloed op de overige bewoners van Java, thans bepaalt de heer von Saher zich uitslu tend tot bespreking van een drietal tempels of liever van twee ver schillende typen, waarvan het eene vertegen woordigd wordt door de Tj-indi K-di- Bening en hot andere door de Tjandi Sim en de Tjandi Plaosan welke beide laatsten zeer veel overeenkomst vertoonen. Van de Tjandi Rali- Bening of Tjandi Kalasan naar het daar bij liggende dorp Kalasan genoemd, bevat deze aflevering een zeer uit voerige met maten toegelichte beschrijving, zoo nauwkeurig dat het ons spijt dat di afbeeldin gen van dit bouwwerk niet wat grooter en meer in details gegeven zijn, waardoor we aan de hand van de tekst, ons er dan e^n nog duide lijker voorstelling van konden vormen. Deze tempel is wat ornamentati-: betreft haast een der schoonste van geheel Java; gebouwd in de vorm van een Grieksch kruis heeft zij vier ingangen., die als bij uitstek de hoofdpunten der versiering vormen. Uit de oostelijke die het best bewaard is gebleven kan men zich nog duidelijk een beeid van hare rijkdom vormen. Da ingang die gevormd wordt door pilasters met palrnetvormige bekroning, is weer omsloten, door naar boven rijzende vlakke banden die van ondere in gmo'.e M tkarajïguren een aan vang remen. en zich oplossen in een reusachtigen kop, Banaspati. Die Makaraftguren zijn eenigszins in den vorm van een oliphanUbek uiiiiiMiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitmmmiiiiiiiiiHiimiiiiiniiimiimiiiiig 40 cents per regel. miiiiiniiiiiHiHtMiiiiitiiiiiiiiitiitiiiiiiiiiiifHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii TRADE MARK. MARTERS COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle bekende Wijnhandelaars en bij de representanten KOOPJJIAXS & BRUINIER, te Amsterdam. PrlHïanaf/2.50perftsi;L J. H. D E W L T, BOEKHANDELAAR, Utrecntschestr. 54, Amsterdam. Voorhanden: KLIKSPAAN, StnfaleiiteVri Geïllustreerd door JOH. BRAAKENSIEK. Gebonden ? 1O.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl