De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 14 januari pagina 6

14 januari 1900 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1177 Inderdaad mevr. Ethel Macs staat verre beneden haar object. Al wat er van en over de liefde in dezen roman wordt gezegd, is zoo overdreven en onwaar, zoo onlogisch en onmo gelijk, dat we gerust mevr. Ethel Macs als gids daarb\j kunnen verwaarloozen. Ala r eis en kunstbeschrijving hebben hare schetsen aan Bologna, Fistoja-Fisa, Baden-Baden, Straats burg, Lugano en Rome wel eenige waarde, hoewel haar gewrongen stijl ook daar nu en dan zeer hinderlijk is en het zoeken naar den zin der woorden het genot van het lezen vaak bederft. Doch mevr. Ethel Macs zwyge verder over de liefde; haar hooghartig, cynisch gebazel daarover kan niemand interesseeren, ook al spreekt ze vaak in hooge orakeltaal n al klinken hare motto's aan Job. Spreuken en Psalmen ontleend ook schijnbaar nog zoo diep. Zy geve voortaan, als ze nog schrijven wil, Baedekers uit en dan in 's hemels naam wat minder gezwollen »Nieuwe Gids"-stijl, die gelukkig zoo langzamerhand begint te behooren tot een verouderde en overwonnen periode. Als gids voor liefde en liefdeleven is de schrijver van: Uit het liefdeleven van groote mannen, duizendmaal boven Ethel Macs te verkiezen. Niet dat er op dien arbeid, met zooveel piëteit en kunstgevoel voor Nederland door mevr. Dyserinck bewerkt, geen aanmer kingen te maken zouden zy'n. Het komt my zelfs voor, dat het hoog object van dit boek niet in overeenstemming is met den vorm, waarin de schrijver zyne mededeelingen doet. De kaleidoskopische behandeling van die dui zenden liefdelevens, die onze oogen voorbijgaan, is vermoeiend en zwaar. De bewerkster, mevr. Dyserinck, heeft dit zelve ook diep gevoeld. Op blz. X van de voorrede zegt zy: »Het is geen boek, om achter elkaar uit te lezen, dan zal het door de massa, die men te verteren krijgt, tegen staan." Inderdaad dat is niet anders. Dat is met dergelijke boeken vol aanschouwelijke voor beelden alty'd het geval, van Samuel Smiles' Ken u zelven af tot Worstelen en overwinnen van Swett Morden toe. Schrijver dezes weet dat b\j ervaring. Het werkelijk mooie boek van Davenport Adams, the Secret of Success, gaf hy' eens uit in een Nederlandsche bewer king onder den titel: De kunst om in de wereld vooruit te komen. Dat was ook een boek vol klassieke voorbeelden. De beste kritiek op dat boek gaf zijn vrouw hem, toen zij zeide: Het is waar l y'k een kunst om in dat boek vooruit te komen. Zoo is het ook met mevr. Dyserincks boek over het liefde leven. De verhalen van die liefdelevens zy'n zelfs niet eens door interliniën gescheiden, zoodat men byna midden in het eene, zich reeds verplaatst ziet in een ander geval. Nemen we die schaduwzijde in aanmerking, dan is dit werk overigens het gedurig weer op nemen dubbel en dubbel waard. Daargelaten ook dat b.v. de dubbele liefde van Swift voor S t el la en Vanessa in een bist. letterkundig werk veel meer tot haar recht kan komen en begrijpe lijker gemaakt, is deze verzameling van trek ken uit het liefdeleven van groote mannen zoo vol van de diepste waarheden en spreken ze dermate tot ieder, die niet de liefde als maladie de peau, maar als 't hoogste geluk op aarde beschouwt, dat wij het boek van mevr. Dyserinck niet anders dan als een aan winst op onze leestafel kunnen aanbevelen. Meersen, 24-12-'99. Dr. NIJHOFF. Boet en Tijdschrift. De Gids. Er is in deze aflevering weinig litteratuur. Behalve een sterkgevoelde, rake schets over een stroopersfamilje door Maurits Esser en een vervolg der gedichtenreeks »Transvaliana" van 6. F. Haspels, dat men te aanvaarden heeft om de goede intentie van den auteur, is er een breed-uitgewerkt opstel overHooft's lyriek door prof. G. Kalff, dit naar aanleiding van de nieuwe volledige uitgave van des Drossaerts gedichten,bewerkt door dr. F. A. Stoett. Prof. Kalff maakt ons duidelijk het ver vloeien der zinnelijkheid in Hooft tot meer gestage liefde, waartoe hu vele brokstukken uit 's dichters liefde-verzen citeert. De nieuwe uitgave wordt door hem hoogelyk geroemd, vooral om de betere en vollediger woordverkla ring van den 17de eeuwschen tekst, waarvoor wij geen enkel betrouwbaar woordenboek hebben.Dr. Stoett, zegt prof. Kalff, heeft, ook al slaat hij hier en daar mis, uitmuntend werk geleverd. Een enthousiast-geschreven opstel over den bij Elandslaagte gesneuvelden Dr. Herman Coster is van de hand des heeren mr. G. Vissering. Het is zeer aan-moedigend voor ons nu toch wel ontluikend nationaal be wustzijn, dit opstel te lezen. Jammer, dat de schrijver zich niet beperkt heeft tot Dr. Coster en den onmiddelyken invloed van diens krach tige persoonlijkheid, maar ook de Transvaalaangelegenheden, die al zooveel malen behan deld zyn, er nog eens bij haalt. Bovendien, niet ieder ia overtuigd, dat deze oorlog alleen te wijten is aan Rhodes, Chamberlain & Co., wel, dat het een zet is, die gedaan moest worden door Engeland op het groote schaak bord. Men geeft die mannen te veel eer en Engeland zou te laag gezonken zijn, indien dat mogelijk bleek. Heel Engeland is aan sprakelijk voor dezen lichtvaardigen, onrecht matig uitgelokten oorlog. Een sensationeel opstel is zeker dat van dr. M. W. Pynappel over de pest, nu deze ziekte, die men uitgestorven waande, zich weer in Europa vertoont en uit Portugal ons be dreigt. Hierbij sluit zich dadelijk aan een geschiedkundige beschrijving des heeren A. J. M. Brouwer Ancher over de bestrijding van deze ziekte in vroegere eeuwen. In het drama-overzicht bespreekt mr. J. N. van Hall, den toestand van ons tooneel en onze tooneellitteratuur. De heer Van Hall blijkt nog al ingenomen te zijn met de resultaten door de tooneelschool bereikt. Er is daarmee verkregen, zegt hy, wat men billijkerwijze mocht verwachten: een zuivere uitspraak en beschaafde manieren op de planken. Nu, daar zou wel wat tegen in te brengen zyn. Voor beschaafde manieren en zuivere uitspraak heeft men geen extra tooneelschool noodig. Die eigenschappen hoort ieder van huis mede te brengen en zoo men die mist kan men ze op een gewone school leeren. Minder gunstig is de heer Van Hall gestemd ten opzichte onzer tooneelschrijvers en deze twee dingen tegenover elkaar; de verdediging van een tooneelschool die geld kost en weinig resultaten geeft en het af kammen van tooneel schrijvers, wier eenige fout is, dat zy trachten ons nationaal tooneel te verheffen, zien er al heel vreemd nit. Naar aaleiding van de nu gedrukte Gifford- j lezingen door prof. C. E. Tiele, schryft dr. H. Y. Groenewegen een inleidend woord. Dat is dus een inleiding op de inleiding tot de gods dienstwetenschappen van den professor. In het buitenlandsch overzicht kotnt kan het anders ? weer Transvaal aan de beurt, 't is een profetische bespiegeling in de economische j toekomst, nu de farmers van Amerika en de i landbouwbevolking van Afrika, met primitieve j kracht den stryd hebben aan te gaan tegen de i overmacht van het grootkapitaal. Door te veel copy kon dit keer de muziek kroniek van mr. Henri Viotta niet geplaatst : worden. In de boekbeoordeeling wordt bespro- i ken : «Dageraad1' van W. G. van Nouhuys, «Bleeke levens" van Frans Coenen Jr. en «?Précis de phonétique frangaise" de A. Bousquin et J. J. Salverda de Grave. * * * Nederland. De verrassing van deze aflevering is een opstel van Is. Quérido over Couperus als far.tasmagorist. Het is een genoegen deze jongere, hard werkende, bekwame litteratuurbeoordeelaar buiten zy'n beperkten kring te zien om voor een meer algemeen publiek zy'n meening te verkondigen, ook al zal niet ieder het dadelijk en in alles met hem eens zyn. In dit artikel bespreekt by' het ontstaan van sprookjes, allegorie, fantasmagorie, visioen, slechts even in verband met Couperus. In een volgend opstel wil hy uit een analyze van Fidessa aantoonen, dat Couperus als fantasmagorist ganschelijk mislukt werk levert, dat hy' daarvoor als taalkunstenaar te zwak, te onzuiver, te koud-zielloos, te beperkt is en als fantast te weinig geestelijke diepte, te weinig doorleefden vizioenairen rijkdom heeft. Het plastische element en de fantasmagorie gaat uit bij de sensatie, die in zich houdt observatie en analyse. Zoo is het by' Van Eeden in »de Kleine Johannes"; zoo in het mooie bundeltje van Verwey »Het brandende Braambosch", dat in de ware nadering der fantasmagorie niet te vinden is met duizend Payche's en Fidessa's. De waarde van dat element zit in de ontzettelyke innerlijke kracht, noodig om de beeldende expressie, in z'n moeilijkheid om een grootsch en by'na bovenmenschelijk ver mogen van zielsaandoeningen niet maar alleen vloeiend uit te stooten in een lyrisch oratorium van zang, maar in het vasthouden en het rag fijn doorvoeren der sensatie tot aan de uiterste grens der zinlijke en bovenzinlyke plastiek. By Couperus voelt men alleen den sensueelen verfijnden nimf-psycholoog, die de groote fantasmagorische voeling, dekompositie-schoonheid, de idee, de zuiver geestelijke verheven heid volkomen mist. By hem is de fantas magorie niet anders dan woordverfijning en warrelende decoratieve omzetting van dood gewone realistische stemmingen, met den woordbluf van 'n taal Loye-Fuller. Evenmin. als in de naturalistisch-psychologische kunst, waar alles getoetst kan worden aan aardsche modellen, mag men ook in de fantasmagorie holheden en plastische bombast zeggen. Want juist wat ik verafschuw, zegt Querido, in Couperus schijnfantasmagorie, is de kunst matige onwerkelijkheid der gebeurlijkheden, niet omdat het sprookjesachtig en onmogelijk is, maar om de onnatuurlijkheid, het kunstmatig-pralende in onspronkelijk, op techni sche gladheid wegdrijvend gekeuvel, de ero tische speling, de huichelende verhevenheid van dood-gewone leefdingen die z. g. »realisten" met echter en dieper gevoel in zeker grootere taaikracht en teerheid al lang gezegd hebben. Hoeveel hooger staat dan toch dat werk van velen die juist om hun ruwheid en platheid worden gescholden, maar wier ziel zooveel dieper trilt van aandoening; hoeveel ry'ker is hun kunst dan al die armzalige sprookjesteederheid. Wat ons het hevigst ontroert is het werke lijke menschenleven. Geen fiktieve betooverrings-situaties, in nog zoo pralerigen vorm geuit, kunnen ons dieper aandoeningen geven dan het leven zooals het is, in 't openen van al z'n diepe aspecten op de groote en tragische menschelijke worstelingen om materieel of geestelijk geluk. Couperus ruischt ons voorbij als de kleurvloeiende Loye-Fullervlinder. Maar hoe komt het dat Loye-Fuller alleen verbijstert, niet aandoet ? Dit komt omdat er geen ziel in zit. De kleurenbrand-virtuoos is alleen zinnelijk, uiterly'k pralend, zonder zielsleven er achter. Verder in de aflevering een fantasie Elandslaagte-Londen van J. J. Bekaar. De Engelsche bladen hadden destijds na den slag van Elands laagte het bericht, dat een groep van acht Boeren in het heetst van 't gevecht op een vooruitspringende rots plotseling, rechtop staande op den vy'and vuurden, blijkbaar om de aandacht te trekken; de Engelschen in den waan te brengen van een nieuwen aanval, waardoor de anderen konden aftrekken, nu het kanongeschut op hen werd gericht. Deze klassieke heldenmoed wordt nu door den heer Bekaar beschreven met het leven in de City te Londen als pendant. En zoo bedoeld is deze fantasie wel goed. Anders gezien lijkt de gemoedsstemming zoowel bij den jongen Viljoen als bij Chamberlain wel wat week, en overgevoelig, een soort van fin-de-si clegevoeligheid, dat ons niet toelijkt de echte moed van den Transvaler en evenmin het cynisme van den jingo-staatsman, dat zich wel meer in ijdelheid dan in gevoeligheid zal ver liezen. Zy'n de namen Jan Viljoen en Breitenbach historisch, dan is met deze schets reeds goed werk verricht en ondanks deze bedenkingen leest men het in deze dagen toch met plezier. Van S. Kalff is er een opstel over Van Hoogendorp, een gouverneur-generaal »ad interim", waarbij we worden ingelicht over familie-omstandigheden en positie van de Hoogendorp's tijdens het bestuur van den Lammen Konirg. Dan is er nog een schets van Jeannette Nyenhuis met fragmentarische goede kwaliteiten maar als geheel nog al zwak; van G. Heuvelman een vertelling over een verarmd leven; van J. Herderschee een herinnerings-episode, waarvan meer te maken was geweest; van mevr. H. Baart de la Faille Wichers Hoeth een aanvulling van kinderleven; van Arnold Huismans een bespiegelinkje over Liefde, waarboven heel pretentieus vermeld staat »Een Psychologie", en van Paul symbo lisch beschrijvend proza over een witte kerk in de hside, als beschrijving wel geslaagd, maar waarvan de symbolen ons weinig aandoen een te gemakkelijke navolging van oude legende over verdwenen burchten. De Boek-kroniek ontbreekt dit keer. Hollandsche Revue. De frontispice is een plaat «Winter" in kleuren geterkend door Wenckebach. In 't midden de naakte, kromme stammen der hoornen, zwart wit boven de schrale sneeuw. De kleurige omlijsting is misschien goed be dacht, maar verhoogt niet het effekt. Wereld geschiedenis is er over misdadig Turkije en Transvaal. In deze rubriek is ook opgenomen de brief van Hadsji in dit Weekblad. De redacteur heeft zeker het volgend nummer niet in handen gehad, waarin vermeld werd, dat Hadsji Maurits Wagenvoort was. De karakterschets betreft mej. Joharna ter Meulen, de sympathieke ijveraarster (ook in daad) voor verbetering in woningtoestanden, de Nederlandsche Octavia Hul. Een scherp en goed gedrukt portret is erbij. Boek van de Maand is het werk »De orde der Jezuiten, hare geschiedenis, inrichting en moraal", door J. A. Maronier. De redacteur, die verschillende uittreksels uit dit werk geeft, besluit zijn opstel aldus: Helaas hebben wij uitsluitend een tegen stander, een vijand van do Jezuiten aan het woord moeten laten, die tegen hen waar schuwt en die ... een protestant is. Maar zou het nu ook geen tijd worden en wenschelijk wezen, dat voor hen. die buiten eiken vormendienst en buiten elk kerkgenoot schap staan, ook van de andere zijde eens een schrijver de pen ter hand nam en ons in het Nederlandsen en op populaire wijze de de zaak van den anderen kant liet bekijken? We worden altyd zoo eenzijdig en partijdig ovar deze zaken ingelicht. Wie neemt van de zy'de der jesuiten nu eens het woord ? We zullen ook gaarne naar hem luisteren. G. VAN HULZEN. Sancta MnsiKa. Zoo heet een boekje dat geschreven is door den heer C. van Nievelt. Hier is een oud heertje aan het woord. Naast zijne woning speelt een jongetje op de piano. Het is maar oefenen, het zijn oude studietjes van Crerny, sonatinen van Kühlau en een kleinigheid van dementi. Hy' mag het graag hooren en vult zich de ooren niet met watten. Het is toch muziek en hij luistert. Ja die onnoozele deuntjes zy'n toch muziek, meent hy. De eenvoudigste melodie reeds is muziek, zoodra zy' een zeker rhytme volgt. Zyne heele omgeving ziet hy' in een ander weldadig licht. De boomen aan den overkant, zy spreken van weemoed en vreugde en de zwarte puntgevels zij schijnen te luisteren en te mijmeren, alles om hem heen schijnt, zooals de Duitschers het noemen, »verklart". Daarom zegt hy' is het onjuist en onmuzikaal gevoeld, muziek slechts te erkennen in polyphonie of minstens in eene volle harmonisatie, haar daarentegen te miskennen in het gephantaseer eener herdersfluit of in het getokkel van een kinderwy'sje. Van waar deze macht der muziek ? vraagt hij. En by antwoord dat zy' nie't te verklaren is. Daarbij citeert hy Byron die hetzelfde heeft gevoeld. Hy' zou ook Mallarméer by' kunnen aanhalen, die ergens bekent uit zy'n derde verdieping geen sou op straat te hebben willen gooien naar den man van een draaiorgel die hem met zyn spel in een hooge stemming deed geraken en vreesde door het werpen van het geld uit die bekoring te geraken. Musici, zelfs groote, zullen hierover glimlachen en dit minachtend leekenphantasie noemen. Nu zy'n Byron en Mallarmé(deze laatste was nota bene een vurig Wagneriaan) misschien leeken in de muziek maar zij waren toch, dit zal ieder toegeven breed en fijn voelende menschen en zy' kregen bij herdevsfluit en orgelspel een groote emotie. Dit zijn feiten waartegen ook door de grootste musici niet geredeneerd kan worden. Hier is dus de muziek niet op zich zelve die de schoonheid voortbrengt, maar de klank als suggereerende kracht die de dingen doet bewegen in rhytmen en behoorlijke wendingen en lyrien. Eene herdersfluit of een draaiorgel iri een concertzaal, waar er niets leeft en be weegt en waar de menschen stil zitten te luiste ren, waarvoor ze moeitevol toilet hebben moeten maken en met rytuigen heen hebben moeten rijden, misschien van den trein hebben moeten gebruik maken, deze herdersfluit of die draai orgel daar zal geen emotie geven, zelfs niet aan Byron ot Mallarmé. Wij hebben dus twee factoren, lo. De om ringende beweging der dingen en 2o. de afwe zigheid van moeite er aan besteed om die orgelmuziek te gaan hooren. Toegeworpen ge not is grooter dan dat waarvoor men heeft moeten werken. Eene onvoorziene erfenis is aangenamer te ontvangen dan een jaarlijks tractement. Het geluk is licht-en zy'n vleugel slag verdraagt niet de zware regendruppels van den arbeid op zyne teere veeren. In de concertzaal willen wy' en vinden wy' alleen muziek en wij hebben die zoo breed mogelijk gemaakt. Wy eischen fagotten, tromTrademarï: THEE - E. BRANDSMA. Trademarlc Slaapkamer-Ameublementen in Pitch pin-, Noten-, Eiken- en Mahoniehout. WIT GELAKTE MEUBELEN Eng: genre. Franco levering door geheel Nederland. Verzekering-Maatschappij HOLDA". Damrak 74, Amsterdam. Werkkrachtverzekering. Omvat ziekten, ongelukken, organische gebreken. De Maat schappij telt onder hare verzekerden o. a. geneesheeren, kassiers induistrieelen, kooplui, ambtenaren, tandartsen, veeartsen, notarissen, advocaten, leeraren etc. etc. ZUIOER HYPOTHEEKBANK, te BREDA. Maatschappelijk Kapitaal: EEN MILLIOEN GULDEN. Directeuren: Mr. H. K. VAN MAASDIJK en E. J. M. BE BRUIJX. De Bank verstrekt gelden onder Eerste Hypothecair verband op Huizen en Landery'en, tegen matige rente en geeft 3X pCt. en 4 pCt. Pandbrieven uit, in stukken van ? 1000.?, ? 500.?en ? 300.?, (interest l Januari en l Juli). Nadere inlichtingen te bekomen ten kantore der Bank, zoomede te Amsterdam by' den heer THEODOOR GILLISSEN en by' de Hoofd-Agenten de heeren A. JACOT en W. OLDEWELT, Keizersgracht 127. 167 KALVERSTRAAT 167. WED. w. VAN DER HULST, Hofleverancier. l l l (^ »ISIt«:i l»*: COLLECTIE Luxe en Fantaisie Artikelen. Engelsche en Weener Lederwaren. Struisveeren en Fantaisie Waaiers. 167 KALVERSTRAAT, AMSTERDAM. A. SINKEL, Am§ter<lam, Damrak 63. Utrecht, Oiidegracht. Inrichting tot Meubileering van| geheele huizen. Meubels in alle stijlen tot zeer concurreerende prijzen. Begroetingen cii teekeiiiiigeii gratis. Franco zending «loor liet gelieele rijk. PHILIPPONA KETELAAR, Kalverstraat 166. Van af Maandag 15 tot en met Zaterdag 27 Januari a.s. Buitengewoon Voordeelige Aanbieding eener groote partij onfrissche modellen en onparige getallen Ondergoederen, Restanten Ser vetgoederen, Lappen Linnen enz., tot uiterst lage prijzen a contant zonder eenige korting. Geen beter, solider en goedkooper adres dan by J. ELSENBURC, N. Z. Voorburgwal 177. TELEFOON ADRES No. 2699. Geheele pijnlooze verwijde ring van Likdoorns. Voor belanghebbenden aanbevelingen ter inzage. Spreekuur iederen werkdag van 9 tot 12 uur en van 2 tot 5 uur. WILLEM BULMER, PED1CURE. Singel 159. 9 *//<t Wetering, Weteringschans 20c, Amsterdam. Elegant gemeubileerde suite op de Bel-Etage, benevens enkele kamers. Overal riant uitzicht. Fraaiste gedeelte der stad. Onmiddelijk bij Rijks Museum, Opera en Vondelpark. Bediening in eigen salons. HENRY J. BRUCE. De Geïllustreerde Bibliotheek voor Meisjes, In praehtband ?1.25. In geïll. omslag ? 0.90. Ieder deel geïl). door WILM. STEELIKK. P. J. ANDHIESSEN. Tony en Armand. Op Markenstein. De Dochter van den fabrikant SUZE ANDKIESSEN. Op Dennenoord. De Familie van Herpsn. In eiken Boekhandel roorhaii'len. ELISABETH. Het nieuwe zusje. .E. TANDA.FLTS. Plantage Middenlaan 86. Verkeerd begrepen. Kunt u visschen, juffrouw ? Maar meneer, ik ben immers reeds lang verloofd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl