De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 21 januari pagina 2

21 januari 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1178 particuliere leven (zonder nadeel voor hunne belangen), behaalde *vóór-oefening" slechte 6 maanden aan de oefeningen >onder de wapenen" deelnemen, dan op de anderen, uit de minst bevoorrechte klassen der maatschappij, die bij den moeitevollen strijd om het bestaan geen tijd overhielden of na de afmattende dag taak geen kracht of lust gevoelden, om zich de voor de begunstiging met den korteren werkelijken dienst noodzakelijke »vóór oefening'" te doen eigen maken. Dat 's lands schatkist daarbij zoude winnen kan geen rechtvaardig argument zijn om dien minderen druk voor de bevoorrechte klassen te vergoelijken. Het zou alleszins billijk zijn, dat, zoonel tot dekking der staatsuitgaven, aan de »vóór-oefening" buiten de kazerne ver bonden, als om de bedoelde ongelijkheid van den druk van den dienstplicht weg te nemen, eenvoudig eene evenredige ruime belasting werde gelegd op de burgerlijke inkomsten, waarvan de tijdelijk vrijgestelde gedurende 4 maanden in het genot blijft of op de waarde, die voor de ouders der nog geen inkomen-gen ieteude dienstplich tigen in de vrijstelling gelegen is. Alzoo eene speciale inkomsten-belasting, in dier voege, dat 10 maanden, werkelijke dienst ongeveer = 6 maanden werkelijke dienst + geldelijke belasting. Dit belastingstelsel is minder vreemd dan wellicht (?) gemeend wordt, want de staatscommissie voor de grondwetsherziening van 1887 schreef in haat rapport aan den Koning ten aanzien van het 8e hoofdstuk o. a.: »... Ook kan de wet van hen, die niet dienen, eene geldelijke bijdrage vorderen." De Kegeering had hieraan niets toe te voegen. Ik voel hoegenaamd geen vrees, dat bij dit stelsel de discipline in het leger te wenschen zal overlaten. In de eerste plaats vereischt de aaukweeking van tucht in een volksleger minder zorg dan in eene op andere wijze gevormde krijgsmacht. Vergelijk bijv. Transvaal met Engeland. Verder is in mijn stelsel de dienstplich tige, die militair geheel onvoorbereid «onder de wapenen" komt, 10 maanden aan den werkelijken dienst verbonden, d. i. feitelijk langer dan de Indische soldaat, wanneer deze geschikt wordt geacht voor den dienst te velde, waar de discipline over het alge meen eer verzwakt dan versterkt wordt. En wat betreft den man, die de -»vóóroefening''1 in het particuliere leven heeft ontvangen en derhalve niet meer dan G maanden »in de gelederen" verkeert, van hem zijn op krijgstuchtelijk gebied juist de beste verwachtingen te koesteren. De oefeningen, waaraan hij zich gedurende de jongelingsjaren onderwerpt, zullen hem op gansch natuurlijke wijze een goed besef van orde en tucht, van de waarde van orde ea tucht» schenken, dat niet alleen zijne geschiktheid voor de vervalling van zijn dienstplicht belangrijk zal verhoogen, maar hem zelfs in zijn maatschappelijk leven, zeer tot voordeel zal strekken; die oefeningen zullen in hem ook de bewust heid versterken van de noodzakelijkheid vaa de» dienstplicht, waaraan hij zich derhalve zoodot weêtstreving zal onder werpen. Een goed stelsel van disciplinaire be straffing moet de aankweeking van de krijgstucht begunstigen. Het bestaande ia verouderd, althans niet meer geschikt bij de invoering van algemeenen dienstplicht. De straffen moeten minder hardvochtig worden, doch in sommige gevallen gepaard NiJtiMimiiiimiiHiiiiiiitiiiniiiiiii IMIIII iintriniiHiiiiHiiiiiiinmiitiiiiiiiiiiMiu DE OUDE PEN. Uit het Russisch, VAN A. W. STEEN. I. WelEdd Geb. Heer Adrian Sergjewitsch! Ofschoon wij immer, met zooveel genoegen, de bijdragen van uw hand, dievinongetwyfeld groote gave getuigden, plaatsten in ons blad, mogen wij ons niet veroorloven, uw laatste pennevrucht op te nemen. Wil ons gelooven, dat we met oprechte spijt u uw werkje terugzenden, ten volle evenwel overtuigd, dat we spoedig van u ter plaatsing zullen ontvangen, werkjes als ,Het oude nest" enz, waarin zoo duidelijk uw heerlijke gave schittert. Met de meeste hoogachting enz." * » * Zeer Waarde Adrian Sergjewitsch! Ge zult zeker wel niet twijfelen aan de oprechtheid my'ner deelneming, waarmede ik n uw vertelling Op weg!" moet terugzenden; maar werkelijk ly'kt het me voor n niet wenBchelyk, met het oog op uw vroegere, van groote g&ve getuigende bijdragen, ze te plaatsen. Ik hoop dat ge zult inzien, Adrian Sergjewitsch, dat Op weg l" een zwak, zeer zwat stukje ia... Ik hoop, dat deze eerste weigering niet van invloed zal zy'n op onze oude vriendschap en gy my' als vroeger uw ouden vriend zult bly'ven noemen. Met vriendely'ken groet enz." * * * Zoo luidden de brieven van twee Petersburgsehe r<sdactie'a, die, aan Adrian Sergjewitsch Orcky, de door hem ingezonden bgdragen met een en dezelfde post terugzonden. Twee pennevruchten terug een ongehoorde zaak! Eerst begreep Adrian Sergiewitsch zelfs Biet goed, waarover sprake wai; nu evenwel was de zaak tot hem doorgedrongen, en riep hy, met opgetrokken schouders verbaasd uit: Zoo, zoo, ze worden te licht bevonden!" Hij voelde zich niet vernederd, noch boos; hij was te verbaasd: myn novellen niet aangenomen, de duivel mag weten, wat dat beteekent!" Vóór hem lag een derde, nog ongeopende brief; aan het postmerk had bij al lang gezien, van wien hy kwam en haastte zich niet hem gaan met de «bijkomende" straf van ver lenging van den dienst »onder de wapenen1'. Alsdan zal de hoofdbestraffing wellicht kunnen beperkt worden tut «eenvoudig arrest" en opsluiting alleen van bepaald onwilligen. Het komt mij voor, dat dit aan de discipline zeer bevorderlijk zal zijn, ook omdat de vrees voor verlenging van werkelijken dienst gewoonlijk groot is. Thans iets over de eigenlijke organisatie. Het Nederlandsche stelsel van strijd krachten moet zijn eenvormig en alzoo eenvoudig. Geen «schutterij" »landweer" of «landstorm'1 heeft daarin recht van bestaan. Ieder vijftal lichtingen vormt een leger. Het jongste vijftal zou men »tiet actieve leger" kunnen noemen. Met nedere" lichting worden de ver schil lende afdeelmgen op ^oorlogssterkte' gebracht. Is slechts ne lichting onder de wapenen (d. i. dus gedurende den oefeningstijd van l April tot l Augustus en ook gedurende October wanneer de dienstplichtigen van het 5e militiejaar in den vestingdienst worden onderricht) dan geldt de gewone organisatie, zooals die ook nu bestaat, de gene, die men de organisatie »in de breedte" zou kunnen noemen. Bj oproeping van meer lichtingen gelijktijdig verandert de toestand zonder eenige ingewikkeldlieid geheel van aanzien; men heeft eene organi satie »in de diepte" oi'»rendex>-vous-organi satie''; iedere compagnie wordt een bataljon van 2 of meer counpagniën, naarmate er 2 of meer lichtingen zyn opgeroepen; zijn alle 5 lichtingen van een leger onder de wapenen (b.v. in oorlogstijd), dan wordt de jongste over de 4 andere verdeeld tot aanvulling van het verloop. Men'heefi dan de volgende vredes-toestanden: a. van l April tot l Augustus (organi satie *in de breedte") a lichting ouder de wapenen met indeeling op oorlogssterkte verminderd met het aantal dienstplichtigen, die voldoende »cóóroefening" buiten de kazerne hebben ontvangen en eerst op l Augustus in werkelijken dienst treden, b. gedurende Augustus (organisatie »in de breedte") n lichting onder de wapenen, de afdeelingen op volle oorlogsstcrkte,w&a.rbij namelijk de na-komers (ne a.), c. gedurende September (organisatie »in de diepte") vier lichtingen onder de wape nen, en d. gedurende October (organisatie in de breedte') n lichting (de 5e voor oefening in den vestiiigdienst) onder de wapenen, de afdeelingen op volle oorlogssterkte. Op overeenkomstige wijze als bij de op roeping van meerdere lichtingen iedere compagnie tot een bataljon wordt, wordt ieder bataljon tot een regiment ot brigade, ieder regiment tot eene divisie. Al naar mate het regiment der »fcrêerf/e"-organisatie (d. w. z. als n lichting onder de wapenen i») uit 4 oi' 3 bataljons wordt samenge steld, zal het vin de diepte"1 tot eene divisie van 4 of 3 brigades worden. In dit stelsel zal de organisatie nn de breedte'" (d. i. bij oe lichting; wellicht niet meer dan een viertal regimenten a 4 bataljons of een vijftal a 3 bataljons tellen en alzoo het korps svaste" officieren slechts voor een 15 of' IGtal bataljons be rekend behoeven te zijn. Met behulp van de cijfers der algemeene fcterfte-statistiek (mij niet bekend) is ge makkelijk te berekenen, hoe groot het ver loop zal zijn geweest bijv. van de lichting der veertigjarigen. Is het verloop zóó sterk geweest, dat de sterkte voor den oorlogsdienst te klein is geworden, dan bestaat HllllllllllllUIHIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItMIIIIIIIIMIIIIIIIMUUHMIIINMMK te openen; deze oude vriend, een vurig bewon? deraar van zyn talent zou hem zijn hand schrift niet terugzenden ! Toch haastte Orcky zich niet met het openen van den brief van zijn. vriend, de redacteur van een groot blad, aan wien hij ook een ver telling gezonden had. In 'c vuur van den arbeid schreef Aarian Sergjewitsch dikwyls vertelling op vertelling zonder ze na te lezen, en verzond ze naar verschil 16L de redactie's. En nu twee er van niet aangenomen. Adrian Sergjewitsch liep gejaagd de kamer op en neer, gevoelend dat verbazing plaats maakte voor iets anders. Hy begon zich vernederd te gevoelen; het zweet brak hem uit, hy beet zich op de Jippen, erl balde de vuisten. Nu, en wat schryf jy, oude vriend ! riep hy eindelijk uit, naar de tafel Iredend, om den ongeopenden brief te krygen. Stel me niet teleur, oude vriend! Hy scheurde het couvert los, doch zulk een angstig voorgevoel bekroop hem, om wat in dien brief kou staan, dat nij op 't punt stond hem weg te werpen; na een cigarette opgesto ken, en met bedawde Ichreden eenige malen de kamer op en neer te hebben geloopen, nam hy nogmaals den brief ter hand en begon te lezen. Heste vriend ! ik herken je niet meer in je laatste novelle. Wat hebt ge met uw talent gedaan ? Waar liet ge uw oude pen ? ! Wat een armzalig vertelseltja zondt ge mij, en dat na die diep gevoelde stukjes welke ge ine vroeger zondt. Neen, niy'n vriend, ik kan die vertelling niet drukken en indien ge het toe staat, zal ik ze eigenhandig vernietigen, opdat ge ze niet voor een of ander blad inzendt. Met ongeduld verbeid ik een andere vertelling, waarin ge naar ik hoop, uw oude poëtische verhaaltrant zult teruggevonden hebben. Wees niet boos om myn misschien wel wat al te groote oprechtheid, verlies den moed niet en zet u weer spoedig aan den arbiid, ik zal wachten. Adrian Sergiewitsch verscheurde den brief in een opwelling van drift en wierp de stukken in het vuur. Verlies den moed niet! Meen je soms, dat ik den moed verliezen zal, om jouw beoor deeling. Verlies den moed niet... verlies dea moed niet! Driftig herhaalde hy die woorden, met groote stappen de kamer op en neer gaande. Wanneer hy ontroerd was, deed hij altijd zoo. Verlies den moed niet en ga weer spoedig aan den arbeid! Maar aan de ontroering, waaraan hij nu ten prooi was, voelde hij den moed bijkans zakken. Gemakkelijk gezegd drie novellen terug ? Wat mag het beteekenen ? Hadden zij met elkaar afgesproken ? Zy schreven een en 'c zelfde, geen talent meer, prullewerk. er geen bezwaar om twee op elkander vol gende legers, d. w. z. twee achtereenvol gende vijftallen lichtingen, bij oproeping in tijden van gevaar, ineen te doen smelten. Van het tijdstip af, Waarop het stelsel in werking zoude treden, zou de nieuwe toe stand gedurende een overgangstijdperk ge leidelijk moeten ontstaan. De nog niet uit de militie ontslagen dienstplichtingen van het oude légime zouden volgens de beginse len van dat stelsel moeten worden inge deeld in de bedoelde 4 of 5 regimenten op oorlogssterkte, het beroepskader zou langzamerhand moeten verdwijnen en het »vaste" officierkorps tot op de gewenschte sterkte moeten insmelten. Het gevolg hier van zoude zijn, dat aanvankelijk de batal jons (m de diepte) geen 4 compagniën zouden tellen doch deze overgangstoestand, niet van overwegend bezwaar, zou slechts a of twee jaren aanhouden. Bij sommige oorlogstoestanden (bijv. handhaving der neutraliteit) of bij binnenlandsche onlusten zouden de bataljons (diepte-organisatie) ook uit minder dan 4 compagniën kunnen bestaan, namelijk als het niet noodig ware, om alle lichtingen van een leger op te roepen. Treedt de toe stand van onrust kort na de gewone op roeping van de jongste lichting in, dan kan met hare oefening ongestoord worden voort gegaan en wel onder een deel van hi t militiekader der vorige lichting ('lat zich dan nog onder de wapenen bevindt zie het vervolg) en onder leeds ontslagen officieren van het vaste korps of ook oudmilitie-kader; dit is al dadelijk een voor deel, dat niet eigen is aan het tegenwoor dige stelsel. Alsdan kunnen de bataljons van «het actieve leger" hoewel toch uit 4 compagniën slechts uit 4 lichtingen (d. w. z. zonder verspreiding van de jongste) zijn samengesteld. Ik wijs er hier op, dat de oefening van de 5e lichting in den vestingdienst gedurende de maand October, als handeling enkel in tijd van vrede, met het voorgaande volstrekt niet in strijd is. Door deze opleidings-methode wordt ver kregen, dat alle dienstplichtigen buiten «het actieve leger" (dat zijn die van het tweede en der verdere legers) in den ves tingdienst onderricht zijn. Zoo kan bij oorlogsgevaar bijv. »bet actieve leger", dat uit de jongste, meest ongehuwde mannen bestaat, in het veld optreden en »het tweede leger" in onze verdedigingsliniën worden aangewend. Voor dienstplichtigen, die reeds 9 maan den in den dienst te velde zijn geoefend, kan l maand opleiding voor den stellingdienst voldoende worden geacht. De door den Minister voorgestelde op richting van afzonderlijke vesting-troepen acht ik voor staten met eene betrekkelijk kleine weermacht niet aanbevelenswaard. Zulke staten moeten al hunne krachten in iedere richting kunnen aanwenden en de diensten in het veld en in stellingen zijn volstrekt niet zoo veelomvattend of verschillend, dat zij het bestaan van afzon derlijke troepen voor ieder hunner noodig maken. (Slot volgt.) Sociale, Maar wat was er dan toch gebeurd ? Reeds twintig jaren lang had Adrian Orcky zijn pennevruchten geplaatst gezien. Zelfs de eersten waren als knspgeschreven aangemerkt en sedert dien, was zijn roem gevestigd ge weest. In den eersten ty'd had hy ze in zy'n vrye oogenblikken geschreven, onder de bezig heden door; voor 18 jaar had hij den dienst vaarwel gezegd en zich gansch en al aan de letterkunde gewijd. Arbeidend aan de eene, dacht hij al weer na over een tweede; roman volgde op roman, novelle op novelle. Men was er ver baasd van, zooveel stof hij tot schrijven had. Doch al zy'n voortbrengselen werden geplaatst, kleine stukjes gaarne gelezen, groote werken verslonden. Orcky zag ze gedrukt in maand en week- en dagbladen, hij was onvermoeid. Zij fantasie scheen nooit uitgeput. Geen uit gever beschuldigde hem ooit van prullewerk. Wat scheelde de redacteuren, dat zy nu niet wilden plaatsen? Speelden ze onder n hoedje? Adrinn Sergjewitsch voelde zich nog zoo krachtig als voor 10 jaren. Kwamen dan de nieuwe schrijvers met hun ziekelijke ideeën in de mode ? Natuurlyk. Hij moest baan maken voor de jongeren, hij werd te oud. Ze hebben 't me niet ronduit willen zeggen, doch in hun weigering ligt opgesloten : maak plaats voor andere achtenswaardige schrijvers l Wat nu te doen ? Deze vraag stelde hij zich niet ter wille zijner eigenliefde, maar om zijn dagelijksch brood. Zijn huishouding kostte veel geld, dus moest hy verdienen. Waar zou hy de middelen vandaan halen, als al zijn werk in de prullemand verdween. Welk een lot voor zulk een talentvollen man !... Papa, mag ik even binnenkomen ? hoorde hij aan de deur een melodisch stemmetje. Adrian Sergjewitsch nam snel de courant op en legde ze over de teruggezonden copieën ; toen opende hij zelf de deur. Ia de kamer trad een slank, blond meisje van ongeveer 19 jaar. Ze was niet mooi, doch frischheid en een zekere kalme teederheid ging van haar uit. Al haar bewegingen waren vol gratie en vrouwelijke bekoorlijkheid. De grijze oogen, half overschaduwd door de lange wimpers, verraadden een geheim, dat om de lippen een gelukkig lacbjïteweegbracht. Ik kwam, sprak het meisje, haar vader vriendelijk naderend, de groeten van Andrej overbrengen, hij wilde u niet storen. Andrej Gorlenkoff, mathematisch student aan de Moskou'sche universiteit, was de verloofde van Elene Orcky. En hebt u veel gewerkt, vroeg het meisje, zich buigend over den leunstoel, waarin haar vader had plaats genomen; u werkt maar altijd, mijn onvermoeid, geniaal vadertje! Ja, myn kind l en bij zich zelf voegde hij Afnemersbonden. De belangstelling in de levensomstandigheden van dat talrijke deel der bevolking, dat onder den al/eneenen, zij het dan ook weinig karak teristieken naam van de arbeidende klasse wordt aangeduid, i> tegenwoordig onmiskenbaar. Hetzij men opgeschrikt is door de ruwe alarmkreten, waarmede litt pro'.etariaat opgewekt wordt, zich bewust te worden van de macht, in het aantal gelegen, hetzij men de gevolgen van het laisse faire nu juist niet zoo aanbevelenswaard vindt, om het alleenzaligmakende van dit dogma langer te kunnen erkennen, hetzij eindelijk dat men door zuiver humanitaire overwegingen wordt geleid, algemeen wint de overtuiging veld, dat de arbeidsvoorwaarden der economisch zwakken niet langer een aangelegenheid zij a, waarbij alleea de direct betrokkenen belang hebben, maar dat ook het algemeen belang daarbij in niet geringe mate is gemoeid. Maar is men het er over eens dat de geheele maatschappij belang heeft bij een welvarenden arbeidersstand, zoo bestaat nog veel verschil van gevoelen over de middelen, die daartoe zullen leiden. Velen zijn overtu gd dat de bezittende klassen nimmer vrijwillig een deel karer voorrechten zullen opgeven en dat dus alleen in machtsversterking van de arVeiders, zoowel in economischen als i i politieken zin, de oplossing van het probleem moet worden gezocht. Ai daren wanhopen niet langs vredelievenden weg verschillende bestaande uitstanden uit den we? te ruimen, maar waar de een daarbij het oog gericht houdt op de hulp van de staatsmacht, is de ander vast over tuigd dat slechts door vrijwillig overleg tusschen werkgevers en werknemers een bevredigende uitkomst kan worden verkregen. Absoluut ver schil bestaat tusschen deze beide laatste groepen liet, althans in zoover, dat de eerste den door haar gekozen weg minder uit voorliefde, dan wel uit nooddwang is ingeslagen. Dit eene vrij willige overeenkomst de voorkeur verdient boven eene gedwongene wordt eigenlijk door niemand bestreden, maar alleen omdat men wanhoopt aan de resultaten van het particulier initiatief, neemt men de toevlucht tot de dwingende lusschenkomst van het machtige staatsgezag. Dit verhindert echter allerminst, dat zij, die zich op dit standpunt plaatsen, hunne onver deelde belangstelling kunnen blijven wijden aan elke poging, om tusschen de beide partijen, die in de loonovereenkomst tegenover elkander staan, een duurzamen voor beide eervollen en voordeeligen vrede te doen tot stand komen. Om hiertoe te geraken is het echter van niet gering belang juist te onderscheiden, wie eigen lijk die partijen zijn. Wat de werklieden betreft is dit zeker eenvoudig genoeg. Er kan geen twijfel aan bestaan of de persoon, die slechts zijn arbeidskracht bezit, en die in ruil geeft voor zijn levensonderhoud, is partij in het ge ding, dat over de geldelijke waarde van die arbeidskracht beslist. Doch de kooper daarvan, hij, die feitelijk de vruchten van die arbeids kracht geniet en betaalt, is niet altijd zoo gemakkelijk te vinden en men kan. veilig aan nemen, dat naarmate er miader aanraking bestaat tusschen de werknemers en hunne feitelijke werkgevers, de arbeidsvoorwaarden der eersten gewoonlijk slechter zullen zijn. Van daar dat in den laatsten tijd herhaaldelijk pogingen ziju gedaan, om dien band nauwer aan te halen, hetzij door den tusschenpersoon, met den eigenaardigen naam van sweater aangeduid, te verdrijven, hetzij door den aannemer te binden aan be palingen omtrent loon en arbeidsduur, zooals die door den uitbesteder, als eigenlijken werk gever, worden vastgesteld, hetzij door de ver schillende vormen van productieve coöperatie, alle ten doel hebbende de voortbrengers en de verbruikers nader tot elkaar te brengen. Een zeer eigenaardige uiting van deze beweging, w aai bij men veilig kan zeggen, dat zij tot hare uiterste konsekwentie is doorgevoerd, vormen de dezer dagen in sommige persorganen zoo liMiiHiiiiiiiiNiiiiiMiiimmiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiminl er bij met een droeven glimlach, prulle werk?! Maar wat zou je zeggen, vervolgde hij luid, als mijn fantasie eens ophield te werken ? De glimlach veidween van Elene's gelaat. liet meisje staarde haar vader met groote, verschrikte oogen aan. Waarom zegt u dat? Wat doet u me schrikken! Doen myn woorden je schrikken, mijn kind? Dat wil dus zeggen, dat ge daaraan nimmer gedacht hebt? ik word oud? vroeg hij, haar angstig in de oogen starend. U oud? Met beide handen nam ze zyn hoofd en keek hem diep in de oogen. U veranderen? O neen! ik zie geen de minste verandering in u, u blijft dezelfde, u wordt niet oud? Dank je, lieveling. Zie mij eens goed aan: zie je niet de nadering van den ouder dom, die de hersens verlamt ? Zoo ja, vaarwel dan vreugde; neem af?cheid van Andrej voor lange jaren, tot hij in de gelegenheid zal zy'n zich een bestaan te verzekeren ... Met grooten angst staarde Elene haarvader in 'c gelaat. Was hij werkelijk by 't hoofd ? Zoolang haar heugde, had ze haar vader zien schrijven. Sedert onheugelijke tijden herin nerde ze zich de deur van haar vaders werk kamer op slot, had ze haar moeder immer hooren zeggen : stil, stil, kinderen, papa schrijft! Pap» schryfc was naar 't scheen het eerste woord, als ze van school thuis kwam. Op vijf jarigen leeftyd was ze zich al bewust, dat papa zijn brood met schrijven verdiende, en nimmer had ze er aan getwyfeld, dat dit eenmaal kon ophouden. Hoe was het mogelyk? Hoe dan te leven ? Het volwassen meisje kon zich haar vader niet anders, dan aan zijn schrijftafel zittend, voorstellen. Niet meer schry'ven I... Hy had altijd, alty'd geschreven, en plotseling ophouden dat kon niet mogelijk zy'n ! Be halve haar, bezat vader nog drie kinderen een zoon in den zeedienst en twee meisjes op kostschool, zg allen kostten veel geld wat zou er van hen worden, indien vader niet meer schreef? Elene dacht zich haar vader zulk een rijke bron van inkomsten, dat ze 't geld ter nauwernood telde En plotseling een einde aan deze zorgeloosheid. Maar dat kon niet, dat kon niet. Vadertje, u schertst toch ? vroeg ze hem liefkozend. Orcky keek op naar het lieve ontroerde ge zichtje zijner dochter. Ja mijn kind, ik schertste, sprak hy', haar kalmeerend, een teederen kus op haar handje drukkend. Ga maar lekker slapen, liefje, de fabriek werkt nog. Elene glimlachte, kuste haar vader goeden nacht, doch keerde by de deur nog eens weder. veel besproken afnemersbonden, zooals die in de Vereenigde Staten bestaan. Deze gaan van het inderdaad niet onlogische denkbeeld uit, dat de werkgever eenig en uit sluitend de consument is, in wiens diensl zoowel fabrikanten, als winkeliers en kooplieden staan. met wiens wenschea en neigingen voortdurend moet worden rekening gehouden en die het ia ziju macht heeft door al of niet te koopen, een onweerstaanbaren drang uit te oefenen, om aan die wenschen te gemoet te komen. Maar zoo machtig als de verbruiker als klasse i.», zoo weinig beteekent hij als individu. Van daar dat het eenige middel, om die macht uit te oefenen, in aaneensluiting ligt en in Amerika, het land der trusts en der kartellen, behoefde deze leer niet veel prediking om omgezet te worden ia daden en het aanschijn te geven aan de in de voornaamste steden opgerichte Consumer's Leagu's, welke thans in een nationalen bond vereenigd zijn. De oprichting dezer bonden is een feit, waar van de beteekenis niet te hoog geschat kan worden. Niet zoozeer met het oog op de reeds verkregen resultaten. Het ware stellig bezijden de waarheid waaneer men daardoor reeds als opgelost beschouwde het moeilijke probleem, hoe de welgezinde kooper kan ver hinderen, dat van zijne koopkracht misbruik gemaakt wordt ter bestendiging van een vorm van productie, wier arbeidsvoorwaarden zijne goedkeuring niet kunnen wegdragen. Integen deel, neemt men in aanmerking- dit de bond te New-York reeds van 1890 dateert, dan geeft het. laatste jaarverslag geenszins aanleiding de tot dusver verrichte werkzaamheden ah bijzonder vruchtdragend te beschouwen. De beweging aldaar wordt hoofdzakelijk door vrouwen geleid en wel door vrouwen uit den gegoeden stand. De jaarlijksche contributie van minstens n dollar, zal trouwens ook in Amerika wel een beletsel voor toetreding zijn voor de talrijkste en daardoor machtigste groep der consumenten, die der werklieden. Men schijnt hoofdzakelijk het oog te hebben gericht op de grootere ma gazijnen, en wel iu de eerste plaats ten opzichte van het daarin werkzame personeel. De witte Zie vervolg op pag. 4. iniliililiiiiilllliiiillllliiiiii cftcctaww. 40 cents per regel. IIIIIIIIIUHHHIIUIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIImiM* Foulard-Zijde 65 et. tot f 3.35 p. Meter. Japansche, Chineesche enz. in de nieuwste dessins en kleuren, alsmede zwarte, witte en gekleurde Henneberg» Ztyde van 45 et. tot f 14.05 p. Meter (ffen, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch. qual. en 2000 versch. kleuren, dessins enz.) frVanco en vrO van Invoerrechten In buis. Stalen omme gaand. Dubbel briefporto naar Zwitserland. G. Henneberg's Zijde-Fabrieken (k. & k. Hoflever.), Zürich. Hoofd-Depöt VAK Dr. JAEGER'S ORIG. Noriaal-ïolartMuB. K. F. DEUSCHLB-BKNGKH, Amsterdam, Kalverttr. 187. Benig specialiteit in dei e artikelen in geheel Nederl. ECHT VICTORIAWATER. inMiiuiiiiMiiniimiiiiiuiiiiiUKiiimiiiiiiiiiimiiMiiiMiiiiiiH Wezenlek niet, vroeg ze: hoe kwam u, hoe kon u dan op die akelige gedachte komen ? Och, dat kwam zoo maar eens bij me op, kindje. Ga maar gerust slapen. Is tante al naar bed? Al lang. Het meisje boog zich over hem heen en kuste hem nogmaals goeden nacht. Laat me zien, papa . . . Wat zien ? vroeg hij, haar aankijkend. Zie maar, ik ga weer aan den arbeid. Ik zal 't alty'd blijven doen, totdat de krachten mij begeven. Uu zeide dit glimlachend, maar in zijn stem was iets dat zyn dochter deed aarzelen. Boven gekomen, keek ze naar de deur van haar tante*» kamer. Uaar braadde nog licht. Eudokia Sergjefna, Orcky's oudste zuster, een jaar jonger dan hy', zag er goed voor haar leeftyd uit. Gedoken in de zachte kussens, glimlachte ze een slaapdronken glimlachje, bij bet lezen van de laatste bladzijden van een Franschen roman, dien de vingers krampachtig hielden vastgeklemd. Tante, slaapt u nog niet? vroeg Elene aan de deur. Nog niet, maar 't zal niet lang duren, wat wou je? Vader . . . heeft me zoo verschrikt gemaakt ! Je vader? Waarmede heeft hij je ver schrikt ? Zooeven zei hy zulke vreemde dingen. . . ik weet eigenly'k niet meer, wat hij zei, maar zoo iets, dat . . . dat hij niet meer kou schrijven . . . Onzin, myn liefje, waarom zou hy niet meer schry'ven ? Schrijven is zyn lust en zijn leven, zy'n . . . zijn bestaan, zijn alles ... en ten slotte, ons dagelijksch brood ! hij moet dit weten, myn kind. Nu ja, hy zei 't maar; doch 't heeft me toch angstig gemaakt. * Maak je niet ongerust, Lena. Ik ken mijn broeder, by' kan wel zoo eens wat zeggen. Maar ik zeg je : wees gerust nimmer zal uw vader zijn professie . . . zy'n bestaan wegwerpen. Ga nu heen, ik slaap al half... stamelde ze, terwijl ze de kaars uitblies. Eudokia Sergjefna zag op haar 45ste jaar nog alles door een rooskleurigen bril. Van alles zag ze de goede zijde en, ondanks de ondervonden verliezen en de slagen van het noodlot zeven jaar geleden, verloor ze haar echtgenoot en met hem haar inkomsten, was ze vroolijk, zorgeloos en vol illusie's. Haar kalme toon werkte geruststellend op Elene. (Wordt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl