De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 21 januari pagina 3

21 januari 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No, 1178 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D. dui. RAYON DES ROBES SIMPLES ET BLOUSES. Kobe de Deuil en serge anglaise, Modèle nouveau, A K garci Ciêpe T:ÜI Robe de Deuil en Armure, 'belle rjualité, nouveau K K modèle, garni Crêpe "^' Robe de Deuil en Kashmyr des Ind(S, modèle lë- £? K punt. earm Ciêoe UU ISSUSNOIRSPOUR DEUIL SOIERIES NOIRES/7 ' Q CRÊPES. . 1^ A/& gant, garni Crêpe ROBES MANTEAUX CHAPEAUX. de Commande en 12 heures [Robe de Deuil en Drap noir, belle qualité, joli modèle, ^""T garni Ciêpe ' Oi Blouses de Deuil baleinées et gainies Ciépe. Modèle A L&.U Modèle B . lö, Modèle C 17,OU Dernière Semaine de la Vent e au Prlx «riiiveiilalre. MHIMIIIIIIIHIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIinilllIllllllllinilllllllllllllllllllllllllllltllHllllllllltlllllllllllllllMtlllllllllll aan Leo Luttel, Mevrouw, Het zij mij verdund u zoo kort en zakelijk mogelijk te antwoorden op den open brief, dien u aan mijn adres richtte, zoo kort en zakelijk mogelijk, want waarlijk het leven is te kort en de tijd te kostbaar dan dat ik mij de weelde zou kunnen en mogen veroorloven, u op'elk uwer in- en uitvallen van repliek te dienen. Wat is het getal ? Belang en Recht plaatst als alle andere tijd schriften, weekbladen en couranten boekbespre kingen en al bijna zoo lang als het blad bestaat, bespreek ik daarin boeken, mij door de redactie of de uitgevers toegezonden. Nu wil ik op uw gez&g, waarde mevrouw, gaarne aannemen, dat ik over boeken kdrukken gevende, dit doe als een on- en nietswaardige en een onbevoegde, maar gegeven het feit, dat ik ben die ik ben, kan ik moeilijk iets anders dan mijn persoonlijke meeniog, "mijn eigea oordeel geven. Ik wensch, verlang en verg van u niet, dat u mij beschouwt als waarheidpuchtster en wijsueidbezitster, maar u zult mij wel willen toestaan de dingen te schrijven, zooals ik ze voel. Is u het eens met mijn meening, goed; is u het niet eens, ook goed; ik dring u noch iemand an-iers mijn meening op ; ik geef slechts een persoonlijken indruk en ik denk dat men slechts dat van mij verlangt. U zult mij dan ook wel willen veroorloven, in uw belang al datgene over te slaan, waarm u uw opvatting omtrent het boek in de kwestie tegenover de mijne stelt.; ik heb er een anderen kijk op dan u en ik wenscb niet bij jcheidsgerecbt uitgemaakt te zien wie het bij het rechte eind heeft, u of ik. Waarde mevrouw : cijfer het boek zelf toch niet weg; als dit wer kelijk goed is, dan vindt het zija weg en een oordeel a\s van mij, Ida Heijermans, door u zoo welsprekend en opeahariig geclassificeerd onder de nietige nietswaardiger), verdampt en ver vluchtigt dan ak water voor de zon der waar deering van tijdgenoot en nageslacht. Wat meer vertrouwen, mevrouw, in uw eigen zaak ! *** Nu ik, en niet voor de eerste maal, weer op den voonrrocd heb gesteld, dat ik, schrijvende over boeken, niets geef dan een persoonlijke meening, doe ik u, mevrouw, ook opmerken, dat ik aldus doende, het richt heb uit mijn eigen oogen te zien en een methode van btoordeeling toe te passen, die u niet aanstaat eii waarvoor ik uw sympathie ook niet vraag, maar die mij toeschijnt recht van bestaan te Debbeu. U schrijft: //En wat hebben hdre brochures en hare botken met elkaar te maken. Niets ! De eeiste schrijft ze als vrouw, die hare meening uit tegen het feminisme, de laatste schrijft ze ars attist. De vrouw is daar niet." Zie, mevrouw, indien u boek beoordeelingen fchrijf\ en niet waar, dat doet ge evengoed als ik, dan staat bet u volkomen vrij slechts te letten op den zoogeuaamden artist, u den schrijver te deuken, als geheel los van het leven en den tijd waarin hij leeft. Er staat geen straf op, wanneer u kunst u deukt als iets. dat niets te maken heeft met mensch en maatschappij, als iets vaags en ijls, gelijk een wolkje aau deu zomerhemel. Maar sta mij toe boeken en al wat de rnenschen kunH noemen, te beschouwen als iets atders, als iets, dat wortelt In het leven zelf, groot wordt door dat Iepen, zoodat het verandt-rt van samenstelling-, wanieer datieven zelf zich wijzigt. Daarom is een schrijver geen artist, levende een leven buiten dit leven, maar een mensch beïnvloed door den tijd, waarin hij leeft. En daarom zal ik steeds meer trachten boeken te bespreken m verband met de andere uitingen van dien schrijver, omdat ik hem als geheel zie, omdat h^ voor mij dezelfde persoon blijft, hetzij hij een boek of een brochure schrijft. Om u te wijzen, mevrouw, op eenige voorbeeldeo. Ik geloof ukt, dat het mogelijk is, teekeningen en ontwerpen van Morris en Walter Crane te begrijpen en geheel naar waarde te schatten, wanneer men niet tevens gelezen heeft, hoe ze dachten over kunst, hoe zij verwording in kunst in verband brengen mtt verwording in het maatschappelijke. Ik geloof niet, dat men Tolstcï, den kutstenaar volgen kan, wan neer men tevens niet luistert naar den moralist, den hervormer. Eu om dichter bij huis te blij ven. In den laatsten tijd geeft Gorter geen verzen meer, maar als hij ze weer gaat geven, zal men, om deu afstand te begrijpen, die er gewis zijn zal tnsschen zija Mei en zijn verzen, die hij dan schrijven zal, moettn weten, wat hij schreef in de Nieuwe Tijd enz. En slechts wan YOOEl DAMEjS. neer men Van Eeden gevolgd heeft in zijne brochures, is het te begrijpen, hoe uit den schrijver van De student thuis, Het f aartje enz., die andere Van Eeden gegroeid is, dien we op het oogenbl.k kennen. Ea slechts alweer, wan neer we Henriette Roland Ilolst-Van der Schalk gevolgd zijn in haar artikelen over kunst en maatschappij, verschenen in tijdschriften en brochures, slechts dan alleen kunnen we be grijpen den afstand en het verbatd tmsschen haar eerste verzen en haar laatste, verschenen in het Januari-nummer van Tweemaanddijksch. U moogt dan ook vrij, mevrouw, de kunst zoeken in de lucht en den schrijver abstraheeren als artist, van den mensch, sta mij toe bin nen de grenzen van mijn bescheiden krachten, door u zoo nauwkeurig afgebakend, boeken te verklaren volgens uitingen van de schrijvers dier boeken zelf. Zoo deed ik ook voor Anna de Savornin Lobman en voo-al ditmaal, nu boek en brochure mij tegelijk door den uitgever toe gezonden werden. Ia ha»r brochures behandelt zij de verhouding vau vrouw tot man; in haar laatste boeken doet zij dit eveneens; in beide is de schrijfster voor mij dezelfde persoon en waar ik sommige gedeelten van haar boeken niet geslaagd acht, zoek ik naar de verklaring in de Brochures en, waarde mevrouw, indien u een dergelijke wijze vaa beoordeelen bekrompen, niet-srtistiek en wat dies meer zij vindt, dan. zal ik dat voor kennisgeving aannemen, er in berusten, gelijk ik in meer doe. i: * * Voorts schrijft u: *De aanmerkingen op taal en vorm ga ik met stilzwiji^en voorbij. 2,ij zijn gezocht en geciteerd om deze bespreking redeu van bestaan ta geven, wijl ge voeldet, dat al 't andere rustte op een wankelenden grond. Goed, er zijn fouten, misschien velen, niets is volmaakt. Ea 't is de vorm, die iets tot een kunstwerk stemt of de gedachte, de visie, 't ge voel? Wat vormt de kern van een werk, de tornt of de inhoud? De vorm kan 't vermooieu, zeer zeker; soms moet de mooie vorm «en poveren inhoud dekken, maar de inhoud, de ziel geeft het werk zija stempel." Mevrouw, al ben ik erkentelijk voor de ernstige studie, die u volgens uw brief vaa mij hebt gemaakt, voor de zielkundige onderzoekin gen, waarvan ik de eer had het onderwerp te zijn, toch zal ik mij maar niet tegen het terste deel van uw citaat verdedigen. Zooals ik reeds zeide in den aanvang vau dit schrijven, de tijd is heusch wat kottiaar; belangstellende leztrs verwijs ik naar mijn artikel in Belang en Rec/ti van l Jan. 1.1.; ik kan werkelijk niet aan het overbetoogeu gaan. Maar wat ik nu zeggen wilde, is dit: waarde mevrouw, m geen oruer wetboeken komt een bepaliug voor, die u met straf bedreigt, waaneer u vorm en inhoud als twee afgescheiden zaken wilt beschouwen. Niemand zal u dat verbieden, indien u mij maar weer wilt toestaan vorm en inhoud als a te beschouwen; volgens mij, Ida Heijermans, die er door u zoo vriendelijk op geweien wordt, dat zij //dat groote artieslenhart" niet kent, dat zij die wijde kunsteuaarsziel" niet kent, welke in //een scliepping een a'oom van zichzelf legt" ? ik erken, dat ik er nog niet achter btu hoe die wijde ziel het aau moet leggen een atoom! vau zichzelf ergens in te leggen volgens mij zijn vorm en inhoud net zoo min te scheiden als viooltjes en viooltjebgeur, als lelie en lelievnrm, als geest en stof, als alles wat niet te scheiden is, omdat men zich het'een nie~ zonder het ander deuken kan. Het is volgens mij niet toevalli», dat onze schrijvers van nu zich andera u.tdrukken dau die van vóór 'SO; de inhoud hunuer boeken is anders geworden ea daardoor de vorm; het is voor mij evenmin toevallig, dat klank en vorm van een moiern vers anders zijn dan die van n van Potgieter; de inhoud is veranderd eu daardoor de vorm; het is voor mij p,een toeval, dat iemand die niets te zeggen heeft woorden zonder zin gebruikt, omdat waar niet is, de keizer zijn recht verloren heeft; het is vour mij geen toeval dat iemand, die een gevestigde overtuiging heeft, op welk gtb.ed ook, goed zegt wat hij te zeggen heeft; het is voor ni'j geen toeval, wanneer mijn leerlingen een beter opstel maken over het zeif-doorltefde dan over het navertelde verhaal. Voim en inhoud ziju voor mij onafscheidelijk een, onverbrekelijk n, dermate sn, dat ik zou zeggen: laat mij luisteren Laar uw vorm en ik zal u zeggen wie ge zijt. DB vorm is voor mij het gevolg vau de oorzaak: inhoud. Het staat u vrij, mevrouw, in deze van een andere meening te zijn, maar ik kan moeielijkde mijne opgeven, i die ik steeds met grooter levenskracht in mij t groeien voel. En daarom verklaarde ik hetnietl doorvoelde der taal van Geloof uit het nietj doorvoelde van den inhoud en schreef uitdrukkinger, zinnen en beelden over om mijn meening toe te lichten. Indien u nu, mev;ouw, wat ik leelijk vond, mooi wilt vinden; dat is uw zaak en niet de mijne. Dit is het eenige, mevrouw, waarop ik u van antwoord wilde dienen. Ik gun u gaarne het genoegen u te voelen als de engel met het vlammende zwaard, bewakende het kuustparadijs, als een Petrus, ontsluitende de hemelpoort van het rijk der kunst, waarvan u de gouden steutel is toevertrouwd; als de dolende ridder uitCervantes' verrukkelijk boek, die uittrok om te beschermen... ja, wie en wat? Niemand kan u beletten open brievin te schrijven, maar sta mij toe mijn meening te zegge» naar beste weten en eerlijke overtuiging, en sta mij toe dit te doen, hoe ook de naam luidt, dien, ik draaa-, gelijk vroeger en als in de toekomst als de persoon, die ik allén ben. IDA HEIJEBMAKS. Ro.tterdaw, 17/1 1900. Sctócte dein Heim, Jrrij naar het Duitsch. Onder de bekende imperatieven, waarmede de moderne recla'ne de beschaafde kriugeii verblijd leeft, is er geen, waarvan zoo'u groot misbiu.k ' is gemaakt als het bovenstaande. ^Mensch, ergtr u niet," kook met gas'' en verzorg uw aangezicht" kunnen nauwelijks tot zulke verderfelijke gevolgen leiden als de schijn baar onschuldige aanmoediging zijn huis te ver sieren. Alsof niet reeds in het voorvaderlijke huisraad van onze ,mooie kamers" iu den aan vang eu iu het midden dezer eeu.v de zondige kiem tot overdreven verfraaiing, genoeg levens kracht had behouder, om elke kunstmatige aan kweeking daarvan overtollig te maker1. Maar hoe oijsetiuldig waren, in vergelijking van ouze hedendaagtc'ie kamerversiering, de glazen kasten met de huwelijksgeschenken en het fijne por selein ! Ook de geborduurde, hoogopgewerkte gescboreu nii>kusseris met het pasen overtrek, de kroonlampen en de peluche-meubels onder de hoezen, ademen nog den vrede eener wereld van onschuld. Zij werden alleen bij feestelijke gelegenheden vau hunne kleedjes ontdaan eu van het denkbeeldige stof gereinigd, dat de achterdochtige huisvrouw, ondanks alle voorzorgsmaa'regtleu toch meent te ruiken. Maar wie heeft nu nog ee» mooie kamer die slechts zelden gebruikt wordt en wie houdt er geen //salon" op na. ;.., Het gewone salon van onze dames" uit wei keu stand ook, wekt in mij het verlangen op naar eencnii'l. Ik wil niet spreken van de maquart-bouquetten, de vergulde waaiers van palmbladen en de takjes kunstbloemen, op naaisterskamers, ofschoon die nog niet zoo heel lang uit de mode zijn ; maar ik kom in niet, veel salons, zonder mij iu stilte te verwonderen, hoe het den bewoners mogelijk is zich niei telkens te stooteii aan de honderd dingen, waarvau verre weg het kleinste gedeelte gebruikt wordt. \Vauneer deze overlading iu de nauwe ruimte het doel harl, vlugheid van bewegingen aan te kweeken en tegelijkerlijd den eierdans" uit te voeren, dan hadden die voorwerpeu riitt met meer over leg gerangschikt, kunneu worden." In zooverre zou bovengenoemde kunstoefening' moreel ge recht .'aardigd zijn, omdat daarbij meestal piëteit gemoeid is. Hoeveel souvenirs" zijn er onder die deels verouderde, leehjke op ,zich zelf waardelooze dingen, die in deu loop der jarea zijn opgehoopt, van af het cotillonstrikje tot het uitge( idnde fotografie-album. Maar ouk het gehechtziju aau iets kau in ondeugd ontaarden, als het onder het masker van deugd binnensluipt. Kort geledeu telde ik in de kamer eener ele gante jonge dame, 1SS stuks zoogenaamde snuisterijen, zooals men die Liet te qualifieeereu luxe-artikelen gewoonlijk noemt. Aau deu wand was er nauwelijks een piekje vau een halven meter in het vierkant, dat niet bedekt was met een fotogrefu of een onzinnige draperie van boute shawls, daar tusschen nagemaakte Japan scue waaiers, iu de schreeuwendsta kleuren en nieuw-modische hangers van ijzerdraad, i waarin ontelbare fotografieën en postprentjes hun plaat-i gevonden hebben. ' Ook de spiegel verheugt zich in een gedeel telijke omhulling en versiering dcor er achterin gedoken gebionsde pilmhladen. Op de tafel in het middeu der ka ner, lagen op geregelde afstanden boeken in prachtband met onheduidenden inhoud en daar tusschen verspreid: vaasjes, kastjes en doozen. blijkbaar tot aangename afwissrling daar neergezet; met dat al was er geen handbreed ruim'e over in geval er onver. wachts gebruik moest worden gemaakt van de tafel. Nog heb ik niet gesproken vaa de versie ringen aau de meubelgorrtijnen voor de ramen. Tot mijn verrassing zag ik waaiers, fotogra fieën, strikjes en papieren vlinders op vernuftige wijze dairaan vas'getucht. De schrijflafel bezwetk bijna onder dt n last van daarop geplaatste fotouThficstandaards. mappen, kandelabres met bonte waskaarsen en de daarbovengenoemde allerhande snuisterijen. Of er ooit aan die schrijf tafel geschreven wordt, weet ik niet, ik zou het als een bijna on uitvoerbaar kunststuk beschouwen. Eveneens lijkt mij meer tot sieraad dan tot gebruik het naaitafel'je voor het venster, waarop een geborduurd kleedj<: lag en daaroverheen nog een kleedje om het onderste stofviij te houden. Tot slotrécoratie trocnde daarop een vergnld werkmandje in den ver n vau een met rose strikjes eu kunstbloemen gegarneerde dameshoed, opdat toch vooral de eigenlijke bestem ming van dat naaimandje niet onbeschaamd aan het licht zou komen. Op den met een geborduurden rand bedekten schoorsteenmantel stonden natuurlijk de on vermijdelijke pullen met takken van verbleekte kunstbloemen, tusschen talrijke luxe-artikelen. Dan heb ik nog vergeten op te noemen een rekje met een verzameling van p!.m. 50 porse leinen hondjes van verschillende grootte en ras, welke den trots der huisvrouw uitmaakt; zij vult den voorraad nog steeds aan door aankoopeu in :?0 cents-bazaars en denkt met der tijd iets buitengewoon» daaruit te maken. Niet ver van dit interessante plekje de kamer was hoogstens 4 meter in het vierkant schommelde eeu nagemaakte groene papagaai (ook al een 30 cents-bazaars product) die nog uit haar meisjestijd dagteekent, en die eveneens getuigt vau haar piëleitsgevoel. EJ nu heb ik zoo wat den inventaris van dit modelkamersalon bij elkaar... wanneer ik behalve de met fhcons en fotografieën beladen tafeltjes, nrg deuk aan de piano, die met een zijden kleed bedekt was, waarop, dat spreekt van zelf, de noodige prullen 't allerminst ont breken. Vat ik den geheelen indruk te zamen, dan moet ik zeggen, dat die niets anders was daa een verwarde leeiijke mengeling vau kleuren en vormen, waarin het oog te Vergeefs eeu rust punt zoekt. Wat mij het meest opviel was dit: dat, met uitzondering der stoelen, ieder meubel door vorming en versiering aan zijn oorspronke lijk doel onttrokken werd, doordat het zooveel mogelijk verborgen was. Tot zoo'n wansmaak brengt de buitensporige neiging tot verfraaiing. Wanneer men bedenkt, afgezien van de ver kwisting die ? onaftcheidelijk verbonden is aan die ophooping van waarde- en doellooze snuis terijen, hoe de tijd der huisvrouw of der dienst bode niet het schoonhouden van zoo'u tentoon stellingssalon in beslag wordt genomen, dan ziet men in die smakeloosheid geen onschuldige liefhebberij meer. In het door mij beschreven geval b.v. weet ik hoe bezwarend het voor dat met vijf kinderen gezegende huishouden is, het tijdroovende werk van stofafnemen dagelijks te verrichten, en zelfs wanneer ik aanneem, dat dit geval geen volstrekt typisch is, valt het toch niet te ont kennen dat een overdreven zucht om te ver sieren afkeurenswaardig is. Hoe aan die slechte gewoonte een eind te maker», is een andere vraag. Eenvoud blijft altijd het kenmerk der ware beschaving eu de smaak voor eenvoud kan alleen daardoor worden verkregen. Men zou die overdreven zucht tot versiering kunnen tegengaan door een verstandiger en nut tiger gebruik te maken van den tijd en de ruim'e en dau moet men zich wtten los te maken van de tyrannie der heeren behangers eu stoffeerders, die den slechten smaak van over lading met huu betrekkelijk goedkoop d. i. waardelo is materiaal uit hun nreubelmagazijnen in onze huizen binneusleepen. Men heeft slechts de uitstallingen van inrich tingen met zoogenaamden »stijl'' inde magazijnen te zien, om een begrip te krijgen van den oor sprong van den wansmaak. Hoeveel vrouwen volgen bij de inrichting van haar huis haar eigen smaak? Het grootste gedeelte laat de keuze van het meubileeren over aan bovengenoemde autori teiten, anders zou men niet. zoo dikwijls da gedachtelooze ntaperij van smakelooze inrichtin gen aantnffen. Dat toch vooral eenvoud en goede smaak in de plaats treden van het parvenu-achtige aanzien van de meeste onzer moderne salons. ^^^^^^ E. K.-H. LieMieru u anloriteiten. We beleven wondere tijden. Inderdaad ! en soms komt de gedachte by ons op, of een deel der menschheid, vooral de gezagbebbenden, de gezagvoerenden, de autoriteiten, wel compos mentis zyn. Het is eenmaal gewoonte en niat hel minst in Nederland, dat iemand,'die macht heeft, ze ook gebruikt. Van de hoogste tot de laagste autoriteit ?voetf' men zich, laat men zich gel den en wee den inferieur, die zich verzet tegen of minder nog, zelfs aanmeiking maakt op de bevelen van bovenaf! Van bovenaf l Ja, dat bovenaf is als een trap, het drupt van bovenaf en wie bovenaan staat blj)ft droog, ieuer trapje doet er een drupje bij en die onderaan staat krygt de massa ei wordt nat, terwyl de treden allengs droogloonen. Wee hem of haar, die meer dan tsne auto riteit hebben en welke inferieur in Nederland heeft deze niet ? De eene autoriteit der,kt en handelt zoo, de hoogere denkt anders, de nog hoogere is weer eene andere opinie toegedaan, de hoogste oor deelt weer anders en ... de laagste wordt de dupe van dat «verschil in meening". Zoo is b. v.: Een onzer districtsschoolopzieners in het noor den is in den laatsten trjd verlekkerd op het leervak «nuttige handwerken" en beweegt hij hemel en aarde om de leeruren in dat vak op de lagere school in zyn district te vermeer deren, hier en daar te verdubbelen. Zoo heeft men onderwijzeressen in de gemeente Opsterland, (wier hoofden, ten pleziere van dien schoolopziener, het leerplan dadelyk naarden zin van deze autoriteit wyzigden) die tegen woordig 12 uren per week onderwijs in die handwerken moeten geven, tegen G uur vroeger per week. Eiken dag van 11 tot 12 uur, des Woens dags en des Zaterdags bovendien van l tot 4 uur, zoodat deze onderwyzeressen G uur langer dienst hebben per week, dan de onderwijzers. Die »G uur extra' wordt niet beloond. O, neen dat behoeft niet voor die minimumlijdsters ! «Wet leerplan ! htt leerplan .'" zoo roept de districtsachoolopziener uit en de onderwij zeressen zij... zwijgen, hoe het haar ook krenkt. De gemeenteraad wilde haar nog vergoeding geven, maar Gedeputeerde Staten riepen in koor met de districtsschoolopziener: »7iei leerplan, het leerplan!' en onthielden aan het raadsbe sluit hunne goedkeuring. We zouden die heeren autoriteiten wel eens willen zien, als haar eens zoo 3 O uren werk per jaar zonder belooniny werd opgedragen. Maar, zij zijn *hooger" en dien . . . hebben zij geen gevaar voor een dergelijk *extraa1je werk." ? Er is meer ! Door die liefhebberij van den l schoolopziener lijden de meüjfts gevaar; die nog langer moeten worden opgesloten ia het schoollocaal; aanstaande moeders ! Het is nog niet lang geleden betoogd in eene vergadering van een geneeskundigen Raad, Ie. »dat de hoofdbron van overlading op onze scholen meer ligt by de onderwjjsautoriteiten en onderwijzere, dan bij de leerlingen; 2e. dat overlading vaak het gevolg is van het ontbrekken van de noodige rustperiodes enz. Wij zouden zeggen, uit het medegedeelde blijkt al weder, hoe noodig het is, dat men bij de benoeming van districtsschoolopzieners, die zelf zoo groote voorstanders zijn van examens, vergelijkende en andere, eerst eens een onderzoek instellen naar de paedagogische bekwaamheid der candidaten, van welke de eece hierin, de andere daarin liefhebbert. En juist die liefhebberij zal het gevolg hebben dat ouders en kinderen de school niet meer liefhebben als een tempel voor vorming van hoofd en hart. De Nederlandsche Vrouwenbond trekke zich het lot der meisjes en der onderwijzeressen in dat schooldistrict aan. ANNA. Octoeto is "toeslist o n g; eov on. £t ctr d.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl