Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1179
beleggend publiek en de speculanten een af
wachtende houding doet aannemen. De ver
anderingen in de noteering der effectenlyst, zy'n
om dezen reden, niet veel. O ver het algemeen
wat de staatsfondsen betreft, zy'n de variaties
in goede richting. Wat hooger geprysd zyn
3 pot. Ry'ksleening 1891/9 van Duitschland,
3 pet. Pruissen, inschrijving Italië,
Juli-metallieken, 4 pet. Lemb. Czern Jassy, Turken,
Egypte, 6 en 7 pet. Chineezen en Funding
Loan van Braziliëen enkele Kussen.
De Russische min. v. fin. de heer Witte
gaat blijkbaar krachtig voort met
practische hervorming van circulatie. Een ukase
gelast wederom een intrekking van
credietbiljctten voor een bedrag van 50 millioen
roebels dat, als buitengewone uitgaaf voor '99,
op de staatsbegrooting is geboekt.
Onder de Bank- en Crediet-instellingen
vind ik een verbetering van beteekenis voor
de aandeelen Ned. Bank- en
Credietvereeniging voor Zuid-Afrika van 72 tot 74. De
noteering nadert langzamerhand wederom die
van ongeveer 4 maanden geleden. »En de
Boeren hebben overwonnen hiep hiep hoera".
Wat zal het einde wezen ?
De 4 K pCts. pandbrieven van de Pretoria
Hyp. Bank staan heden 84%; vóór 14 dagen
80, vóór 3 weken 75 pc. In deze groep onder
scheiden zich wederom gunstig de pandbr.
der N. W. and Pac. Hyp. Bank. In myn
vorige kroniek deelde ik enkele bijzonder
heden mede. De zaak schijnt steeds betere
toekomst te gemoet te gaan.
Aangenaam is de koersvergelyking by' de
stoomvaart-maatschappijen.
Holl. Gulf 4Kpctsoblig. . . 93% 94 M
Kon. Ned. Stoomb. mpjj aand. 148 150
Kon. Paketvaart » 167 171
Kon. Westind. Maild. » 114 M 120
Rotterd. Lloyd » 137 140
dito 4 pets oblig 101% 103 %
«Nederland" aand. . 174 170
?Zeeland" pref. » 20 15 X
IJmuiden Stoomtrawl » 87 94 X
De Stoomvaartmaatscbappij «Nederland" heeft
de inschrijving tegen 140 pc., uitsluitend voor
aandeelhouders, opengesteld, Vrydag 2 Febr.,
op een bedrag van ? 2 333,000 in aandeelen.
De aandeelhouders hebben recht op deze
aandeelen in de verhouding van / 1000 voor
elke drieduizend gulden die zij bezitten. Dit
recht kunnen ze uitoefenen tegen inlevering
van dividendbewijs No. 25 van drie duizend
gulden in aandeelen. De nieuwe aandeelen
genieten het volle dividend over 1900, dus
niet dat over het afgeloopea boekjaar.
Eg de petroleumwaarden betrekkelijk weinig
veranderingen. De Elzas mocht sedert de
vorige week nog wat avanceeren en bereikte
nu de noteering van 90. Vóór 14 dagen was
ze op 82 geprysd. Als de nieuw aangeboorde
put nu maar geen teleurstelling geeft. De
Koninkiyke en de Sumatra-Palembang nog
weinig veranderd; ze geven volgens de
productiecyfers ook nog weinig te hopen.
Is dit niet vreemd in verband met de laatste
sensationeele berichten ?
De Dordtsche heeft de volgende
productiecy'fers:
1897 .... 1.454.976 units.
181)8 .... 1.49J.338 «
1899 .... 1.641.000 »
Het afgaloopen jaar is dus zeer gunstig geweest.
Bovendien waren de olie-prijzen stijgende.
Vermoedelijk zal toch wel niet meer dan 7 pet.
op de pref. aandeelen worden uitgekeerd.
Gaboes daalde van 75 tot 70. Twijfelachtige
vooruitzichten.
Amerik. sporen nog schuchter met neiging
naar de goede richting. In verband met de
kroniek der laatste weken en bovenstaande
beschouwingen, behoef ik by' deze groep de
aandacht der lezers ditmaal niet te vragen.
Loten over het algemeen vast. Vrouw
Fortuna wordt allengs drukker bezocht. De 5 put.
Ryks-Adels-Agrar-Bank, groot R. 100, waarop
de Kroniek vroeger meermalen de byzondera
aandacht vestigde, gingen van 13öM tot 140
vooruit. Houders van loten '64 en '66 zouden
goed doen deze tegen de eerstgenoemde soort
te verruilen.
A'dam, 25 Jan. 1900. D. STIGTER.
IIIIMIIflIIIIIIIIIMIIMIItmilllll
iiiiiiiiiiiiHiitiiiiiiiiiuiiiHHiiNiniim
NIEUWE UITGAVEN.
Op en om Soeka Sepi, schetsen van een
koffie landje door CBEUSESOL, tweede druk
met 5 teekeningen. Semarang, G. C. T. van
Dorp & Co.
Noord en Zuid, tydschrift ten dienste van
onderwyzers by de studie der Ned. taal en
letterkunde onder redactie van TACO H. DE
BEEE. XXIIIe jaargang no. I. Culemborg,
Blom & Olivierse.
Een paar bladzijden uit de gescltiedenis van
Zuid-Afrika, door P. KAT P/N. Zutphen,
W. J. Thieme & Cie.
VAN EEDEN'S Ellen, een lied van de Smart,
toegelicht door JACOB EK JÜN., derde zang 111.
Dordrecht, J. P. Revers.
Tvjdichrift voor Gesdtiedenis land en Volken
kunde, onder redactie van dr. M. G. DE BOER
en R. ScnriLiNG, vyftiende jaargang Ie afl.
Groningen, P. Noordhoff.
Wonderbaar Gered, eene naar waarheid ge
schetste episode uit den hedendaagschen
Transvaalschen Vrijheidsoorlog, door L. J. VAN
ROVILLE. Utrecht, A. W. BKUNA & ZOON.
?ÜMttiiiiitiiiiiHiiiiiiiliitiiiitiMiiiifitiiMiiniiiiiiiiitiiiiliiiluiiHUinnM
HtTSJES
Een diner lij la Ratazzi.
La Ratazzi.' als-'t-u-blieft. . .
Niemand meer of minder dan: Prinses Marie
Letizia Bonaparte!
Een echte Bonaparte ?
Ku, van den tak der Bonaparte?Wyses.
La Raluzzi, la marquise de llatazzi?
Wel nee, Mme de Riite, lont court.
Zij vraagt u te dineeren eu ge krijgt een
uitnoodiging van : Monsieur Ie Baro/i Stoel- en zij
(de barones) stelt u haar oudsten zoon voor
als: Le comte de Sol/nsf'
Begrijpt ge, lezer, wie ik u wil voorstellen ?
Het is moeilijk voor een oningewijde om uit
al die namen den ware te kennen.
Ziehier de zaak:
Marie Lstizia is de kleindochter van Lucien 1)
Bonaparte en de dochter van de Prinses, iziju
dochter, die door haar huwelijk met Sir
Thomas Wyae, (destijds Eagelsch gezant ts Athene)
de familie der Bonaparte-Wyses stichtte.
Deze Thomas Wyse en Prinses Bonaparte
1) De familie van Lucien werd uitgesloten
van de Regeering door dat de zoon van Lucien
de dochter huwde van Joseph, die zelf door zijn
huwelijk met een bankiersweduwe uitgesloten
?werd in 1804.
hadden verscheiden kinderen, n er van,
William, trouwde met een lersche dame over
haar later meer.
De dochter, Marie Letizia, trad, toen ze even
15 jaar was, in 't huwelijk met den Prins van
Solms.
Zij zelve getuigt van haar echt en van haar
echtgenoot:
Dat de eerste was: saus inclination réciproqne
en de laatste: mi jeune et brillant gentilhomme.
De meening van den jeugdigen bruidegom,
hij was even drie-en-twintig, omtrent zijn bruidje
was: qu'elle sentait la tartine de beurre."
Dus, wat de Eagelschen een bread-and-butter
Miss" noemen.
Zij kwam toen juist van de kloosterschool,
waar zij bijna haar geheele leven had doorge
bracht en waar ze, volgens haar eigen woorden,
vaak honger had geleden.
J'ai passémes premières aanées a avoir faim,
non pas au figieré, maïs au propre. J'ai eu faim,
a r C oer des inorceaux de puin normes dans
lesqmls mes dents eusse/it taille d'énormes brie-hes."
Dat kon nog al schikken voor een nicht van
Frankrijk's Keizer.
Haar herinneringen van haar kostschoolleven
behooren niet tot de aangenaamste en zij n zeker
geen reclame voor 't instituut zelf. Zoo vertelt
ze van een groene jurk, welke haar wanhoop
uitmaakte, omdat die zoo dikwijls gelapt was.
Een der droomen vau haar jeugd was dan
ook om eens een jurk te hebben, zouder stukjes
in de ellebogen !
En, daar op eens werd de deur der kostschool
met haar ontoereikend voedsel en leelijke oude,
uniformjurken, voor haar gesloten en de eere
poort van 't groote leven voor haar opengezet.
Het eerste, wat haar heer gemaal aeed, was
een volledig uitzet voor haar bestellen.
Heel lang genoot ze er niet van, want spoe
dig moest ze haar schitterende gala-kleeren
tegen 't nombere weduwenkleed verwisselen.
De Prins van Solms stierf de Prinses bleek
echter niet ontroostbaar, doch huwde weldra
met een Italiaan, de Rattazzi. En toen deze
deu weg van alle stervelingen en dus ook van
alle Markiezen was opgegaan, trad zij, voor den
derden keer, voor 't trouwaltaar ditmaal ver
gezeld van den Spanjaard de Rüte, ik geloof,
dat hij Baron was. U-jk deze stierf en sedert
ettelijke jaren is zij, nu ten derden male, weduwe.
Haar eigenlijke naam is dus de Douairiïre de
Hitte" eu over 't algemeen noemt men haar:
«Madame de Rüte".
Zij zelve echter houdt hardnekkig aan den
naam van haar tweeden man en ook aan dien
van haar moeder vast.
In de letterkundige wereld no^rnt men haar:
«La Rattazzi" en als directeur (directrice) van
La Noncelle Revue Internationale noemt ze zich
Le Baron Stock", la haar particuliere brieven
teekeut zij zich heel verschillend: uu eens Marie
Leliza Bonaparte, dan wei-r M. Raltazzi, of wel
Rattazzi liüte. Als auteur teeKent ze Mme
i'rbain liattazzi. Indien haar systeem algemeen
gevolgd werd, zou het samenstellen van een
adrtsboek wel tot een der meest ingewikkelde
bezigheden behooren, waarbij de twaalf werken
van Hercules een peulschilletje waren.
Waarom zij wél den naam van haar tweeden
man aanhoudt, als ik 't zoo eens noemen mag,
en niet dien van den eersten weet ik niet,
evenmin als waarom ze nu eens Ratazzi en dan
weer Rattazzi schrijft.
Naast mij ligt een harer bundels, geschreven
door Madame Urbain Ratazzi, gelijk er buiten
op staat, terwijl zij er eigenhandig in geschre
ven heeft: souvenir affectuenx de Marie Letizia
Bonaparte?Wyse?liattazzi.
De til el van dezeu bundel: Enigme saus Clef
is ook wel eenigszins toepasselijk op deze
namenverwarring en eigenlijk op de geheele per
soonlijkheid der Prime-.
Iedereen weet iets van haar en niemand alles!
Ze wordt genoemd in velerlei kringen en
toch is het moeilijk te zeggen in welken ze
thuis hoort.
Bij de Bonapartisten zeker niet, Napoleon III
verbaude haar uit Frankrijk.
Zij zelve getuigt van dit feit:
La -fépublique in apparuixsaU comme mie
instituiioii grandiose préch'ee par des a po tres. El-Ie m'a
'tiis[ji/'i quelques vers, qui /i out fait e.ctlei'par uion
coiisin, et iiiont valu de Victor Liugo une amitic,
qui jamais ne s est démentie.
Zij het mij eens, als bewijs dezer vriendschap
een breedeu, gouden armband zien, dien de
nwësti'o haar geschonken had, ter gelegenheid van
haar huwe'ijk.
Ik durfde niet te vragen, welk in rang
nummer.
Yai een anderen kant hoorde ik, dat liet
ongenoegen tusscheu Napoleon III eu zijn
nicht een andere oorzaak had.
Zij was namelijk bestemd om zijn vrouw te
wordeii en, zoo de kans er zich toümocht aanbie
den, l'raukrijks troon met hem te beklimmen.
Uoca Amor, in de gedaante van Eugeuie Marie
Mout v o, trad in 't strijdperk en overwon en
sedert, haatten de biide vrouwen elkander.
Nadat de republiek, volgens Mme Rattazzi
de: institution r/rai/diose", in l'rankrijfc gezege
vierd had, keerde zij in Parijs terug en sedert
woonde zij er, bij tusschenpoozen.
Eïnige maanden van het jaar brengt ze altijd
door in Madrid, waar ze eeu getrouwde dochter
en ... eeu paleis heeft.
In Parijs woout ze tamelijk eenvoudig, op de
derde verdi 'ping van een groot huis op de
Boulevard Poissonninre, waar tevens het bureau
van de Xmirelte Revue Internationale en van de
Mulini'ex Espagnoles is.
In haar appartement heerseht een schilder
achtige verwarring, die de persoonlijkheid der
bewoonster geheel kenmerkt.
Het eerste, wat men er ziet, nog vóór men
binnentreedt, want de voordeur is er mee versierd,
is eeu verzameling van trojii.éjs!
Niet, aan de Eugelsciieu of Duitschers op 't
slagveld ontrukt, doch aan Prins Carnaval iu
den ... strijd der bloemen !
Het zijn namelijk eenige banieren, indertijd
door de Prinses gewonnen m een balaille de
Jlvi'i's te Nizza.
Bumentredeude komt men in een ronde
anticht/mlji-e, waar van alles staat: buffetten,
terracotta beelden, canapees, stoelen, enz. Rschts
bevindt zich het bureau een kamer vol papie
ren dat is het gebied van Baron Stock, en
als 't voorhof, dat men door moet, om het
Heiligdom, de vertrekken der Prinses, te
bereikeu.
Een drietal salons, een ftimoir, een groote
eetkamer met een uitbouwstl, dat voor tooneel
kan dienen, ziedaar!
De eetkamer is geheel behangen met borden
en is als een landkaart in 't porcelein, of liever
als een atlas in den vorm van een legkaart...
maar met de stukken door elkander.
Alle landen en steden zijn er vertegenwoor
digd en verbroederd. Japan en Delft, Scvres en
Ciiina, Chelsea en Dresden en zoo verder.
De groote salon is behangen met licht blauw
satijn en is style empire, hoewel niet zuiver.
Een klein kastje met bekers, kleinooden en
kostbare herinneringen der beide Napoleons is
daarentegen iout ce qu'il y a de plus Empire!
Verder zijn er verschillende familie-portretten
en bustes, meest van de huisvrouw zelve, die
in haar jongen tijd een der schoonste vrouwen
van Europa moet geweest zijn.
Zij zelve heeft mij verteld dat zij, toen zij
de onlangs vermoorde keizerin van Oostenrijk
voor het eerst zag, onwillekeurig uitriep;
Keu, quelle jolie femme" waarop deze, zich
omkeerende en de spreekster gewaar wordende,
lachend zei :iAprès vo-us, Madame'\
i' El, jamais uu: après vous, Madame" ne m'a
fait tanl de plaisir", voegde de Prinses er bij,
toen ze mij de ontmoeting beschreef.
Maar die triomf is lang geleden!
Ik zou niet durven vragen hoe lang.
Nu ia Mme. de deRüte eeu oude vrouw, maar
een merkwaardige. Ze schreef ongeveer een
dertig romans en bundels novellen.
De Revue Internationale bevat, in elk nummer,
nog ettelijke bladzijden van haar hand en zij
gaat steeds door, haar leven door reisindrukkeu,
openbaar te maken.
Zoo gaf ze een uitvoerige beschrijving van haar
verblijf in Holland tijdens de Kroningsfeesten
onzer Koningin. Deze beschrijving is heel aardig
en interessant maar niet voor ons Hol
landers die wel weten, dat 't niet zóó was.
De doorluchtige schrijfster brodeert en...
fameus! Zoo ook in haar boekje; «La petite
Reine:'
't Is echter minder haar levendige fantasie,
die haar parten speelt, dan wel haar gehoor en
haar gezicht. De Prinses toch is heel doof en
half blind, waardoor alle indrukken verzwakt
tot haar komen.
Het is mij een raadsel, hoe ze er nog zoo
veel van terecht kan brengen.
Haar talent om haar physieke tekortkomingen
te bedekken, is reuzachtig en heeft iets
aandoenlijks. 't Is als een kamp tegen de natuur ;
ze wil niet oud, niet hulpbehoevoend, niet ge
brekkig worden, ze verzet er zich met al haar
macht tegen.
Als gastvrouw is zij eenvoudig subliem ! en
op haar best, dan is zij werkelijk & grande dame.
Ze beweegt zich onophoudelijk tusschen haar
gasten, spreekt een ieder toe en maakt er een
studie van ze, volgens hun verschillende aan
spraken, aan elkander voor te stellen.
Gedurende de wintermaanden of juister ge
durende het Parijsolie ontvangseizoen, van 't
Nieuwe Jaar tot aan Paschen, geeft zij, als
Txiron Stock, elke week, een diuer vau een
vijftig tal personen ongeveer.
Ik had het voorrecht verscheiden zulke diners
bij te wonen en vond ze hoogst belangrijk. Als
ik het gezelschap moest classiflceeren, dau zou
ik ... eerst aarzelen en ze dan onder La Bohème
ncilixce rangschikken of wel: La Bohème
intellectaelle, want iedereen is iets, maar toch hebben
de meesteu iets van Bohemen.
Men ziet er allerlei soort menschen en overal
van daan. Zoo ontmoette ik, op a avond:
cerine, de Fronde-sehrijfster en con/irenciïre,
eeu ex President vaa Mexico, den eersten uit
gever van Victor Hugo (zijn naam is mij ont
gaan), den schilder Iliifaëlli met zijn dochter.
den beeldhouwer Dorbefeuille, eenige
Provenfaalsche dichters, die te Parijs waren voor het
een of andere Provenfialsche herinneringsfeest,
een Spaauschen journalist, een Italiaansche
schrijfster, (die la Duse namaakte). Verder de
weduwe van William Bonaparte met haar zoon,
die zich op 't schilderen toelegt; dan een nicht
vau Dreyfus, eeu tachtigjarige dame, die een
virtuoze op het orgel bleek te zijn. Eeu tamelijk
heterogene verzameling beroemdheden, meest
artisteu met een high-ll/er er, sporadisch,
tussc'ien gezaaid.
't Aardigste vond ik, dat deze menschen,
jurtint de se trouver ensemble, elkander aankeken,
als eikander afvragende: //Wat doe jij hier?"
Vergetende, dat ze er zelf ook waren. De gast
vrouw zelve is zeer gekleed bij die gelegen
heden; haar toiletten zijn, over 't algemeeu,
ontzettend c/tic en niet passende bij haar
weduwenstaat noch minder bij deu stand van:
uRois en e.cil"; waartoe zij door moeder's zijde,
hoort.
Haar diamanten en andere cdelsteenen en
kleiuooden zijn beroemd en zij tooit er zich
volgaarue mee.
Haar secretarissen (naar zij mij vertelde, heeft
ze er vier, die tevens tot deu staf van haar
recue behooreu, doen den dienst van ceremonie
meesters op haar wekelijksche diners.
Ofschoon men op de uitnoodigings-kaart,
verzocht wordt, te acht uur precies, aanwezig te
zijn, gaat men gewoonlijk eerst om 9 uur of
kwartier er over, aau tafel.
ZuoJra de gasten gezeten zijn, begint de mu
ziek, een orkest van een zestal artisten.
Alleen onder 't toasten zwijgt ze; voor 't
overige is Euterpe bijna voortdurend aan 't
woord. Ue menu's ziju, gelukkig, niet lang ; de
tafel is vrij eenvoudig versierd met bloemen en
opgeluisterd door bc'iaaltjes met jieiiis jours.
De grootste weelde is zilveren rordeii ; ook
heeft de Prinses een oud-Saksisch tafelservies
niet ii-jour randen, dat in de geschiedenis der
ceramiek beroemd mo^t zijn.
De x/i/le empire is de overheerschende bij haar
tafel-arraufremeiit, doch niet de eeuige.
Gewoonlijk is er een hoofdtafel eu vier, zes
of acut bijtafeltjes, waar het bizouder prettig
eu ongegeneerd toegaat.
De bediening wordt waargenomen door een
zestal kueehls in 't zwart.
Volgens het algemeene, Fransche gebruik in
onze dagen, wordt er weinig gedroLken.
De toasten zijn gewoonlijk het interresantste
doel van het gastmaal, vooral om het zonder
linge cosmopohlische, dat er in heerscjt.
Ook wordt er vaak geïmproviseerd in proza
of poëiie. Xaar 't mij voorkwam, verwacht de
Prinses wel zoo iets vau haar gasten, voor zoo
verre het euiigszius hun vak is.
Trouwens, ze vraagt er zelve om.
Zoo hoorde ik, op u avond, een
Provenf'ialsch lied, een Italiaanschen heilwensen, een
Spaansche toespraak eii een Frantch gedicht,
't laatste stamelend door een grijsaard uitge
bracht.
In den carnavals-tijd wordt er vaak comedie
ges-peeld; de Prinses zelve heeft er veel aan
gedaan in haar jongen tijd en nog lang daarna.
Zelfs EU beweegt zij zich gaarne in de
tooneelwrreld; Sarah Bernhardt, behoort tot haar
intiemen. Na 't diner wordt er gewoonlijk
muziek gemaakt eu worden er voordrachten ge
houden. Aan de heeren eu ook aau de dames,
ais ze er lust toe gevoelen, wordt gelegenheid
tot rooken aangeboden in 't fumoir, welks wan
den met zwart satijn zijn behangen en dat
overvloediglijk met oud-Saksische ornamenten is
verfraaid.
De poëtische herderinnetjes en de
rozenslingers van porcelein doen vreemd bij die
bekleedmg van somber zwart, iets als de dageraad,
die door den donkeren nacht heengloort.
De koüi'i wordt rondgediend in Empire kopjes
van donkerblauw scvres.
En nu een totaal-indruk van een diner bij
La Ratazzi!
Eerlijk gezegd is het moeilijk dien weer te
geven. In haar ontvangen bevindt zich wel de
kern tot 't vormen van een salon op intellec
tueel, juister misschien op artistiek gebied,
doch de elementen verschillen te veel om van
nheid, in welk opzicht ook, te kunnen ge
wagen.
De bijeenkomsten zijn ernstiger, degelijker,
dan gewone diners; men komt er om iemand
te ontmoeten, oin iemand te hooren; niet alleen
om te eten.
De gastvrouw vraagt u, omdat ge iemand zijt,
omdat ge een blad, een schouwburg, een rich
ting, een nationaliteit, vertegenwoordigt.
't Zijn geen afdoeners, haar wekeüjksche
gastmalen; 't zijn eerder recepties, maar niet
officieel, daar men er enkel bij speciale
uitnoodiging gaat.
Of ze in Parijs, d. i. het Parijsche
gezelschapsleven, iets beteekenen, zou ik niet kun
nen zeggen, ik geloof van niet, omdat de
meeste gasten uit het buitenland alkomstig zijn
en er slechts in 't voorbijgaan vertoeven.
Maar hoe dit ook zij - de ontvangst is er
zeldzaam vriendelijk en de Prinses is bij uit
stek liberaal in het samenstellen barer gasten
lijst. Mogelijk zullen deze diners over twintig
of vijf-en-twintig jaar, a's ze tot de geschiedenis
van 't verleden zuilen behooren, ook een histo
rische vermaardheid verkrijgen.
TIIÉRÈSE HOVEN.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHItlllllllllllllllllllllllltlllllllM
?b&n.
c/ncwzcn
Geachte Redactie!
Met veel belangstelling nam ik kennis van
't artikel »Afnemersbonden" door den heer C.
v. Dorp in uw geacht blad van 20 dezer.
Vergun mij eenige opmerkingen en vragen
naar aanleiding daarvan aan den heer v. Dorp
te richter^
Ik stel' voorop, dat ik 't in theorie geheel
eens ben met den heer v. D. n.l. dat Afne
mersbonden nooit veel invloed kunnen uitoe
fenen, als ze niet gerugsteund worden door
de groote massa der arbeiders-koopers, maar
hoe is het bij de tegenwoordige Hollandsche
toestanden, waarmee men toch allereerst dient
rekening te houden als men in Holland een
Afnemersbond wil oprichten, mogelyk dien
steun te verkrijgen ?
In Amerika en Engeland, waar de
vakvereenigingen reeds jaren bestaan, waar ze goed
georganiseerd zijn, en getoond hebben wat te
willen en te kunnen prestoeren, mag dit uit
voerbaar blijken, maar in ons goede Holland,
waar vakvereeniging nog in de eerste levens
jaren is en in vele gevallen zelfs nog tot de
vrome wenschen behoort onder die kategorie
van arbeiders, die bij Afnemersbonden aller
eerst belang hebben (kleermakers, naaisters,
fabrieksarbeiders en arbeidsters), waar 't volk,
als geheel genomen, nog niet voldoende ont
wikkeld is, om te gevoelen welke kracht en
macht er van vakvereeniging kan uitgaan, zou
men daar wel tot iets komen, als men begint
zich tot 't volk te wenden ?
Ik weet bij ondervinding hoe zelfs de meer
beschaafden en gegoeden nog weinig of niet
verder denken bij 't doen van hun inkoopen,
dan hoe zij ze op de voor hen voordeeligste
manier zullen verkrygen (vóór de Nat. Tent.
van Vrouwenarbeid deed ik 't zelf ook niet),
hoe zou men dan van de minder beschaafden
en gegoeden (by wie 't op elke cent aankomt),
kunnen verwachten dat zij iets zullen over
hebben voor verbetering van den algemeenen
toestand. Kan de heer v. Dorp mij eene vak
vereeniging in Nederland noemen, die een
etiket, als door hem bedoeld, te haren name
heeft doen registreeren, of zelfs maar dat
zou kunnen en willen doen, ik zou hem er zér
dankbaar voor zijn en voorzeker zouden de
Amsterdammers, die zich moeite geven een
atnemersbond op te richten, zich gaarne met
die vakvereeniging in verbinding stellen; maar
helaas, ik meen gegronde vrees te moeten
koesteren, dat dit de krachten van den heer
v. D. te boven zal gaan. Zou het dus, de
gegeven omstandigheden in aanmerking ne
mende, niet beter zijn, zich de theorie van
den heer v. D. te stellen tot ideaal, waarnaar
te streven met alle kracbt, maar ondertusschen
van boven af te beginnen: eerst te trachten
het gegoede publiek op te voeden en voor te
lichten bij 't doen hunner inkoopen; te be
ginnen in 't kleine om later, misschien pas r.a
10 tallen jaren, te komen tot 't groote?
Naar mijn bescheiden meening zal zelfs dat
kleine al moeilijk genoeg te verwezenlijken
blijken te zijn, in een land als 't onze, waar
nieuwe denkbeelden niet_ gemakkelijk
baanbreken.
Nog gaf ik gaarne een kleine rectificatie in
't artikel van den heer v. D. Hij schrijft: »De
jaarl. contributie van een dollar zal trouwens
ook in Amerika wel een beletsel voor toetre
ding zijn voor de talrijkste en daardoor
machtigste groep der consumenten, die der
werklieden." Hier heeft de heer v. D. niet
geheel juist gelezen; in 't jaarverslag der
NewYorksche Consument League staat toch dui
delijk, dat ook 10 personen zich samen kun
nen verbinden tot n lidmaatschap a / 2.50,
juist om 't den arbeiders mogelijk te maken,
de vereeniging te steunen.
U dank zeggende voor de verleende plaats
ruimte C. S. II.
Aan de Redactie van De^lmiïerdainmer,
Weekbl. voor Xederl.
Iets cr Ricliard Waper,
Naar aanleiding van GRKGOKIUS' beschou
wingen over »Sancta Musica."
Gaarne zou ik wenschen een en ander in 't
midden te brengen, naar aanleiding van boven
genoemde beschouwingen, voorkomende in de
Groene van 14 Jan. 1.1. en wel over het derde
gedeelte daarvan, omdat daarin hoofdzakelijk
de Muziek van Richard Wagner wordt be
handeld. Het komt me n.l. voor, dat in dit,
evenals in bijna alle artikelen, die ik las over
dien meester, Wagner te veel wordt beschouwd
als musicus, waardoor hij, m. i., al te eenzijdig
wordt voorgesteld.
Het is niet m'n plan, (hiertoe ben ik een
voudig onbevoegd) in bizonderheden te treden ;
ik wil me alleen bepalen tot de hoofdzaak.
"Wanneer een artiest 'n kunstwerk schept,
dan beschikt hij over meer of minder hulp
middelen : zoo spreekt b.v. Beethoven tot ons
door zijne symphonieën, welke zijn gebouwd
van de materialen der Muziek allén; hij
had geen andere hulpmidden daarbij noodig,
zelfs geen woorden (uitgez. de 9de).
Zoo spreekt Multatuli tot ons in zijne
symphonie »de Minnebrieven," die uit de materialen
der Taal gebouwd is, ook hij beheerscht het
woord, en had geen andere hulpmiddelen
daarby noodig. Het tooneelspel is al meer
gecompliceerd : het komt tot ons door middel
van het woord, de handeling, en de voorstelling
van de plaats der handeling: het decor. Be
schouwt, als ge wilt, het woord hier als hoofd
zaak, my wel, maar de beide anderen zijn toch
onmisbare histreerende factoren. De dramaturg
gebruikt het Woord, de handeling, en het decor
als hulpmiddelen onderling, om het geheel, het
kunstwerk, op te bouwen zy vullen elkander
aan.
Richard Wagner nu geeft zyne «Muziek
drama's," opgebouwd uit de materialen der
dicht-, muziek- tooneelspeel- en, als uit dit
laatste voortvloeiende, der decoratieve
sdalderskunst ook deze vier vullen elkander aan ;
dus laat ons het aldus beschouwen : voor
hetgeen Beethoven bereikt allén door Muziek,
had Wagner de vier genoemde hulpmiddelen
noodig.
In hoeverre het n nu hooger staat dan 't
ander, als kunst, zie, dit staat niet aan mij, te
beoordeelen, en doet hier ook niets terzake.
Ik vraag allén, hoe 't toch komt, dat Wagner
meest altijd muzikaal wordt beoordeeld en niet
anders. Dat we nu eenmaal geen ander woord
voor de Wagnersche Muziek hebben, bewijst
nog niet, dat 't met dezelfde maat te meeten
is als b. v. de Beethovensche, allén omdat het
nu eenmaal muziek heet. Dit staat trouwens
gely'k met het beoordeelen van tooneel-decors,
naar de maat waarmee b. v. Rembrandt be
oordeeld wordt, en ieder zal 't met mij eens
zijn, dat dit 'n sinecure is ... . maar het
is toch schilderkunst ja, maar decoratieve
schilderkunst, d. i. hier: illustreerende schil
derkunst. Welnu, ik stel voor, de muziek
van Wagner decoratieve muzieJc te noemen, dan
zullen velen begrijpen, waarom hij niet een
musicus van den goddeltjJcen stam is, evenmin
als een dichter van dien stam, (het woord
dichter alleen verstaan in strikt
verzenmakenden zin.
En ten slotte vraag ik, waarom de
muziekIcunst niet evengoed decoratief kan behandeld
worden, dus als illustratie van het geheel, als
de schilderkunst, en of zy niet evengoed levens
vatbaar is als decoratief onderdeel eener artis
tieke schepping, als hoedanig zij volstrekt niet
op n lijn behoort gesteld te worden met de
niet-decoratiere muziek van Mozart en Beet
hoven c. s. evenmin als dat andere deco
ratieve onderdeel het decor als zoodanig
met 'n Rambrandt.
En uit dit oogpunt beschouwd, is Wagner
evenmin Musicus, als Dichter (in
bovengenoemden zin), en als Dccoratieschilder,
maar Dichter in den meer uitgebreiden zin..
d. i. kunstenaar.
Indien de heer Gregorius' my' kan aantoonen,
dat mijne opvatting in deze scheef is. hij zal
me zeer verplichten met dit te doen. Ik zou
gaarne van een eventueele dwaling genezen zijn.
U, Mijnheer de Redacteur, beleefd bedan
kende voor de mij verleende gastvry'heid, teeken
ik mij hoogachtend
A ' d a m, Jan. 1900.
A.A.
Aan de Redactie van de Amsterdammer,
Weekblad voor Nederland.
Geachte Redactie!
In No. 1177 van uw Weekblad komt op
pag. 2 een stuk voor van Soranus : De ver
volgingen van 1834 en de vry zinnige Staat.
De noot aan dat stuk toegevoegd heeft mij
verbaasd en geërgerd. Daarin wordt u. 1. door
den schrijver* gezegd, dat de houding der
katholieken bij de stemming over het groote
amendement en later by de aanvallen, door
dr. Kuyper tegen dit ministerie gericht, reeds
nu aanleiding gaf tot het feit. dat op de Gere
formeerde Kweekschool voor Christelyk onder
wijs te Amsterdam aan de leerlingen de samen
werking met de katholieken voor de toekomst
wordt verklaard eene onmogelijkheid te zijn.
Laat mij u eenvoudig verklaren, dat van dat
zoogenaamde feit geen letter waar is. Hoe
Soranus er aan komt, is mij een raadsel. Ik
mag toch niet veronderstellen, dat hij het feit
maar bedacht heeft. Maar dan heeft zijn zegs
man hem wat wijs gemaakt en heeft er hem
laten iiiloopen of en dit is waarschijnlijk
hij heeft niet goed den naam van de inricnting
of van de vereeniging, waar zulks ter sprake
kwam, opgenomen. In ieder geval - op de
Gereformeerde kweekschool is met geen enkel
woord gerept, noch van het groote amendement,.
noch van samenwerking met de katholieken,
noch van iets dergelijks; 't is alles fantasie.
Maar daarenboven moest Soranus begrijpen,
dat men met jongelieden van 14?18 jaar, van
welke de grootste helft nog meisjes zyn, bij
hunne opleiding tot onderwijzer(es) wel wat
anders te doen heeft dan over zulke dingen
te spreken.
Heeft Soranas zich dus vergist, dat hij het
erkenne, en is hij gefopt of bedrogen, dat hij
zijn zegsman dan noeme of by mij zende.
Hoogachtend,
Uw dw. dr.
Amsterdam, H. BYLEVKLD,
10 Januari 1900. Jtir. v,d Geref. KiveekscU.
Als een axioma stond het bij my vast, dat
leerlingen van de Clmstelyke Kweekschool voor
onderwijzers niet opzettelijk en met voorbe
dachten rade konden liegen. De duivel is toch
de vader der leugenen en ik heb tot nu
toenog altijd gehoord, dat deze alleen maar op
de ongeloovige openbare school wordt gedoceerd.
Maar even ernstig staat het by mij vast,
dat de heer Bijleveld vooral nu hij er op
wijst dat het feit wel ergens anders kan ge
beurd zijn almede de waarheid spreekt.
Entre ces deux mon coetir balance maar
daar ik een fatsoenlijke opvoeding heb genoten
en my in mijn jeugd geleerd is, dat men
ouderen van jaren alty'd eerder moet gelooven
dan jongeren verklaar ik «gefopt" te zijn.
Mijn «zegsman" noemen doe ik niet; daar
van houden redenen van overwegenden aard mij
terug ik ben »gefopt," voila tout, gefopt
door een leerling van een christelijke kweek
school laat de zondaar of zondares tot zich
zelf inkeeren en begrijpen hoe groot een kwaad
hij of zy gesticht heelt l
Dat alles uit den duim gezogen! wat is
do wereld toch slecht! Iemand foppen, die
reeds meer dan zestig jaren telt waar bly'ft
de eerbied voor den ouderdom ook bij het
christelijke jongere geslacht ?
Toch zou ik den heer Bijleveld in gemoede
wel willen aanraden om zijn leeraren er op te
wijzen, dat spreken zeker zilver maar zwijgen
in ieder geval goud is en dat deze wel moeten
begrijpen, dat zij te doen hebben met kinderen
wier »fantasie" het spreekwoord bevestigt: «een.
goed verstaander heeft maar een half woord
noodig".
SOHANCS.