De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 28 januari pagina 8

28 januari 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1179 beleggend publiek en de speculanten een af wachtende houding doet aannemen. De ver anderingen in de noteering der effectenlyst, zy'n om dezen reden, niet veel. O ver het algemeen wat de staatsfondsen betreft, zy'n de variaties in goede richting. Wat hooger geprysd zyn 3 pot. Ry'ksleening 1891/9 van Duitschland, 3 pet. Pruissen, inschrijving Italië, Juli-metallieken, 4 pet. Lemb. Czern Jassy, Turken, Egypte, 6 en 7 pet. Chineezen en Funding Loan van Braziliëen enkele Kussen. De Russische min. v. fin. de heer Witte gaat blijkbaar krachtig voort met practische hervorming van circulatie. Een ukase gelast wederom een intrekking van credietbiljctten voor een bedrag van 50 millioen roebels dat, als buitengewone uitgaaf voor '99, op de staatsbegrooting is geboekt. Onder de Bank- en Crediet-instellingen vind ik een verbetering van beteekenis voor de aandeelen Ned. Bank- en Credietvereeniging voor Zuid-Afrika van 72 tot 74. De noteering nadert langzamerhand wederom die van ongeveer 4 maanden geleden. »En de Boeren hebben overwonnen hiep hiep hoera". Wat zal het einde wezen ? De 4 K pCts. pandbrieven van de Pretoria Hyp. Bank staan heden 84%; vóór 14 dagen 80, vóór 3 weken 75 pc. In deze groep onder scheiden zich wederom gunstig de pandbr. der N. W. and Pac. Hyp. Bank. In myn vorige kroniek deelde ik enkele bijzonder heden mede. De zaak schijnt steeds betere toekomst te gemoet te gaan. Aangenaam is de koersvergelyking by' de stoomvaart-maatschappijen. Holl. Gulf 4Kpctsoblig. . . 93% 94 M Kon. Ned. Stoomb. mpjj aand. 148 150 Kon. Paketvaart » 167 171 Kon. Westind. Maild. » 114 M 120 Rotterd. Lloyd » 137 140 dito 4 pets oblig 101% 103 % «Nederland" aand. . 174 170 ?Zeeland" pref. » 20 15 X IJmuiden Stoomtrawl » 87 94 X De Stoomvaartmaatscbappij «Nederland" heeft de inschrijving tegen 140 pc., uitsluitend voor aandeelhouders, opengesteld, Vrydag 2 Febr., op een bedrag van ? 2 333,000 in aandeelen. De aandeelhouders hebben recht op deze aandeelen in de verhouding van / 1000 voor elke drieduizend gulden die zij bezitten. Dit recht kunnen ze uitoefenen tegen inlevering van dividendbewijs No. 25 van drie duizend gulden in aandeelen. De nieuwe aandeelen genieten het volle dividend over 1900, dus niet dat over het afgeloopea boekjaar. Eg de petroleumwaarden betrekkelijk weinig veranderingen. De Elzas mocht sedert de vorige week nog wat avanceeren en bereikte nu de noteering van 90. Vóór 14 dagen was ze op 82 geprysd. Als de nieuw aangeboorde put nu maar geen teleurstelling geeft. De Koninkiyke en de Sumatra-Palembang nog weinig veranderd; ze geven volgens de productiecyfers ook nog weinig te hopen. Is dit niet vreemd in verband met de laatste sensationeele berichten ? De Dordtsche heeft de volgende productiecy'fers: 1897 .... 1.454.976 units. 181)8 .... 1.49J.338 « 1899 .... 1.641.000 » Het afgaloopen jaar is dus zeer gunstig geweest. Bovendien waren de olie-prijzen stijgende. Vermoedelijk zal toch wel niet meer dan 7 pet. op de pref. aandeelen worden uitgekeerd. Gaboes daalde van 75 tot 70. Twijfelachtige vooruitzichten. Amerik. sporen nog schuchter met neiging naar de goede richting. In verband met de kroniek der laatste weken en bovenstaande beschouwingen, behoef ik by' deze groep de aandacht der lezers ditmaal niet te vragen. Loten over het algemeen vast. Vrouw Fortuna wordt allengs drukker bezocht. De 5 put. Ryks-Adels-Agrar-Bank, groot R. 100, waarop de Kroniek vroeger meermalen de byzondera aandacht vestigde, gingen van 13öM tot 140 vooruit. Houders van loten '64 en '66 zouden goed doen deze tegen de eerstgenoemde soort te verruilen. A'dam, 25 Jan. 1900. D. STIGTER. IIIIMIIflIIIIIIIIIMIIMIItmilllll iiiiiiiiiiiiHiitiiiiiiiiiuiiiHHiiNiniim NIEUWE UITGAVEN. Op en om Soeka Sepi, schetsen van een koffie landje door CBEUSESOL, tweede druk met 5 teekeningen. Semarang, G. C. T. van Dorp & Co. Noord en Zuid, tydschrift ten dienste van onderwyzers by de studie der Ned. taal en letterkunde onder redactie van TACO H. DE BEEE. XXIIIe jaargang no. I. Culemborg, Blom & Olivierse. Een paar bladzijden uit de gescltiedenis van Zuid-Afrika, door P. KAT P/N. Zutphen, W. J. Thieme & Cie. VAN EEDEN'S Ellen, een lied van de Smart, toegelicht door JACOB EK JÜN., derde zang 111. Dordrecht, J. P. Revers. Tvjdichrift voor Gesdtiedenis land en Volken kunde, onder redactie van dr. M. G. DE BOER en R. ScnriLiNG, vyftiende jaargang Ie afl. Groningen, P. Noordhoff. Wonderbaar Gered, eene naar waarheid ge schetste episode uit den hedendaagschen Transvaalschen Vrijheidsoorlog, door L. J. VAN ROVILLE. Utrecht, A. W. BKUNA & ZOON. ?ÜMttiiiiitiiiiiHiiiiiiiliitiiiitiMiiiifitiiMiiniiiiiiiiitiiiiliiiluiiHUinnM HtTSJES Een diner lij la Ratazzi. La Ratazzi.' als-'t-u-blieft. . . Niemand meer of minder dan: Prinses Marie Letizia Bonaparte! Een echte Bonaparte ? Ku, van den tak der Bonaparte?Wyses. La Raluzzi, la marquise de llatazzi? Wel nee, Mme de Riite, lont court. Zij vraagt u te dineeren eu ge krijgt een uitnoodiging van : Monsieur Ie Baro/i Stoel- en zij (de barones) stelt u haar oudsten zoon voor als: Le comte de Sol/nsf' Begrijpt ge, lezer, wie ik u wil voorstellen ? Het is moeilijk voor een oningewijde om uit al die namen den ware te kennen. Ziehier de zaak: Marie Lstizia is de kleindochter van Lucien 1) Bonaparte en de dochter van de Prinses, iziju dochter, die door haar huwelijk met Sir Thomas Wyae, (destijds Eagelsch gezant ts Athene) de familie der Bonaparte-Wyses stichtte. Deze Thomas Wyse en Prinses Bonaparte 1) De familie van Lucien werd uitgesloten van de Regeering door dat de zoon van Lucien de dochter huwde van Joseph, die zelf door zijn huwelijk met een bankiersweduwe uitgesloten ?werd in 1804. hadden verscheiden kinderen, n er van, William, trouwde met een lersche dame over haar later meer. De dochter, Marie Letizia, trad, toen ze even 15 jaar was, in 't huwelijk met den Prins van Solms. Zij zelve getuigt van haar echt en van haar echtgenoot: Dat de eerste was: saus inclination réciproqne en de laatste: mi jeune et brillant gentilhomme. De meening van den jeugdigen bruidegom, hij was even drie-en-twintig, omtrent zijn bruidje was: qu'elle sentait la tartine de beurre." Dus, wat de Eagelschen een bread-and-butter Miss" noemen. Zij kwam toen juist van de kloosterschool, waar zij bijna haar geheele leven had doorge bracht en waar ze, volgens haar eigen woorden, vaak honger had geleden. J'ai passémes premières aanées a avoir faim, non pas au figieré, maïs au propre. J'ai eu faim, a r C oer des inorceaux de puin normes dans lesqmls mes dents eusse/it taille d'énormes brie-hes." Dat kon nog al schikken voor een nicht van Frankrijk's Keizer. Haar herinneringen van haar kostschoolleven behooren niet tot de aangenaamste en zij n zeker geen reclame voor 't instituut zelf. Zoo vertelt ze van een groene jurk, welke haar wanhoop uitmaakte, omdat die zoo dikwijls gelapt was. Een der droomen vau haar jeugd was dan ook om eens een jurk te hebben, zouder stukjes in de ellebogen ! En, daar op eens werd de deur der kostschool met haar ontoereikend voedsel en leelijke oude, uniformjurken, voor haar gesloten en de eere poort van 't groote leven voor haar opengezet. Het eerste, wat haar heer gemaal aeed, was een volledig uitzet voor haar bestellen. Heel lang genoot ze er niet van, want spoe dig moest ze haar schitterende gala-kleeren tegen 't nombere weduwenkleed verwisselen. De Prins van Solms stierf de Prinses bleek echter niet ontroostbaar, doch huwde weldra met een Italiaan, de Rattazzi. En toen deze deu weg van alle stervelingen en dus ook van alle Markiezen was opgegaan, trad zij, voor den derden keer, voor 't trouwaltaar ditmaal ver gezeld van den Spanjaard de Rüte, ik geloof, dat hij Baron was. U-jk deze stierf en sedert ettelijke jaren is zij, nu ten derden male, weduwe. Haar eigenlijke naam is dus de Douairiïre de Hitte" eu over 't algemeen noemt men haar: «Madame de Rüte". Zij zelve echter houdt hardnekkig aan den naam van haar tweeden man en ook aan dien van haar moeder vast. In de letterkundige wereld no^rnt men haar: «La Rattazzi" en als directeur (directrice) van La Noncelle Revue Internationale noemt ze zich Le Baron Stock", la haar particuliere brieven teekeut zij zich heel verschillend: uu eens Marie Leliza Bonaparte, dan wei-r M. Raltazzi, of wel Rattazzi liüte. Als auteur teeKent ze Mme i'rbain liattazzi. Indien haar systeem algemeen gevolgd werd, zou het samenstellen van een adrtsboek wel tot een der meest ingewikkelde bezigheden behooren, waarbij de twaalf werken van Hercules een peulschilletje waren. Waarom zij wél den naam van haar tweeden man aanhoudt, als ik 't zoo eens noemen mag, en niet dien van den eersten weet ik niet, evenmin als waarom ze nu eens Ratazzi en dan weer Rattazzi schrijft. Naast mij ligt een harer bundels, geschreven door Madame Urbain Ratazzi, gelijk er buiten op staat, terwijl zij er eigenhandig in geschre ven heeft: souvenir affectuenx de Marie Letizia Bonaparte?Wyse?liattazzi. De til el van dezeu bundel: Enigme saus Clef is ook wel eenigszins toepasselijk op deze namenverwarring en eigenlijk op de geheele per soonlijkheid der Prime-. Iedereen weet iets van haar en niemand alles! Ze wordt genoemd in velerlei kringen en toch is het moeilijk te zeggen in welken ze thuis hoort. Bij de Bonapartisten zeker niet, Napoleon III verbaude haar uit Frankrijk. Zij zelve getuigt van dit feit: La -fépublique in apparuixsaU comme mie instituiioii grandiose préch'ee par des a po tres. El-Ie m'a 'tiis[ji/'i quelques vers, qui /i out fait e.ctlei'par uion coiisin, et iiiont valu de Victor Liugo une amitic, qui jamais ne s est démentie. Zij het mij eens, als bewijs dezer vriendschap een breedeu, gouden armband zien, dien de nwësti'o haar geschonken had, ter gelegenheid van haar huwe'ijk. Ik durfde niet te vragen, welk in rang nummer. Yai een anderen kant hoorde ik, dat liet ongenoegen tusscheu Napoleon III eu zijn nicht een andere oorzaak had. Zij was namelijk bestemd om zijn vrouw te wordeii en, zoo de kans er zich toümocht aanbie den, l'raukrijks troon met hem te beklimmen. Uoca Amor, in de gedaante van Eugeuie Marie Mout v o, trad in 't strijdperk en overwon en sedert, haatten de biide vrouwen elkander. Nadat de republiek, volgens Mme Rattazzi de: institution r/rai/diose", in l'rankrijfc gezege vierd had, keerde zij in Parijs terug en sedert woonde zij er, bij tusschenpoozen. Eïnige maanden van het jaar brengt ze altijd door in Madrid, waar ze eeu getrouwde dochter en ... eeu paleis heeft. In Parijs woout ze tamelijk eenvoudig, op de derde verdi 'ping van een groot huis op de Boulevard Poissonninre, waar tevens het bureau van de Xmirelte Revue Internationale en van de Mulini'ex Espagnoles is. In haar appartement heerseht een schilder achtige verwarring, die de persoonlijkheid der bewoonster geheel kenmerkt. Het eerste, wat men er ziet, nog vóór men binnentreedt, want de voordeur is er mee versierd, is eeu verzameling van trojii.éjs! Niet, aan de Eugelsciieu of Duitschers op 't slagveld ontrukt, doch aan Prins Carnaval iu den ... strijd der bloemen ! Het zijn namelijk eenige banieren, indertijd door de Prinses gewonnen m een balaille de Jlvi'i's te Nizza. Bumentredeude komt men in een ronde anticht/mlji-e, waar van alles staat: buffetten, terracotta beelden, canapees, stoelen, enz. Rschts bevindt zich het bureau een kamer vol papie ren dat is het gebied van Baron Stock, en als 't voorhof, dat men door moet, om het Heiligdom, de vertrekken der Prinses, te bereikeu. Een drietal salons, een ftimoir, een groote eetkamer met een uitbouwstl, dat voor tooneel kan dienen, ziedaar! De eetkamer is geheel behangen met borden en is als een landkaart in 't porcelein, of liever als een atlas in den vorm van een legkaart... maar met de stukken door elkander. Alle landen en steden zijn er vertegenwoor digd en verbroederd. Japan en Delft, Scvres en Ciiina, Chelsea en Dresden en zoo verder. De groote salon is behangen met licht blauw satijn en is style empire, hoewel niet zuiver. Een klein kastje met bekers, kleinooden en kostbare herinneringen der beide Napoleons is daarentegen iout ce qu'il y a de plus Empire! Verder zijn er verschillende familie-portretten en bustes, meest van de huisvrouw zelve, die in haar jongen tijd een der schoonste vrouwen van Europa moet geweest zijn. Zij zelve heeft mij verteld dat zij, toen zij de onlangs vermoorde keizerin van Oostenrijk voor het eerst zag, onwillekeurig uitriep; Keu, quelle jolie femme" waarop deze, zich omkeerende en de spreekster gewaar wordende, lachend zei :iAprès vo-us, Madame'\ i' El, jamais uu: après vous, Madame" ne m'a fait tanl de plaisir", voegde de Prinses er bij, toen ze mij de ontmoeting beschreef. Maar die triomf is lang geleden! Ik zou niet durven vragen hoe lang. Nu ia Mme. de deRüte eeu oude vrouw, maar een merkwaardige. Ze schreef ongeveer een dertig romans en bundels novellen. De Revue Internationale bevat, in elk nummer, nog ettelijke bladzijden van haar hand en zij gaat steeds door, haar leven door reisindrukkeu, openbaar te maken. Zoo gaf ze een uitvoerige beschrijving van haar verblijf in Holland tijdens de Kroningsfeesten onzer Koningin. Deze beschrijving is heel aardig en interessant maar niet voor ons Hol landers die wel weten, dat 't niet zóó was. De doorluchtige schrijfster brodeert en... fameus! Zoo ook in haar boekje; «La petite Reine:' 't Is echter minder haar levendige fantasie, die haar parten speelt, dan wel haar gehoor en haar gezicht. De Prinses toch is heel doof en half blind, waardoor alle indrukken verzwakt tot haar komen. Het is mij een raadsel, hoe ze er nog zoo veel van terecht kan brengen. Haar talent om haar physieke tekortkomingen te bedekken, is reuzachtig en heeft iets aandoenlijks. 't Is als een kamp tegen de natuur ; ze wil niet oud, niet hulpbehoevoend, niet ge brekkig worden, ze verzet er zich met al haar macht tegen. Als gastvrouw is zij eenvoudig subliem ! en op haar best, dan is zij werkelijk & grande dame. Ze beweegt zich onophoudelijk tusschen haar gasten, spreekt een ieder toe en maakt er een studie van ze, volgens hun verschillende aan spraken, aan elkander voor te stellen. Gedurende de wintermaanden of juister ge durende het Parijsolie ontvangseizoen, van 't Nieuwe Jaar tot aan Paschen, geeft zij, als Txiron Stock, elke week, een diuer vau een vijftig tal personen ongeveer. Ik had het voorrecht verscheiden zulke diners bij te wonen en vond ze hoogst belangrijk. Als ik het gezelschap moest classiflceeren, dau zou ik ... eerst aarzelen en ze dan onder La Bohème ncilixce rangschikken of wel: La Bohème intellectaelle, want iedereen is iets, maar toch hebben de meesteu iets van Bohemen. Men ziet er allerlei soort menschen en overal van daan. Zoo ontmoette ik, op a avond: cerine, de Fronde-sehrijfster en con/irenciïre, eeu ex President vaa Mexico, den eersten uit gever van Victor Hugo (zijn naam is mij ont gaan), den schilder Iliifaëlli met zijn dochter. den beeldhouwer Dorbefeuille, eenige Provenfaalsche dichters, die te Parijs waren voor het een of andere Provenfialsche herinneringsfeest, een Spaauschen journalist, een Italiaansche schrijfster, (die la Duse namaakte). Verder de weduwe van William Bonaparte met haar zoon, die zich op 't schilderen toelegt; dan een nicht vau Dreyfus, eeu tachtigjarige dame, die een virtuoze op het orgel bleek te zijn. Eeu tamelijk heterogene verzameling beroemdheden, meest artisteu met een high-ll/er er, sporadisch, tussc'ien gezaaid. 't Aardigste vond ik, dat deze menschen, jurtint de se trouver ensemble, elkander aankeken, als eikander afvragende: //Wat doe jij hier?" Vergetende, dat ze er zelf ook waren. De gast vrouw zelve is zeer gekleed bij die gelegen heden; haar toiletten zijn, over 't algemeeu, ontzettend c/tic en niet passende bij haar weduwenstaat noch minder bij deu stand van: uRois en e.cil"; waartoe zij door moeder's zijde, hoort. Haar diamanten en andere cdelsteenen en kleiuooden zijn beroemd en zij tooit er zich volgaarue mee. Haar secretarissen (naar zij mij vertelde, heeft ze er vier, die tevens tot deu staf van haar recue behooreu, doen den dienst van ceremonie meesters op haar wekelijksche diners. Ofschoon men op de uitnoodigings-kaart, verzocht wordt, te acht uur precies, aanwezig te zijn, gaat men gewoonlijk eerst om 9 uur of kwartier er over, aau tafel. ZuoJra de gasten gezeten zijn, begint de mu ziek, een orkest van een zestal artisten. Alleen onder 't toasten zwijgt ze; voor 't overige is Euterpe bijna voortdurend aan 't woord. Ue menu's ziju, gelukkig, niet lang ; de tafel is vrij eenvoudig versierd met bloemen en opgeluisterd door bc'iaaltjes met jieiiis jours. De grootste weelde is zilveren rordeii ; ook heeft de Prinses een oud-Saksisch tafelservies niet ii-jour randen, dat in de geschiedenis der ceramiek beroemd mo^t zijn. De x/i/le empire is de overheerschende bij haar tafel-arraufremeiit, doch niet de eeuige. Gewoonlijk is er een hoofdtafel eu vier, zes of acut bijtafeltjes, waar het bizouder prettig eu ongegeneerd toegaat. De bediening wordt waargenomen door een zestal kueehls in 't zwart. Volgens het algemeene, Fransche gebruik in onze dagen, wordt er weinig gedroLken. De toasten zijn gewoonlijk het interresantste doel van het gastmaal, vooral om het zonder linge cosmopohlische, dat er in heerscjt. Ook wordt er vaak geïmproviseerd in proza of poëiie. Xaar 't mij voorkwam, verwacht de Prinses wel zoo iets vau haar gasten, voor zoo verre het euiigszius hun vak is. Trouwens, ze vraagt er zelve om. Zoo hoorde ik, op u avond, een Provenf'ialsch lied, een Italiaanschen heilwensen, een Spaansche toespraak eii een Frantch gedicht, 't laatste stamelend door een grijsaard uitge bracht. In den carnavals-tijd wordt er vaak comedie ges-peeld; de Prinses zelve heeft er veel aan gedaan in haar jongen tijd en nog lang daarna. Zelfs EU beweegt zij zich gaarne in de tooneelwrreld; Sarah Bernhardt, behoort tot haar intiemen. Na 't diner wordt er gewoonlijk muziek gemaakt eu worden er voordrachten ge houden. Aan de heeren eu ook aau de dames, ais ze er lust toe gevoelen, wordt gelegenheid tot rooken aangeboden in 't fumoir, welks wan den met zwart satijn zijn behangen en dat overvloediglijk met oud-Saksische ornamenten is verfraaid. De poëtische herderinnetjes en de rozenslingers van porcelein doen vreemd bij die bekleedmg van somber zwart, iets als de dageraad, die door den donkeren nacht heengloort. De koüi'i wordt rondgediend in Empire kopjes van donkerblauw scvres. En nu een totaal-indruk van een diner bij La Ratazzi! Eerlijk gezegd is het moeilijk dien weer te geven. In haar ontvangen bevindt zich wel de kern tot 't vormen van een salon op intellec tueel, juister misschien op artistiek gebied, doch de elementen verschillen te veel om van nheid, in welk opzicht ook, te kunnen ge wagen. De bijeenkomsten zijn ernstiger, degelijker, dan gewone diners; men komt er om iemand te ontmoeten, oin iemand te hooren; niet alleen om te eten. De gastvrouw vraagt u, omdat ge iemand zijt, omdat ge een blad, een schouwburg, een rich ting, een nationaliteit, vertegenwoordigt. 't Zijn geen afdoeners, haar wekeüjksche gastmalen; 't zijn eerder recepties, maar niet officieel, daar men er enkel bij speciale uitnoodiging gaat. Of ze in Parijs, d. i. het Parijsche gezelschapsleven, iets beteekenen, zou ik niet kun nen zeggen, ik geloof van niet, omdat de meeste gasten uit het buitenland alkomstig zijn en er slechts in 't voorbijgaan vertoeven. Maar hoe dit ook zij - de ontvangst is er zeldzaam vriendelijk en de Prinses is bij uit stek liberaal in het samenstellen barer gasten lijst. Mogelijk zullen deze diners over twintig of vijf-en-twintig jaar, a's ze tot de geschiedenis van 't verleden zuilen behooren, ook een histo rische vermaardheid verkrijgen. TIIÉRÈSE HOVEN. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHItlllllllllllllllllllllllltlllllllM ?b&n. c/ncwzcn Geachte Redactie! Met veel belangstelling nam ik kennis van 't artikel »Afnemersbonden" door den heer C. v. Dorp in uw geacht blad van 20 dezer. Vergun mij eenige opmerkingen en vragen naar aanleiding daarvan aan den heer v. Dorp te richter^ Ik stel' voorop, dat ik 't in theorie geheel eens ben met den heer v. D. n.l. dat Afne mersbonden nooit veel invloed kunnen uitoe fenen, als ze niet gerugsteund worden door de groote massa der arbeiders-koopers, maar hoe is het bij de tegenwoordige Hollandsche toestanden, waarmee men toch allereerst dient rekening te houden als men in Holland een Afnemersbond wil oprichten, mogelyk dien steun te verkrijgen ? In Amerika en Engeland, waar de vakvereenigingen reeds jaren bestaan, waar ze goed georganiseerd zijn, en getoond hebben wat te willen en te kunnen prestoeren, mag dit uit voerbaar blijken, maar in ons goede Holland, waar vakvereeniging nog in de eerste levens jaren is en in vele gevallen zelfs nog tot de vrome wenschen behoort onder die kategorie van arbeiders, die bij Afnemersbonden aller eerst belang hebben (kleermakers, naaisters, fabrieksarbeiders en arbeidsters), waar 't volk, als geheel genomen, nog niet voldoende ont wikkeld is, om te gevoelen welke kracht en macht er van vakvereeniging kan uitgaan, zou men daar wel tot iets komen, als men begint zich tot 't volk te wenden ? Ik weet bij ondervinding hoe zelfs de meer beschaafden en gegoeden nog weinig of niet verder denken bij 't doen van hun inkoopen, dan hoe zij ze op de voor hen voordeeligste manier zullen verkrygen (vóór de Nat. Tent. van Vrouwenarbeid deed ik 't zelf ook niet), hoe zou men dan van de minder beschaafden en gegoeden (by wie 't op elke cent aankomt), kunnen verwachten dat zij iets zullen over hebben voor verbetering van den algemeenen toestand. Kan de heer v. Dorp mij eene vak vereeniging in Nederland noemen, die een etiket, als door hem bedoeld, te haren name heeft doen registreeren, of zelfs maar dat zou kunnen en willen doen, ik zou hem er zér dankbaar voor zijn en voorzeker zouden de Amsterdammers, die zich moeite geven een atnemersbond op te richten, zich gaarne met die vakvereeniging in verbinding stellen; maar helaas, ik meen gegronde vrees te moeten koesteren, dat dit de krachten van den heer v. D. te boven zal gaan. Zou het dus, de gegeven omstandigheden in aanmerking ne mende, niet beter zijn, zich de theorie van den heer v. D. te stellen tot ideaal, waarnaar te streven met alle kracbt, maar ondertusschen van boven af te beginnen: eerst te trachten het gegoede publiek op te voeden en voor te lichten bij 't doen hunner inkoopen; te be ginnen in 't kleine om later, misschien pas r.a 10 tallen jaren, te komen tot 't groote? Naar mijn bescheiden meening zal zelfs dat kleine al moeilijk genoeg te verwezenlijken blijken te zijn, in een land als 't onze, waar nieuwe denkbeelden niet_ gemakkelijk baanbreken. Nog gaf ik gaarne een kleine rectificatie in 't artikel van den heer v. D. Hij schrijft: »De jaarl. contributie van een dollar zal trouwens ook in Amerika wel een beletsel voor toetre ding zijn voor de talrijkste en daardoor machtigste groep der consumenten, die der werklieden." Hier heeft de heer v. D. niet geheel juist gelezen; in 't jaarverslag der NewYorksche Consument League staat toch dui delijk, dat ook 10 personen zich samen kun nen verbinden tot n lidmaatschap a / 2.50, juist om 't den arbeiders mogelijk te maken, de vereeniging te steunen. U dank zeggende voor de verleende plaats ruimte C. S. II. Aan de Redactie van De^lmiïerdainmer, Weekbl. voor Xederl. Iets cr Ricliard Waper, Naar aanleiding van GRKGOKIUS' beschou wingen over »Sancta Musica." Gaarne zou ik wenschen een en ander in 't midden te brengen, naar aanleiding van boven genoemde beschouwingen, voorkomende in de Groene van 14 Jan. 1.1. en wel over het derde gedeelte daarvan, omdat daarin hoofdzakelijk de Muziek van Richard Wagner wordt be handeld. Het komt me n.l. voor, dat in dit, evenals in bijna alle artikelen, die ik las over dien meester, Wagner te veel wordt beschouwd als musicus, waardoor hij, m. i., al te eenzijdig wordt voorgesteld. Het is niet m'n plan, (hiertoe ben ik een voudig onbevoegd) in bizonderheden te treden ; ik wil me alleen bepalen tot de hoofdzaak. "Wanneer een artiest 'n kunstwerk schept, dan beschikt hij over meer of minder hulp middelen : zoo spreekt b.v. Beethoven tot ons door zijne symphonieën, welke zijn gebouwd van de materialen der Muziek allén; hij had geen andere hulpmidden daarbij noodig, zelfs geen woorden (uitgez. de 9de). Zoo spreekt Multatuli tot ons in zijne symphonie »de Minnebrieven," die uit de materialen der Taal gebouwd is, ook hij beheerscht het woord, en had geen andere hulpmiddelen daarby noodig. Het tooneelspel is al meer gecompliceerd : het komt tot ons door middel van het woord, de handeling, en de voorstelling van de plaats der handeling: het decor. Be schouwt, als ge wilt, het woord hier als hoofd zaak, my wel, maar de beide anderen zijn toch onmisbare histreerende factoren. De dramaturg gebruikt het Woord, de handeling, en het decor als hulpmiddelen onderling, om het geheel, het kunstwerk, op te bouwen zy vullen elkander aan. Richard Wagner nu geeft zyne «Muziek drama's," opgebouwd uit de materialen der dicht-, muziek- tooneelspeel- en, als uit dit laatste voortvloeiende, der decoratieve sdalderskunst ook deze vier vullen elkander aan ; dus laat ons het aldus beschouwen : voor hetgeen Beethoven bereikt allén door Muziek, had Wagner de vier genoemde hulpmiddelen noodig. In hoeverre het n nu hooger staat dan 't ander, als kunst, zie, dit staat niet aan mij, te beoordeelen, en doet hier ook niets terzake. Ik vraag allén, hoe 't toch komt, dat Wagner meest altijd muzikaal wordt beoordeeld en niet anders. Dat we nu eenmaal geen ander woord voor de Wagnersche Muziek hebben, bewijst nog niet, dat 't met dezelfde maat te meeten is als b. v. de Beethovensche, allén omdat het nu eenmaal muziek heet. Dit staat trouwens gely'k met het beoordeelen van tooneel-decors, naar de maat waarmee b. v. Rembrandt be oordeeld wordt, en ieder zal 't met mij eens zijn, dat dit 'n sinecure is ... . maar het is toch schilderkunst ja, maar decoratieve schilderkunst, d. i. hier: illustreerende schil derkunst. Welnu, ik stel voor, de muziek van Wagner decoratieve muzieJc te noemen, dan zullen velen begrijpen, waarom hij niet een musicus van den goddeltjJcen stam is, evenmin als een dichter van dien stam, (het woord dichter alleen verstaan in strikt verzenmakenden zin. En ten slotte vraag ik, waarom de muziekIcunst niet evengoed decoratief kan behandeld worden, dus als illustratie van het geheel, als de schilderkunst, en of zy niet evengoed levens vatbaar is als decoratief onderdeel eener artis tieke schepping, als hoedanig zij volstrekt niet op n lijn behoort gesteld te worden met de niet-decoratiere muziek van Mozart en Beet hoven c. s. evenmin als dat andere deco ratieve onderdeel het decor als zoodanig met 'n Rambrandt. En uit dit oogpunt beschouwd, is Wagner evenmin Musicus, als Dichter (in bovengenoemden zin), en als Dccoratieschilder, maar Dichter in den meer uitgebreiden zin.. d. i. kunstenaar. Indien de heer Gregorius' my' kan aantoonen, dat mijne opvatting in deze scheef is. hij zal me zeer verplichten met dit te doen. Ik zou gaarne van een eventueele dwaling genezen zijn. U, Mijnheer de Redacteur, beleefd bedan kende voor de mij verleende gastvry'heid, teeken ik mij hoogachtend A ' d a m, Jan. 1900. A.A. Aan de Redactie van de Amsterdammer, Weekblad voor Nederland. Geachte Redactie! In No. 1177 van uw Weekblad komt op pag. 2 een stuk voor van Soranus : De ver volgingen van 1834 en de vry zinnige Staat. De noot aan dat stuk toegevoegd heeft mij verbaasd en geërgerd. Daarin wordt u. 1. door den schrijver* gezegd, dat de houding der katholieken bij de stemming over het groote amendement en later by de aanvallen, door dr. Kuyper tegen dit ministerie gericht, reeds nu aanleiding gaf tot het feit. dat op de Gere formeerde Kweekschool voor Christelyk onder wijs te Amsterdam aan de leerlingen de samen werking met de katholieken voor de toekomst wordt verklaard eene onmogelijkheid te zijn. Laat mij u eenvoudig verklaren, dat van dat zoogenaamde feit geen letter waar is. Hoe Soranus er aan komt, is mij een raadsel. Ik mag toch niet veronderstellen, dat hij het feit maar bedacht heeft. Maar dan heeft zijn zegs man hem wat wijs gemaakt en heeft er hem laten iiiloopen of en dit is waarschijnlijk hij heeft niet goed den naam van de inricnting of van de vereeniging, waar zulks ter sprake kwam, opgenomen. In ieder geval - op de Gereformeerde kweekschool is met geen enkel woord gerept, noch van het groote amendement,. noch van samenwerking met de katholieken, noch van iets dergelijks; 't is alles fantasie. Maar daarenboven moest Soranus begrijpen, dat men met jongelieden van 14?18 jaar, van welke de grootste helft nog meisjes zyn, bij hunne opleiding tot onderwijzer(es) wel wat anders te doen heeft dan over zulke dingen te spreken. Heeft Soranas zich dus vergist, dat hij het erkenne, en is hij gefopt of bedrogen, dat hij zijn zegsman dan noeme of by mij zende. Hoogachtend, Uw dw. dr. Amsterdam, H. BYLEVKLD, 10 Januari 1900. Jtir. v,d Geref. KiveekscU. Als een axioma stond het bij my vast, dat leerlingen van de Clmstelyke Kweekschool voor onderwijzers niet opzettelijk en met voorbe dachten rade konden liegen. De duivel is toch de vader der leugenen en ik heb tot nu toenog altijd gehoord, dat deze alleen maar op de ongeloovige openbare school wordt gedoceerd. Maar even ernstig staat het by mij vast, dat de heer Bijleveld vooral nu hij er op wijst dat het feit wel ergens anders kan ge beurd zijn almede de waarheid spreekt. Entre ces deux mon coetir balance maar daar ik een fatsoenlijke opvoeding heb genoten en my in mijn jeugd geleerd is, dat men ouderen van jaren alty'd eerder moet gelooven dan jongeren verklaar ik «gefopt" te zijn. Mijn «zegsman" noemen doe ik niet; daar van houden redenen van overwegenden aard mij terug ik ben »gefopt," voila tout, gefopt door een leerling van een christelijke kweek school laat de zondaar of zondares tot zich zelf inkeeren en begrijpen hoe groot een kwaad hij of zy gesticht heelt l Dat alles uit den duim gezogen! wat is do wereld toch slecht! Iemand foppen, die reeds meer dan zestig jaren telt waar bly'ft de eerbied voor den ouderdom ook bij het christelijke jongere geslacht ? Toch zou ik den heer Bijleveld in gemoede wel willen aanraden om zijn leeraren er op te wijzen, dat spreken zeker zilver maar zwijgen in ieder geval goud is en dat deze wel moeten begrijpen, dat zij te doen hebben met kinderen wier »fantasie" het spreekwoord bevestigt: «een. goed verstaander heeft maar een half woord noodig". SOHANCS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl