De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 4 februari pagina 1

4 februari 1900 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N', 1180 DE AMSTERDAMMER A°. 190GL WEEKBLAD VOOK NEDEELAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, ir. p. post f 1.65 Voor Iridiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Dit blad ia verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Partje. Zondag 4 Februari. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20 Reclames per regel 0.40 Annouces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RÜDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer Brma. I M H ? U ». VAN VEERE EN VAN NABIJ: Tijdschrift voor Armenzorg. Ue voorstellen itot reorganisatie van het leger, door een Hoofdofficier. V (Slot.) Na de opening van het Engelsche Parlement. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Minimumeischen in de woningwet?, door 8. p. p. KUNST EN LETTEREN: Muziekbeoordeelingen, door Ant. Av«riainp. 'Rijksmuseum van Schil deryen, door W. 6. Egidius en de Vreemde ling, door W. S. John Easkin, door B. W. P. Jr. Fotte Bos, door W. G. van Nonhuys. FEUILLETON; De oude Pen, uit het Eassisoh van A. W. Stern. (Slot). EECLAMES. VOOB DAMES: De nuttige Handwerken voor Meisjes, door A. T«nnisse en A. M. van der Velden, beoordeeld door Johanna W. A. Naber. Huwe lijk en mode bij de Boode Kaffers, naar het Engelsch, door Mijaesa. Allerlei. SCHAAK SPEL. FINAN01EELE EN OECONOMISCHE KBONIEK, door D. Stigtor. INGEZONDEN. PEN- EN POTLOGDKBA8SEN. ADVEBTENTIEN. IHnHHinMnHmilHMIHUMHèHUtUWttHHHWItHHH Tijdschrift voor Armenzorg. Het eerste nummer is verschenen van bet Tijdschrift voor Armenzorg onder redactie van Dr. H. J. de Dompierre de Chaufepié, Jhr. Mr. H. Smissaert en J. F. L. Blankenberg. Uitgevers H. D. Tjeenk Willink & Zoon te Haarlem. Het blad verschijnt om de 14 dagen. Dit orgaan is gewijd aan de bespreking van de zorg voor behoef tigen, oude lieden, weezen, verwaarloosden, zieken, gebrekkigen, en van werkverschaffing en landontginning. De prijs bedraagt ? 0.65 per -3 maanden fr. p. p. In het eerste No. komt, behalve een {inleidend woord en eenige mededeelingen, «een artikel voor van A. J. Adriani: de Her vorming der Diaconieën, van de Ned, Herv. Kerk; een van R. van Zinderen Bakker: Uit Friesland; en een van Mr. J. G. Schölvinck: Vereeniging van Arm besturen. »X)it orgaan", zoo lezen wij in 't Inleidend woord »zal in den meest volstrekten zin van ,het woord zijn een sfreie Bühne1' voor allen, die met open vizier, d. i. niet ano niem, eene eerlijke overtuiging omtrent weidadigheidsaangelegenlieden willen ver dedigen. Het blad zal kleurloos zijn, in .zooverre, dat het niet zal zijn de drager ?der denkbeelden van eene bepaalde rich ting, ook niet van die der redactie. Deze 'toch zal zich bepalen tot bet verzamelen <en bijeenbrengen van berjeaten en rnede?deelingen omtrent het armwezen in binnen in buitenland. Elk der redacteuren, een ?oordeel uitsprekend over welke zaak ook, Z&l evenals elke medewerker zijn stuk onderteekeuen. Ons blad zal dus zijn een Zuiver vakblad, waarin allerlei tegenstrij dige meeningen, mits in gepasteu vorm Voorgedragen, .zich kunnen uiten." Wij nieenen .onzen lezers geen ondienst te doen met het opstel van den heer Van Zinderen Bakker grootendeela hier te laten volgen'. «?De Gemeente Opsterland, in grondvlak 231S6 Hectare gioot, met een bevolking van 15ÜOU zielen, is, wat het eerste betreft, de grootbte van friesland en wordt in bevolking alleen overtroffen door Leeuwarden en WesUtelling-werf, de laatste met slechts 'n 50 tal inwoners meer. Verreweg Let grootste deel vau den bodem is veeuioudend, tenzij deze ter formatie van turf reeds is weggegraren. Bedoeld veen, te onderscheiden in hoog en laag, is tot voor korten tijd, van geslacht op geslacht (3 i 400 jaar), geweest de kip die de gouden eitren legde. De eigenaren, die zelfs nog m mijn jongeustijd (schrijver dezes is 54 jaar) hun sloten en kasteelen te Beetsterzwaag met eigen gezin eu dienstbodenpersoneel bewoonden, een heel jaar door, verteerden een groot deel van huuue inkomsten m een zekere mate van weelde, waarvan de afval menigen arme ten goede kwam. Van over-overgrootvaders zijde was men reeds begonnen de geschikste stukken van den ont reenden bodem te cultiveeren; men had daanp af eu toe een boerenplaats doen bouwen, zoodia sommigen van dezen er een half honderd en meer in eigendom tadden die door pachters ?werden bewoond; en zoo heeft zich in den loop der tijden tussehen de veenbevolking tevens een bouw- en boerenarbeidersstand ontwikkeld. De boeren van die dagen hielden weinig vee en waren voor het grootste deel bouw boeten. Vooral boekweit was het product dat bij uit nemendheid geteeld kon worden, en dagen (weekmarktdagen) dat er van drie- tot vierhon derd wagens beladen met zaad te Gorredijk (dt hoofdplaats der gemeente), van alle kanten inkomende, werden binnengereden, weet menigeen zich met mij nog goed te herinneren. Onze arbeidende klassen uit die dagen be hoorden dus in hoofdzaak tot de grond- ol veenwerkers, ia onze taal: tot boerenarbeiders of t m f makers. Vroeg in het voorjaar begon reeds de bedrij vigheid in de venen, zoowel voor den boeren arbeider, die met baggeren, voordat het in de bouw bij den boer druk werd een mooi stui vertje wist over te verdienen, al« voor den eigenlijken turfmaker die een heel jaar door met veenarbeid zijn brood won- en 's winters, zelfs dan als de vorst heel de natuur ia boeien scheen te hebben geslagen, klapperden van hofstede tot hofstede de dorscnvlegels op de deel, ten bewijze dat er ook dan nog werkaan den winkel was. Dat alles is sedert dien tijd veranderd. De groote heeren zijn voor en na, bijna allen van Beetsterzwaag vertrokken. De gebouwen zijn weggebroken, staan leeg of worden door dienstboden bewoond; geen handwerksman ver dient Dieer veel aan reparatiëu. Het geslacht van sta!- en tuinkneetiten, boschwaebters en verder dienstpersoneel zijn of dood, of door den heer op een uitstervingspeusioentje gebracht, ttrwijl rentmeesters den schep'er zwaaien. Onze boeren zijn van bouw- greidboeren ge worden; wie vau hen voorheen 10 arbeiders had, doet het nu met n. De marktdagen te Gorredijk zijn ter nauwernood meer van gewone te onderscheiden, en waar vroeger 's winters van 30 tot 40 tjalkschepen de plaats oijfl 'urden, vindt men er nu niet een; 's wiüttr* opteieggen zit er al lang niet meer aan, zeggen de schip pers, sedert de Hollanders geen turf meer stoken,, en onze veenbazen verwensenen met een zelfde innigheid eiken uitvinder van de af en toe hun intrede doende nieuwe brandmaterialen, evenals zij het doen allen, die de steenkool beschouwen als eer machtigen factor van het tegenwoordig ?verkeer. ?Op wie echter deze veranderingen reeds t« lang en het zwaarst hebben gedrukt, dat zijn geweest en dat zijn nog onze tengevolge dier veranderingen werkeloos geworden arbeiders. emeltergende en menschonteerende ellende is in deze en andere gemeenten dientengevolge gfleden geworden, en het zou mij gemakkelijk vallen een boekdeel te vullen met verhalen van grenzenlooze onverschilligheid voor dit alles bij onze machthebbenden. Gelukkig evenwel dat thans, ten minste voor dezen omtrek, bet ergste geleden schijnt te zijn, dank zij : Ie de werkverschaffingen ; 2e de belangrijke rijkssubsidie, en 8e den trek naar Duitschland. Van iedere rubriek afzonderlijk zou heel wat te zeggen zijn, omdat de zegening van het een zoomin als die van het andere ingekomen is zonder dat er zijn, die zich daarvoor krachtig hebben ingespannen; en dat er verandering ten goede is ap te merken, daarvoor pleiten de cijfers hieronder vermeld. In 1894, toen er nog geen werk werd ver schaft en de armoede hier zoowat als op het hoogste gestegen kon worden beschouwd, telden wij van de ar.menlijsten 706 vaste en 1290 losse (tijdelijk) bedeelden. De gezamenlijke ui'gaven bedroegen toen ? 02 271.80, of ruim ?11000 meer dan de gehtele hoofdelijke omslag, waar toe toen bijna 10 pCt. van het inkomen moest worden opgebracht, zijnde deze geraamd op /S0.7Q4.40, waarboven ons een rijksubsidie voor tegemoetkoming werd verstrekt van ?24.900. Niet heel Jang .daarna echter zijn welwillende rijke menschen uit den vreemde begonnen met te doen, wat eigen bezittende gewestgenooten veel te iarig hebben nagelaten, n.l. om op den ontveenden bodem door middel van cultiveering den tot den bedelstaf vervallen arbeider opnieuw werk en brood te verschaffen. Aanvankelijk hadden pessimisten en zwartgalligen, die men zoo ouder allerlei vlag aan treft, ten dez'n opzichte heel wat zwarigheden; sommige rijken onder dezen beweerden, dat het lang met uitkon. Enkele hoofdmannen van stad en staat zeiden, dat althans geen corporaties, b.v. armen- en gemeentebesturen, daariu hun geld mochten steken, en ten elotte weer anderen, dat verbetering langs dezen weg de menschen te tevreden zou maken. Heden staan wij aan het einde van 1899. Wat voor dit jaar de uitkomst Fan onze armtnzorg zal ziju, is in totaalcijfer nog niemand bekend, kan niet bekend zijn. Zeker echter is, dst het getal armen opnieuw is afgenomen en dat die er zijn, beter worden verzorgd dan voorheen; maar ook al ware het laatste niet het geval, dan is de toestand zooals die bleek bij het einde van 1S98 reeds verkwikkelijk ge noeg, meen ik, om daarop te wijzen. In 1SU8 toch hadden wij geen 700 vaste bedeelden meer, (ouden en zieken, de laatsten vooral) maar 1.58. Verder geen 1290 losse, (werkloozen en tijdelijk tot armoede vervallenen om andere reden) maar slechts 221 terwijl de hoofdelijke omslag in dat tijdperk is kunnen worden teruggebracht van bijna 10 pCt. op ruim 7 pCt. en deze voor het volgend belastingjaar opnieuw is verlaagd tot nog geen 5 pCt. van het inkomen der inge zetenen die wat hebben te missen. Voeg ik hierbij, dat de aftrek van eiken belastingbetaler hier, voor het zich ?verschaffen der noodzake lijkste levensbehoeften, is verhoogd geworden van ?180.?tot ?300.?'sjaars en de rijks subsidie nu bedraagt ruim ? 72.000.?dan maak ik mij sterk met in den aanvang VSE dit opstel niet te veel te hebben gezegd. Verder dient de lezer te merken, dat ik, schrijvende hierover armenaanlal en bedeeling, alleen bedoel diegenen die komen ten laste van ons burgerlijk armbestuur en men daaronder dus niet heeft te verstaan hen, die worden be- j deeld door onze Diaconieën en andere instellin gen van weldadigheid. Wat verder opmerking verdient is, dat, nu vooral het denkbeeld van werk te verschaffen op onze woeste gronden meer en meer ingang vindt, de Nurksen zich wat meer stilhouden; Provinciale Staten, Gemeente- en armbesturen, plus hier eu daar voor 't voetlicht komende philanthropeu het door ons gegeven voorbeeld metterdaad navolgen en de tijd niet verre meer bclnjnt te zijn, dat men algemeen zal leeren inzien, dat hoe verschillend men ook moge denkeu over duizend eu zooveel vraagstukken, die ooi oplossing vragen de armoede op het platte land niet doelmatiger is op te heffen, dandoorden w e r k l o oze n ar b e i de r werk te verschaffen op den bodem. Ik zou niet durven beweren, dat voor parti culieren dergelijke ondernemingen in den regel een goede rente zou/Jen kunnen afwerppr, maar wel vind ik het zeer onoordeelkuiidig dat een werklooze arbeider vau de hand in den taud wordt onderhouden, het zij ten koste van wien dan ook, wanneer er land is, zooveel, als hier eu overal elders, dat niets of bijna niets op brengt, omdat er niet op gewerkt wordt. Wie zich van deze waarde d overtuigen wil, kome naar hier; en zeker is dat hij daarna om geen meerdere bewijjen vragen zal. Kortezwaag. R. v. ZINDEKES BAKKER." De voorstellen tol reorganisatie van het leger, door een Iwofdofficier. V. (Slot.) De voordeelen van het beschrevene leger stelsel zijn groot: De voortdurende oorlogssterkte is als 't ?ware onafscheidelijk van algemeenen dienst plicht, van verkorten oefeningstijd en van uitbreiding van het militiekader; zij geeft besparing van tijd; immers de oefening kan bij oorlogssterkte spoediger geheel voltooid zijn dan bij eene regeling, zooals wij die thans hebben, waarbij de dienst plichtigen nog speciaal moeten opkomen om in oorlogaafdeelingen onderwezen te worden; zij laat ook de grootst mogelijke inkrimping van het »vaste'' officierskorps toej waardoor ruimte wordt gemaakt voor den militie-luitenant, die nu in een veel zelfstandiger positie is geplaatst, waarvan zijne opleiding ook voor de hoogere commando's, die hem in oorlogstijd zoo al niet terstond 1) dan toch zeker in een later tijdperk van den oorlog zullen worden opgedragen, de beste vruchten zal plukken. In het algemeen kan bij voortdurende oorlogssterkte de oefening de volmaaktheid nabïjkomen: de theorie zal zooveel mogelijk in overeenstemming zijn met de praktijk ; de opleiding van het militiekader in zijn geheel zal onafgebroken grondig zijn. De wanverhouding tusschen de sterkte van het kader en die der manschappen houdt op. Zij, die met gezag zijn bekleed, worden van meet afgewend aan het commandeeren en beheeren van afdeelingen op oorlogs sterkte, een groot voordeel, vooral in den aanvang van den oorlog, wanneer uiter mate veel van de geestkracht der bevel voerenden gevergd wordt. De administratie eenvoudiger en de op leiding daarin door de voortdurende oor logssterkte deugdelijker. Dit laatste geldt natuurlijk ook voor de veel hooger beteeke nis hebbende verpleging e. a. m. Bij oorlogssterkte reeds op voet van vrede is bij de compagnie, enz. de stof voor op leiding van officieren en kader zoo over vloedig mogelijk aanwezig. De vervanging van het vrijwillig kader door militiekader d. w. z. het vrucht bare beginsel om het personeel, bestemd voor kadervorming, voortdurend te ver wisselen, zoodra het voldoende onderwezen is brengt mede, dat er nimmer gebrek aan goed geoefend kader (niet te vergeten de officieren) kan zijn, hoe groot het aantal inwoners, dac aau 's lauds verdediging heeft deel te nemen, ook moge zijn; er bestaat ten allen tijde harmonie, en wel in alle opzichten, tusschen kader en man schappen. Vergelijk daarmede den toe stand, die ontstaan zoude bij de aanneming van 's Ministers voorstellen, een toestand, niet veel beter dan de tegenwoordige: een veel te sterk dus bovenmatig duur kader (ook aan officieren) in tijd van vrede en gebrek bij de troepen, die achter het eigen lijke leger staan, in tijd van oorlog, zelfs aan reserve voor dit leger als de verliescijfers eenigszins stijgen; wat een »Landstorm/' die zonder leiding van eenige beteekenis zal zijn, bij de tegenwoordige oorlogvoering te beduiden moet hebben, laat zich gemakkelijk inzien; die krijgs?nbende" een vijand daadwerkelijk het hoofd moetende bieden, zou eenvoudig ter slachtbank gaan; hoe die trouwe wetsfigurant zonder eenige organisatie, in oorlogstijd zou moeten worden aangewend begrijpt niemand. De werkkring der »vaste'! officieren zal ruimer en opwekkender zijn dan bij de tegenwoordige en voorgestelde inrichting van het krijgswezen; hunne taak ook maatschappelijk veel voornamer. Ook zal de promotie in het »vaste" 1) Men rekeue hierbij op de gepensionneerde Nederlaudsclie en Indische dlicieren, die ten allen tijde beschikbaar moeleu zijn voor 's lands verdediging. officierskorps aanmerkelijk beter zijn, waar door niet alleen persoonlijke belangen maar veel meer nog die van den Staat worden gediend. Die snellere promotie zal aan de schatkist geen hoogere eisenen stellen, want door de vermindering van het aantal regi menten der »breedte"-organisatie (waar schijnlijk tot 4 om ons tot de infanterie te bepalen) wordt het »vaste" officiers korps zooals boven reeds is aangeduid aanzienlijk ingekrompen. Deze inkrimping maakt de keuze van personen vrijer. De studietijd kan zoo noodig worden uitgebreid zonder vrees, dat de leeftijden, waarop de verschillende rangen worden bereikt, te hoog zullen zijn. De langdurige herhalingsoefeningen (van ne maand) zijn zeer geschikt, om het oefeningspeil te onderhouden (overweeg nog het voordeel, gelegen in de betere verhou ding tusschen eerste opleiding en her halingsoefeningen zie mijn eerste artikel). Aan het bezwaar, dat vele ouders voor hunne zonen tegen het kazerneleven heb ben, is volmaakt ongedwongen tegemoet gekomen. Voor zoover de "voor-oefening" in het partikuliere leven plaats heeft, belooft zij eene aanmerkelijk grondiger opleiding in wat de hoofdzaak ia het individueel juistheidsschieten, dat over het algemeen eene geliefkoosde uitspanning is (Transvaalsche opleiding). De geheele bevolking zal in een degelijk weerbaren staat verkeeren en wel met ge ringe persoonlijke en algemeene lasten. Voor kazernebouw worden, hoewel de levende strijdkrachten worden uitgebreid, naar evenredigheid aan de schatkist geen hooge eischen gesteld. Het aantal personen, dat voortdurend onder de wapenen is (kader, vrijwilligers) wordt door de inkrimping der organisatie (in de »breedte") veel geringer: bezuiniging. De inkrimping van het korps «vaste" officieren met aanzienlijk meer dan de helft doet den pensioenslast belangrijk lichter worden: wederom bezuiniging, doch gedeeltelijk aan te wenden tot verbetering hunner traktementen en pensioenen. De peni-ioenslast wat aangaat het per soneel beneden den officiersrang komt ge heel te vervallen. De belasting, die in de plaats treedt van werkelijken dienst, is eene belangrijke compensatie voor de verhooging der uit gaven, die het gevolg is vari de omstan digheid, dat bij algemeenen dienstplicht veel meer personen gelijktijdig (hoewel in minder tijd) geoefend worden. De dienstplicht in »Het actieve leger'' duurt belangrijk korter dan door den Minister is voorgesteld (5 tegen 8 jaren). Thans volledigheidshalve nog de voor deelen, die hierboven reeds ter loops zijn aangestipt: Groote eenvoudigheid, die thans en ook in het stelsel van den Minister allerminst wordt betracht. Decentralisatie in het in deze artikelen aangegeven stelsel, zoo noodig, om bij het uitbreken van een uorlog verwarring te ontgaan. Gemakkelijke en snelle mobilisatie. Gelegenheid om bij het uitbreken van onlusten, bij niet dadelijk dreigend gevaar of voor handhaving van neutraliteit minder dan 4 of 5 Heiningen op te roepen en dan toch (zeifs met ne lichting) eene volledige krijgsmacht op oorlogssterkte in het veld te hebben. In het stelsel van den Minister moeten orn tot oorlogssterkte te kunnen geraken steeds alle (S) lichtingen worden opgeroepen; mocht ook in dit stelsel het militiekader sterk worden uitgebreid tegen inkrimping van het vaste kader, dan zou (daar iedere lichting haar eigen militie kader-contingent moet hebben) het kader bij de conipagnien niet compleet kunnen zijn, indien niet alle lichtingen waren op geroepen ; in 's Ministers stelsel kan nim mer van eene uitbreiding van het militie kader van eenige beteekenis sprake zijn. Gelegenheid ook, om, zonder nadeel voor de organisatie, in tijden van gevaar onge stoord met de oefening der jongste lichting voort te gaan. In 's iVlinisters stelsel moet de jongste lichting, geoefend of niet, onver mijdelijk terstond bij de oorlogstroepen worden ingelijfd, anders wordt de oorlogs sterkte niet bereikt; er is trouwens geen kader beschikbaar om de oefening der jongste lichting ongestoord voort te zetten. De xwiór-oefening" zeer in het belang van de jeugd, die daarin eene gelukkige afleiding vindt voor haren steeds toenemenden geestesarbeid en ook buiten het ouder lijke huis leert gewennen aan orde en tucht, in den tegenwoordigen tijd allerminst over bodig. Ongetwijfeld zijn de denkbeelden, in deze artikelen ontwikkeld, met goed gevolg ook op de andere wapens toe te passen. Ik wensch echter aan meer bevoegden (in die wapens), die de algemeene strekking dier denkbeelden zijn toegedaan, over te laten, de mogelijkheid daarvan nader uiteen te zetter. Aan het slot van mijnen arbeid geko men, gevoel ik mij gedrongen, als mijne overtuiging uit te spreken, dat het Nederlandsche volk, weerbaar gemaakt overeen komstig de regelen, in deze opstellen ont vouwd, volkomen in staat zal zijn om den vaderlandschen bodem te verdedigen tegen iedere aanranding, die dooreenigen vijand beproefd mocht worden. Daarbij zal ook kunnen worden gerekend op de jongeling schap, die den militieplichtigen leeftijd nog niet heeft bereikt, maar zich bij de ?nvóór-oefening" het gebruik van het geweer als vuurwapen heeft eigen gemaakt. Een uitgebreid vestingstelsel heeft ons land niet noodig; onze eigenaardige ter reinen veroorloven veeleer eene verdediging zonder systematisch aan elegde verster kingen, die, als wegwijzeressen, voor den vijand niet van belang ontbloot zijn. De verdediging (door VOD Clausewitz de ster kere vorm van den oorlog genoemd) vange reeds aan aan onze buitenste rivieren, waar mogelijk zelfs daar buiten, en zij zij van meet af krachtig. Na de opening van het Engelsche Parlement. »Zelden, wellicht nog nooit, is het En gelsche Parlement onder zulke pijnlijke omstandigheden bijeen gekomen als morgen het geval zal zijn," schreef de Frankfurter Zeüung op 29 November. »Radeloosheid in den raad der generaals op het oorlogstooneel, radeloosheid in den minister raad te Londen, en daarbij eene met den loop der zaken hoogst ontevredene meer derheid in het Parlement en eene volkomen onmachtige oppositie zoo kan men in enkele woorden den toestand kenschetsen na de nederlagen der Engelsche troepen aan den ToegelA. Het volk zelf is grooten deels door eene chauvinistische en dus leugenachtige pers omtrent den waren stand van zaken zóó misleid, dat het zich nog i volstrekt geen juiste voorstelling kan maken van de toestanden op het oorlogstooneel, en evenmin van de machtsontwikkeling, , die noodig zou zijn voor eene krachtige en afdoende voortzetting van den oorlog. Het is niet waarschijnlijk, dat de chauvinisten in de regeering en in de pers thans, nadat alle pogingen om Ladysmith te ontzetten door de hoofdmacht der Boeren te verslaan, zijn mislukt, zullen afzien van eene verdere misleiding van het volk, eu men mag dus veilig aannemen, dat ook de parlementaire toestand nog niet zoo spoedig volkomen helder zal worden." De beschouwing van de Frankfurter Zeüung is volkomen juist en door de de batten in bet Engelsche Parlement beves tigd. De troonrede, welke de ministers Harer Majesteit in den mond hebben gelegd, is bleek en kleurloos, omdat de de eerlijke gloed eener oprechte overtui ging er evenzeer in ontbreekt als de volle verzekerdheid van een onwankelbaar ver trouwen op eene goede zaak. Het ministerie heeft bij de openbare meening klaarblijkelijk alle crediet ver loren, al wordt het in het Parlement nog door eene meerderheid gesteund. Het leeft alleen door de onmacht zijner tegenstan ders. De heer Balfour, apathisch als altijd, sprak in een zijner laatste rede voeringen over de rampen, die Engeland in de laatste maanden hebben getroffen met eene onverschilligheid, die velen in hooge mate heeft geërgerd, en zijn oom, Lord Salisbury, heeft bij zijn in bet Hoogerhuis gehouden rede evenmin den ernst getoond, dien de omstandigheden gebiedend voorschreven. Wanneer de regeering zeer gegronde verwijten te hooren krijgt over het onvoldoende van hare in lichtingen omtrent de toerustingen der Boeren, is het kinderachtig, of erger nog cynisch, daarop te antwoorden met een paar grappen over den invoer van kanonnen in stoomketels en van ammunitie in pianokisten. Daarenboven is de uitvlucht oneerlijk, want de regee ring is door den vorigen gouverneur der Kaapkolonie, naar wien zij nu eenmaal niet verkoos te luisteren, volkomen op de hoogte gehouden. Dan was de heer Balfour ten minste eerlijker, toen hij erkende, dat de regeering van dien invoer en die toe rustingen wél kennis had gedragen, maar dat haar door den Jameson-ratrf de han den waren gebonden. O ver de onbekwaam heid van den minister van oorlog, Lord Lansdowne, zijn vriend en vijand het vrijwel eens; zijn eigen broeder, Lord Edmond Fitzmaurice, heeft in het Lager huis een afkeurend amendement op dat adres van antwoord voorgesteld. De groote man van het ministerie is

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl