De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 4 februari pagina 2

4 februari 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M Of ER D A: M M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 11 sa Josepb Chamberlain, en de eenige zijner collega's, die zich tegen hem durft te ver zetten, is de minister van financiën, S ir Michael Hioks Beach. De Londensche correspondent van den Témps geeft van Chamberlain en diens aanhangers een opmerkelijke karakteristiek. »De liberale unionisten" zoo schrijft hij »zijn in het land slechts een handjevol; dank zij zijn (Chamberlain's) invloed zijn zij in het Lagerhuis door een zestigtal leden ver tegenwoordigd. Deze aanmatigende, zenuw achtige, haatdragende, eerzuchtige man heeft de hoedanigheden van een partijhoofd: zijne vrienden kunnen op hem rekenen. Wij spreken hier niet eens over de financieele macht, waarover hij gezegd wordt te beschikken, maar zoodra hij aan bet bewind was gekomen heeft bij, in het Parlement zelf, zijn medestanders beloond. Hebt ge wel eens van Mr. Powel Williams gehoord ? Het doet er niet toe: hij behoort tot: de Birnaingham groep, en daarom is hij financieel onder-staatssecretaris bij het departement van oorlog geworden. De goede heer Jesse Collings vertelt aan iedereen, dat de nederlagen in Zuid-Afrika eigenlijk geen nederlagen, maar slechts ongelukjes zijn. Dat zou nog'geen reden zijn om hem parlementair secretaris van het ministerie van Binnenlandsche Zaken te maken, maar hij is zoo naïef en zoo hartstochtelijk tegelijk gehecht aan den heer Chamberlain! Door zulke handlangers wordt Chamberlain gevolgd en gesteund. Deze lang niet middelmatige, geest, die eem Richelieu zal zijn, als hij geen Olivares is, een Bismarck, als hij geen Crispi is, vindt geen onverschilligen. Wanneer men hem niet haat, geeft men zich met vol komen toewijding aan hem over." Het kan zijn. Voorloopig honden wij het met de Olivares-Crispi-hypothese. De Tfcwzps-correspondent is al eenigszins onder Chamberlain's invloed. Als hij diens ver houding tot den minister van financiën, Sir Michael Hieks Beach, bespreekt, ver gelijkt hij WToe" eerst bij Napoleon in zijn nadagen en dan zeker juister! bij een promotor, begaafd met de weelderige verbeelding van een Monte Cristo, maar die om zijn plannen ten uitvoer te bren gen, de fondsen moet gaan vragen aan een. klein Schotsen procureurtje. De oppositie in het Parlement is voor eerst in de minderheid, doch dit bewijst nog niet, dat zij in het land geen meer derheid zou kunnen verkrijgen. Maar wat erger is, zij is hopeloos verdeeld. John Morley, Sir William Harcourt, Sir Henry Campbell Bannerman, de meest beteekenende en meest energieke persoonlijkheden van de partij, hebben een vrij geringen dunk van Lord R'isebery, dien zij daar enboven maar half vertrouwen. Maar Lord Rosebery is bij uitstek populair, en van het bovengenoemde triumviraat kan dit niet worden getuigd. Eene ministerieele crisis schijnt ons voor het oogenblik niet waarschijnlijk. En indien zij mocht intreden, zou zij slechts kunnen leiden tot eene reconstructie van het Kabinet in een voor den heer Chanaberlain gunstigen zin. Want Lord Rosebery, wiens optreden als premier door sommigen niet onmogelijk wordt geacht, is een evengroot ximperalist'' als de heer Chamberlain, en alleen maar n beetje meer diplomaat. Aan eene totale omkeering, aan eene geheele verandering van gedragslijn, valt iïimimilllllllllllllllUMIIIIIMIIIimilltlimillMIIIIMIIIIIMIIIIIW nmirnmiiHiiitttiiiiiHiiiiiiHiiiMiiiii DE OUDE PEN. Uit het Russisch, VAN A. W. STERN. (Slot). Om een uur of tien werd de deur zacht geo pend ; Elene trad op de teenen loopend, bin ten met een kop thee en zette die voor hem neder op de gewone plaats. Adrian Sergiewi'sch hoorde de zachte schreden zijner dochter, doch keek niet om. Met een glimlach verliet Elene haar vader's kamer : valer schreef, d. w. z., dat alles in orde was. Hij schrijft, zeide ze geruststellend tot haar verloofde en tante, ia de hu'skamer terugkeerend. Heb ik je niet gezegd ? riep tante : hy kan niet leven, zonder te schrijden! En met een komische uitdrukking op 't gelaat, begin ze Andrej te vertellen, hoe angstig Elene gisteren avond bij haar was binnengetreden, omdat haar vader gezegd had, niet meer te kunnen schryven ; en van daag hebben ze beiden naar een oude, versleten pen gezocht: »Waar is die pennehouder ? Waar zou ze zyn l" Grappig hèriep ze uit, een sigarette ontstekend O /er 't geheel aapte Eudokia Sergjefna gaarne de mannen na: ze droeg 't haar kort, een jacqiet dat door snit aan een heerenjus deed denken en had bepaald onvrouwelijke manieren. Ze sprak veel en aanstellerig, niet van gees tigheid ontbloot. Andrej, een zachte stille student, moest altyd om haar lachen. En dit beviel Eudokia Sergjefna. Heel gezellig zaten ze met hun drieën bijeen ; ze waren vroolijk, tevreden gestemd. En Adrian Sergjewi'sch schreef onder de bedrijven maar door. 't Was ongeveer twaalf uur, toen hij, het hoofdstuk geëindigd, de pen terzijde wierp en zich eens uitrekte. 'k Geloof dat ik nog al dragelijk geschre ven heb. Hij stond eens op, nam een teug uit de kop koude thee, ontstak een sigarette en begon met een pstlood in de hand, het geschrevene te herlezen. Doch hoe meer hij las, hoe meer zijn gelaat betrok, de lippen bewogen zenuwachtig. Hy' maakte geen aanteekeningen, hij deed niets al hst geschrevene was naar den regel; doch hy gevoelde met verbazing en smart, dat die alleen te denken, wanneer van onderaf ' eene sterke pressie wordt uitgeoefend. En zoo ver is men nog niet. Eerst ' wanneer de Jingo-pers geen leugenachtige j verhalen meer opdischt, wanneer de censor ' en de regeering zei veer toe komen kunnen, de volle waarheid over den toestand in ' Zuid-Afrika bekend te maken, zou er op | zulk eene omkeering kans zijn. Er is op dit oogenblik in Engeland ge«n man meer, wiens stem een zoo onbetwistbaar gezag heeft, dat zij over misplaatste eer zucht en valsche schaamte in deze treurige zaak zou kunnen zegevieren. Eene om keering der openbare meening is slechts geleidelijk, onder den invloed der gebeur tenissen te verwachten. Sociak aanqz kqzn/Ub&n. llllHllililiiililllllllllliiimiiiiiiuinniiiilmliiiiiniilllllillllliililiiiliiilill Ininra-eMen in ie woningwet? Weinig wetsontwerpen zijn bij hunne verschijning met zooveel waardeering door de pers besproken, als de «wettelijke bepa lingen betreffende de volkshuisvesting". Velen hadden sedert jaren verlangd naar zulk een wet, en de blijdschap over de eerste poging van regeeringswege om haar in het leven te roepen, was schier algemeen. Thans zijn wij alweer eraan gewend het begeerde wetsontwerp te bezitten ; na het moois eraf te hebben gezien, komt ieder op zijn beurt verklaren dat het toch niet is wat het weten kon. Nadere kennismaking levert stof tot kritiek. Mr. dr. H. S. Veldman gaf voor eenigen tijd een brochure in 't licht 1), waarin eenige hoofdpunten van de wet worden aangeroerd. Vele zijner bezwaren zijn hoofdbezwaar: »dat het riet doortastend genoeg is, dat het te veel is uitgegaan van de veronderstelling, dat de gemeenten, zoo haar meerdere vrijheid van handelen wordt gelaten, ook werkelijk met kracht zullen ingrijpen" deelen ook wij. Vandaar dat de bespreking van zijn boekje ons een welkome aanloop is, om onze eigen meening over een der voornaamste punten van de woningwet te zeggen. Art. 2 verplicht den gemeenteraad om in het belang van gezondheid en veiligheid voorschriften vast te stellen betreffende de eischen waaraan bij het bouwen of' geheel of gedeeltelijk herstellen van woningen, moet worden voldaan. Ontrent afmeting van woonvertrekken, hechtheid van muren, toevoer van licht en lucht enz., zullen minimum-eischen moeten worden gesteld ; maar aan de gemeenten wordt overgelaten te beslissen, welke die eischen zullen zijn. Dat keurt dr.Veldman af. Hij had minimumeischen in de wet willen zien opgenomen. «Wanneer men weet," zegt hij, »dat van verschillende zijden het stellen van mini mum eischen is verdedigd en dat een der op het tweede congres voor openbare gezondheidsregeling aangenomen conclusiëa waarin wordt verklaard, dat aan alle ge meentebesturen de verplichting bij wet moet worden opgelegd verordeningen be treffende de huisvesting te maken, aldus eindigt : »een en ander rekening houdende met de verschillen in plaatselijke gesteldheid, doch voldoende aan de bij de wet of bij den krachtens de wet uit te vaardigen algemeenen maatregel van bestuur te stellen minimumeischen waar beneden de gemeentebesturen niet mogen gaan" ; wanneer men derhalve kent den aandrang, die er is uitgeoefend, dan moet het zeker verwondering baren, dat de beschreven vellen pap'er, dood, levenloos waren. Niet zoo, niet zoo, riep hy uit: geef my', geef mij mijn vroegere pen terug. Ik moet ze hebben, om deze doode letters, om dit prullewerk te doen leven. Geef mij mijn oude pen weerom, mijn levende bron van ge dachten. En met wanhoop op 't gelaat, staarde hy naar den zoo net en duidelijk geschreven titel, waarvoor hy nu bijna haat begon te voelen. Elene en Andrej luisterden eenige malen aan de deur. Het jonge me^je besloot, niets hoo rend, zonder kloppen binnen te treden. Vergeef me vader, nu eischen we u op. Andrej heeft u al iii geen twee dagen gezien, sp-ak Elene, binnentredend ; en het onthutst gelaat van h lar vader ziende, riep ze uit: u bent ziek l Neen, neen, 't is niets, mijn kind, je vader is heel gezond. En Orcky dwong zich gewoon te zijn, sprak tot Anarej eenige vrien delijke woo den, vroeg hem naar zijn etudies en deed alsof hij oplettend naar hem luisterde. Toen de jongelieden, na een kwartiertje af scheid van hem ramen, fluisterde hij aan de deur zijn dochter met smeekende stem in het oor: Wil je vooral nog eens naar die oude pen zoeken, lieveling 'i Een blos overtoog het lieve gezichtje: nu begon ze zich werkelijk over haar vader onge rust te maken ... V. Dien nacht bracht Adrian Sergjewitsch bijna slapeloos door; een heir van gedachten over stelpten hem, hij uitte zinsneden welke hem belangrijk toeschenen, doch ze te ontleden tot hun werkelyke waarde, was hem niet mogelijk. Hy wist niet, of hij waakte of droomde. Alleen tegen den morgen viel hij in een lichten slaap en droomde. En het kwam hem voor, dat hy in de handen, zyn geliefkoosde pen geklemd hield; dat hij haar streelde, liefkoosde, zooalsmen slechts in den droom lief kozen, lief hebben kan, teeder, aanhankelijk, met tranen in het hart, mst angst, met ontzettenden angst voor mogelyk verlies. De angst haar te verliezen, domi neerde over zy'a liefde. Waar de pen zóó te bergen, dat ze onmogelijk kon verloren gaan? En hij legde haar, verborg haar in een zeker geheim laadje, in een doos... en hij verloor haar opnieuw en trachtte zich met uiterste in spanning te herinneren, waar hij haar verborgen had. Telkenmale als hij zijn pen terug.ond, werd zyn angst grooter, by het bedenken eener plaats, waar bij haar altijd weer kon vinden. En hij wist toch vooruit, dat 'c hem nooit gelukken zou. Dit bewustzijn van onmacht was buitengewoon kwellend in zijn slaap. Toen eindelijk zag hij in den droom, een ouden koffer Regeering in het ontwerp geen minimumeischen heeft opgenomen." De Regeering het blij kt uit d 3 memorie van toelichting wist heel goed dat van verschillende kanten werd aangedrongen op het stellen van algemeene miuimumeischen en heeft »ernstig overwogen of aan dien wensch kon worden voldaan." Maar dat kwam haar voor onmogelijk te zijn omdat de lokale toestanden zoo »ontzaggelijk" uheenloopen. En het kwam haar voor on nood i g te zijn omdat toch aan Gedepu teerde Staten de bevoegdheid is verleend te verhinderen, dat geheel onvoldoende voor schriften worden uitgevaardigd. Met den heer Veldman rueenen wij dat deze argumentatie zwak ia, en dat de Regee ring zich, wat betreft het uitoefenen van een deugdelijk toezicht door Gedeputeerde Staten, met een illusie vleit. Het spreekt van zelf', dat Gedeputeerden persoonlijk niet kunnen controleeren of' de voorschrif ten voldoende zijn. Zy moeten advies inwinnen bij een der drie inspceteurs, door de gezondheidswet speciaal aangewezen om zich met het woningvraagstuk bezig" te houden. Konden deze zich steeds op de hoogte gaan stellen van de plaatselijke toe standen, dan zouden Gedeputeerden althans met kennis van zaken kunnen beslissen. Maar dat is voor drie menschen, zelfs al wees men ieder hunner een bepaald gedeelte van het land aan, een onmogelijkheid. Zij zullen nietovergenoegzamen tijd beschikken om zelf onderzoek te doen naar de plaatse lijke gesteldheden. Ook zij zullen op het advies van anderen moeten steunen, n.l. op het advies der gezondheidscommissies, die, wonende in de plaats, het best met de toestanden aldaar op de hoogte zullen zijn. Houdt deze gezondheidscommissie de hy giëne de hand boven 't hoofd, dan zal dat advies van waarde zijn. Doch dat dit overal en altijd het geval zal wezen, betwijfelt zoowel dr. Veldman als prof. Saltet 2). Vooral in kleine gemeenten zal het moeilijk vallen personen te vinden die aan ontwik keling genoeg onafhankelijkheid paren om adviezen te durven geven in strijd met den wil van het gemeentebestuur. Er bestaat gegronde vrees dat in vele gevallen de ad viezen slapjes zullen zijn, echo's van de stemmen der Gemeenteraden. Op die manier zal het aan menig onwillig gemeentebestuur gelukken bepalingen vast te stellen, die eigenlijk in den toestand geen of slechts weinig verandering brengen. Bij deze bezwaren van den heer Veldman hebben wij er nog een te voegen, van principeelen aard. Waarschijnlijk om in het stelsel van gemeente-wetgeving te blijven, is hier aan Gedeputeerden de machtgegeyen om over punten, de sociale wetgeving rakend, te beslissen. De heer Tak 3) merkte reeds op dat bij het vaststellen der samen stel! mg en bevoegdheden van Gedeputeerden niet op uitvoering van sociale wetgeving gerekend is. Het komt ons voor in be ginsel verkeerd te zijn om aan een bij ge trapte verkiezing *- en dan nog voor gansch andere, voornamelijk administratieve bezig heden verkozen college, plotseling de macht van een wetgevend lichaam te geven. Sociale wetgeving moet door lichamen, op zoo demokratisc'i-mooglijken grondslag verkozen, worden vastgesteld, en is anders vau huis uit prulvverk. Waarschijnlijk be staan in de meeste provinciën Gedeputeer de Staten uit menschen die aan sociale wetgeving een broertje dood hebben. Zijn van hen dan, zelfs bij goede voorlichting, fiksche verordeningen te verwachten? Onze overtuiging dat dat niet zoo is, doet ons den weg door dr. Veldman aan gewezen om tot een betere regeling te ko men, niet voor de rechte houden. Hij wil iu de wet minimura-ei&chen opnemen en dan, orn het bezwaar te ontgaan dat aan sommige gemeenten te zware eisenen zouden worden gesteld, daarbij een bepaling, die GeiiiicHllllliiiMiiiilii en herkende hem. Dit was de koffer zijner oude njarijii, die oude geheimzinnige uit zijn kindschheid. Met kloppend hart opende hy' het deksel en begon te zoeken ; zenuwachtig pakte hij uit, op-Tide de eeue doos na de andere en eindelijk, eindelijk, daar was ze, de pen! En hem vervulde een gevoel van groote zaligheid. Nu wist hij, dat niemand haar hem kon ontnemen, dat hij haar niet meer kon ver liezen. Deze overtuiging was zoo machtig, dat hij de handen vouwde tot een gebed en da vreugdetranen hem langs de wangen biggelden en hij d-} pen hartstochtelijk aan het hart drukte. Hij ontwaakte nog met de tranen in de oogen, nog gansch en al vervuld van dat groote geluk. DJ herinnering aan de pen was zoo levendig in hem, dat hij haar nevens zich ging ging zoeken, meenend, dat ze zijn vingers ontgleden wa?. 't Duurde een paar minuten, alvorens hij tot de conclusie kwam, dat hij de pen slechts in den slaap gezien had, en dit bewustzijn wai voor hem een groote teleur stelling. Ojder het aankleeden was de indruk van den droom nog zoo groot, dit hij onwillekeurig eenige verwachting er van koesterde, wat, wist hij eigenlijk zeif niet. In de eetkamer drong een vroolijk winter zonnetje, dat de glinsterende voorwerpen op de tafel deed schitteren. De vogels in de kooien kirden vroolijk, wipten met de bekjes telkens en telkens tegen de tralies. Beide huisgeuooten, zuster en dochter, zaten reeds aan tafel en snapten ook als vogeltjes over vroolijke onder werpen. Ontroerd kuste Adrian Sergjewitsch zijn Lene. Leef en wees vrooly'k, dacht hij. Hij nam plaats aan tafel en deed moeite zich in 't gesprek van de dames te mengen, doch 't gelukte niet best; andere gedachten bestormden zijn hoofd en overmeesterden hem. Adrian Sergjewitsch had nog niet zijn eerste kopje thee leeggedronken, toen er gebeld werd. De post bracht een aangeteekenden brief voor Eudokia Sergjefna. ledere twee maanden ontving ze van haar stiefzoon, volgens den uitersten wil van haar overleden echtge noot, een cheque van 50 roebel dit was alles, wat ze het hare kon noemen. Maar Eudokia Sergjefna was tevreden en voelde zich zelfs trotsch op haar schat. Toin het dienstmeisje haar het papier ter onderteekening overhandigde, vroeg ze met een zekere waardigheid: Breng de inktkoker met de pen uit mijn kamer hier! Na de onderteekening, gaf zij Jhet dienst meisje het papier met een 20 kopekenstuk er op; toen wierp ze de pen zonder nadenken op het tafellaken. Tante, wat doet u, ten inktvlek op het tafellaken ! riep Elene uit, niet zonder ergernis. deputeerden recht geeft vrijstellingen te verleenen, natuurlijk den inspecteur gehoord enz... «Dan zal" zegt de heer Veldman, »regel zijn geworden wat nu uitzondering is, dan zal de taak der Gedeputeerde Sta ten en van den Inspecteur veel eenvoudiger zijn geworden, daar dan de bewijslast ge legd is op de gemeentebesturen en deze de gronden moeten aanvoeren waarop zij meenen vrijstelling te moeten vragen. Dan zal niet meer door Gedeputeerde Staten en Inspecteur moeten bewezen worden, dat bepaalde minimum eischen noodzakelijk zijn, maar door de gemeentebesturen, dat de door de wet gestelde eischen voor hunne gemeenten te streng zijn." Wij zijn, herhalen we, een beetje bang Gedeputeerden zoo in verzoeking te bren gen. Als een gemeentebestuur vriendelijk vraagt vrijgesteld te worden, is het voor menschen, die het met hart en ziel gelijk geven, zoo drommels moeielijk pin te wei geren. Het recht van vrijstelling te verleenen, behoort niet bij Gedeputeerden te berusten. Want dat recht is het recht om naar believea een voornamen tak van sociale wetgeving te verlammen. Het maken van sociale wetten en dus ook het buitenwerking-stellen ervan, moet geschieden door direkt verkozen lichamen. De Provinciale Staten uitgezonderd, die natuurlijk niet in aanmerking kunnen komen, kent onze Staatsinrichting maar twee zulk soort lichamen: de Gemeenteraden en de Tweede Kamer. Zii en zij alleen zijn goed om bepalin gen betreffende de volkshuisvesting vast te stellen, want zij alleen zijn democratisch. Van dit beginsel gaat de wet, die we bespreken, ook werkelijk uit. De Gemeenteraden moeten verordeningen vaststellen; de Tweede Kamer zal hen, bij nalatigheid, daartoe dwingen. Het ligt in de bedoeling der wet dien dwang geen t-ehijn, maar wezenlijk te doen zijn. Het is dus een technische fout als, gelijk wij betoogden dat het geval is, de wet aan Gedeputeerden vrijheid geeft om de bood schap van 't parlement zóó over te brengen, dat ze van een bevel een verzoek wordt. Van die vrijheid zal misbruik worden ge maakt. Wil men het doel, door de wet beoogt, bereiken, dan moet zij inderdaad tot het goede dwingen, want voor gemeenten die uit zich zelf' voldoende zorgen, is een wet overbodig. Onze conclusie is dus dat noch de Rsgeering, noch de heer Veldman er in ge slaagd zijn een goed middel te vinden om onwillige gemeentebesturen tot hun plicht te brengen. Toch meenen wij dat daartoe wel mooglijkheid bestaat. Niet door een voudig algemeen geldende minimum eischen in de wet op te nemen ; de minister zegt dat dat niet gaat; verschillende menschen, die van de woning hygiëne een bijzondere studie maakten, verzekeren hetzelfde 4). Wat hier dringend noodzakelijk is en mogelijk, is elders even noodzakelijk misschien maar onuitvoerbaar. Steden waar het een beetje beter dan hél erg slecht gesteld is met de volkshuisvesting, zouden door overal u>~ofrbare, dus slappe minimum-eischen, niet worden gedwongen gaandeweg den toestand te verbeteren. Strenge minimum-eischen daarentegen maken de wet op vele plaatsen onuitvoer baar, juist daar tot een doode letter, waar haar handhaving het noodigst is. Uitzon deringsbepalingen moeten er zijn, zullen de eischen niel zoo laag dalen, dat ze de hy giëne ten spot worden en den spot der hygiënisten ten prooi. Maar die uitzonde ringsbepalingen behooren, in plaats van ge meentebesturen door wier onvoldoende zorg de volkshuisvesting lange jaren is verwaar loosd, een achterdeurtje te openen, zulke nalatige gemeentebesturen tot dubbelen ijver te prikkelen. Het toezicht erop moet scher per en niet slapper zijn dan op anderen, die beter hun plicht hebben gedaan. De Tweede Kamer moet steden, die uitzonde itimimmmiHmiiiiiiiiiMmiMlHiliiiiiiiiiiiiiililliitiiiiiiiiiimii! Dit deed AJrian Sergjewitsch uit zijn gedachtenwereld ontwaken; hy hief't hoofd op, wierp een blik op de weggeworpen pen en verbleekte. Nauwelijks had Lsna haar van de tafel verwijderd, of hij riep met schorre stem uit: Laat liggen... dat... is... mijn pen... god dank, goddank! Vergist u zich niet, papa, ze is van tante! Neen, de mijne, riep Orckij verheugd uit, haar zyn dochter ontnemend; de mijne i Na de plaatsing mijner eerate novelle, saeed ik een cijfer in het heft. Zie maar, 't is zwart geworden, maar 't is er toch. Hoe is die zoo bij jou gekomen, Doenja? Mijn lieve vriend, hoe zou ik dat weten, ze ligt al zoo lang bij mij in de kamer. Maar ze hoort mij toe! Ik begrijp 't niet; misschien heb ik haar eens uit je kiirner meegenomen. Ik kon toch niet zonder! Hier is 30 kopeken; ik zal je haar af koopen. Neen, ik moet de pen dadelijk gebruiken, geef terug. Doch hij luisterde al niet meer naar baar en ijlde in zenuwachtige haast naar zijn kamer. VI. Hij sloot zich op in zijn kamer. Mogelijk dat de indruk van den droom nog in hem na werkte, maar een even zoo dankbaar gevoel als in den droom vervulde zijn gemoed. Met moeite bedwong hij zijn ontroering en hy drukte de pen zóó innig aan 't hart, alsof hij plotse ling een ouden vriend ontmoette, dien hij in lange, lange jaren niet had gezien. Die droom en de oude pen, op zoo vreemde wijze terug gevonden, scheen hem als een bovennatuurlijk iets toe. Nu keerde kalmte, rust zijn hart wederom binnen. Tot werken voelde hy zich op dit oogenblik nog niet instaat; hij zat daar maar stil aan de schrijf rafel, het hoofd gesteund in de handen, te denken aan beelden uit het verleden, die voor zijn geest opdoemden, als waren ze gisteren geschied. Een gevoel van war-ute vervulde zyn gemoed. En 't scheen hem toe, dat al het menschelyk leed weerklank vond in zijn ziel. En ernstig nam hij de oude pen en begon te schrijven. In korte afgebroken volzinnen ontlastte hij zijn gedachten: hij wilde, moest zich inspannen, om zijn fantasie in woorden te brengen. Dat viel hem in den aanvang niet gemakkelijk. Maar de oud i verloren pen had haar toovermacht behouden, en zich verheu gend dat ze zich weder in handen van haar ouden meester gevoelde, fluisterde ze hem zachtkens als uit het verleden toe: wij geloofden te samen in de menschelijke ziel... wij leden en verheugden ons met elkaar, wij veroordeelden ?weinig en bjuwden te zaraen op. Herinner u hoe wij te samen liefhadden, hoe wij met ringsbepalingen nooiig maken, niet aan hun lot in casu aan Gedeputeerden overlaten, maar ze integendeel speciaal onder haar hoede nemen. * ? * Wij gaan uit van het denkbeeld en wij zouden wenschep dat de toekomstige wetgever ervan uitging dat «wettelijke bepalingen betreffende de volkshuisvesting" ten doel hebben om mettertijd het volk gehuisvest te zien in woningen, die aan de minimum-eischen, door de wetenschappe lijke gezondheidsleer gesteld, voldoen. Het Congres voor Openbare Gezondheidsregelingö) heeft een aantal verordeningen ge geven, waaraan bij den bouw van nieuwe woningen welke wij, op voorbeeld van anderen, wenschen te scheiden van herstel ling of gedeeltelijke vernieuwing - moet worden gehoorzaamd, zullen zij de gezond heid niet schaden. Of deze verordeningen in alle opzichten voldoen, doet niet ter zake. Er is mede bewezen dat hygiënisten het mogelijk achten, indien de gezondheidsleer en niet de uitvoerbaarheid punt van uit gang is, algemeene eischen te stellen. Als, meer dan op het congre» gedaan werd, de ligging der woning in verband wordt ge bracht met haar minimum- afmetingen, enz., zullen deskundigen het er volkomen over eens worden welke eischen aan een gezond huis moeten worden gesteld. De door de wetenschap gestelde eischen willen wij in de wet zien opgenomen; niet opportunisten, maar hygiënisten be hooren te zeggen wat het minimum ia dat verlangd moet worden. Antwoordt de wetgever dat dat niet verlangt kan worden, omdat de wet onuitvoerbaar zou wezen, dan sta de hygiënist op zijn stuk en repliceere: in dat geval behooren de toestanden de plaatselijke gesteldheden en wat dies meer zij te veranderen. Is de wet niet overal uitvoerbaar, dan make men overgangs bepalingen, maar overgangsbepalingen die zorgen dat binnen niet al te langen tijd de toestand normaal, de wet uitvoerbaar worde. 40 cents per regel. iiiniiiiiiuilllinilillill Henneberg-Zijde alleen echt,indien direct van my i f ibrieken betrokken, zwart, wit en gekleurd van 45 et. tot f 11.(15 per Meter effjn, gestreept, geruit, gewerkt, damast ent. (ca. 240 versch. qual. en 2000 versch. kleuren dessin?, enz.). Franco en vrij van invoerrechten in huls. Stalen ommegaand Dubbel briefporto naar Zwitserland. G. Henneberg's Zijde-Fabrieken (k. & k. Hoflever.), Züricli. Hoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORfö. Sormal-WolartilÉL K. F. DEUSCHLE-ÜENGEB, Amsterdam, Kalverstr. IS). Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. '-.???'-f-ECHT?'- ':-->VfCTORlAWATER. elkander tranen stortter, en welgemoed streden ! En dit hoorend, hanteerde Orcky de pen met geyoelens van bezieling, van strijd en tranen. Hij leefde en leed met zijn helden, hun ge breken waren de zijne, hun hartstochten, zijn hartstochten en met 't klamme zweet op het voorhoofd beschreef hy hun zonden. Zijn werk muntte niet uit door die zuiverheid van stijl, waardoor zijn werk de laatste jaren had uitgeblonken, waarin alles koel, berekend en helder beschreven was; hij haalde een streep door heele bladzijden en, luisterend naar iets dat binnen in hem sprak, verbeterde hy. Nu deerde hem de lofspraak van dezen of genen criticus niet, of het honorarium dat dit of dat blad er hem voor zou geven ; hij schreef nu voor zich zelven, schreef waarnaar zijn ziel dorstte... En de pen, zijn trouwe vriend schreef het neer, alle leed, al'e vreugd, alle strijd, ja alles waarvan zyn ziel vervuld was. Eenige dagen schreef hij bijna zonder ophouden door, des nachts alleen zich rust gunnend, om zijn krach ten voor den volgenden dag te bewaren. Zijn huisgenooten zagen hem bijkans niet en konden geen woord uit hem krijgen. De huishouding leed er onder. Ele^e schreide en zelfs Eudokia Sergjefna begon haar broeder verwytend aan te zien. Eens op een avond besloot Elene bij haar vader binnen te treden. Adrian Sergjewitsch zat nog in zijn leunstoel, met de pen in de handen ; doch onder hec handschrift stond met ronde letters: einde". Adrian Sergjewitsch zag bleek, de lippen trilden, in de oogen stonden groote tranen. Is het af, vadertje ? vroeg Elene, naar hem toetredend. Hij knikte met het hoofd. Goddank! ik begon bang voor u te worden, en hem recht in 't gelaat ziende, riep ze uit: Vadertje, vadertje, u bent ziek! Hij vestigde op haar zijn vochtige oogen, en glimlachte haar zonder te antwoorden, droe vig toe. . Arm vadertje, sprak Elene, de hand op zyn voorhoofd legjend, dat hevig gloeide: u moet rusten, u bent ziek. Laat ik u helpen en leg u ter ruste. Werktuigelijk stond hij op, doch wankelde. Eleue ondersteunde hem. En den angstigen blik in het lieve gezichtje zyner dochter ziende, legde hy zijn arm vertrouwelijk in die van haar. 'k Geloof ook dat ik ziek ben, zeide hij zacht, maar wees niet bang, ik zal niet sterven. Toon hun dit hy wees op het handschrift, en zij zullen zien, dat ik mijn oude pen heb weergevonden en u zeggen, dat uw vader leeft! En met fier opgeheven hoofd, liet hij zich door zyn dochter naar zijn slaapkamer geleiden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl