De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 18 februari pagina 8

18 februari 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.'1182 mr genialoiisciie iiaifetaten, Er. is bfjoa niemand die wel niet eens ge lezen of gehoord heeft van ejn zeker aantal kwartieren, waarop deze of gene kon bogen, maar wat dit eigenlek beteekent is niet algemeen bekend; zelfs bestaan hieromtrent de *»<toriingste begrippen. Zoo herinner ik mij te hebben gelezen in Mejonkvrouw* da Maaïeon", van onze begaafde Bchryfttemu wijlen mevrouw Boiboom-Twuwsaint, dat zekere persoon, daarin genoemd, trotsch was op haar zeven kwartieren. Ken oningewijde ziet hierin niets bijzonders, aaar de caakkundige kan ni«t nalaten om eene dergelyke vergissing te glimlachen, vooral van iemand die zoo te nuis was ia de ge§cfci«deuis ?la* Waarom nu leren een onjuist getal is, zal ongetwijfeld worden begrepen, zoodra men weet wat kwartieren eigenljjn zijn en dat deze steeds bg dubbeltallen woiden berekend. Het beginsel waarvan men hierbij uitgaat il: dat ieder mensen het aanzyn dankt aan een vader en eene moeder; dit paar, ouders genoemd, is het levenslicht verschuldigd aan een ?vroeger dubbel-paar, grootouders geheeten, welke op hunne beurt afstammen van weer vroegere paren, zoodat, steeds opklimmend en de leeks met S vermenigraldigmid, het aantal voorouders ?waarvan men werkdijk atsiamt, niet te teileu is. De vraag: van waar men komt 't heelt reeds in ovemctde tijden de menechheid bez g gehouden e» aanleiding gegeven tot het makun van geslachttlysten, doch deze zijn iets geheel anders daa wat men door een kwartierstaat verkrijgt; *ant geeft een gewone genealogie, staatboom of geslachtsreguter (drie verschillende bena mingen voor dezeifde zaak) behoorlek opge maakt, niet meer te zien dan de geregeld» en reohtstreeksehe afstamming van alle leden ner familie, een kwartierstaat grijpt in de registers van even zoo vele geslachten als, in opgaande lijn, van vader- en moeders zijde hérby in aanmerking komen. Vrij) algemeen is de opvatting dat men van .adelrjken bloede moet inn om kwartieren te kannen aanwezen, maar dit is een verkeerd begrip, want ieder individu heefc kwartieren; het eenige ondei scheid tusschen een edelman en een burger is: dat de eerste meer voorname stamdeelen kan vertoonen dan de tweede, maar het aantal voorouders, hetzy dan bekend of niet bekend, is van beide categoriën tamelijk ?wel gelijk en alleen afhankelijk van vroegere of latere huwelijken, waardoor meer of minder generaün ontstaan h.nueu een zeker tijdperk; wat Ofer een verloop van een vijftal eeuwen niet meer verschil kan opleveren dan even zoo veel gencratiën ; maar zoover terug kan niemand eea voliedigen kwartienstaat tot utand brengen. Ia zeer vele gevallen is de edele afstamming ook lang zoo zuiver niet meer als vroeger, ten gevolge van gemengde huwelijken; daarom heeft reeds geruimen tijd geleden de welbe kende Duitsche orde, Balye van Utrecht, het aantal adellijke kwartieren van de riddersexpectanten moeten verlagen tot vier; een edelman dus, wiens beide grootouders vai vader- en moeders zyde van adellijken bloede zyn, nag zich laten voorstellen om in de orde te worden opgenomen, maar wie niet eens dit bewijs kau leveren, bly'ft onverbiddelijk yan de eer verstoken. Hoeveel ttamdeelen voor"heen werden gevorderd is mij niet met zeker heid bekend eu doet ook minder ter zake, maar wel weet ik dat sommige adellijke instel lingen in het buitenland, 16, 32 ot' zelfs 61 kwartieren eitchten om te kunnen worden toegelaten en opgenomen; die luttele cijfer van 4 ia dus web prekend en behoeft geen verdere toelichting. Wel zyn er enkele geslachten in Nederland die nog een onafgebroken reeks van adellijke Voorouders kunnen aanwijzen, maar bij verre weg de meesten hapert tegenwoordig het een of het ander aan de zuivere afkomst, terwijl het daarettegen ook niet zeldzaam meer is in burgergeslachten adellijk bloed aan te treffen, ?welke wederzijdsche vermenging zijn oorzaak vindt in de veranderde maatschappelijke toe standen, niet alleen hier, maar ook overal elders. Hoewel de adel zich het prerogatief toekent van geslachtswapens te voeren, blytt het een feit dat hetzelfde reeds sedert eeuwen is gedaan door( burgers; dit mag wellicht aanmatigend Worden gevonden, maar onze voorvaderen heb ben zich die vrrjheid veroorloofd en de door hen gekozen heraldieke emblemen worden door hun nazaten in eere gehouden; velen daarvan zijn ouder dan die van menig geslacht dat in den adelstand werd verheven. Wapens maken dan ook het meest aantrekkelyk deel uit van een kwartierstaat omdat men met een oogopslag het kenmerk van de daarin opgenomen lamiliën kan overzien; eerst na de beschouwing daarvan gaat men over tot het lezen van 't geen er onder staat om te weten wien zy aangaan, en doet dan soms verratsende ontdekkingen. Er is een tijd geweest dat' men zich vrij onverschillig betoonde voor alles wat in ver band staat met geslacht- en wapenkunde en nog zijn er duizenden die te nauwernood weten wie hun grootouders waren, maar sedert de laatste veertig jaren is dit veranderd, de zucht tot onderzoek naar afstamming levendig goworden en zijn zelfs speciale vakbladen hier aan gewijd. De eerste serien genealogische kwartier staten van Naderlandsche geslachten verschenen onder redactie der heeren Van der Dusstn en Smis-aert, van 1865--73, waarop in 1887?92 is gevolgd een nieuwe serie onder redactie der heeren Van Bhede van der Kloot en Bar en eindelijk, een viertal jaren geleden, een derde serie, samengesteld door de heeren Wildeman en Van de Blocquery. Het formaat van die uitgaven noodzaakte de opmakers der staten zich te beperken tot 8 kwartieren omdat er geen ruimte was voor meer wapens. Aangezien de stof nog volstrekt niet is uit geput, hebben andere liefhebbers van geslachtkundige navorschingèn besloten het werk voott te zetten, maar dit op een minder kostbare manier het licht te doen zien, om het meer bereikbaar te maken voor ieder belangstellende in het onderwerp, daar de vorige uitgaven te hoog in prijs waren. Het voornemen is een serie van 100 staten uit te geven in 4 afleveringen van 25 stuks, tot den prijs van ? 3.50 per aft. of ? 14.?voor het werk compleet, waarvoor men bij intcekening zich verbindt, terwijl ook een geheel linnen stempelband verkrijgbaar wordt gesteld tot den prt,s van ? 1^5. De uitgave geschiedt onder toezicht van den directeur van het Heraldisch en Genealogisch Archief, den heer D. G. van Epen, vroeger in Den Haag, thans te Brussel, Boulevard de la Senne 36, tot wien men zich kan wenden voor inteekening, wat echter ook kan geschieden door tusschenkomst van den boekhandel. Een groot aantal staten ligt reeds geheel gereed ; de redactie stelt evenwel dan inteeke naren nog in de gelegenheid hun stamdeelen of die hunner familieleden te doen opnemen, wat geheel kosteloos geschiedt; zy verzoekt in dat geval spoedige toezending, terwijl met kleine aanvullingen de redactie zich gaarne belast, eveneens gratis. De eerste aflevering, met 25 tabellen, is reeds verschenen en stemt, wat formaat betreft, geheel overeen met de vorige uitgaven, doch verschilt daarvan door het weglaten der kwar tierwapens waardoor deze uitgaaf zoo goed koop kan worden geleverd, omdat het teekenen en reproduceeren van bOüwapens vervalt inplaats waarvan nu de beschrijving wordt ge geven in een aan de reeks toe te voegen wapenboek. Het hoofdwapen is echter op eiken staat afgebeeld in reproductie der keurige penteekening vervaardigd door den heer J. E. van Leeuwen, wapent eekenaar van den Hoogen raad van Adel, die op waardige wijze het voetspoor volgt van wjjlen zijn voorganger, de heer J. M. Lijn, welke de illustratiën leverde voor de twee voorafgaande reeksen kwartierstaten. Deze nieuwe serie onderscheidt z ch nog daar.an dat in de meeste stateu (22 van de 25) ook worden vermeld de twee stamdeelen van de personen genoemd in de bovenste ry (o?ergroutoudere) zoodat van den betrokkene 16 kwartieren worden beschreven. Wie nu de elementen er voor bezit, te weten : de namen, geboorte- en huwelijks- en sterfte-data van ouders, groot- en overgrootouders van vaders- en moeders zyde, kan zelf een staat van 8 kwartieren opmaken en die aan de redactie ter opneming inzenden, wanneer hij zich als inteekecaar aanmeldt. In den geest hoor ik vragen : wat is het nut van zulke staten ? Ziehier mijn antwoord: wij hebben nu eenmaal allen voorouders, de een wat voornamer dan de andere, doch het feit dat zij bestonden laat zich niet loochenen. Nu zijn er velen in den lande die verlangen te weten welk bloed hun door de aderen vloeit, wat door zulke staten aansch DU gelijk wordt voorgesteld. Het resultaat kan evenwel op geen ardere wijze worden bereikt dan door het raadplegen van goed bygehouden familielegisters; waar dit werd verwaarloosd kan op menige vraag geen antwoord worden gegeven. De Arabier in de woestijn kent de afstam ming van zijn e.fel ras en wij leggen rundveettatnboeken aan, waarom zouden wij dan ten opzichte van ons zelven zoo achteloos en onver schillig zijn en onze eigen afstamming niet opteekenen? wy, die zonder ijdelheil mogen getuigen boven het redelooze vee te stam! Wel beschouwd zijn wij het onzen nakome lingen verplicht er voor te zorgen dat het familieregister behoorlijk worde bijgehouden; de moeite is betrekkelijk zoo gering om data van geboorten, huwelijken en sterfgevallen in te schrijven en van aangehuwüen te vermelden wie hun ouders zijn, om aanknooppingspunten '?.e hebben met geslachten waaraan men vermaagscnapt raakt, terwijl verzuim daarvan, bij nasporingen, last veroorzaakt die had kunnen voorkomen worden. Lent bij Nijmegen, 16 Januari 190U. J. A. KOOPMANS, Ileraldtcus. Signalementen van spoomgiannen door JAN VAN 'T STICHT. C. G. DE KOK, Stationchef v/d Staatsspoorweg te Utrecht. liet tegenwoordige tijdstip kan nu juist niet het meest geschikte genoemd worden o.n de voor eenigen tyd aange\angen reeks persoons beschrijvingen onzer spoorwegminnen voort te zetten. Men is toch in den laatsten tijd zoo gebeten op de spoorwegen, dat men met genoegen, van het buitenland komende, 's nachts aan een klein grensstation met zijn geheele familie een onderkomen zou zoeken, als men maar wist, dat men »zijn zin" had gekregen en de laatste trein, die nog naar de bestemming in Neder land liep, ten minste op tijd" vertrokken is. Maar, hoe er in de laatste maanden ook geprutteld wordt over den spoorwegdienst, het kan toch geen vraagstuk heeten, de belanjsteliing te vragen vi or den man, wiens beeltenis (buiten zijn medeweten op het station genomen) hierboven prijkt, daar hij ongetwijfeld, als stationschef aan het centraalpunt van ons land, de meest bekende zijner collega's, bij liet reizende publiek is. En wie hem kenr, wie ooit zijn hulp of raad bij onverwachte omstandigheden heeft noodig gehad, tot welken stand bij be hoorde in 't zij man of vrouw, kind of grijsaard, ieder prijst zijne welwillendheid en hu pvaardigheid, die het hem tot een lust maken om anderen van dienst te zijn. Hij is de kalmte en bedaardheid in persoon! ofschoon hij den geheelen dag met vragen en klachten wordt overstroomd, hij hoort alles, zelfs de langdradigste verhalen met het goe digste gezicht ter wereld aan, en weet op het juiste oogenblik de menschen te bevredigen eri een eind aan de klacht te maken. Zelfs jegens door opgewondenheid en teleurstelling, onbil lijke reizigers, weet hij zijn kalmte te bewaren. Nog niet lang geleden, kwam er een reiziger zich bij hem beklagen, dat men hem bij de controle, opnieuw de vracht wilde laten betalen, hoewel hem in Driebergen zijn biljet was inge nomen door den conducteur. Welr.u meneer, de conducteurs van de,, trein zijn nog niet weg, dan kunt u den schuldige zeker wel aanwijzen!" Maar dat kon meneer niet, die conducteurs, beweerde hij, lijken allemaal op elkaar als huismusschen, dus dat kon hij niet onthouden! Maar zijn kaartje was ingenomen en dat men hem nu hier opnieuw wilde laten betalen, dat was afzetterij! Bg dat woord kwam er toen een glans-je van ontevredenheid in de oogen van d^n chef. Voorzichtig, meneer" en hy keek hera bij die woorden eens goed aan. Toen plotselirg: neemt u je hoed eens even af!..." Ik, mijn hoed afnemen, voor jou l Ik wist niet wat ik liever deed!..." Neen, nirt om mij onderda nigheid te bewijzen! Maar ky'k eens even tusschen het lint van uwen hoed, daar zit uw kaartje t" O neem me niet kwalyk'', stotterde de ver legen meneer en liep oi.der den spotlach van alle aa .wezigen op een drafje weg. En dat gaat zoo den geheelen dag met allerlei kleinigheden door. De eene juffrouw vraagt hem waar Amsterdam staat", de andere waar Rotterdam ainkomt; een derde hoe laat Arnhem vertrekt en een vierde of 't nog lang zou duren voor f'en Bo^ch ? Als hij zoo tien, twintig vragen op zijn gang over het perron naa<- genoegen beantwoord heeft, komt de eerste juffrouw, die hij inmiddels ook tot een aantal portiers en arbeiders h:t woord heeft zien richten, die ha ir allen in dezelfde richting wezen als hy zelf gedaan heeft, en loopt hem by' den Amsterdamschen trein tegen het lijf met de vraag: is dit nu de trein naar Rot terdam meneer de Chef?" ... Neen juffrouw deze is voor Amsterdam!" ... O, gelukkig dat ik het u nog vraag : Daar zou ik wezenlijk haast in den verkeerden trein gestapt zijn. Waar moet ik dan wezen, meneer?" Dan moet u maar een uurtje rustig in de wacht kamer gaan zitter, juffrouw, want die naar Rotterdam is net weg!"... Watbliefje, weg'? En mijn man en mijn zonn en m\jn dochter, zouden me om n uur in Rotterdam komen afhalen ! Maar dat is ongeperremitteerd !" De stationchef heeft andere plichten te ver vullen en laat de teleurgestelde juffrouw aan de zorgen van anderen over. Al die bisbilles vermogen niet zijne aandacht af te leid n van den gewichtigen dienst, dien hij op dit drukke station te vervullen heeft en als ware er niels gebeurd gaat hij voort de telegrammen in ontvangst te nemen die hem onophoudelijk door boden gebracht worden eu hij deelt zijne orders omtrekt den hop en de samenstelling der treinen aan zijne ondergaschikten uit, te nvddsn van schreiende juf frouwen en verontwaardigde passagiers, zonder ook maar een oogenblik het hoofd te verliezen. Zijne bedaardheid, gevoegd bij zijn onverpoosde oplettendheid, heelt hem reeds dikwijls goede diensten bewezen. Het verhaal is bekend, hoe de chef eens op zijn bureau toen nog aan de Noordzijde van het s'ation geschoren wordende en door het raam naar buiten ziende vai een oogenblik dat de zeep van het mes geveegd werd, gebruik maakte om den barbier ter zijde te duwen, naar buiten snelde met den handdoek om den hals en half ingezeept gezicht, en daar door een alarmsein op zijn fluitje voorkwam dat een binnenkomende trein op eenige stil taande ledige wagens reed. Ik zelf heb het bijgewoond hoe hij eens, terwijl we met verschillende ambtenaren op een stil oogen blik in druk eu vroolijk gesprek waren, eensklaps de fluit aan den mond bracht en zóó een ma chinist waarschuwde, die bijna een handkar met een paar werklieden had overreden. Die gevallen, waarin hij door zijne oplettend heid en activiteit dreigende ongelukken voor komen heeft, zijn EO» met vele te vermeerderen. Niets ontgaat zijn oog, ook als hij schijnbaar met geheel an<?ere zaken bezig is. Nu heeft de heer de Kok ook ,leeren"kyken l Hij heefc den 12en Februari zes en dertig jaren dienst waarvan de laatste 17 als stations chef en hij was voor altijd hier, in alle betrek kingen die hij bij den spoorweg bekleedde, op dit station. Hij kent het met al zijn deugden en gebreken. Hij beeft den tijd nog medegemaakt toen voor hu gebouw nigts anders stond dan het tegen woordige middengedeelte met den stoep er voor. Die stoep was er toen nog niet en het stationsgebouw stond zooveel lager op den beganen arord. Bij de invoering van de hooge perrons langs den Rijnspoorweg, werd toen dat gebouw, in (U of 65, in eeren nacht een tachtig centimeters omhoog gevijzell eu stonden du metselai's man aan man gereed rur> de daar door ontstane ruimte boven de fondamenten aan te vullen. Hij heeft noa; gekend den tijd toen al de straten en fraaie huizen tegenover het station nog niet bestonden en het warmoezit-rsland dat daar tot aan het Singel lag door een hek van het plein was afgescheiden. Op het midden van dut plein was toen een fraaie tuin aangelegd met rustbanken voor het reizend publiek dat door het luiden van een groote klok een half uur \ó r het vertrek van elk der vier treinen daags uit de stad naar het sta'ion werd geroepen Des avonds wtrd dat stations plein aan de Mareitjelaan en aan den Leidschen weg door ijzeren hekken afgesloten eu wie er over klom om zijn weg te bekorten werd dik wijls door den waakzamen nachtwacht teruggfjaagJ. Het was een eenzaam, naargeestig plein, dat stationsplein, het vroegere Flora, de be graafplaats voor misdadigers die op bet bcbavot op bet l'aardenveld of op het Vreeburg hun leven hadden gelaten. Herhaaldelijk zijn daar nog overblijfselen van menschelijke lichamen gevonden en het is nog niet zoo vele jaren geleden dat op het bureau van den stationchef een doodshoofd werd gebracht met acht oude dubbeltjes die onder de kin waren gevonden en die de begravene dus waarschijnlijk in een zakje om den hals had gedragen. Maar aan de achterzijde van het stations gebouw, daar heerschte na opening van den dienst altijd groote levend'gheid. Daar was het niet, als thans, dat men door de seinhuisjes de signalen ontving waarop men de treinen kon laten rijden. Neen, men moest uitkijken en op bet uur van vertrek van een trein stonden dan ook alle ambtenaren met gerekte halzen te staren naar de seinyaal in de verte of de arm viel, of dat de lantaren de gewenschte kleur aan gaf In die dagen wist men nog niet van kleurenblindheid, ofschoon de voorschriften daaromtrent toen misschien nog noodiger waren dan tegenwoordig. Al die veranderingen en verbeteringen heeft onze stationchef medegemaakt, hij heeft menschen zien gaan en komen bij honderden, maatregelen zien nemen en intrekken bij duizenden, en hij is bij alles steeds dezelfde bedaarde, ijverige ambtenaar gebleven, op wien zijne superieuren kunnen vertrouwen als op een rots en die vo:ir zijn personeel en het publiek een welwillende raadsman en hulpvaardige gids is. Dat hij zich geacht en bemind gemaakt heeft gedurende zijn diensttijd, ondervond hij den !:> Februari 1880, toen hij bij zijn 25-jarig jubiléin het Gebouw voor Knnsten en Weten schappen door de burgerij gehuldigd werd op eer.e wijze zooals zeker nog nooit eenigen stationschef is te beurt gevallen. Dat hij toen nevens bewijzen van belangstelling uit alle oorden van het land en het buitenland, ook van zijne directies ondubbelzinnige teekenen van goedkeuring mocht ontvangen kan velen, die er anders over denken, doen zien dat de belangen van het publiek en van de spoorwegmaatschappyen zeer goed vereenigbaar zijn. Dat de heer de Kok ook nog Ridder is in de orde van Oranje Nassau is op zijn portret niet te zien, mair hij is het ... en dat spreekt ook eigenlyk van zelf I Ledenlal van het Nul. In het Jaarboekje 1899 der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, vindt ruen eene graphische voorstelling van het aantal leden en departementen dezer maatschappij van 1784 tot 1899. Behoudens eenige schommelingen, ziet men eene toeneming tot 8500 leden tot 1810, daarna gedurende de inlijving bij Frankriik, daling tot 5500 in 1815, stijging tot 13200 in 1830, achteruitgang tot 11300 in 1833, en dan weder stijging behoudens enkele teruggangen tot 1880, toen het ledental het hoogste punt 17053 bereikt heeft. Na dien tijd tot heden, weder aanhoudende terug gang tot op 13200 leden, dus tot hetzelfde standpunt als in 1830. In de toelichting op die graphische voor stelling door den algemeenen secretaris, worden de oorzaken van voor- en achter uitgang, verdeeld in oorzaken van staat kundigen, economischen en godsdienstigen aard, toegeschreven aan staatkundige beroeringen binnen-en buitens'lands, school strijd, krediet der spaarbanken, uitsluiting en toelating van Israëlieten, cholera, ruuderpest, geld en handelscrisis, bloei en teruggang van landbouw, handel en nijver heid, tegenwerking van godsdienstige partijen, afschaffing van maandblad eu volksalmanak, Wanneer men de cijfers van 1888, toen de eerste opgaaf van de departementen en de leden in den volksalmanak voorkwam, vergelijkt met de cijfers van 1899, zal men zien, dat de grootste teruggang in (17) der groote steden plaats vond, n. i. 30 percent gemiddeld. In Amsterdam zelfs 43 pOt., terwijl in de kleine steden en het platte land gemiddeld 17 percent verloren werd, en wat de geheele maatschappij betreft,, bedraagt het verlies 21 percent. Bedoelde stads-ieden maken ';a uit van het geheel, zoodat het overwicht in aantal, ten platte lande bestaat. Het tijdstip van het begin van den tegenwoordigen achteruitgang valt samen met de uitbreiding van de bemoeiingen der maatschappij op sociaal gebied, die thans bijna geheel haar werkzaamheid uitmaken. Daaruit valt echter niet op te maken, dat dit de oorzaak van den achteruitgang zoude zijn. \Vtl is waar, zijn er velen, die er Liet mede instemmen, doch de groote menigte der leden is er te onverschillig voor, oin juist daarom, voor het lidmaatschap te be danken. Het optimisme van den schrijver, om de ledenverinindering, als een zuivering te beschouwen, dat n. 1. zij, die het Nut als eene vermakelijkheid of voor iets anders beschouwen dan het doel, waarmede het werkzaam is, er niet in te huis behooren, gaat niet op, even als ook de voorstelling, of de overgeblevenen vol ijver voor het eigentlijke doel zouden bezield zijn. Ten platten lande wordt door de groote massa het Nut beschouwd als eene soort verma kelijkheid en mochten de Nuts-avonden verdwijnen, dan bleef er geen Vio der leden over. Sommige vervelende sprekers over sociale onderwerpen htbben er ook geen goed aan gedaan. Het gaat er mede als met de filantropie, die het gemakkelijkste geld verzamelt door muziek enden menschen vermaak te verschaffen. Men stemt in met sociale verbeteringen en volksontwikkeling, in zoover de uitwer king binnen eigen gezicluslniiig valt, als bij spaarbank, herhaliugs- en teekenonderwys enz., het geval is, maar daar builen laten zij koud. Het tspnt du clocher is ten platten lande sterk ontwikkeld. Van daar ook de afscheiding van. de zoogeri. plaatselijke nutten, die meenen voor het quotum van ? L.üO niets dan het jaarboekje terug te ontvangen, dat bovendien voor een lezer niets aantrekkelijks hetft. Ouk kan het zijn, dat de verbeterde ge meenschapsmiddelen, concurrentie in het leven riepen met de vroegere gezellige nutsavoiiden ten platten lande, als cemge uit spanning. Velen gaan zich in naburige steden vermaken, of men laat de verma kelijkheid naar het dorp komen, waarvoor aanbieding voor weinig geld, te over_is, Alweder dus een oorzaak van ledenverlies. Nog een andere oorzaak van ledenverlies en waarover de schr. niet spreekt, is de ongeschiktheid van vele departementsbesturen, die het feu sacrémissen. Er zijn voorbeelden bekend van presidenten, die nooit ter vergadering korueri en van ver gaderingen, waar van het bestuur alleen de secretaris aanwezig was. Ook spreekt de schr. van concurrente vereenigingen op sociaal gebied, als oorzaak van ledenachteruitgaiig. Dit neemt _tnen trouwens ook bij de meeste philantrot ische vereenigingen waar. Bij de oprichting is algemeene deelneming, maar die veiflauwt gewoonlijk, zoodra er weder iets nieuws opgericht wordt. In nauw verband met de vermindering dor leden, staat ook de vermindering der ontvangsten, waardoor sedert eenige jaren de begrooting met een nadeelig slot is, hetgeen niet mag plaats hebben, daar men de tering naar de nering moest regelen. Enkele jaren geleden zijn door de finaiitieele commissie,daarover ernstige vertoogen gehouden, doch het nadeelig slot komt ieder jaar toch terug en het gaat niet aan, dit uit het kapitaal der maatschappij te dekken ; dan maar liever wat beter en nog meer bezuinigd, dan op het eten en drinken van de aigemeene vergadering en hoofd bestuur op kosten der kas, Wanneer men nagaat, dat, volgens be grooting 1899, van de totale inkomsten der maatschappij ad ? 3U2U4 meer dan de helft besteed wordt aan het bestuur en beheer der maatschappij met den aankleve van dien, als : algemeene verga dering, jaarboekje enz. dan rijst de vraag op, ot' dit alles niet op eenvoudiger manier zou kunnen geschieden. Immers de posten 2 tot 15 der begrooting bedragen ? 15.119 waarbij nog gevoegd kan worden ? 1000 renteverlies van het kapitaal, dat in de gebouwen steekt. Wanneer men de belasting, assurantie, gewoon onderhoud, verlichting en verwar ming van het eigen groote gebouw, samen ?1800 optelt, zou men voor 'I-i daarvan best een bureau kunnen huren en verwarmen, al ware het ook buiten het dure Amsterdam. Men zou b.v. het huis te Edatn daarvoor kunnen gebruiken. En wanneer het secretariaat en het beheer zoodanig vereenvoudigd werd, dat het de werkkracht van n persoon, die 2400 uren per jaar op het bureau doorbrengt, niet te boven gaat, dan kan ook in de arbeidskosten, besparing worden aange bracht. Gaat aan dergelijke maatregelen ook nogverkoop van de Salamander gepaard, dan zoude het nadeelig slot spoedig verdwijnen, terwijl de_ hooge som van reiskosten der afgevaardigden zouden verminderd kunnen worden, als departementen beneden 80 leden geer; afgeyaardigden mochten zenden, maar zich tot dit quantum vereenigen met nabu rige departementen, voor het zenden van afgevaardigden. In de groote bovengenoemde kosten van beheer ligt nog een ander gevaar. Immers van de / 21000 die de quota der leden in de algemeene kas brengen, schieten slechts ?6000 over voor het eigentlijke arbeidsveld dtr maatschappij. De departementen be kostigen zelf hun instellingen, neig-een dagelijks moeielijker wordt bij afname van leden, waardoor de hang naar afscheiding en vorming van plaatselijke nutten bevor derd wordt, te meer als men begrijpt dat % der quota van de leden, voor administra tie enz. gebruikt wordt, wat door velen verloren geld genoemd wordt, waarvoor het departement niets in de plaats krijgt en men begnipt het geld zelf hoog noodig te hebben. Die redenef ring moge uit de oogpun ten van algemeen nut en «eendiacht maakt macht" daarmede in strijd zijn, maar ze bestaat, en moet er op alle wijzen tegen gegaan worden, dat hoofdbestuur, algemeenevergadering, secretariaat en administratie als kostbare overfolligheden beschouwd worden. Gelukkig daarvoor, dat de maat schappij in het bezit van een groot kapi taal is. Nu men weder op het standpunt van 1880 staat, ware er wellicht kering te trekken uit de bpgrooting van dat jaar, waarin vermoedelijk het saldo der reken ir gv wel aan den anderen kant. als thans zal staan en in plaats van kapitaal verbruik^ kapitaal-vorming zal gevonden worden. H. mitirmiiiimiiiniiix Eene toespraak van de groothertogin van Hessen. Voor eenigen tyd richtte de groothertogin ven Hessen eene uitiioodiging tot een aantal per sonen van allerlei rang en stand uit haar land, om eene vereenigirg te vormen tot verbetering van de woningstoestanden der minder gegoeden in de steden en op het platteland. De uitgenoodigden burgemeesters, industrieeier, grondeigenaars, landbouwere, handwerklieden en arbeiders uit alle* deelen van Hessen verschenen den 91en Februari ten paleizp, waar de grooifcertogin Len met de volgende toespraak verwelkomde. «Vervuld met de zorg voor de verheffing van den socialen toestand der minder door de fortuin bedeelden in stad en land, ben ik meer en meer tot de overtuiging gekomen, dat de verbetering der woningtoestanden een belang rijk, wellicht zelfs in ^evolgen en werking het beste middel zal zijn, om den grondslag te leggen voor het welvaren der mingegoeden. Eene gezonde, aantrekkelijke woning is de eerste voorwaarde voor het lichamelijk welzijn en voor de opgewektheid aan den hniselijken haard, en bevestigt de liefde voor het gezin, die men als den voornaauisten grondslag voor een zedelijken levenswandel mag beschouwen. DiezelfJe gedanhte gaf reeds aanloiding tot het in December 18!)0 in den Landraad gedane voorstel, waarbij voor de uitvoeiing dezer allerbelangrijkste sociale taak de medewerking van den Staat en de gemeenten werd inge roepen. Maar r. aast den staat en de gemeenten mouten ook de uartieulieren worden opgewekt, om zich aan deze zorg te wijden. Daarom heb ik, als gevolg van vroegere veelvuldige en ijverige besprekingen, mij ten doel gesteld de oprichting oener vereeniging tot verbetering der woningstoestanden van mingegoeden. De bereidwilligheid, waarmede gij aan my'ne op roeping hebt gehoor gegeven, bewijst mij, dat mijn initiatief in vruchtbareu bodem is ge vallen. »De Hessische centrale vereeniging, tot welker spoedige totstandkoming ik u allen verzoek mede te werken, moet zich ten doel stellen, alle krachten van het land tot een gemeenschappelijken arbeid te vereenigen. In de eerste plaats zal het zaak zijn, overal in het land belangstelling te wekken voor de hooge beteekenis van het wei k, en daarbij vooral de zorg uit te strekken tot de plattelandsbevolking, opdat de litfde tot de geboorteplaats, den vaderlandschen grom1. voor het welzijn in een eigen, gezonde woning, vuor welvaart en voor zedelijkheid worde op gewekt. De vereeniging zal niet nalaten, bij de stichting van woningen zooveel mogelijk den zin voor het schoone, in 't bijzonder voor de eigenaardige vormen, ontstaan uit de traditiën en de behoeften der verschillende streken, op te wekken en aan te kweeken. Zij zal door den aanleg van tuinen en het aanplanten van boomen bij de bevolking vati stad en land de vreugde in natuurschoon tranhten te behouden. Bij hare verdere ont wikkeling moet de vereeniging niet slechts de welvaart bevorderen, maar ook dienstbaar worden aan geestelijke en zedelijke vorming." De wensen, waarmede de »Landesmutter" haar welgemeende rede besloot, dat de Ver eeniging spoedig zou tot stand komen, werd nog staande de vergadering vervuld. Een nieuwe rozengaarde. De heer Jac. P. 11. Galesloot deelt ons mede, dat zijne Vruchtboomkweekery en llozengaarde verplaatst zijn naar een terrein even voorbij het Concertgebouw, dat door zijn vrijere ligging hem in staat stelt beter dan vroeger aan alle bestellingen te voldoen. Ter vergemakkelijking van bestellingen, verzoekt hij beleefdelijk brieven en boodschappen te richten aan zijne woning: van Eeghenstraat 75.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl