De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 25 februari pagina 1

25 februari 1900 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

F. 1183 DE AMSTERDAMMER A°. 1900. WEEKBLAD VOOB NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden /' 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capuciaes tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 25 Februari. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschlaml, Oostenrijk en Zwitserland -worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. INHOUD. VAM VEEBE EN VAN NABIJ: Militaire landbomvonderwfls en nog wat, door dr. G. W. B. (I.) Ons consulaat aan den Congo. De crisis in de diamantindastrie, een sociaal gevaar, door Jos. Loopuit. (Slot). Het vormogen van Nederland, door A. L. H. Obreen. (I.) President Loubet's eerste jaar. SOCIALE AANGELEGENHEDEN : De «chool en het drankmisbruik, door S. p. p. TOONEEL EN MUZIEK: De verdediging vanden Baad van Beheer. Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. KUNST EN LETTEEEN: Bronzen van de Westkust van Afrika, door R. W. P. Jr. Twee antwoorden, door Gregorius. Het Fries Woordenboek, door J. B. Schepers. Boek en tijdschrift, door G. van Hulzen. De Apotheose van Jezus Christus. Een tooneelspel van Bduard Verburgh, beoordeeld door J. K. Rensbnrg. Twee verzen. FEULLETON : Bij het graf. Uit het Noorsch van Lars Dilling. (1.1 RECLAMES. VOOB DAMES : Naar aanleiding van de inzending der Eotterdamsche industrieschool voor meisjes naar de tentoonstelling te Parijs, door Ida Heyermans. (Slot.J Trouwen rechten in andere landen, door Vera. Allerlei. SCHAAKSPEL. STNANC1EELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. ALLER LEI. PEN- EN POTLOOD KRASSEN. ADTEBTENTIEN. immuun Hiimiiiimii Militair toStoniostaijs en BOS wt Ik hoop dat het over vijf of tien jaren een uitzondering ia\ zijn, indien er in eea gemeente geen landbouwcursus bestaat. GOEMAN BOKGESIUS, Minister van B. Z., in de zitting der Eerste Kamer van l Feiir.j.l. Wanneer iemand in Nederland beproeft in eenigen tak van algemeenen dienst een of andere verandering aan te brengen, die uit de ervaring gebleken is wenschelijk te zijn, ia het om wanhopend te worden, indien hij de ambtenaars tegen zich heeft, die dit ondn^deel als hun privaat terrein beschou wen of indien hij niet precies stuurt in de richting, die een der »oomes" als de alleen zaligmakende heeft gedecreteerd. De vol gende uiteenzetting zal er weer een leer zaam voorbeeld van geven en hoewel het den schijn heeft een al te beperkt onder werp te omvatten, raakt het toch van nabij de dagelijksche belangen van een groot deel der Nederlandsche bevolking en is het onderwerp van publiek domein ge worden, nu het n in de Tweede n in de Eerste Kamer bij de laatste zittingen door allezine bevoegden is ter sprake gebracht, terwijl de minister zelf van oordeel was met eenige uitvoerigheid daarbij te moeten stilstaan, eindigende met den wensch, dien ik hierboven heb afgeschre ven, doch die berust op een geheel verkeerde voorstelling van den staat van zaken. Er waren volgens het laatste Blauwboek van den Landbouw in Nederland 94 landbouwcursussen, waaraan 100 gediplomeerde onderwijzers waren verbonden; de loop der examens over de laatste jaren wijst aan, dat gemiddeld ieder jaar niet meer dan 25 nieuwe acten voor dit lager landbouw onderwijs werden uitgereikt; er zijn 1100 gemeenten in ons land; wil dus de hoop van den minister vervuld worden dan zullen niet »vijf of tien jaren'' verloopen, maar zullen er precies «veertig jaren" noodig zijn om volgens den weg, die thans gevolgd wordt, iedere gemeente van een landbouwcursus te voorzien. Wanneer, zooals het vorige jaar is ge schied, voor verbetering en uitbreiding van het zoogenaamde Hooger Landbouwonder wijs te Wageningen op eenmaal een som van plm. ?50.000 meer op de staatsbegrooting is gebracht, dan klinkt het reeds zonderling, eene door de regeering zelf als wenschelijk geachte uitbreiding van Lager Landbouwonderwijs over»vijf of tien jaren" te verdeelen, maar wordt onverantwoor delijk, wanneer dit in werkelijkheid een acht of viermaal grooter tijdvak zal worden. Dat minder voortvarendheid aan deze laatste uitbreiding wordt ten koste geleid en dienovereenkomstig minder moeite en kosten worden aangewend ligt hieraan, dat de ambtenaren, die den minister deze fou tieve vooruitzichten hebben voorgelegd, minder hart hebben voor dit lager onder wijs, waarschijnlijk omdat het minder degelijk, minder goed afgerond is dan het volledig onderwijs aan rijksscholen gege ven, en vooral omdat het eigenlijk geen wetenschappelijk onderwijs is of' kan zijn. Dit laatste is volkomen waar; erg weten schappelijk mag het onderwijs aan een gewonen landbouwcursus in Nederland niet genoemd worden, maar ... praktisch is het in hooge mate. Het volgende voorbeeld strekke ter verduidelijking; het is n uit velen en met opzet kies ik daarbij niet een streek, waar op de vette klei zoogenaamd meer ontwikkelde en welvarende boeren wonen, maar een zandplaatsje in Noord-Brabant, waar de schoolkennis der bevolking zich bepaalt tot een beetje lezen en schrijven. Een der autoriteiten daar ter plaatse had het een en ander gelezen van de moge lijkheid tot vermeerdering der productiviteit van den bodem door het aanwenden van bepaalde soorten kunstmest; met veel moeite gelukte het hem een landbouwer te vinden, die een proef zou willen nemen ; door ongelukkige omstandigheden mislukte zij volkomen en het volgende jaar haar willende herhalen, was er in gansch den omtrek niemand te vinden die zijn land voor een nieuwe proefneming wilde leenen. Al vilde men geld toegeven de boeren zouden geen kunstmest op hun akkers dulden. Dit is slechts enkele jaren ge leden en het vorige jaar heeft in dit dorpje met nauwelijks een paar duizend inwoners de secretaris van een daar thans bestaande coöperatieve aankoopvereeniging f 12.000 uitbetaald alleen voor kunstmeststoffen en onder elkaar hoort men er de landbouwers ijverig de omstandigheden bespreken, waarom bij den een de uitwerking beter is geweest dan bij een ander, hoe de samenstelling en verhoudingen moeten zijn bij verschillende gewassen en op verschil lende gronden enz. De landbouwschool te Wageningen heeft ongetwijfeld de wetenschap van dit allen, bevorderd, een half dozijn rijkslandbouwscholen in ons land hebben aan enkele ontwikkelde boerenzoons, allicht min of meer nauwkeurige kennis van dit alles medegedeeld, maar dat de eenvoudige boer het in toepassing heeft gebracht, dat hij op groote schaal er nut van heeft getrokken en de wetenschappelijke ervaring van anderen tot zijn praktisch eigendom heeft gemaakt, niet de scholen hebben dit ge wrocht, doch het is geschied, omdat de landbouwleeraars en de landbouwonderwijzers in letterlijken zin den boer zijn opgegaan; in voordrachten en lessen, door voorbeelden en proefvelden onvermoeid hebben doen zien, wat bij rationeele toe passing der theorieën van den landbouw in werkelijkheid kan worden verkregen. Bij veredeling der gewassen en verbetering van Jen veestapel wordt op dezelfde wijze te werk gegaan. Zooals ik zeide, dit voorbeeld is een uit velen, doch daarnaast zijn nog halve pro vinciën, geheele streken, waar niet of veel te weinig in dez Ifde richting ge schiedt, omdat de omstandigheden, waar onder dit onderwijs kan worden verkre gen, er minder gunstig zijn. De voorzitter van de Zeeuwsche Maat schappij van Landbouw in de Tweede Kamer, de voorzitter van het Nederland sche Landbouwci mitéin de Eerste Kamer en de ondergeteekende op het laatste Landhuishoudkundige congres en vele woordvoerders van Landbouwmaatschappijen en Boerenbonden, die met en tusschen de landbouwers leven, hun behoef ten, gebreken fn eigenaardigheden kennen, willen allen eenstemmig geheel de land bouwbevolking in deze voorrechten doen deelen, de adviseurs der regeering willen het waarschijnlijk eveneens, doch meenen niet te moeten meewerken tot een vaste regeling en algemeene uitbreiding dezer landbouwcursussen, terwijl het zonder dat, zooals wij zagen, nog veertig jaren zal duren, voor zij algemeen zijn ; alleen reeds omdat er eerder geen onderwijzers genoeg beschikbaar zullen zijn. Om daartoe te geraken, willen wij aan denzelfden onderwijzer cursussen in ver schillende, in dezelfde streek gelegen, dor pen opdragen. Op dit oogenblik is voor de hoofden dezer cursussen het landbouw onderwijs een bijzaakje, dat zij waarnemen na afloop van hun schooltijd of op een vrijen namiddag; het spreekt vanzelf dat zij op die manier slechts aan een enkelen hoogstens aan twee cursussen les kunnen geven. Daarbij komt nog iets anders men zou zich ten eenenmale vergissen, indien men meende dat het voldoende was hier of daar een cursus in lagere landbouwkunde te openen om er de kinderen der landbouwers heen te zien stroomen en de goede en blijvende resultaten te verkrij gen voor den landbouw in den omtrek, zooals wij hierboven met een voorbeeld hebben aangetoond, 't Lijkt er niet naar; de onderwijzer zelf moet bekend zijn en als autoriteit worden erkend. Dit gaat minder gemakkelijk dan men wel denkt en is toch van de hoogste noodzakelijk heid. Om hiertoe te geraken moet de landbouwonderwijzer geheel thuis behooren in de streek waar hij werkzaam is; hij moet de landbouwers opzoeken op hunne hof stede, moet met zijn leerlingen in hun eigen bedrijf proeven nemen, hun gere gelde raadsman zijn en de vraagbaak bij verschilpunten, mislukkingen en toevallig heden op den akker of in den stal. De tegenwoordige hoofden der cursussen kun nen dit reeds daarom niet zijn, omdat zij er geen tijd voor hebben; hun hoofdvak is het gewone lager onderwijs, hun dagelijksch werk in de gemeenteschool, slechts in hun ledige uren kunnen zij zich bezig houden met landbouwaangelegen heden; worden zij verplaatst, wat ter verbetering van hun eigenlijken werkkring dikwijls noodig kan zijn, dan ligt alles ter neer op hun vroegere standplaats en kost het weer denzelfden tijd, inspanning en vaak herhaaldelijk vergeefsche pogingen eer zij op dezelfde wijze zich hebben eigen ge maakt in hun nieuwe omgeving. De onderwijzer, die ergens is en goed werkt, moet er kunnen blijven en niet gedurig naar iets anders en beters moeten uitzien, of zijn krachten voor andere werk zaamheden inspannen,omdat het landbouw onderwijs, waarvoor de geldelijke belooning slechts gering is, toch niets meer kan zijn dan een bijzaak. Met eenigen goeden wil is zulk een rege ling gemakkelijk te verkrijgen, mits van dit landbouwonderwijs een vaste betrek king worde gemaakt. Wat nu weliswaar onmogelijk is, zal dan niet moeielijk zijn om namelijk vier of vijf cursussen aan n onderwijzer op te dragen. De onderwijzer, die thans den geheeleu dag in zijn school moet zijn en voor den landbouwcursus slechts 's avonds beschikbaar is voor de meest ver af wonende boerenjongens een ongeschikte tijd zal dan in staat zijn op alle uren van den dag deze taak te vervullen en zoo nobdig ook op het veld, in de nabuurschap, op een hofstede met zijn leerlingen in oogenschouw nemen of beproeven wat voor hen leerzaam eti nuttig is. Breda, 13-21900. DR. G. W. B. (Slot volgt) Ons Consulaat aan den Congo. In deze dagen, nu onze consulaire ver tegenwoordiging meer 'en meer ter sprake komt, dank zij de uitgave van Hubrecht's overzicht en de geschriften van den heer Heidring, en anderen, achten wij het noodig hier aan te halen, wat de heer A. J. Sanders in Hoyman en Schuurmans Exportblad schrijft: In No 7: ??Waarom wordt de Nederlandse! e handel niet meer aangemoedigd zich uit te breidtn in dit rijke deel van Afrika? »In den geheelen Congo-Staat, en bovenge noemd aangrenzend gebied, is slechts n enkel Hollandsch handelshuis, tegenover tientallen Portugeesche, Belgische en andere firma's. Dit Hollaudsche huif, de nieuwe Afrikaausche Han delsvennootschap te Rotterdam, is blijkbaar tegen concurrentie uit Holland, daar Let bij coutjact zijne employés verbiedt in dienst te treden van audere iirma's of ooit zelf handel te drijven, na ontslag uit haren diens», in genoemde streken. i-Dit staat gelijk met eene poging tot dood drukken der eventueele concurrentie, waat wie is beter geschikt zaken te doen in een vreemd laad, dan hij die er geweest is en de moeilijk heden kent? «?Een andere zaak van groot gewicht is het volgende. //De man wiens plicht is den Nederlandtchen handel in dit gebied voor te lichten en te be vorderen, onze Consul, is steeds hoofdagent voor dit monopoliseerend handelshuis. Mij dunkt, een misplaatste combinatie Indien de toestand van het land van dien aard is, dat uitbreiding van den handel, o. a. door oprichting van nieuwe huizen en voorlichting van importeur?, mogelijk is en veel succes belooft, bij gering risico, is een consul, die tevens aan het hoofd staat van het eeuige Hollandsche handelshuis, aldaar ge vestigd, niet //the riglit man on the right place." (/Buiten kwestie is het dat hoe meer Hollandsehe lirma's in den handel betrokken zijn, des te meer Holland er van zal profiteeren. »Als voorb -eld diene, dat België, hetwelk geen rijstverbouwende koloniën bezit, in 1SS8 voor 050 015.00 frs. van dit artikel naar den Congostaat zond. Holland daarentegen voor ] 8,0-17.00 frs. Dezelfde verhouding bestaat bij vele andere artiktlen, waai bij dit niet het geval behoefde te zijn. Uat het land nog steeds met reuzensckreden vooruitgaat, blijkt uit de vermeerdering van 40 pCt. bij vergelijking van de jaren 1VJ7 en 1SÜS in den export. //Het totaal van den in- en doorvoer in den Congo-Vrijstaat was in 1S9S frs. 25.185.13S.OO waarvan uit Nederland 2.130 570.SG of plm. S1/*) percent. //Dit betrekkelijk laag percentage voor ons land, hetwelk door zijne koloniën, en de ont wikkeling zijner industrie, zeer zeker kan concurreeren met Belgiëen andere landen, moet worden toegeschreven aan gebrek aan Hollaadsche firma's in het gebied van den Congo, benevens aan gebrek aan voorlichting en de moeilijkheden daaruit voortspruitend." In No S: «?De opmerking dat de zaak waarschijnlijk eenzijdig is voorgesteld, heeft naar het mij voor komt uitsluitend betrekking op de positie van onzen consul en is in zooverre juist, dat tot nog slechts ae zijde, ui. de mijne, het woord heeft gevoerd. //Niets behoeft evenwel onzen consul, den heer Van der Most, te beletten aan te toonen, dat mijne opmerkingen een verkeerd licht werpen op den toestand, indien hij hiervan overtuigd is. //U'at ik voornamelijk wüde aantooneu is dat onze consuls aan deL Congo (steeds hoofdagenten der N. Afr. Handelsvennootschap; n!, eerst, kort na de vestiging van den Congo-Vrijstaat, de heer F. de la Fontaine Verweij, daarop de heer Westerouen van Meeteren en nu de heer Van der Most) het beroep klaarblijkelijk niet met den vereischten ernst opvatten. Men kan geen twee heeren tegelijk dienen, vooral niet als de u meent, dat zijne belangen tegenover die van den ander staan, hetgeen in het onderhavige geval blijkt uit de clausule in de contracten der N. A. H. V. met hare employé'», waar zij dezen verbiedt, op een strafboete van 5000 tot een 30.000 gulden, na ontslag uit haren dienst ooit weder handel te zullen drijven in het door haar door breedte-graden omschreven gebied. Wat deze zaak op zich zelve betreft, nl. het systematisch weren van niet bij de firma dienende Nederlanders aan den Congo, heb ik voor belangstellenden het schriftelijk bewijs ter inzage. »Als reeds onder de tegenwoordige omstandig heden de Nederlandsche handel op den Congo belangrijk mag genoemd worden, zal hij ontegen zeggelijk tot grooten bloei geraken, indien wij geregeld op eene behoorlijke voorlichting kunnen rekenen. Eerst dan kan men verwachten, dat de Nederlandsche ondernemingsgeest in den Congo tot zijn rocht komt." Deze opmerkingen zijn zóó juist, dat ze slechts algemeen bekend gemaakt behoeven te worden, om tot een wijziging van zulk een vicieusen toestand te nopen. Een consul, die er belang bij heeft, de concurrentie met zijn eigen Maatschappij te keeren, den handel naast dien der Z.-A. Handels vennootschap te fnuiken... in plaats van hem te bevorderen, hoe lang nog zal de Nederlandsche Regeering zoo iets dulden ? De crisis in ie fliamantMnstrie. een sociaal geyaar. n. Maar mér nog deed de zware hand van het Syndicaat zich gevoelen, in de permanente ruwprijsverhoogitigen. Stelselmatig als het ware, werden van af 1895 vooral, de ruwprijzen op geschroefd en 't meest was dit het geval ia 1S90. Het scheen alsof de leiders van het Syndicaat, die nota bene als personen zeer geuttresseerd zijn bij den tegenwoordigen oorlog in Zuid-Afrika, (enkelen hunner zijn bekende ^vrienden van Rtiodes" c. s.) na de JamesonRaid reeds alles hadden voorzien. In n jaar werd alleen bijv. een verhooging van 25 proc. op de ruwe diamant door hen doorgevoerd, natuurlijk om in eveutueele gevallen, dat geen diamant meer voorhanden mocht wezen, gedekt te zijn t egt n het verminderen der winsten. Htt waren deze ruwprijsverhoogingeu welke der in dustrie ontzaggelijke schokken toebrachten. En nog iets deed het Syndicaat, hetgeen den koopers m steeds ongunstiger positie bracht. Terwijl in vroegeren tijd uitgezocht kon worden wat de kooper meende voor zich noodig te hebben, kreeg deze echter na het optreden van het Syndicaat langzamerhand de door het laatste kant en klaar gesorteerde //shipments" en ^-series", waar niets uit mocht geweigerd worden: de //opmaaksels", gelijk de handels term luidt, van de beambten van liet Syndicaat. En steeds probeerde dit iaatste deze »opmaaksels" zoo slecht te doen worden, d. w. z. er zooveel onbruikbare diamant bij te stoppen, als dit maar eenigszins kon en dit deed het steeds rnt t ongeëvenaarde handigheid. Zoo werd dau ook daardoor de ruwe diamant duurder, al was de prijs niet hooger dan de laatste maa', nominaal al thans niet; in werkelijkhe.d was dezelfde koop duurder dan de vonye, omdat de juwelier veel metr »»'#</ersoortige waar onder de goede had, voor hetzelfde gdd. De laatste werd dus van zelf duurder voor hem in prijs, omdat hij de eerste moest zien of van de hand te zetten voor een minderen prijs of zelf moest doen vervaardigen. In beide gevallen kreeg hij tegen minder teiug, dan waarvoor hij gekocht had. Al deze moeielijkhedtu nu, bezorgden het klfiin kapitaal vooral, een vreeselijk moeielijken strijd om het bis'aan. En dewijl in deze industrie naar eene matige schatting, % van de koopliedeu-juweliers feitelijk kleine kooplieden zijn, (althans voor de diamant-industrie!), zoo kan men zich voorstellen hoezeer dit terugwerkte op den algemeeuen toestand. En vooral hoezeer de werklieden daaronder te lieden hebben gehad. De algemeene onzekerheid van weiken, nam met den dag toe. Immers het is gemakkelijk gezegd: stijgen de ruw-prijzen, zoo volgt daaruit, dat de juwe liers huuue geslepen waren maar naar rato moeten opslaan en de zaak komt precies op zijn pootjes weer neer. Neen, zoo gemakkelijk is liet inder daad niet. Wel is diamant geen consumptie artikel voor Jan en alleman en is eeiie verhooging in den prijs van geslepen diamant geen maatschap pelijk gevaar voor den minderen man, men moet echter niet vergeten, dat de diainant-industne, reusachtig uitgebreid als zij in de laatste twintig jaren is, ook onderworpen is als 't ware aan de wetten van de markt. Zij is zoo goed stapelof waren-industrie geworden, als bijv. katoen, klef deren, meubelen enz. Wel is waar moesten de geslepen prijzen ver hoogd worden, maar tegenover de kooplieden van geslepen vormen de juweliers tiet die aan eengesloten hechte phalai x, als dat het Syndi caat van ruw-importeurs dit kan doen tegenover de juweliers. En de geslepen-koopman, die ook wel den toestand zoo wat leerde kennen, ging slechts Langzaam er toe over de verhoogde prijzen te betalen. De verhouding van het duurdere ruw was dus in de laatste jaren nooit evenredig aan die, van het daardoor ook duuider geworden geslepen. Eu al was deze toestand ook voor de groeten OLder de juweliers, de kapitalisten met groote finantiëele «ausdauer" niet bevorder lijk aan de prosperiteit hunner zaken, voor den middel-grooten en den kleinen, kwam het in den regel hierop neer, dat zij bijra zonder winst moesten verkoopen, om maar steeds «-door" te kunnen gaan. Het behoeft nu niet meer nader te worden betoogd, dat dit alles enorm op de prijzer, die voor het geslepen werden betaald, bleef drukken. En wie daar van ten slotte het meest de dupes werden, dat waren de werk lieden alweder. De organisatie der arbeiders, die in 1894 optrad, zorgde voor de regeling en de handha ving van de loonen, zoodat aan die zijde niet kon worden getornd, maar de bestaansonzekerheid, de kansen op vast werk voor de werk lieden, namen met den dag af. Zeker zal een beter en voor de diamant-in dustrie, met behulp van den Staat praktisch ingericht credietwezen er toe bijdragen in tijdea van goeden gang van zaken, den kleinen koop lieden in de diamant-industrie te kunnen doen voortgaan, zonder dat zij noodig hebben de markt prijzen van het geslepen Ie drukken. Zoo iets zal n kleinen n groot en ten goede komen. De kleine en middelkleine juwelier moet in de gelegenheid worden gesteld, op zijn onder pand een behoorlijk voorschot te krijgen, zoodat hij niet, noodig heeft in tijden, als 't eren spant, tout prix als 't ware, te verkoopen. Voor kapitalisten is hier veel te doen en m. i. vordert het algemeen belang, dat de Staat er zich mede bemoeit, zoodat bijv. de zooge naamde beleeningen bij de Nederl. Bank op vél voordetliger en voor den diamanthandel mér aannemelijke voorwaarden kunnen geschieden, dan dit tot nog toe het geval is. In Antwerpen is men reeds lang er toe overgegaan, zijn aan dacht te wijden aan dit belang voor den dia manthandel en is reeds veel gedaan ten ditn opzichte. De Kamer van Koophandel hier ter stede, moet veel mér hare aandacht gaan wijden aan deze inbeemschen lokale nijverheid waarvan zoo vele Amsterdamsche belangen afhankelijk zijn. De kiesverenigingen, welke bij verkiezingen voor dit lichaam den toon aangeven, moeten breken met kliekgeest en dienen er voor te zorgen, dat er wat flinke mannen van zaken uit de diamantwereld, zitting krijgen in deze Kamer. Onze regeering moet hare consuls in de ver schillende landen de bepaalde opdracht geve), hunne aandacht te wijden aan de diamant nijverheid en in de verschillende landen een onder zoek doen instellen naar het verkrijgen van deboucbés voor de Amsterdamsche diamantindustriëelen, zoodat die, als zij willen en ge sel, aftsfahigskeit genoeg bezitten, niet allén behoeven te wachten tot den tijd, dat het Amerikanen en Duitschers gelieft hen hunne waar te komen afkoopen. Alles behoort er in 't werk te doen gesteld worden om het doen van zaken in deze nijver heid te bevorderen. Caceant consules ! riep men eenmaal in dea Eomemschen Senaat, opdat het gemeenebest geen kwaad geschiede ! Hetzelfde zij hier Staat en Gemeente, het zij hier allen toegeroepen, die ruim genoeg van blik zijn om in te zien, dat in het te gronde gaan van de diamant-industrie een groot, zér groot sociaal gevaar ligt. De werklieden hebben van hunnen kant alles gedaan, wat menschelijkerwijs en redelijkerwijs gesproken, werklieden kunnen doen om zich eeuige bestaanszekerheid te verschaffen. De loonen hebben zij geregeld; hun arbeidstijd in gekrompen; het leerlingwezen met opoffering van duizenden guldens zoodanig geregeld, dat het aantal werklieden voor de naaste toekomst in overeenstemming zal wezen, met de voor de produktie noodige hoeveelheid banden. Als de tijden wat beter worden, zullen werkeloozeufondsen en brood-coöperatie, daarna door coöperatieve consumptie van andere noo dige levensmiddelen gevolgd, door hen wor den in het leven geroepen, zoodat, als alles gjed gaat, feitelijk broodsgebrek in slechte dagen uitgesloten zal zijn. Zij zullen zich onderimg tegen alle kwaad zooveel mogelijk ver zekeren. Mér kan men van werklieden niet verlangen en meer kunt en werklieden toch ook niet doen! Maar nog eens, zij die voor het algemeen belang te zorgen hebben, dieaen nu eens en voor goed ! te breken met tra ditie en sleur en dienen zich de belangen var de diamant-industrie, waarbij hier ter stede tien duizenden betrokken zijn, aan te trekken. Als de oorlog in Zuid-Afrika gedaan zal wezen, zal de kaart van dit land vermoedelijk belangrijke veranderingen hebben ondergaan. Hoe de zaken loopen zullen, weet nu noo- nie mand, maar als de Transvalers en de Vrijslaters blijven winnen, hetgeen niet zoo onmogelijk is en de Engelschen het loodje leggen, dan zal het er voor de diamant-baronnen in Engeland een weinig anders gaan uitzien dan tot nog toe. Wel is waar wordt er in Transvaal-zelf weinig of geen diamant gevonden, maar in het thaus door den Oranje-Vrijstaat geanexeerde Griqualand, zooveel te meer. Onder de voorwaarden waarop Engeland mis schien zal genoodzaakt zijn vrede te sluiten, zal ook behooren, dat het geannexeerde gebied waarin Kimberley zich bevindt, onafhankelijk wordt van Engeland. Misschien dat dan een maal de tegenwoordige -ssö^-eigenaren, niet meer dan tot \ai]U-concessionarissen worden verklaard Dan zal de tijd gekomen zijn voor Nederlandsen' kapitaal om op te treden. Maar dan moet dit anders geschieden dau tot nog toe. En al schijnt zoo iets, als het optreden van Nederlaudsche ondernemers voor de fxploitatie van diamantmijnen in Z. Afrika een chimère, het zou kunnen gebeuren. Als wij er toe willen medewerken onze //broederstaten" in Zuid-Afrika vrij te doen maken van Engelsche overheersching, dan dienen wij er voor te zorgen, dat zij dit niet alleen in politieken, maar dat zij dir, ook in economischen zin worden. Er is hier te lande kapitaal in overvloed in buitenlandtche, dikwerf zeer problematiscL-soliede fondsen be

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl