De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 25 februari pagina 8

25 februari 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1183 De Apotheose van Jezus Christus. Een Toonealspel van EDTIABD VHBBUBGH. (Amsterdam, C. A. J. van Dishoeck). I. Siada een jaar zoowat zwygen de recensenten ?voorzichtig over de Apotheose van Verbnrgh ; 't Is de goeie menschen waarlijk niet kwalijk te -nemen, want wie die zonder commentaar tracht te Ter B taan, houdt er meestal niets van over dan een wirwar van by'belsche beelden en kerkelijke klanken. De schuld ligt hier ook a*n den maker zelf. Hy had, toen hij deze in de Arbeid en later ais boek publiceerde, zoo practfech moeten wezen, dit stuk uitvoerig toe te lichten; tot groot* schade van zijn blad, dat daardoor lang te onbekend bleef, liet hij dit na. Bovendien; vele, die groot belang stellen in da woordkunst en begrepen willen, hebben recht op een verklaring. Zoo de titel zeer christelijk klinkt als van een eind-eeuwsch passiespel, de inhoud bewijst, dat men te doen heeft met heel wat anders dan de witte mystiek van Rodenbach of het symbolisme van Maeterlinck. Eén ding is zeker van gewicht. 1) Zynprincipe luidt: Niet ieder stuk door een litterator geschreven moet per SP een speeZ-stnk zijn. Een dichter k«n en mag werk, leveren, dat niet tot zyn recht komt door actie of door muziek erby als in de Wagneropera, maar door illustratie. En daar het de Hollanders nog altijd aan schilders en thans ook aan letterkundigen ik zou bijna zeggen: helaas! niet mankeert, kan zulk een nieuwe kunst-combinatie juist in dit land nog heei wat beteekenen. Al deugde er nu van het stuk niets, dan was het verkondigen van deze theorie reeds een verdienste. En zelfs de malle overdrijvingen van een jonge richting zijn nog altjjd honderdmaal te verkiezen boven de zoet-laffe bezadigdheid van braaf burgerlijke behpuds-menschen. In dit tooneelspel zy'n< Christus en de verdere by'belsche figuren niet alleen personen, maar tegelyk de incarnaties van steeds vóórkomende karakters. Men heeft hier niet te doen met een handeling anno zoo en zooveel n. Chr. maar de mensen-sym bolen staan in groepen en schouwen gebeurte nissen uit het tydperk van het oer-christendom, hoewel niet in chronologische orde. Ieder tableau suggereert by hen of tegen-groepen weer een ander, dat volgt- Over die feiten zeggen zij hun gevoelens in zinnen veelal ontleend aan het N. Testament aangevuld met eigen wen"flingen van den auteur. In de onderlinge strijd hunner stemmen, de wisseling der tafereelen, welke ze zien in hun verbeelding en den lezer doen zien, wordt zoo den kamp weergegeven tusschen het Spiritualisme en Materialisme, welke nu al 1900 jaar in de christelijke wereld duurt, van de vleeschehjke liefde met de gods dienstige in askese, van de verrukking der zin tuigen door klank en kleur met die van het tweede gezicht in de extase. Verburgh's menschen-ficties herinneren sterk aan die der Naturisten, welke b. v. in een boer, een soldaat niet alleen een bepaald individu maar l'arche type, de permanente vorm van landbouwer en krygsman willen uitbeelden. Tegen Christus en diens leer, zooals die in de Middeneeuwen steeds meer een asketisch karakter aannam, komt in dit stuk een vrouwen figuur met haar aardsche liefde in opstand, maar hiervoor koos Verburgh zeer verkeerd, jammer werkelijk voor het stuk... de Boet vaardige Magdalena! Nu heeft men zich al zoolang het Christendom bestaat, die vrouw verbeeld als de bekeerde zondares en niemand kan van de lezers, artisten of leeken, eischen, dat ze voor het plezier van den dichter zich haar op eens gaan voorstellen als niet-christin; reeds daardoor raakt iedereen in de war. Zij mag er wel in voorkomen, maar in haar stereo type rol. Voor een karakter, dat revolteert tegen het monnikswezen had hy' een heldin moeten nemen, een Grieksche vrouw bv. waar van er toen wel in Palestina waren of nog beter: een dochter der Hebreeën, uit het volk, dat zich in de Middeneeuwen steeds verzette en het nog doet tegen de christelijke dogma's, tegen het pauselijk cesarisme, tegen de askese. Naast de treurende Magdalena ontbreekt helaas .' een boetvaardige Magdalenws; dat zou een mooi paar wezen. Nu kent men alvast de aard en de strekking van dit tooneekpel en begrijpt men het ver schil met de echt eind-eeuwsche verheerlyking van de Madonna en de Christus-aanbidding. Als sociaal-demokraat keert Verburgh zich van het Christendom af en begeert de rehabilitatie der materie, de erkenning der rechten van het lichaam. Het is weer evenals Féconditéop en top Saint-Simonisme, dat verder ontwikkeld nu de wereld-litteratuur gaat beheerschen mét de theorien van Marx, voft1 zoover die niet verworpen zullen worden door een jonger geslacht van sociologen. Wat ik verder van j de Apotheose melden zal, is meer een korte verklaring ten gerieve van hen, die belang stellen in dit tooneelspel met enkele kritische opmerkingen, dan een grondig oordeel, wat hier te veel ruimte zou vergen. Maar Verburgh verdient meer erkenning dan hij tot nu toe ondervond en gaarne herroep ik nu de meening, vroeger in dit blad door mij geuit, toen ik het met den besten wil niet begrijpen kon en het hield voor een product van teugellooze fantasie geaccompagaeerd door theologische heilslegertaptoe's. Aan het begin der drie actes staat telkens: Gezegend zij, die daar komt" In den naam des Heeren". (Nou: er kwam ten minste geen slechte litteratuur). Wanneer men zich laat gaan op de rhytme dezer woorden, maken zij het effect van koraal-zang. Dat wilde de auteur ook bereiken. Voor de zinnelijke parlij beteekenen ze: Er gaat iets groots gebeuren, de aera nadert van een godsdienst hooger dan elke bestaande: Christendom, Judaïsme enz. Maar; Er is iets geweldigs geschied voor de aanhangers van het ascetisme, toen drie wijzen uit het Oosten het Christus-kindeke huldigden met wierook en met myrrhe. En de herhaalde vraag: Wachter, wat is er van den nacht ? vertolkt het gespannen zien naar de uitkomst: of het Christendom zegevieren zal door een Alleenzaligmakende Kerk, die de gansene aarde beheerschen wil of doordat de tiuintessence er van zal opgenomen worden in een nieuwe godsdienst, die de wereld overwinnen zal, Ie Culte de la Raison, ontwikkeld uit de school van Saint-Simon en Comte. Hoewel dit voor velen moeily'k te volgen is, moet men het toch niet houden voor de Ik-kunst van Kloos': Kind en God of het nog veel duisterder genre van Mallarmé, van dichters, die persoonlijk gevoel uiten in persoonlyke vorm. Hij geeft in een thans nog zeer persoonlijke stijl de strijd weer van massa's in de naaste toekomst en der meest ontwikkelden van heden, die zich van de oude 1) De volgende theorie verdedigde hij al Sept. '95 in het Tweem. T. godsdienst-stelsels willen losmaken, zonder nog in een hooger voldoening te vinden, den kamp ook van de geheele menschheid gedurende 19 eeuwen, van een geheele wereld, dos: gemeenschaps-gevoel in een vorm, die thans nog niet voor alle bevattelijk is. Het is dus ook een geheel andere gemeenschapskunst dan de hard rood politieke en grauw-zwart realistische van Heyermans, dan de doffe poëzie der proletarierellende uit den J. Gids. Voor velen zal deze zin uit de Ie acte wel niet zeer helder wezen: Zoo uw oogen mee-bewegen in der baelden schijn, aanzie het wederbeeld". Het beteekent: Aanschouw niet alleen de geestelijke dingen maar ook hun af kaatsing in de zinnelijke wereld. Moeihjk begrijpt men ook bJz. 12 het fragment, waar gevraagd wordt: Ia de tooi uwer zielen groot?" Daar vergelijkt iemand de ziel met een krachtige boom en weer volgt: Is zoo de tooi uwer zielen groot?" dus als die boom en in verband hiermee: Wie uwer zonder zonden is, (dus, dien boom in kracht en reinheid gelijk), werpe den eersten steen". Het geloof wordt vergeleken met fakkels in den nacht, maar: Kus het rood der nachtbranden" vind ik wel wat overdreven om uit te drukken: hang het geloof aan. Tegenover de drang naar levenslust brengt hij sterk de middeneeuwdcha angst in de geloofd-nacht tot expressie bv. waar zijn figuren een zwerver in het donker meenen te zien: Zijne schouderen dragen kolommen van duister, sombere doler, op zy'n voorhoofd rust de nacht''. Jezus wordt in dit stuk voorgesteld als staande in een aureool, gelijk een brandbloem aan den hemel, niet in een zon. En tegenover de zinnelijke Magdalena koos hij Rachel als een karakter, dat wel tegen de beginselen van Armoe, Deemoed en Euischheid in opstand wil komen maar niet durft. Op eens als een roep van verzet -tegen de christelyke melan cholie klinkt de stem van Magdalena: Zon, sprei uw bloedfonteinen, uw gillende beken enz. Een laatste strijd begint tusschen de vereerders der leliën als het beeld der askese en van het graan als symbool der vruchtbaarheid. Het: zij zaaien niet, zij maaien niet" zinspeelt op de theorie voor alles slechts de ziel te vry'waren van zonden en maar niet te letten op het welzijn van zijn drager, het lichaam. Beide partyen vieren dan de schoonheid van Jeruzalem elk op hun wijze, de stad in leliën gebed en overwuifd van koren. Verzoenend spreekt tot hen Johannes: In het Huis mijns Vaders zy'n vele woningen." Eindelijk vallen de stemmen samen in een verheerlijking van God vergeleken met Zion, dat beide groepen heilig is, als een crescendo van koraal-zang. (Wordt vervolgd.) 3. K. RBNSBURG. Twee Verzen. Sonnet van Algernon Charles Swinburne in de London Times". Patience, long sick to death, is dead. Too long Have sloth and doubt and treason bidden us be What Cromwell's England was not. When the sea To him bore witneas, given of Blake, how strong She stood ! A commonweal that brooked no wrong From foes less vile than men like wolves set free, Whose war iswaged where none mayfigbtorfiee, With womenand with weanlings. Speech and song Lack utterance now for loathing. Scarce we hear Foul longues that blacken God's dishonoured name With prayers turned curses, and with praise , found sbaine, Defy the truth, whose witness now draws near, To scourge these dogs, agape with jaws afoam, Down,outoflife.Stnke,England,and strike home! Aan Algernon Charles Swinburne. Songs bef ore Sunrise kent gy' nog, poëet, Den naam der vrijheidslied'ren, die ge eens zongt, Toen ge in uw vuur'ge jeugd tot luist'ren dwongt Naar uwe ylammenwoorden fel en heet ? Nu ryst de zon van Afrika omhoog In vollen gloed van vrijheid; waar zijt gij, De vry'heidszanger, wiens gedaver bly Als licht de lucht vervulde en overtoog De hoofden van wie hoorden naar uw stem, En loofden 't lied, dat steeg met sterken klank, En prevelden bewond'rend hunnen dank Hoe, zingt ge thans der vrijheid requiem? Waar blijft de drift die brandde voor het recht, Die laaide u uit de ziel in vroeg'ren tijd; Is zy de prooi van hebzucht, haat, en nijd, En schuimt ze tegen 't volk »zoo lang geknecht" ? Strike England, and strike home zoo zingt ge nu, En zet uw volk tot rooven aan en moord; Is dat da klank nu van uw vorst'lijk woord ? Keer tot u zelf, wij hoopten mér van u ! EDWAKD B. KOSTER. llllllilHIIIIIIllllllllllHilllllllllllllHnillllllllllUIIIIIIIII Oud-Strijders. Dezer dagen ontvingen wij het verslag van het »Fonds tot ondersteuning van de behoeftige oud-strijders van 18:50?1831, te Amsterdam, woonachtig" over 180!). De heer A. B. Michels, Brouwersgracht 40, schrijft daarin o. m.: »Een duizendtal verslagen over 1898 met de mededeeling der plannen en een inteekenbiljet werden door een vertrouwd persoon aan ver schillende adressen der stad bezorgd en stelde ik my vóór minstens van 1/4 deel eenig bericht of bijdrage te zullen ontvangen. Helaas hoe werd ik teleurgesteld, wijl slechts 23 biljetten van de 1000 bij mij inkwamen, waarvan 8 met eene jaarlijksche bijdrage en 15 met een gift in eens, en ware het niet dat ik door de medewerking van een paar hoog gewaarde personen, alsmede door enkele redactiën van dag- en weekbladen flinke bijdragen had ontvangen, dan was myne onderneming voor de jongens van »Wat ook vall' trouw staat pal" totaal mislukt." »Er waren nog 22 dier oud-strijders in leven, waarvan 4eenjaar)ijksch inkomen hadden van nog geen ? 50. Slechts l was er met een inkomen van tusschen de f 50 en f 100 en 11 van / 101 tot f 150 per jaar. De resteerende hadden allen aan pensioenen en ondersteu ningen een jaarlijksch inkomen van meer dan / 200. Rekening houdende met het be scheiden bedrag, waarover ik had te beschikken, verdeelden wij ze in drie categorieën en be paalden dat: de 1ste categorie met een inkomen van / 50 en daaronder zou ontvangen f 52 per jaar, de 2de categorie met een inkomen van / 51 tot en met / 100 zou ontvangen ? 20 per jaar en de ode categorie met een inkomen van f 101 tot en met ? 150 zou ontvangen/'13 per jaar, uit te betalen op den l sten Mei en den Isten November, telkens / 26, ? 13 en ? G.50, en werd ik gemachtigd hun op die datum» de bedoelde bedragen ter hand te stellen. »In de maand Augustus werd besloten, hun allen een gouden tientje als- extra schenking te doen toekomen, op den verjaardag van Hare Majesteit onze geëerbiedigde Koningin". s. Mogen thans allen hunne by d ragen, hoe klein ook, aan my doen toekomen, opdat ik in het jaar 1900 in staat gesteld worde, aan de oude jongens der Citadel en van Hasselt en Leuven, het dubbele, ja meer nog, kan uitbetalen; en hen daardoor blijke, dat de waardeering voor hetgeen zij ter eer van hunnen Koning en tot verdediging des vaderlands deden, bij den echten Nederlander 1) nog niet is vervlogen, en ofschoon er reeds zeer veel van u is gevraagd om het leed in de Transvaal en Oranje-Vrijstaat te helpen verzachten, zoo hoop ik dat zij, die heden vddr 70 jaar geleden by' de kreet »te wapen" goed en bloed, ly'f en leven waagden, daardoor heden niet zullen worden vergeten". Wie zegt nu nog dat de echte Nederlanders zeldzaam zy'n ! 22 negentigers, die het vader land verdedigd hebben, en nu nog armoe lijden, waar vindt men dat ? 1) Wy cursiveeren. Nederl. Zuid-Afrikaansch Fonds tot daadwerkelüken steun. Alhoewel het Fonds eerst sedert medio Januari »daad werkelijk" bestaat, zooals bewezen is door het verleenen van bemiddeling aan een 20-tal personen, dia naar Zuid-Afrika zijn vertrokken, heeft inmiddels reeds de volledige organisatie plaats gehad. Het »Nederlaridsch Zuid-Afrikaansch Fonds tot daadwerkelyken steun", met zetel in de hoofstad van Nederland, heeft in het algemeen ten doel, lichamelyk en zedelijk gezonde, by voorkeur ongehuwde Nederlanders van 23tot 35-jarigen leeftijd geheel of gedeeltelyk vryen overtocht te verschaffen naar de ZuidAfrikaansche Boerenrepublieken en hun aldaar behulpzaam te zy'n tot het verkrijgen van eene betrekking. De ter uitvoering van dit doel benoodigde gelden zullen (voorloopig) alleen gevonden moeten worden door vrijwillige bijdragen of giften, op verschillende wyze te verkrygen. Het Bestuur van het Fonds is thans (met recht van toevoeging) samengesteld als volgt: Commissie van uitvoering: W. P. Nocls van Wageningen, financier, te Amsterdam, Voor zitter; D. Twiss, gep. kolonel der artillerie O.-I. 1., te Amsterdam; Dr. W. Zuidema, letterkundige, te Amsterdam; M. van der Wal, gepens. O.-I. predikant, te Leiden; J. H. Muller, oud-gouvernements-ingenieur van de Oranje-Vry'staat, te Arnhem; mr. Tj. Gonggrijp, advokaat en procureur, te Amsterdam. Commissie van toezicht op het geldelijk beheer : F. C. P. Boterhoven de Haan, notaris, te Am sterdam ; Fedor C. Bunge, koopman, te Amster dam ; prof. mr. J. C. Naber, hoogleeraar te Utrecht. Afgevaardigde in Zuid-Af rika : Jan H. Junius, gepens.' zee-officier. Verder zijn reeds Plaatselijke Besturen ge vormd in de navolgende steden: Alkmaar. Mr. J. Verdam, advocaat-procureur; dr. J. C. M. Sioaon Thomas, arts; F. de Cock Buning, gep. luit.-kol., militie-commissaris. Delft. Dr. J. Thomée, arts; J. C. Fabius, inspecteur 1. o., oud-oificier art.; mr. P. IJssel de Schepper, advocaat. Groningen. C A. van Leeuwen, districtB-veearts; B. J. Tjassene Keiaer, gep. kapitein O.-I. 1.; dr. R. Ty'rnstra, arts. Haarlem. J. J. Verwijnen, gepens. kapitein O.-I. 1.; dr. Lodewijks, arts. Luiden. M. van der Wal, gep. O.-I. predikant; J. B. van Loenen, Tech nisch ambten. ; A. Koetser. In de meeste steden van Nederland zijn de Plaatselijke Besturen in wording, die geleidely k zullen worden bekend gemaakt, evenals de Correspondentschappen. MlHlllMiiiimiiiiiitiiiiiiiiMiiiiiiiiiitiiiiiKiiiiiliNiiiiiiiiiiiiiiiimiiiitiii LLERLEI Edmondo de Amicis over Jules Verne. Edmondo de Amicis, de beroemde Italiaansche schrijver, vertelt in zijne dezer dagen bij de Fratelli Treves te Milaan verschenen Memorie van een bezoek door hem te Amiens aan Jules Verne en diens vrouw gebracht. Er zijn schryvers, zoo lezen wij in de Memorie die zeer veel besproken, maar zeer weinig gelezen worden; Verne behoort tot de schrijvers, die zeer veel gelezen worden, vooral door de jeugd, maar van welke inen niet veel spreekt. Reclame maken schy'nt hem onaan genaam te zijn ; voor zoover ik weet, is dan ook zy'n zeventigste verjaardag (8 Februari 1898) zonder eenige festiviteiten voorbijgegaan. Zelfs is hij tot eene half mythische persoon lijkheid geworden. »Wat, wilt ge Jules Vernes gaan bezoeken ?" vroeg men mij in Tnrijn »Weet ge dan niet, dat hij in het geheel niet bestaat, en dat al die fantastische en avontuurlyke natuurwetenschappelijke romans en reisbeschtijvingen worden geschreven door een gezelschap van geleerden, die zich van dit pseudoniem bedienen "t" Tot deze halve vergetelheid, waarin Jules Verne is geraakt, werkt zeker het feit mede, dat hij niet te Parijs, maar te Atniens woont. Men voelt zich geneigd te vragen, waarom hij, de Bretagner, zich in deze Picardische stad heeft teruggetrokken, die wel is waar een grootsche Gothische kathedraal bezit en veel fluweel fabriceert, maar overig weinig opwekkends heeft, al zijn de beminuely'ke Gresset en de sierlijke briefschrijver Voiture er geboren. Leest men echter De Amicis' schildering van zijn bezoek bij Verne en van de persoonlijk heid vsn den Franschen schrijver en diens echtgenoote, dan wordt het verklaarbaar, waarom het echtpaar deze stad, en nog wel een van haar stilste straten, als woonplaats heeft gekozen. Als Pailemon en Baucis, doch niet in een armelijk hutje, maar in eene keurige, elegant ingerichte kleine villa met tuin, wonen daar de beide oudjes, wier eenige uitspanning wandelingen, visites of bezoeken aan den schouwburg zijn. Als ze zich zelf een bijzonder feestelijkeu avond gunnen, dan soupeeren zij na afloop van de komedie in een restaurant, «precies als een jong paartje op zijn huwely'ksreis." Verne, die in vroeger jaren veel gereisd heeft, ook met zijn eigen jacht op de Middellandsche zee, was, toen De Amicis hem bezocht, in acht jaren niet te Pary's geweest. Daaren tegen was h\j een getrouw burger van Amiens, vervulde met groote nauwgezetheid zy'ne plich ten als lid van den gemeenteraad en sprak met zy'n bezoeker veel liever over gemeentelijke aangelegenheden dan over litteratuur. Toch was zijne vrouw bang, dat hij niet zou worden herkozen, want de democratische vloed steeg voortdurend hooger ya monte, fot monte partout en Jules is «natuurlijk" geen democraat. Zooals De Amicis Jules Verne en diens echtgenoote schildert, maken zij den indruk van een kleinburgerlijk prozaïsch, maar door en door beminnelijk echtpaar; in de vredige stilte der kleine stad wordt voor hen elke kleinigheid, al wat maar eenigszins ongewoon is, eene belangrijke zaak. Toen zy Da Amicis vroegen, waar hij had gedéjeuneerd, enhy den naam vau het restaurant niet wist, begon het uitvragen: Welken weg hebt ge ingeslagen, toen ge van het station kwaamt? Rechts of links t Hoe lang duurde het, voor ge by het restaurant waart? Was er uit de zaal een trap naar de eerste verdieping? enz. Toen discuteerde het tweetal de meer of minder stellige antwoorden van den Italiaan, ooi uit te maken, waar hij dan wel hadgedéjeuneerd. En toen ze tot geen zekerheid kondtin komen, begonnen ze weer te vragen. »Zou hy het lokaal herkennen ?" »0 zeker!" »Nu" zeide Mevrouw Verne »laat ons dan samen den weg gaan dien u gekomen bent, dan kunt u het ons wijzen en het raadsel oplossen." Toen ze samen waren uitgegaan en De Amicis hun het huis had aangewezen, ver heugden zij er zich kinderlyk over, dat ze het precies geraden hadden. En om deze geluk kige oplossing te vieren, gingen zy het caf binnen, waarbij mevrouw Verne baren bezoeker mededeelde, dat zy in vier of vy'f jaren niet in een caféwas geweest. »Dames komen hier niet in koffiehuizen en zulk een bezoek is voor my een evenement." Aan het venster zittend, verheugde zy er zich bijzonder over, als op straat een bekende voorbijging, die haar groetend en eenigszins verbaasd aanzag. tEtait-il '.onnéde me voir au café.'" Verne had blijkbaar schik in de jeugdige levendigheid zijner bejaarde vrouw, ofschoon hy' den geheelen ty'd ernstig blesf en te nauwernood nu en dan een vriendelijken glimlach toonde. »Van de rijke komische ader, die door zoo vele van zy'ne boeken stroomt," zegt Jules Verne »was bij dit gesprek niets waar te nemen." Jules Verne is een y'verig. regelmatig werker ; alles in zy'n huis heeft zy'n nauwkeurig be paalden tijd. Hy' staat 's morgens vroeg om vier uur op, werkt tot twaalf uur, en gaat bijna iederen avond om acht uur naar bed. »Ik moet werken," zegt hij »het werken is voor mij een behoefte geworden en als ik niet werk, heb ik een gevoel, alsof ik niet meer leef." Op deze wyze schrijft hy elk jaar twee romans, maar by laat er telkens maar n drukken, om de markt niet te overladen, zoo dat hij steeds een voorraad voltooide werken in gereedheid heeft. Ongaarne keert hy in zijn verhalen terug tot een reeds vroeger door hem beschreven land, want hy' gaat stelselmatig te werk, en wil geleidelyk de gansche aarde in zijn werken schilderen. Voor elk land inaakt bij grondige geografische en historische studiën, als of by een ernstig wetenschappelijk werk wilde schry'ven. En onder die studiën arbeidt zy'ne phantasie, ontwerpt de handeling en schept de handelende personen, die dan in de omgeving worden geplaatst. Met gerechtvaarJigden trots toont Verne zy'n bezoeker een boekenkast rnet zijne gezamenly'ke werken in 80 deelen (eene uitgave in 34 deelen is reeds 1878 verschenen), benevens vertalingen in bijna alle Europeesche talen en in het Arabisch en het Japaneesch. En toch zy'n het niet zoozeer zijne werken, waaraan hy zy'n welstand te danken heeft, maar vooral de dramatische bewerkingen van enkele er van. George Sand op Majorca. George Sand heeft in haar boek Un Jliver ii Mnjorque niet veel goeds verteld van de bewoners van het eiland, waar zy' met hare kinderen en Chopin den winter van 1838 doorbracht. In het Magusin Pittoresque deelt de heer Gaston Vuillier mede, waarom de eilanders het by de beroemde schrijfster ver korven hadden. George Sind had namelijk van hunne zijde allerlei onaangenaamheden te verduren. Zij bracht warme aanbevelingen mede en een credietbrief, die een zoo mogelyk nog betere aanbeveling was. Toch sloten zich de huizen van alle burgerf'amiliën voor eene vrouw, die boeken schreef welke zy met een mannennaam onderteekende, die rookte, zelve mannenkleeren droeg en haar dochtertje in een jongenspakje liet rondloopen. George Sand kon dus te Palma geen huisvesting vinden, en vestigde zich in een kleine villa in de nabijheid van de stad. Maar ook vandaar moest zij vertrekken, toen men vernam dat haar met gezel, Chopin, een longlijder was. Eindelijk vonden de schrijfster, de componist en zijn piano een onderkomen in een der bijgebouwen van het klooster van Valdemosa. Die piano bad den reizigers heel wat moeite bezorgd. Eerst wilde de douane haar niet toe laten, en het instrument moest heimelijk worden binnengesmokkeld. By hun vertrek van het eiland trachtten George Sand en Chopin het instrument, een kostbaren Pleyel, te verkoopen Zekere mevrouw Gradoli, die een instrument noodig had voor hare dochters, meldde zich aan als koopster, maar trok zich verschrikt terug, toen zij vernam, dat de piano aan een longlijder had behoord. »Dat nooit !" ? riep zij uit »mijn dochters zouden binnen het jaar sterven!" Gelukkig was eene andere dame mevrouw Canut, minder bevreesd. Zij nam de piano van Chopin over en stond haar eigen instrument, een goede Pape, aan de dochters van mevr. Gradoli af. De piano van den genialen musicus is nog in het bezit van de nakomelingen van mevr. Canut, en ongetwijfeld thans, als reliek, een schat waard. Revisie Hogerhuis. Het Weekblad v. h. Recht schrijft: Naar wij vernemen, heeft de raadsheer commissaris in deze zaakjhr. mr. S. Laman Trip, zijn zeer uitgebreid, ten deele te 's Gravenhage, ten deele te Leeuwarden en te Britsum gehouden onderzoek gesloten en de daartoe betrekkelijke stukken reeds in gediend aan den procureur-generaal bij den Hoogen Raad. Voordat nu de zaak opnieuw contradictoir ter openbare terechtzittingvan den Hoogen Raad wordt behandeld, moet volgens de tweeslachtige en noodeloosomslachtige procedure der nieuwe revisiewet de procureur generaal zijn verslag en requi sitoir aan den Hoogen Raad indienen eu dit laatste binnen acht dagen daarna aan den veroordeelde doen beteekenen. Na die beteekening heeft de veroordeelde 14 dagen vrij om een memorie in te dienen aan den Hoogen Raad, een stuk, waarvan de nood zakelijkheid of de nuttigheid ook al niet in het oog springt nadat door het amende ment Rink de mondelinge, openbare be handeling ter terechtzitting in de wet is opgenomen. Deze geheele papieren rommel, schriftelijk verslag, schriftelijk beteekend requisitoir en memorie van den veroordeelde, is een »hors d'oeuvre" in het openbaar debat, dat, ook na het door den Hoogen Raad bevolen onderzoek, aan de openbare uit spraak voorafgaat. * * * Ik zou willen vragen is het wel betamelijk. dat een weekblad van het Recht zich zoo laatdunkend uitlaat, over het resultaat van den wetgevenden arbeid op rechtskundig gebied, waartoe een zeer groot aantal onzer beste juristen heeft meegewerkt? Het is nu pas anderhalf jaar nadat de heeren Harte, Hartogh c. s. hun voorstel tot wijziging van de bepalingen op de herzie ning van strafvonnissen hebben ingediend, terwijl er toch niet meer dan drie gevan genen te Leeuwarden zitten opgesloten, aangaande wier schuld twijfel bestaat; en die verblijven daar nog niet eens volle vier jaar. Waartoe dan toch zoo'n haast en zoo'n dringen om spoed; en, wat nog veel beden kelijker is, het bezigen van zulke onnette woorden, die natuurlijk allicht aanleiding geven om de volmaaktheid onzer wetgeving in verdenking te brengen, en alzoo ook het prestige van het gezag te verzwakken, zoo niet geheel te ondermijnen ? Is het nu eenjtijd, om niet alleen onder het Jan Rap en zijn maat, maar ook onder onze fatsoenlijkste en bezadigste merischen ja zelfs onder onze gegradueerden, een geest van ontevredenheid aan te kweeken in elk geval van minachting voor de wijs heid onzer vroedsten der vroede vaderen? Alen zij toch voorzichtig ! Wie praat daar. nogal in zake van het strafrecht, die basis, of wilt ge liever, die stut en schut van ons aller geluk van «tweeslachtig," «omslachtig" en qualificeert rapporten, verslagen, en requisitoirs van een procureur-generaal, en een memorie aan den Hoogen Raad, als een papierenrommel en een hors d'oeuvre! Is het niet alsof we zoo in het socialis tisch kamp zijn overgestapt; of moet ik zeggen: in het anarchistisch kamp? Want als de eerbied voor »papiereu" verloren gaat, en zelfs rechts-stukken zoo maar naar den prullemand worden verwezen, waar blijft dan de tv et zelve; me lieve menschen denkt toch eens na ! Ik weet het, mijn tijd zal het misschien nog wel uithouden, maar't jongere geslacht loopt gevaar. Je zult zien, weldra wordt het al oproerig, in elk geval rumoerig, als er maar twee menschen nog pas een paar jaar onschuldig in de gevangenis zitten, en hun vonnis, ter revisie voorgedragen., niet in een maand of zes is herzien. * * * De heer Troelstra heeft verlof gekregen zijn maand gevangenisstraf uit te zitten na affoop van de Kamerzitting. Men weet, dat den heer Troelstra die maand straf is opgelegd, omdat hij, teneinde de revisie van de zaak?gebr. Hogerhuizen mogelijk te maken, dus in het algemeen belang, een ambtenaar met smaad heeft bejegend. Zoo iemand nu toch, zonder dat de straf hem gezuiverd en weer tot een souden man gemaakt heeft, toch in de Tweede Kamer te blijven toelaten, acht ik zeer afkeurens waardig. Wat weerga, wie kan het goed praten, dat onze kamerleden, de meest geachte burgers van den Staat, op geen enkele waar van een smetje valt aan te wijzen, eenige maanden zitting zullen houden met iemand, die dan toch, om het in de volkstaal ver staanbaar uit te drukken, niet minder of meer is dan een tuchthuisboef V Denk je Lohman, Schaepman, Gleichman of Staal man of welken man je maar wilt aan 't debatteeren, aan het overleggen met zoo'n individu... die eigenlijk in de gevangenis thuis hoort! Ja, en dat dan om samen wetten te maken, bv. over Leerplicht, ter bevordering der volksbeschaving, ook al met het doel om minder boosdoeners in de cel te krijgen is 't niet eeu paskwil ? En stel dan eens, dat een wet wordt aan genomen, met de meerderheid van n stem, waartoe ook die van den heer Troelstra behoort, zal onze Eerste Kamer, krach tens de wijze waarop hare leden worden uitverkoren, iiog veel vlekkeloozer en on gerimpelder dan de Tweede, genoopt worden, daaraan hare aandacht te wijden, en, erger nog, zou H .M. zulk een wet, waaraan een tuchthuisboef heeft meegewerkt, moeten goedkeuren ? Let op de consequenties, mijneheeren ?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl