Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1183
De Apotheose van Jezus Christus. Een
Toonealspel van EDTIABD VHBBUBGH.
(Amsterdam, C. A. J. van Dishoeck).
I.
Siada een jaar zoowat zwygen de recensenten
?voorzichtig over de Apotheose van Verbnrgh ;
't Is de goeie menschen waarlijk niet kwalijk
te -nemen, want wie die zonder commentaar
tracht te Ter B taan, houdt er meestal niets van
over dan een wirwar van by'belsche beelden en
kerkelijke klanken. De schuld ligt hier ook
a*n den maker zelf. Hy had, toen hij deze in
de Arbeid en later ais boek publiceerde, zoo
practfech moeten wezen, dit stuk uitvoerig toe
te lichten; tot groot* schade van zijn blad,
dat daardoor lang te onbekend bleef, liet hij
dit na. Bovendien; vele, die groot belang
stellen in da woordkunst en begrepen willen,
hebben recht op een verklaring.
Zoo de titel zeer christelijk klinkt als van
een eind-eeuwsch passiespel, de inhoud bewijst,
dat men te doen heeft met heel wat anders
dan de witte mystiek van Rodenbach of het
symbolisme van Maeterlinck. Eén ding is zeker
van gewicht. 1) Zynprincipe luidt: Niet ieder
stuk door een litterator geschreven moet per SP
een speeZ-stnk zijn. Een dichter k«n en mag
werk, leveren, dat niet tot zyn recht komt door
actie of door muziek erby als in de
Wagneropera, maar door illustratie. En daar het de
Hollanders nog altijd aan schilders en thans
ook aan letterkundigen ik zou bijna zeggen:
helaas! niet mankeert, kan zulk een
nieuwe kunst-combinatie juist in dit land nog
heei wat beteekenen. Al deugde er nu van
het stuk niets, dan was het verkondigen van
deze theorie reeds een verdienste. En zelfs de
malle overdrijvingen van een jonge richting
zijn nog altjjd honderdmaal te verkiezen boven
de zoet-laffe bezadigdheid van braaf burgerlijke
behpuds-menschen. In dit tooneelspel zy'n<
Christus en de verdere by'belsche figuren niet
alleen personen, maar tegelyk de incarnaties
van steeds vóórkomende karakters. Men heeft
hier niet te doen met een handeling anno
zoo en zooveel n. Chr. maar de mensen-sym
bolen staan in groepen en schouwen gebeurte
nissen uit het tydperk van het oer-christendom,
hoewel niet in chronologische orde. Ieder tableau
suggereert by hen of tegen-groepen weer een
ander, dat volgt- Over die feiten zeggen zij
hun gevoelens in zinnen veelal ontleend aan
het N. Testament aangevuld met eigen
wen"flingen van den auteur. In de onderlinge strijd
hunner stemmen, de wisseling der tafereelen,
welke ze zien in hun verbeelding en den lezer
doen zien, wordt zoo den kamp weergegeven
tusschen het Spiritualisme en Materialisme,
welke nu al 1900 jaar in de christelijke wereld
duurt, van de vleeschehjke liefde met de gods
dienstige in askese, van de verrukking der zin
tuigen door klank en kleur met die van het
tweede gezicht in de extase. Verburgh's
menschen-ficties herinneren sterk aan die der
Naturisten, welke b. v. in een boer, een soldaat
niet alleen een bepaald individu maar l'arche
type, de permanente vorm van landbouwer en
krygsman willen uitbeelden.
Tegen Christus en diens leer, zooals die in
de Middeneeuwen steeds meer een asketisch
karakter aannam, komt in dit stuk een vrouwen
figuur met haar aardsche liefde in opstand,
maar hiervoor koos Verburgh zeer verkeerd,
jammer werkelijk voor het stuk... de Boet
vaardige Magdalena! Nu heeft men zich al
zoolang het Christendom bestaat, die vrouw
verbeeld als de bekeerde zondares en niemand
kan van de lezers, artisten of leeken, eischen,
dat ze voor het plezier van den dichter zich
haar op eens gaan voorstellen als niet-christin;
reeds daardoor raakt iedereen in de war. Zij
mag er wel in voorkomen, maar in haar stereo
type rol. Voor een karakter, dat revolteert
tegen het monnikswezen had hy' een heldin
moeten nemen, een Grieksche vrouw bv. waar
van er toen wel in Palestina waren of nog
beter: een dochter der Hebreeën, uit het volk,
dat zich in de Middeneeuwen steeds verzette
en het nog doet tegen de christelijke dogma's,
tegen het pauselijk cesarisme, tegen de askese.
Naast de treurende Magdalena ontbreekt helaas .'
een boetvaardige Magdalenws; dat zou een mooi
paar wezen.
Nu kent men alvast de aard en de strekking
van dit tooneekpel en begrijpt men het ver
schil met de echt eind-eeuwsche verheerlyking
van de Madonna en de Christus-aanbidding.
Als sociaal-demokraat keert Verburgh zich van
het Christendom af en begeert de rehabilitatie
der materie, de erkenning der rechten van het
lichaam. Het is weer evenals Féconditéop en
top Saint-Simonisme, dat verder ontwikkeld
nu de wereld-litteratuur gaat beheerschen
mét de theorien van Marx, voft1 zoover die
niet verworpen zullen worden door een jonger
geslacht van sociologen. Wat ik verder van j
de Apotheose melden zal, is meer een korte
verklaring ten gerieve van hen, die belang
stellen in dit tooneelspel met enkele kritische
opmerkingen, dan een grondig oordeel, wat
hier te veel ruimte zou vergen. Maar Verburgh
verdient meer erkenning dan hij tot nu toe
ondervond en gaarne herroep ik nu de meening,
vroeger in dit blad door mij geuit, toen ik het
met den besten wil niet begrijpen kon en het
hield voor een product van teugellooze fantasie
geaccompagaeerd door theologische
heilslegertaptoe's.
Aan het begin der drie actes staat telkens:
Gezegend zij, die daar komt" In den naam
des Heeren". (Nou: er kwam ten minste geen
slechte litteratuur). Wanneer men zich laat
gaan op de rhytme dezer woorden, maken
zij het effect van koraal-zang. Dat wilde de
auteur ook bereiken. Voor de zinnelijke parlij
beteekenen ze: Er gaat iets groots gebeuren,
de aera nadert van een godsdienst hooger dan
elke bestaande: Christendom, Judaïsme enz.
Maar; Er is iets geweldigs geschied voor de
aanhangers van het ascetisme, toen drie wijzen
uit het Oosten het Christus-kindeke huldigden
met wierook en met myrrhe. En de herhaalde
vraag: Wachter, wat is er van den nacht ?
vertolkt het gespannen zien naar de uitkomst:
of het Christendom zegevieren zal door een
Alleenzaligmakende Kerk, die de gansene aarde
beheerschen wil of doordat de tiuintessence er
van zal opgenomen worden in een nieuwe
godsdienst, die de wereld overwinnen zal, Ie
Culte de la Raison, ontwikkeld uit de school van
Saint-Simon en Comte. Hoewel dit voor velen
moeily'k te volgen is, moet men het toch niet
houden voor de Ik-kunst van Kloos': Kind en
God of het nog veel duisterder genre van
Mallarmé, van dichters, die persoonlijk gevoel
uiten in persoonlyke vorm. Hij geeft in een
thans nog zeer persoonlijke stijl de strijd weer
van massa's in de naaste toekomst en der meest
ontwikkelden van heden, die zich van de oude
1) De volgende theorie verdedigde hij al
Sept. '95 in het Tweem. T.
godsdienst-stelsels willen losmaken, zonder nog
in een hooger voldoening te vinden, den kamp
ook van de geheele menschheid gedurende 19
eeuwen, van een geheele wereld, dos:
gemeenschaps-gevoel in een vorm, die thans nog niet
voor alle bevattelijk is. Het is dus ook een
geheel andere gemeenschapskunst dan de hard
rood politieke en grauw-zwart realistische van
Heyermans, dan de doffe poëzie der
proletarierellende uit den J. Gids. Voor velen zal deze
zin uit de Ie acte wel niet zeer helder wezen:
Zoo uw oogen mee-bewegen in der baelden
schijn, aanzie het wederbeeld".
Het beteekent: Aanschouw niet alleen de
geestelijke dingen maar ook hun af kaatsing in
de zinnelijke wereld. Moeihjk begrijpt men
ook bJz. 12 het fragment, waar gevraagd wordt:
Ia de tooi uwer zielen groot?" Daar vergelijkt
iemand de ziel met een krachtige boom en
weer volgt: Is zoo de tooi uwer zielen groot?"
dus als die boom en in verband hiermee: Wie
uwer zonder zonden is, (dus, dien boom in
kracht en reinheid gelijk), werpe den eersten
steen". Het geloof wordt vergeleken met fakkels
in den nacht, maar: Kus het rood der
nachtbranden" vind ik wel wat overdreven om uit
te drukken: hang het geloof aan. Tegenover
de drang naar levenslust brengt hij sterk de
middeneeuwdcha angst in de geloofd-nacht tot
expressie bv. waar zijn figuren een zwerver in
het donker meenen te zien:
Zijne schouderen dragen kolommen van
duister, sombere doler, op zy'n voorhoofd rust
de nacht''.
Jezus wordt in dit stuk voorgesteld als
staande in een aureool, gelijk een brandbloem
aan den hemel, niet in een zon. En tegenover
de zinnelijke Magdalena koos hij Rachel als
een karakter, dat wel tegen de beginselen van
Armoe, Deemoed en Euischheid in opstand
wil komen maar niet durft. Op eens als een
roep van verzet -tegen de christelyke melan
cholie klinkt de stem van Magdalena: Zon,
sprei uw bloedfonteinen, uw gillende beken enz.
Een laatste strijd begint tusschen de vereerders
der leliën als het beeld der askese en van het
graan als symbool der vruchtbaarheid. Het:
zij zaaien niet, zij maaien niet" zinspeelt op
de theorie voor alles slechts de ziel te
vry'waren van zonden en maar niet te letten op het
welzijn van zijn drager, het lichaam.
Beide partyen vieren dan de schoonheid van
Jeruzalem elk op hun wijze, de stad in leliën
gebed en overwuifd van koren. Verzoenend
spreekt tot hen Johannes: In het Huis mijns
Vaders zy'n vele woningen." Eindelijk vallen de
stemmen samen in een verheerlijking van God
vergeleken met Zion, dat beide groepen heilig
is, als een crescendo van koraal-zang.
(Wordt vervolgd.) 3. K. RBNSBURG.
Twee Verzen.
Sonnet van Algernon Charles
Swinburne in de London Times".
Patience, long sick to death, is dead. Too long
Have sloth and doubt and treason bidden us be
What Cromwell's England was not. When the sea
To him bore witneas, given of Blake, how strong
She stood ! A commonweal that brooked no wrong
From foes less vile than men like wolves set free,
Whose war iswaged where none mayfigbtorfiee,
With womenand with weanlings. Speech and song
Lack utterance now for loathing. Scarce we hear
Foul longues that blacken God's dishonoured
name
With prayers turned curses, and with praise
, found sbaine,
Defy the truth, whose witness now draws near,
To scourge these dogs, agape with jaws afoam,
Down,outoflife.Stnke,England,and strike home!
Aan Algernon Charles Swinburne.
Songs bef ore Sunrise kent gy' nog, poëet,
Den naam der vrijheidslied'ren, die ge eens zongt,
Toen ge in uw vuur'ge jeugd tot luist'ren dwongt
Naar uwe ylammenwoorden fel en heet ?
Nu ryst de zon van Afrika omhoog
In vollen gloed van vrijheid; waar zijt gij,
De vry'heidszanger, wiens gedaver bly
Als licht de lucht vervulde en overtoog
De hoofden van wie hoorden naar uw stem,
En loofden 't lied, dat steeg met sterken klank,
En prevelden bewond'rend hunnen dank
Hoe, zingt ge thans der vrijheid requiem?
Waar blijft de drift die brandde voor het recht,
Die laaide u uit de ziel in vroeg'ren tijd;
Is zy de prooi van hebzucht, haat, en nijd,
En schuimt ze tegen 't volk »zoo lang geknecht" ?
Strike England, and strike home zoo zingt ge nu,
En zet uw volk tot rooven aan en moord;
Is dat da klank nu van uw vorst'lijk woord ?
Keer tot u zelf, wij hoopten mér van u !
EDWAKD B. KOSTER.
llllllilHIIIIIIllllllllllHilllllllllllllHnillllllllllUIIIIIIIII
Oud-Strijders.
Dezer dagen ontvingen wij het verslag van
het »Fonds tot ondersteuning van de behoeftige
oud-strijders van 18:50?1831, te Amsterdam,
woonachtig" over 180!).
De heer A. B. Michels, Brouwersgracht 40,
schrijft daarin o. m.:
»Een duizendtal verslagen over 1898 met de
mededeeling der plannen en een inteekenbiljet
werden door een vertrouwd persoon aan ver
schillende adressen der stad bezorgd en stelde
ik my vóór minstens van 1/4 deel eenig bericht
of bijdrage te zullen ontvangen.
Helaas hoe werd ik teleurgesteld, wijl slechts
23 biljetten van de 1000 bij mij inkwamen,
waarvan 8 met eene jaarlijksche bijdrage en
15 met een gift in eens, en ware het niet dat
ik door de medewerking van een paar hoog
gewaarde personen, alsmede door enkele
redactiën van dag- en weekbladen flinke bijdragen
had ontvangen, dan was myne onderneming
voor de jongens van »Wat ook vall' trouw
staat pal" totaal mislukt."
»Er waren nog 22 dier oud-strijders in
leven, waarvan 4eenjaar)ijksch inkomen hadden
van nog geen ? 50. Slechts l was er met een
inkomen van tusschen de f 50 en f 100 en
11 van / 101 tot f 150 per jaar. De resteerende
hadden allen aan pensioenen en ondersteu
ningen een jaarlijksch inkomen van meer
dan / 200. Rekening houdende met het be
scheiden bedrag, waarover ik had te beschikken,
verdeelden wij ze in drie categorieën en be
paalden dat: de 1ste categorie met een inkomen
van / 50 en daaronder zou ontvangen f 52 per
jaar, de 2de categorie met een inkomen van
/ 51 tot en met / 100 zou ontvangen ? 20 per
jaar en de ode categorie met een inkomen van
f 101 tot en met ? 150 zou ontvangen/'13 per
jaar, uit te betalen op den l sten Mei en den
Isten November, telkens / 26, ? 13 en ? G.50,
en werd ik gemachtigd hun op die datum» de
bedoelde bedragen ter hand te stellen.
»In de maand Augustus werd besloten, hun
allen een gouden tientje als- extra schenking
te doen toekomen, op den verjaardag van Hare
Majesteit onze geëerbiedigde Koningin".
s. Mogen thans allen hunne by d ragen, hoe klein
ook, aan my doen toekomen, opdat ik in het
jaar 1900 in staat gesteld worde, aan de oude
jongens der Citadel en van Hasselt en Leuven,
het dubbele, ja meer nog, kan uitbetalen; en
hen daardoor blijke, dat de waardeering voor
hetgeen zij ter eer van hunnen Koning en tot
verdediging des vaderlands deden, bij den
echten Nederlander 1) nog niet is vervlogen, en
ofschoon er reeds zeer veel van u is gevraagd
om het leed in de Transvaal en Oranje-Vrijstaat
te helpen verzachten, zoo hoop ik dat zij, die
heden vddr 70 jaar geleden by' de kreet »te
wapen" goed en bloed, ly'f en leven waagden,
daardoor heden niet zullen worden vergeten".
Wie zegt nu nog dat de echte Nederlanders
zeldzaam zy'n ! 22 negentigers, die het vader
land verdedigd hebben, en nu nog armoe
lijden, waar vindt men dat ?
1) Wy cursiveeren.
Nederl. Zuid-Afrikaansch Fonds tot
daadwerkelüken steun.
Alhoewel het Fonds eerst sedert medio
Januari »daad werkelijk" bestaat, zooals bewezen
is door het verleenen van bemiddeling aan een
20-tal personen, dia naar Zuid-Afrika zijn
vertrokken, heeft inmiddels reeds de volledige
organisatie plaats gehad.
Het »Nederlaridsch Zuid-Afrikaansch Fonds
tot daadwerkelyken steun", met zetel in de
hoofstad van Nederland, heeft in het algemeen
ten doel, lichamelyk en zedelijk gezonde,
by voorkeur ongehuwde Nederlanders van
23tot 35-jarigen leeftijd geheel of gedeeltelyk
vryen overtocht te verschaffen naar de
ZuidAfrikaansche Boerenrepublieken en hun aldaar
behulpzaam te zy'n tot het verkrijgen van eene
betrekking.
De ter uitvoering van dit doel benoodigde
gelden zullen (voorloopig) alleen gevonden
moeten worden door vrijwillige bijdragen of
giften, op verschillende wyze te verkrygen.
Het Bestuur van het Fonds is thans (met
recht van toevoeging) samengesteld als volgt:
Commissie van uitvoering: W. P. Nocls van
Wageningen, financier, te Amsterdam, Voor
zitter; D. Twiss, gep. kolonel der artillerie
O.-I. 1., te Amsterdam; Dr. W. Zuidema,
letterkundige, te Amsterdam; M. van der Wal,
gepens. O.-I. predikant, te Leiden; J. H.
Muller, oud-gouvernements-ingenieur van de
Oranje-Vry'staat, te Arnhem; mr. Tj. Gonggrijp,
advokaat en procureur, te Amsterdam.
Commissie van toezicht op het geldelijk beheer :
F. C. P. Boterhoven de Haan, notaris, te Am
sterdam ; Fedor C. Bunge, koopman, te Amster
dam ; prof. mr. J. C. Naber, hoogleeraar te
Utrecht. Afgevaardigde in Zuid-Af rika : Jan
H. Junius, gepens.' zee-officier.
Verder zijn reeds Plaatselijke Besturen ge
vormd in de navolgende steden: Alkmaar. Mr. J.
Verdam, advocaat-procureur; dr. J. C. M.
Sioaon Thomas, arts; F. de Cock Buning, gep.
luit.-kol., militie-commissaris. Delft. Dr. J.
Thomée, arts; J. C. Fabius, inspecteur 1. o.,
oud-oificier art.; mr. P. IJssel de Schepper,
advocaat. Groningen. C A. van Leeuwen,
districtB-veearts; B. J. Tjassene Keiaer, gep.
kapitein O.-I. 1.; dr. R. Ty'rnstra, arts. Haarlem.
J. J. Verwijnen, gepens. kapitein O.-I. 1.;
dr. Lodewijks, arts. Luiden. M. van der Wal,
gep. O.-I. predikant; J. B. van Loenen, Tech
nisch ambten. ; A. Koetser.
In de meeste steden van Nederland zijn de
Plaatselijke Besturen in wording, die geleidely k
zullen worden bekend gemaakt, evenals de
Correspondentschappen.
MlHlllMiiiimiiiiiitiiiiiiiiMiiiiiiiiiitiiiiiKiiiiiliNiiiiiiiiiiiiiiiimiiiitiii
LLERLEI
Edmondo de Amicis
over Jules Verne.
Edmondo de Amicis, de beroemde
Italiaansche schrijver, vertelt in zijne dezer dagen bij
de Fratelli Treves te Milaan verschenen
Memorie van een bezoek door hem te Amiens
aan Jules Verne en diens vrouw gebracht.
Er zijn schryvers, zoo lezen wij in de
Memorie die zeer veel besproken, maar zeer
weinig gelezen worden; Verne behoort tot de
schrijvers, die zeer veel gelezen worden, vooral
door de jeugd, maar van welke inen niet veel
spreekt. Reclame maken schy'nt hem onaan
genaam te zijn ; voor zoover ik weet, is dan
ook zy'n zeventigste verjaardag (8 Februari
1898) zonder eenige festiviteiten voorbijgegaan.
Zelfs is hij tot eene half mythische persoon
lijkheid geworden. »Wat, wilt ge Jules Vernes
gaan bezoeken ?" vroeg men mij in Tnrijn
»Weet ge dan niet, dat hij in het geheel niet
bestaat, en dat al die fantastische en
avontuurlyke natuurwetenschappelijke romans en
reisbeschtijvingen worden geschreven door een
gezelschap van geleerden, die zich van dit
pseudoniem bedienen "t"
Tot deze halve vergetelheid, waarin Jules
Verne is geraakt, werkt zeker het feit mede,
dat hij niet te Parijs, maar te Atniens woont.
Men voelt zich geneigd te vragen, waarom hij,
de Bretagner, zich in deze Picardische stad
heeft teruggetrokken, die wel is waar een
grootsche Gothische kathedraal bezit en veel
fluweel fabriceert, maar overig weinig
opwekkends heeft, al zijn de beminuely'ke Gresset en
de sierlijke briefschrijver Voiture er geboren.
Leest men echter De Amicis' schildering van
zijn bezoek bij Verne en van de persoonlijk
heid vsn den Franschen schrijver en diens
echtgenoote, dan wordt het verklaarbaar,
waarom het echtpaar deze stad, en nog wel
een van haar stilste straten, als woonplaats
heeft gekozen. Als Pailemon en Baucis, doch
niet in een armelijk hutje, maar in eene keurige,
elegant ingerichte kleine villa met tuin, wonen
daar de beide oudjes, wier eenige uitspanning
wandelingen, visites of bezoeken aan den
schouwburg zijn. Als ze zich zelf een bijzonder
feestelijkeu avond gunnen, dan soupeeren zij
na afloop van de komedie in een restaurant,
«precies als een jong paartje op zijn
huwely'ksreis."
Verne, die in vroeger jaren veel gereisd
heeft, ook met zijn eigen jacht op de
Middellandsche zee, was, toen De Amicis hem bezocht,
in acht jaren niet te Pary's geweest. Daaren
tegen was h\j een getrouw burger van Amiens,
vervulde met groote nauwgezetheid zy'ne plich
ten als lid van den gemeenteraad en sprak met
zy'n bezoeker veel liever over gemeentelijke
aangelegenheden dan over litteratuur. Toch
was zijne vrouw bang, dat hij niet zou worden
herkozen, want de democratische vloed steeg
voortdurend hooger ya monte, fot monte
partout en Jules is «natuurlijk" geen
democraat.
Zooals De Amicis Jules Verne en diens
echtgenoote schildert, maken zij den indruk
van een kleinburgerlijk prozaïsch, maar door
en door beminnelijk echtpaar; in de vredige
stilte der kleine stad wordt voor hen elke
kleinigheid, al wat maar eenigszins ongewoon
is, eene belangrijke zaak. Toen zy Da Amicis
vroegen, waar hij had gedéjeuneerd, enhy den
naam vau het restaurant niet wist, begon het
uitvragen: Welken weg hebt ge ingeslagen,
toen ge van het station kwaamt? Rechts of
links t Hoe lang duurde het, voor ge by het
restaurant waart? Was er uit de zaal een
trap naar de eerste verdieping? enz. Toen
discuteerde het tweetal de meer of minder
stellige antwoorden van den Italiaan, ooi uit
te maken, waar hij dan wel hadgedéjeuneerd.
En toen ze tot geen zekerheid kondtin komen,
begonnen ze weer te vragen. »Zou hy het lokaal
herkennen ?" »0 zeker!" »Nu" zeide
Mevrouw Verne »laat ons dan samen den
weg gaan dien u gekomen bent, dan kunt u
het ons wijzen en het raadsel oplossen."
Toen ze samen waren uitgegaan en De
Amicis hun het huis had aangewezen, ver
heugden zij er zich kinderlyk over, dat ze het
precies geraden hadden. En om deze geluk
kige oplossing te vieren, gingen zy het caf
binnen, waarbij mevrouw Verne baren bezoeker
mededeelde, dat zy in vier of vy'f jaren niet
in een caféwas geweest. »Dames komen hier
niet in koffiehuizen en zulk een bezoek is
voor my een evenement." Aan het venster
zittend, verheugde zy er zich bijzonder over,
als op straat een bekende voorbijging, die haar
groetend en eenigszins verbaasd aanzag.
tEtait-il '.onnéde me voir au café.'"
Verne had blijkbaar schik in de jeugdige
levendigheid zijner bejaarde vrouw, ofschoon
hy' den geheelen ty'd ernstig blesf en te
nauwernood nu en dan een vriendelijken glimlach
toonde. »Van de rijke komische ader, die door
zoo vele van zy'ne boeken stroomt," zegt
Jules Verne »was bij dit gesprek niets waar
te nemen."
Jules Verne is een y'verig. regelmatig werker ;
alles in zy'n huis heeft zy'n nauwkeurig be
paalden tijd. Hy' staat 's morgens vroeg om
vier uur op, werkt tot twaalf uur, en gaat
bijna iederen avond om acht uur naar bed.
»Ik moet werken," zegt hij »het werken
is voor mij een behoefte geworden en als ik
niet werk, heb ik een gevoel, alsof ik niet
meer leef."
Op deze wyze schrijft hy elk jaar twee
romans, maar by laat er telkens maar n
drukken, om de markt niet te overladen, zoo
dat hij steeds een voorraad voltooide werken
in gereedheid heeft. Ongaarne keert hy in zijn
verhalen terug tot een reeds vroeger door hem
beschreven land, want hy' gaat stelselmatig te
werk, en wil geleidelyk de gansche aarde in
zijn werken schilderen. Voor elk land inaakt
bij grondige geografische en historische studiën,
als of by een ernstig wetenschappelijk werk
wilde schry'ven. En onder die studiën arbeidt
zy'ne phantasie, ontwerpt de handeling en
schept de handelende personen, die dan in
de omgeving worden geplaatst.
Met gerechtvaarJigden trots toont Verne zy'n
bezoeker een boekenkast rnet zijne gezamenly'ke
werken in 80 deelen (eene uitgave in 34 deelen
is reeds 1878 verschenen), benevens vertalingen
in bijna alle Europeesche talen en in het
Arabisch en het Japaneesch. En toch zy'n het
niet zoozeer zijne werken, waaraan hy zy'n
welstand te danken heeft, maar vooral de
dramatische bewerkingen van enkele er van.
George Sand op Majorca.
George Sand heeft in haar boek Un Jliver
ii Mnjorque niet veel goeds verteld van de
bewoners van het eiland, waar zy' met hare
kinderen en Chopin den winter van 1838
doorbracht. In het Magusin Pittoresque deelt
de heer Gaston Vuillier mede, waarom de
eilanders het by de beroemde schrijfster ver
korven hadden. George Sind had namelijk
van hunne zijde allerlei onaangenaamheden te
verduren. Zij bracht warme aanbevelingen
mede en een credietbrief, die een zoo mogelyk
nog betere aanbeveling was. Toch sloten zich
de huizen van alle burgerf'amiliën voor eene
vrouw, die boeken schreef welke zy met een
mannennaam onderteekende, die rookte, zelve
mannenkleeren droeg en haar dochtertje in
een jongenspakje liet rondloopen. George Sand
kon dus te Palma geen huisvesting vinden, en
vestigde zich in een kleine villa in de nabijheid
van de stad. Maar ook vandaar moest zij
vertrekken, toen men vernam dat haar met
gezel, Chopin, een longlijder was. Eindelijk
vonden de schrijfster, de componist en zijn
piano een onderkomen in een der bijgebouwen
van het klooster van Valdemosa.
Die piano bad den reizigers heel wat moeite
bezorgd. Eerst wilde de douane haar niet toe
laten, en het instrument moest heimelijk
worden binnengesmokkeld. By hun vertrek van
het eiland trachtten George Sand en Chopin het
instrument, een kostbaren Pleyel, te verkoopen
Zekere mevrouw Gradoli, die een instrument
noodig had voor hare dochters, meldde zich
aan als koopster, maar trok zich verschrikt
terug, toen zij vernam, dat de piano aan een
longlijder had behoord. »Dat nooit !" ? riep
zij uit »mijn dochters zouden binnen het
jaar sterven!" Gelukkig was eene andere dame
mevrouw Canut, minder bevreesd. Zij nam de
piano van Chopin over en stond haar eigen
instrument, een goede Pape, aan de dochters
van mevr. Gradoli af. De piano van den
genialen musicus is nog in het bezit van de
nakomelingen van mevr. Canut, en ongetwijfeld
thans, als reliek, een schat waard.
Revisie Hogerhuis.
Het Weekblad v. h. Recht schrijft:
Naar wij vernemen, heeft de raadsheer
commissaris in deze zaakjhr. mr. S. Laman
Trip, zijn zeer uitgebreid, ten deele te 's
Gravenhage, ten deele te Leeuwarden en te
Britsum gehouden onderzoek gesloten en
de daartoe betrekkelijke stukken reeds in
gediend aan den procureur-generaal bij den
Hoogen Raad. Voordat nu de zaak opnieuw
contradictoir ter openbare
terechtzittingvan den Hoogen Raad wordt behandeld,
moet volgens de tweeslachtige en
noodeloosomslachtige procedure der nieuwe revisiewet
de procureur generaal zijn verslag en requi
sitoir aan den Hoogen Raad indienen eu
dit laatste binnen acht dagen daarna aan
den veroordeelde doen beteekenen. Na die
beteekening heeft de veroordeelde 14 dagen
vrij om een memorie in te dienen aan den
Hoogen Raad, een stuk, waarvan de nood
zakelijkheid of de nuttigheid ook al niet
in het oog springt nadat door het amende
ment Rink de mondelinge, openbare be
handeling ter terechtzitting in de wet is
opgenomen. Deze geheele papieren rommel,
schriftelijk verslag, schriftelijk beteekend
requisitoir en memorie van den veroordeelde,
is een »hors d'oeuvre" in het openbaar debat,
dat, ook na het door den Hoogen Raad
bevolen onderzoek, aan de openbare uit
spraak voorafgaat.
* *
*
Ik zou willen vragen is het wel betamelijk.
dat een weekblad van het Recht zich zoo
laatdunkend uitlaat, over het resultaat van
den wetgevenden arbeid op rechtskundig
gebied, waartoe een zeer groot aantal onzer
beste juristen heeft meegewerkt?
Het is nu pas anderhalf jaar nadat de
heeren Harte, Hartogh c. s. hun voorstel tot
wijziging van de bepalingen op de herzie
ning van strafvonnissen hebben ingediend,
terwijl er toch niet meer dan drie gevan
genen te Leeuwarden zitten opgesloten,
aangaande wier schuld twijfel bestaat;
en die verblijven daar nog niet eens volle
vier jaar.
Waartoe dan toch zoo'n haast en zoo'n
dringen om spoed; en, wat nog veel beden
kelijker is, het bezigen van zulke onnette
woorden, die natuurlijk allicht aanleiding
geven om de volmaaktheid onzer wetgeving
in verdenking te brengen, en alzoo ook het
prestige van het gezag te verzwakken, zoo
niet geheel te ondermijnen ?
Is het nu eenjtijd, om niet alleen onder
het Jan Rap en zijn maat, maar ook onder
onze fatsoenlijkste en bezadigste merischen
ja zelfs onder onze gegradueerden, een
geest van ontevredenheid aan te kweeken
in elk geval van minachting voor de wijs
heid onzer vroedsten der vroede vaderen?
Alen zij toch voorzichtig !
Wie praat daar. nogal in zake van het
strafrecht, die basis, of wilt ge liever, die
stut en schut van ons aller geluk van
«tweeslachtig," «omslachtig" en
qualificeert rapporten, verslagen, en requisitoirs
van een procureur-generaal, en een memorie
aan den Hoogen Raad, als een
papierenrommel en een hors d'oeuvre!
Is het niet alsof we zoo in het socialis
tisch kamp zijn overgestapt; of moet ik
zeggen: in het anarchistisch kamp? Want
als de eerbied voor »papiereu" verloren
gaat, en zelfs rechts-stukken zoo maar naar
den prullemand worden verwezen, waar
blijft dan de tv et zelve; me lieve menschen
denkt toch eens na !
Ik weet het, mijn tijd zal het misschien
nog wel uithouden, maar't jongere geslacht
loopt gevaar. Je zult zien, weldra wordt het
al oproerig, in elk geval rumoerig, als er
maar twee menschen nog pas een paar
jaar onschuldig in de gevangenis zitten,
en hun vonnis, ter revisie voorgedragen.,
niet in een maand of zes is herzien.
* *
*
De heer Troelstra heeft verlof gekregen
zijn maand gevangenisstraf uit te zitten
na affoop van de Kamerzitting.
Men weet, dat den heer Troelstra die maand
straf is opgelegd, omdat hij, teneinde
de revisie van de zaak?gebr. Hogerhuizen
mogelijk te maken, dus in het algemeen
belang, een ambtenaar met smaad heeft
bejegend.
Zoo iemand nu toch, zonder dat de straf
hem gezuiverd en weer tot een souden man
gemaakt heeft, toch in de Tweede Kamer
te blijven toelaten, acht ik zeer afkeurens
waardig.
Wat weerga, wie kan het goed praten,
dat onze kamerleden, de meest geachte
burgers van den Staat, op geen enkele waar
van een smetje valt aan te wijzen, eenige
maanden zitting zullen houden met iemand,
die dan toch, om het in de volkstaal ver
staanbaar uit te drukken, niet minder of
meer is dan een tuchthuisboef V Denk je
Lohman, Schaepman, Gleichman of Staal
man of welken man je maar wilt aan
't debatteeren, aan het overleggen met zoo'n
individu... die eigenlijk in de gevangenis
thuis hoort! Ja, en dat dan om samen
wetten te maken, bv. over Leerplicht, ter
bevordering der volksbeschaving, ook al met
het doel om minder boosdoeners in de cel
te krijgen is 't niet eeu paskwil ?
En stel dan eens, dat een wet wordt aan
genomen, met de meerderheid van n stem,
waartoe ook die van den heer Troelstra
behoort, zal onze Eerste Kamer, krach
tens de wijze waarop hare leden worden
uitverkoren, iiog veel vlekkeloozer en on
gerimpelder dan de Tweede, genoopt worden,
daaraan hare aandacht te wijden, en,
erger nog, zou H .M. zulk een wet, waaraan
een tuchthuisboef heeft meegewerkt, moeten
goedkeuren ?
Let op de consequenties, mijneheeren ?