De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 4 maart pagina 2

4 maart 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERD-AMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1184 wet eerst zal worden toegepast, wanneer de nadere regeling der rechten van het bijzonder onderwijs en de zorg voor de armen wettelijk zullen zijn vastgesteld. Geschiedt dit niet, dan loopt men onder het regime- Borgesius gevaar, dat nog vóór art. 54 bis der Schoolwet herzien zal zijn, en vóór de armen worden geholpen, de salarissen van het onderwijs-personeel zul len ' worden verhoogd... een verhooging waarvan ook wij warme voorstanders xijn, maar die wij een schande zouden achten, als er niet eerst in de veel nijpender behoeften van de hongerlijdende en rillende schoolkinderen werd voorzien. Maar de laatste weken hebben ons op een lichtpunt gewezen. Het hoofdbestuur der Liberale Unie, welke Unie meer dan twintig leden in de Kamer telt, is ons komen verrassen met een belijdenis van democratischen zin, die van geestdrift getuigt. Het heeft begrepen, dat een volks vertegenwoordiging, buiten het algemeen kiesrecht ontstaan, onmogelijk zooveel «so ciale rechtvaardigheid zou kunnen begeeren, als toch voor het welzijn der misdeelden onontbeerlijk is. Het wil daarom, van nu af allereerst strijden voor grondwetsherzie ning en algemeen kiesrecht. Daar zijn er, die twijfelen aan de innig heid dier overtuiging, aan den ernst van dat plan; juist aan de alles overheerachende zucht om den min- en onvermo genden tot hun recht te brengen, gelooft men bij vele onzer liberalen Liet. Welnu: laat ons de houding van deze harts tochtelijke democraten eens bij de behan deling van het Leerplicht-ontwerp zien. Welk een schoone gelegenheid om te toonen, hoe zij alle politiek opportunisme haten, dat de armen in zijn ellende laat leven en hen nog ongelukkiger maakt Men wachte met vertrouwen l Militair taitonioiÊrijs en m i at. (Slot). Er zijn op dit oogenblik, zooals wij zagen, honderd onderwijzers reeds werk zaam aan nagenoeg evenveel landbouwcursussen, laten al diegenen onder hen, die er geschikt voor worden geacht en er zelf toe genegen zijn, in de gelegenheid worden gesteld in hun omgeving op aan gewezen dorpen cursussen te geven; wan neer er dan in volgende jaren een gelijk aan tal aeten landbouwkunde worden uitgereikt all in den laatsten tijd, dan zal binnen den tijd van een half dozijn jaren beves tigd kunnen worden de wensch van den Minister, om in iedere gemeente een landbouwcursus te hebben, anders, hetzij nog maals herhaald, zal nog bijna een halve eeuw verloopen. En nu gelijksoortige cursussen aan mili ciens van het platteland, waarover in dit blad (l Oct. 1899) en door den heer Bult man in de Eerste Kamer is gesproken! Na de eerste proefneming wordt thans m Belgiëdoor gemeenschappelijk overleg van den Minister van Oorlog en dien van Landbouw in bijna alle garnizoensplaatsen daar te lande, elementair landbouwonder wijs gegeven, met aanvankelijk gunstige resultaten. Een vriendelijke hand zond mij, na het schrijven van mijn eerste artikel, een der jongste afleveringen van een militair tijd schrift 1) om mijne aandacht te vestigen op Italië, waar ook ditzelfde onderwijs wordt gegeven. In 18 garnizoenen werd in den winter van 1898,99 aan niet minder dan 9000 manschappen, van het platteland afkom stig, onderricht gegeven in verschillende onderdeden van het landbouwbedrijf. Door de militaire autoriteiten werden de lessen ten zeerste aangemoedigd, als voorbeeld diene Verona. Er werden 18 conferenties gehouden, ieder van n uur, in de maan den December, Januari, Februari en Maart, met een korte tusschenpoos van 23 Dec. tot 6 Jan. De militairen zijn verdeeld in 4 groepen met elk een onderwijzer. De theoretische lessen werden afgewisseld door bezoeken aan industriëele ondernemingen en modelhoeven. Hoewel ieder soldaat vrij was zich al of niet aan te melden, werden de lessen druk bezocht. Dit landbouwonder wijs is een schakel in een algemeen plan van lager landbouwonderwijs, uitgegaan van den Minister Bacelli en waarbij deze zich voorstelt in ieder dorp dit onderwijs te geven, gewijzigd naar de behoeften van de streek en de bewoners. Wat in Belgiëreeds goed werkt en in Italiëmet gunstigen uitslag op groote schaal wordt toegepast onder medewerking van de hoogste militaire autoriteiten, ware toch zeker een proefneming waard geweest in Nederland, vooral nu zij onder de meest gunstige omstandigheden kon plaats vinden! Te Breda had reeds de minister van Oorlog een lokaal beschikbaar gesteld, aan de plaatselijke militaire overheid was door een onderzoek gebleken, dat een voldoend aantal miliciens van het platteland de winterlandbouwlessen wenschten te volgen en een tweetal gediplomeerde onderwij zers die beiden reeds vele jaren gewoon waren dit onderwijs te geven, waren ter plaatse; toch werd de luttele som van ? 50, die noodig was voor bestrijding der kosten, geweigerd, omdat er door bevorde ring van dit onderwijs gevaar dreigde voor het »stels.el" van den inspecteur aan wiens zorg deze diensttak is toevertrouwd. Wat toch is het geval? Indien de proef slaagde, en daaraan bestond redelijkerwijze geen twijfel, dan zou de militaire overheid ook in andere garnizoensplaatsen op soortgelijk onderwijs 1) Jievue militaire, Janvier 1900. aandringen en daarvoor waren niet overal bevoegde onderwijzers beschikbaar, tenzij.... men deze landbouwonderwijzers wilde vrij maken van hun hoofdvak, het geven van gewoon lager onderwijs en hen benoemen tot vaste rijksambtenaren, evenals de leeraars aan de rijkslandbouwseAoZm, met opdracht om geregeld les te geven in nabij elkaar gelegen garnizoensplaatsen, en verschillende dorpscursussen! Zulk een regeling, die geleidelijk kan worden inge voerd, waarvoor het onderwijspersoneel binnen enkele jaren zal zijn gevormd, terwijl het zich ten overvloede door in den beginne slechts aan een enkelen cursus werkzaam te worden gesteld, na hun examens nog praktisch kan oefenen, zulk een regeling, waarvan ook de kosten zeker niet hooger zullen zijn, dan bij a cursus in iedere gemeente met elk een afzonderlijk onderwijzer, zooals de Minis ter hoopt, zij valt niet in den geest van den hoofdambtenaar-inspecteur. Misschien is er een middel hem er toe te brengen en daarmee te voldoen aan den duidelijk uitgesproken wensch van allen, die met de behoeften van het platte land nauwkeurig bekend zijn. In het antwoord van den minister van Binnenlandsche Zaken, waarbij afwijzend werd beschikt op het v- rzoek om f 50 subsidie Voor de afdeeling Breda der Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw voor het geven van dit land bouwonderwijs aan miliciens, werd gezegd, dat deze weigering geschiedde op advies van den »inspecteur van het middelbaar onderwijs, belast met toezicht op de landbouwscfeo/ew." In die kwaliteit is hij steeds volijverig om de rijkslandbouwschool te Wageningen aan zijne bestemming tot opleiding van enkele wetenschappelijke kenners en beoefenaars vanden landbouw te doen beantwoorden, evenzeer tracht hij het half dozijn rijkslandbouwscholen, over Nederland verspreid, met leerlingen te be volken, desnoods door de onwilligen of onvermogenden met gratificatiën en beurzen te lokken, doch in den langen titel is geen plaats toegekend aan het eenvoudige, lagere landbouwonderwijs, waaraan duizende jon gens van het platteland behoefte hebben en dat de minister in iedere gemeente wenschelijk acht. Zou het niet mogelijk zijn den bekenden ijver van den bedoelden ambtenaar ook in deze richting tot werk zaamheid te prikkelen door aan de zin snede »belast met het toezicht op de landbouw scholen1' toe te voegen een tweede aanhangsel »en de zorg voor uitbreiding van landbouwcMrswssm!" Wie weet of zoo iets niet gelukkig zou werken! Wanneer het tijdstip gunstig is, is soms een schijnbare kleinigheid vol doende om groote dingen aan den gang te helpen. Breda, 132-1900. Da G. W. B. Bet Vermogen van Nederland. ii. Wat bij de uitkomsten der Vermogens belasting al dadelijk te denken geeft, is dat het gemiddelde bedrag van lederen aanslag geklommen is, doordat de hooge aanslagen grooter ofschoon de kleine aan slagen kleiner geworden zijn. Voor de kleine aanslagen van ?13,000 tot ?15,000 heeft men het navolgende: 1894/95. ]898;99 Aantal aanslagen . 9391 9,214 Belast vermogen. . 126,886,000 122,849,000 Gemiddeld vermogen vau lederen aanslag 13,511 13,332 In die vijf jaar zijn dus alle drie deze cijfers vrij belangrijk gedaald. Over de geheele belasting kan men deze uitkomst bevestigd vinden. Ziehier hoe de cijfers van aanslagen en aangeslagen ver mogen zich verhouden onder en boven ?200,000, het punt waar de progressie van li/4 pM. op 2 pM. intreedt. 1894,95 1898/99 Van ? 13,000 tot ? 200 000. Aantal aanslagen 73,037 74,036 Bebst vermogen 3,015,238,000 3,076,206,000 Gemiddeld vermogen, v. lederen aanslag 41,283 41,550 Boven ?200,000. Aantal aanslagen 4,635 4.783 Belast vermogen 2,392,834,000 2,489,170,000 Gemiddeld vermogen v. lederen aanslag 516,253 520,420 Ware het vermogen evenredig toege nomen in iedere categorie, dan zou er ook evenredigheid tusschen de cijfers van 1894/95 en die van 1898,99 moeten be staan, en dat is niet zoo. 73,037 : 74,036 = 4,635 : X. X = 4,698 en het ware cijfer is 4,783 dat is 85 meer. 3,015,238 : 3,076,206 = 2,392,834 : X. X =: 2,441,217 en het ware cijfer is 2.489,170 dat is ?47,953,300 meer. Men ziet dus dat de vermogens boven f200,000, zoowel in aantal als in omvang meer zijn toer/enomen, dan die beneden f200,000. Dit is geen gelukkig verschijnsel in onze huishouding. In een land, waar vrijhandel gehuldigd wordt, zou men meenen, dat de welvaart voor de kleineren gemakkelijker bereikbaar is dan de rijkdom voor de meer welgestelden, en toch is de richting naar een anderen kant. De ontwikkeling van ons nationaal ver mogen krijgt evenwel een meer bedenkelijk aanzien, wanneer wij de verschillende cijfers vergelijken met de toename der bevolking welke veel sneller gaat dan de toename der vermogens. Bestond een volmaakt ge zonde toestand, dan moest de vermeerdering van het cijfer der bevolking evenredig zijn aan dat van het totale bedrag der vermogens, en dat is helaas het geval niet. De navolgende getallen zullen dit nader aantoonen. 1894,95. 1898,99. Bevolking 4,732,911 5,004206 S Belast ver- g' . mogen. .?5,408,072,000?5,565,376,000 " Belast ver mogen per Hoofd Be volking. .?1142,67» 1112,11/30,56 Belast vermosren van ?13 OOOtot ?200,000 ., 3,015,238,000 , 3,076,206,000 Per Hoofd Bevolking. 637,07 , 614,72 , 22,35 Belast ver mogen boven ?200,000. , 2,392,834,000 2,489,170 000 Per Hoofd Bevolking., 505 57 , 497,41» 8,16 Men ziet uit deze cijfers, dat in alle drie gevallen het vermogen achteruitgeJoopen is. Het totale vermogen is per Hoofd van Bevolking in die vijf jaren niet minder dan bijna drie percent kleiner geworden, en die daling is voor ongeveer drie vierden terug te vinden bij de ver mogens onder ? 200,000, hetgeen bevestigt wat wij hierboven hebben uiteengezet. Niet minder treffend is dezelfde ver gelijking, als wij haar maken niet ten opzichte van het belaste vermogen, maar ten opzichte van het aantal aangeslagenen. 1894/95. 1898/99. Bevolking 4,732,911 5,004,206 S Aant. aan- a1 slagen. . 77,672 78,819 Aant. aan slagen per Hoofd van Bevolking. 0,01641 0,01575 .0,00066 Aant. aanslas'en van ? 13000 ?200,000. 73,037 74,036 Idem per Hoofd van Bevolking. 0,01543 0,01479 0.00064 Aant. aan slagen boven ?200,000. 4.635 4,783 Idem per Hoofd van Bevolking. 0,0009793 0,0009556 0,0000237 Op ieder honderdduizend inwoners heb ben wij in die vijf jaren dus 67 aange slagenen verloren, en daarvan zijn er 64 te brengen op de vermogens van ?13,000 200,000 en de overigen op de vermogens van grooteren omvang. Die cijfers zijn niet, geruststellend. Wan neer onze vermogens per Hoofd van Bevolking iedere vijf jaar drie percent achteruit gaan, dan wil dat zeggen, dat, als de zaken^ zoo doorgaan, wij over honderdzestig jaar voor een ledige geld kist staan. Men kan niet zeggen, dat zich in die vijf jaren bizonder groote rampen hebben voorgedaan. West-Europa is in rust gebleven. Er zijn wel is waar oorlogen geweest in het Balkanschiereiland en in de Antillen, maar voorvallen als dezen zijn steeds denkbaar, en hebben ons Vaderland slechts zijdelings en niet recht streeks geschaad. Een ontploffing der Oostersche kwestie of een strijd rm kolo niaal bezit heeft steeds kans voor den dag te treden, hoe stevig de Europeesche Regeeringen ook aan den vrede getrouw blijven. De verklaring van den achteruitgang onzer welvaart is dus te zoeken in eco nomische oorzaken. Om dezen te ontdekken moeten de cijfers nog nader onderzocht worden. De Regeering, welke zeer uitgebreide gegevens openbaar maakt over de uitkom sten onzer belastingen, is juist ten opzichte van de Vermogensbelasting overdreven terughoudend. De Minister 'van Finan ciën geeft ons wel uitgebreid verslag ter zake van den accijns op het gedistilleerd, bij voorbeeld dat in de gemeente Mook 3,98 liter gedistilleerd per jaar en per hoofd verbruikt wordt, en in de gemeente Zweeloo 5,18. Zulke cijfers hebben groote waarde, en wij nemen ze dankbaar aan, maar als het de 5500 millioen guldens van het belast vermogen geldt, zou het toch ook interessant zijn te weten, hoeveel bijvoorbeeld daarvan in vastgoed en hoe veel in portefeuille is belegd. Wij moeten ons dus helpen met hetgeen de Minister open baar wil maken, en dadelijk erkennen dat wij daarmede toch eenigzins op weg geholpen worden. In het bizonder geldt zulks de bevolking in de groote steden en de concentratie van den rjjkdom in haar handen, wat in een volgend artikel ons zal bezighouden. Menigeen heeft een minder juist denk beeld van de werking der Vermogens belasting. Deze is niet duidelijker toe te lichten dan door het cijfer harer opbrengst te ontleden. Ziehier hoe dat cijfer van ? 7,100,000 in elkander zit. Daarvan wordt opgebracht door de 74,036 vermogens onder ? 200,000, aangeslagen tegen ?1.25 per mille, ? 2,900,000 en door de 4,783 vermogens boven ? 200,000 aangeslagen tegen f 2.?per mille ?4,200,000. Ware de belasting uniform tegen f 1,25 per mille, dan zou de laatste groep ruim ?3,000,000 moeten betalen. De progressie brengt dus iets meer dan n millioen op. Ware het geheele tarief uniform 1,5 per mille, dan zou de opbrengst der belasting nog iets hooger zijn dan met het tegenwoordige progressieve tarief. Een keerpunt. (Slot volgt). A. L. H. OBEEEN. De Boeren hebben ons verwend door de onafgebroken reeks van nederlagen, die zij aan de Engelsche overmacht hebben toegebracht. Door hun onverschrokken heid en volharding, door het wijs beleid hunner aanvoerders, door de zeldzame toewijding van een geheel volk, hebben zij het onwaarschijnlijkste niet slechts mogelijk, maar in onze oogen waarschijnlijk gemaakt. In plaats van in de natuurlijke rotsvestingen van hun land den vijand af te wachten en zich te beperken tot de verdediging van hunne bergpassen, waar n kloek en vastberaden man tien aan vallers kan weerstaan, hebben zij van den aanvang af den oorlog overgebracht naar Engelsch gebied en ook daar, trots hun numerieke nrnderheid, overwinning op overwinning behaald. En de beschaafde wereld, die hun heldhaftigen strijd met de warmste sympathie volgde, was aan dezeorakeering van rollen zoo gewoon geraakt, dat de voortdurende herhaling der geschiedenis van David en Goliath tenauwernood meer verbazing wekte. De gebeurtenissen der laatste dagen hebben aan deze bijna fantastische episode een einde gemaakt; de koude werkelijklijkheid herneemt haar rechten. Roberts en Kitchener hebben veel goed gemaakt van de fouten, door hun onbekwame voor gangers begaan. De Engelschen zullen thans niet minder gevangen Boeren heb ben te bewaken dan de Boeren gevangen Engelschen en kunnen tegenover de bij den oegela verloren kanonnen een zestal veldstukken stellen, door hen met tien voudige overmacht bij Koedoesrand buit gemaakt. De verliezen aan manschappen, door de Boeren geleden, blijven nog steeds ver beneden die der EngeJschen, maar zij tellen helaas voor de verbonden republieken dubbel, omdat ze door deze niet, zooals door Engeland, op bijna onbeperkte schaal kunnen worden aangevuld. Het tweede deel van den oorlog is begonnen, maar het zou, geheel onvoor ziene gebeurtenissen niet medegerekend, bij de Engelschen van groote zelfoverschat ting, bij de Boeren en hunne vrienden van nog door niets gerechtvaardigd pes simisme getuigen, als men nu reeds wilde spreken van »het begin van het einde." Toch is het wenschelijk nu reeds reke ning te houden met een mogelijk minder gunstigen loop van zaken. Het grootste gevaar voor het oogenblik is, naar het ons voorkomt, de deprimeerende invloed, dien de jongste gebeurte nissen noodzakelijk moeten uitoefenen op de Vrijstaters, wier land de natuurlijke verdedigingsmiddelen van de Transvaal mist en aan eene Engelsche invasie be trekkelijk weinig weerstand kan bieden. Reeds bij het begin van den oorlog heb ben de Engelschen, zooals van hun stand punt volkomen begrijpelijk was, getracht de bondgeuooten te scheiden en zoo het «verdeel en heersch" toe te passen. De Punch teekende toen John Buil, een Vrijstaatschen Boer waarschuwende met de woorden: »Ga jij naar huis, man, ik heb geen ruzie met jou!" Och neen, die ruzie was er al vroeger geweest, toen John den destijds weerloozen Vrijstaters de diamantmijnen van Kimberley ontfutselde; maar John Buil heeft in zijne grenzenlooze edelmoedigheid dat onpleizierige in cident al lang vergeten... Het gaat nu om de Transvaal. Maar als te Pretoria weer de Engelsche vlag waait, hoelang zal dan nog de overwinnaar aan den Vrijstaat zelfs maar een schijntje van onafhankelijkheid gunnen? Te Bloemfontein heeft men, naar het schijnt, reeds rekening gehouden met de mogelijkheid, dat ook na eene bezetting dier hoofdstad door Engelsche troepen, de gezamenlijke strijd zou worden voort gezet, maar dan op Tranvaalsch. gebied. De staatsarchieven van den Oranje-Vrij staat zijn, naar men verzekert, reeds naar Pretoria overgebracht. Ontegenzeggelijk zijn de Boeren door aard en opleiding veel beter geschikt voor den guerilla-oorlog dan voor de eigenlijke strategische bewegingen, waarbij zij in massa moeten optreden. »Hoe bewonderens waardig deze geïmproviseerde legers zich ook mogen hebben betoond in de praktijk van het »manuel operatoire" der weten schappelijke strategie" zoo schreef de Temps in zijn nummer van 28 Februari »toch zijn deze boeren en jagers als soldaten onvergelijkelijk beter geschikt voor de guerilla, voor een individueel of groepsgewijs optreden, voor een oorlog van hinderlagen, van verrassingen, van stout moedige overvallen, tot welke het land, de Transvaal vooral, zich zoo verwonder lijk goed leent. Op den steeds toenemenden afstand, die de Engelschen zal scheiden van hunne basis, zal de eindelooze en smalle lijn hunner communicatiën tal van zwakke en gevaarlijke punten hebben, die bloot staan aan een aanval der Boeren. En al zagen Roberts en Kitchener hun eerste strategische manoeuvre met succes bekroond, zij zijn daarom nog niet in Pre toria, zelfs nog niet in Bloemfontein. Tusschen hunne troepen en de hoofdstad van Transvaal ligt een zeer lange weg, op welken de wakkere wapenbroeders van Cronjéongetwijfeld de hindernissen zullen vermenigvuldigen. En is Pretoria eens bezet wanneer dit ooit gebeurt dan is daarom de oorlog niet uit: die zal dan slechts verdeeld en verbrokkeld worden. Zelfs wanneer de oorlog met eene volle dige overwinning mocht eindigen, zou de taak der Engelschen eerst beginnen. Dan treedt de politieke quaestie op den voor grond met hare eindelooze verwikkelingen en tegenstrijdigheden...." In gelijken geest laten zich tal van buitenlandsche bladen uit, en zelfs eenige Engelsche. Aan waarschuwingen ont breekt het John Buil dus niet. Maar hij heeft zich tot nu toe in zijn tegenspoed koppig getoond, en e f is niet veel kans, dat hij bij het eerste vleugje van voorspoed uit eigen beweging op den ingeslagen weg zou blijven stil staan, om van terugkeeren niet te spreken. Natuurlijk ontbreekt het niet aan geruchten over interventie zeer vriendschappelijk natuurlijk van de zijde van eene of meer der groote mogendheden. Een Petersburgech blad klaarblijkelijk niet afgeschrikt door de povere resultaten der Haagsche vredesconferentie verzekert zelfs, dat de regee ring, die hiertoe het initiatief nam, zich met onsterfelijken roem zou bedekkem De ex-boulangist Georges Thiébaud doet een beroep op de edelmoedigheid van den Duitschen keizer. Maar aan dit oor is, voorloopig althans, elke regeering doof. Men vindt het mogelijk niet zoo onaan genaam, dat Engeland de handen vol werk heeft. Is eenmaal de tijd gekomen, dat Engeland aan de Boeren-Republieken de wet kan voorschrijven, dan... mis schien ! In tusschen verkondigt Cecil Rhodes zijn aandeelhouders met innige voldoening, dat de oorlog de prijzen van de ruwe diamant zeer heeft doen stijgen. Waarlijk, deze menschenvriend is waard, dat hij te Kim berley het hem toegedachte standbeeld krijgt! iiimiitiiiiiiiiiuiiiiiiiutniiiiiiiiiiiiii j u IIHIIIIIIIHItllllHIMHMIItlllllllllHIIIH Uit de Internationale arbeidersbeweging. Behalve de strijd in Zuid-Afrika, die de aandacht der meesten misschien wat te veel absorbeert, wordt er nog een strijd gestreden dichter bij en treffende wellicht even velen, waarvoor belangstelling te toonen evenzeer plicht is, ook omdat daaruit zooveel te leeren valt. Wij bedoelen den strijd, dien groote arbeidersmassa's in Oos tenrijk en Duitschland op het oogenblik uit te vechten hebben tegen hetzelfde ka pitalisme, waarover men ten opzichte van de Boerenrepublieken zoo slecht te spreken is. Het is hier evenwel niet de plaats om sympathie, maar allereerst om kennis en begrip te wekken waar dat schaarsch is, vooral omtrent bewegingen als deze mijnwerkersstaking, welker aanleiding en verloop kortelijk zullen worden geschetst. Een werkstaking als deze, die zich gelei delijk uitstrekt over alle kolendistricten van een industrieel gebied heeft een algemeener basis dan die van verbetering van arbeidstoestanden door een enkele arbeidersgroep op een bepaald oogenblik nage streefd. Dit komt nog duidelijker uit wan neer wij zien, dat ze gepaard gaat met dergelijke bewegingen onder geheel andere groepen. Dan moet namelijk de grondslag niet liggen in den toestand van een be paald vak van industrie, maar in dien van de industrie in haar geheel. Wanneer wij dat in het oog houden, is de verklaring spoedig gevonden in de enorme bloei der Duitsche nijverheid in de laatste jaren. Een bloei, die zich in alle indus triecentra deed gevoelen, voornamelijk door een algemeene stijging van de prijzen der materialen. En onder deze in de eerste plaats diegene, welke voor den machinebouw vereischt worden. De industrieele ontwik keling in Duitsehland viert inderdaad hoogtij, en ze is daartoe vooral in staat door den ijzerrijkdom die ze binnen de be schermde grenzen heeft. Een enkele blik daarop geeft ons van die ontwikkeling een sterk beeld. Men zie slechts de ijzerpro ductie van Duitschland van het eerste bloeitijdperk na '70 af. De laatste mededeelingen van het statistisch bureau der vereen iging van ijzer- en staal-industrieelen over '98 geven bijv. de volgende vergelij kingscijfers, in tonnen uitgedrukt: lluwijzer- Biauenl. productie. Invoer. Uitroer,. verbruik. 1871 1.563.G82 553.192 298.567 1.818.307 1882 3.380806 388 t)8 1.441.809 2.327.605 1892 4937.401 349.820 1.G05415 3712795 1898 7.232988 672.030 2,325.725 5.579.292 1871 1882 1892 1898 Duitsch verbruik per inwoner. 47.5 kilogram 51.5 901 104.3 Duitsche productie per inwoner. 40.8 kilogram 748 121.4 135.2 Men ziet daaruit voor het binnenlandsch verbruik waarlijk een ontzettende vermeer dering, en bovendien hoe in de laatste tien jaar Duitschland als uitvoerland vaa pro ducten der ijzerindustrie is opgetreden met steeds grooter kracht. Een ander voorbeeld zien wij in de ont wikkeling der handelsvloot; wy tellen daarbij alleen de stoomschepen, die voor den groothandel bijna uitsluitend alles beteekenen: 1886 stoomsch. metgez.tonneninh. v. 420.605 1896 » » > » » 889.960 1897 » » 969880 1898 » » » » »1.017 369 1899 » » » » '1.166.000 Bovendien heeft Duitschland grooter per centage van stoomschepen in zijn vloot dan zelfs Engeland: ruim 72 procent, tegenover ongeveer 67. Een gevolg van den bloei, die uit deze enkele symptomen wel te raden zal zijn, is de overmoed der industrie ten opzichte der wereldpolitiek en de wensch naar een reusachtige oorlogsvloot, die de Duitsche fabrikanten eerst heel wat voordeel belooft voor hun werven en ijzerfabrieken, daarna hun uitvoer beschermt en ten slottenieuwe markten voor hun producten verovert, dus als het ware van drie kanten snijdt. De Duitsche arbeidersmassa ziet dat niet aan zonder het te begrijpen en zonder de zeer natuurlijke opwelling, dat, waar de zaken zoo gesmeerd gaan, ook voor zich iets van de yoordeelen te willen verwerven. Zoo zien wij ook steeds in deze eeuw met een bloeitijdperk der industrie de arbeiders beweging wat sterker worden en wat krach tiger vragen. Voor de kolenmijnwerkers,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl