De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 4 maart pagina 3

4 maart 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No, 1184 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. kwam daar nog een, hun positie verster kende, omstandigheid bij. Eu wel deze, dat de mijnontginning geen gelijken tred houden kon met de door de uitbreidiOg d« machine-nij perheid stijgende vraag. Wel steeg van 1875 tot 1893 de ^productie van ongeveer 48 tot ongeveer 95 millioen tonnen (steen- en bruinkolen te zamen) maar hoe aanmerkelijk dit ook op zichzelf is, wanneer wij daarnaast 97 millioen voor het verbruik vinden, blijkt er toch een achterstand te zijn, die invoer noodzakelij k maakt eu bovendien de prijzen verhoogen moet, wat ook dank de loffelijke eenstem migheid der kolen handelaren direct ge beurde. Daar komt nu wel niet een gebrek aan arbeidskrachten bij, maar, dan toch een juist even voldoende aantal, verklaar baar uit het stroomen van allerhande werklieden naar de fabrieksnijverheid. De positie der werklieden was dus voor de mijuirtdustrie al jaren lang uiterst gun stig in Duitschland en wij kunnen daar dan ook een zeer ontwikkelde arbeiders organisatie waarnemen die heel wat con cessies hier en daar wist te verkrijgen. In Oostenrijk was de toestand voor een deel eenigszins anders. Wel ontwikkelt de industrie zich daar in de Duitsche streken, Bohemeu. Silozien, Stiermarken, maarniet in de mate als in Duitgchland en de toe stand der mijnwerkers was er dan ook niet zooals in de aangrenzende Duitsche landen. Toch kreeg Oostenrijk een vleug mede van den huldigen bloei en dadelijk maakten de arbeiders ervan gebruik hun aandeel te vragen in de winst. Voor eerst omdat zij zagen, dat er iets te krijgen zou zijn, en dan ook omdat zij juist in deze tijd konden waarnemen hoe hunne makkers in Frankrijk en Belgiëreeds veel verder gekomen waren. Men herinnere zich het algemeen Belgisch mijnwerkerscongres te La Louvière in Nov. gehouden, waar be sloten werd tengevolge van de verbeteringen dour de eigenaars gegeven, voor loop ig den bestaanden toestand te accepteeren. De eerste werkstaking in Stiermarken had reeds dadelijk een gewenscht succes en enkele van de eischeh werden gereedelijk toegestaan. Dit gaf den laatsten stoot en weldra werd in alle kolenbekkens van Bohème, Moraviëen Oostenrijkse!» Silezië1) de arbeid neergelegd met stelling van de volgende eischen: lo. Achturigen arbeids dag; 2o. bepaling van een minimumloon; 3b. gratis werktuigen en brandstof; 4o. vrijen Zondag; 5o. verbetering der zieken en verzekeringskassen ; 60. aanstelling van door de arbeiders gekozen inspecteurs. En nog enkele andere bijkomstige als: vrijen l Meidag en hier en daar plaatselij kewenschen. De loonsopslag varieert voor de ver schillende districten tusschen 10 en 25 pCt. De staking kwam in Oostenrijk alles behalve gelegen, niet alleen te midden van allerlei politieke verwikkelingen, maar ook oj> een tijd van veel kolenverbruik en weinig voorraad. Vandaar ook, een aan vankelijk zeer welwillend optreden der re geering, die zich populair te maken had eüeen zeer straf en vertoornd optreden van de mindere autoriteiten. De mijneige naren zelf, waaronder een der grootsten 's keizers broeder is, waren voor geen over reding, zelfs geen .ministerieele, te vinden, en de zitticgen der verschillende scheidagericht en liepen op niets uit. In Pilsen, verklaarden de ondernemers »dat z$ met arbeiders, die als werkstakers den bodem der wet verlaten hadden, niet onder handelden." Daarmede was het niet uit. Een ooggetuige berichtte uit Oderberg: »Heden zag ik dat zes arbeiders wegens overtreding van de wet op de vereeniging E2Ï! tintiN m m ii 11 itntiiimniMim lu ZBIJ" HEET Uit Tiet Noorsch, VAN LABS DILLING. (Slot.) Boven de schrijftafel hing het portret van een vrouw. Dat was zeker de moeder van den advokaat. Het was een voorname, knappe, ouda dame met eea innemend gelaat en een paar vriendelijke oogen. Die zouden zeker ook wel bruin geweest zyn. Op eens schrok Elin uit hare overpeinzingen op en ging met zenuwachtige haast stof afnemer.. Ieder voorwerp werd voorzichtig opgenomen, het stof er af gewreven en dan weder op zijn plaats gezet. Toen werden de verwelkte bladen van de bloemen in het raam afgeplukt, de statiegordijnen in de plooien gehangen, de stoelen recht gezet en toen. toen kwam het haar op eens in de gedachten, dat zy den geheelen morgen volstrekt nog niet aan Olof had gedacht. Zy liep naar haar eigen kamer en ging daar luidkeels zitten schreien. Er was toch op de heele wereld geen slechter en ondankbaarder schepsel dan zy. Juffrouw Walding kwam boven om haar te halen. Zij gingen samen naar het kerkhof en koch ten onderweg een krans. Op het graf lag een groote steen van graniet. Dat was het sterkste en duurzaamste, meende de familie. Het gaf toch niets of men er al bloemen plantte; er was toch niemand om ze te ver zorgen of het graf te onderhouden in dat vreemde land. Eliu knielde op de zerk nfder. Zoo bleef zij lang liggen, met het hoofd tegen het harde graniet gedrukt. Juffrouw Walding bekeek intusschen de ver schillende graven en liet Elin met haar smart alleen. Zij was verstandig genoeg om in te zien, dat er in zulke oogenblikken voor een troostend woord geen plaats is. Op hun terugweg zagen zij op den hoek van een straat een vrouw zitten, die bloemen te koop had. Juffrouw Walding kocht een bouquet van haar. Nu wy' by de dooden bloemen gebracht hebben", zeide zij, zullen we voor de levenden thuis ook wat bloemen medenemen." Voor wie dan ?" Voor den advokaat natuurlijk. Hij houdt bijzonder veel van bloemen." Elin zag naar den grond en zeide niets. Altijd die advokaat! Zy' zou hem bijna kunnen haten. Toen zy thuis kwamen was het al over vieren. in ketens naar Oilerberar vervoerd werden. In de arrondissementen Freistadten Teschen hebben reeds talrijke veroordeelingen zonder getuigenverhoor plaats gehad, en men bewerkt de veroordeelden opdat zij niet in hooger beroep gaan. Ambtenaren der mijnen be geleid door gendarmes vangen arbeiders op straat op om ze tot arbeid te pressen. Gelijktijdig worden de arbeiders door ver bodsbepalingen omtrent vergaderingen, door huuropzeggingen en andere plagerijen in 't nauw gebracht." Elders zijn mijnwerkersvereenigingen ontbonden, redenaars gevan gen gezet. Toen men een staking van stokers en machinisten vreesde, werden deze weken lang afgezonderd gehouden van alle audere arbeiders, zij mochten de werk plaatsen niet verlaten en sliepen in de loodsen op stroozakken. Dit was vergeefsche moeite, want een deel van hen legde eveneens het werk neer. De staking bepaalde zich niet tot Oosten rijk. E-rst begon het in Hongarije en daarna ook in de aangrenzende Duitsche gebieden: Silezië2) en Saksen 3j. De eerste eisch was daar: het verbod van vervoer van kolen naar Oostenrijk, met de duide lijke bedoeling dus den striid der kameraden daar te ondersteunen. Daarna kwamen dezelfde eischen als ginds omtrent werktijd en loonsbepaling. Op deze volgden de arbeiders in het Wurmbekken 4), die echter door onderlinge oneenigheid ouverrichter zake weder den arbeid begijnen moesten ; toen die in het Ruhrbekken, waar ten zeer groote industrie is en ten slotte sloten zich ook de arbeiders bij Halle in Pruisisch Saksen aan. Zoo zijn bijna tweemaal hon derdduizend arbeiders zonder werk vrij willig tot onderlingen steun, tot verovering van betere levens voor waarden 5). De beleekenis van deze werkstaking is bijzonder groot, niet slechts omdat ze den kolennood, op dit oogen blik in geheel Europa gevoeld, nog verscherpt en in de meest nabij liggende districten reeds ettelijke fabrieken tot sluiten gedwongen heeft, de spoorwegen den dienst heeft doen vermin deren enz., maar van het standpunt der arbeidersbeweging voornamelijk, omdat zij het toonbeeld is van een krachtig protest en streeft naar een der allereerste arbeiderseischen, den achiurigen arbeidsdag. Wij zullen beide punien bezien, omdat ze die algemeene strekking hebben. Slechts hier en daar en zeer zelden hoort men van een rustverstoring door de stakers en waar dat dan nog plaats heeft ligt de oorzaak er van in de wijze waarop de plaatselijke overheden optreden. Dit tooiit dat het den arbeider zeer degelijke ernst is, en dat zij inderdaad niets anders willen dan hun recht verkrijgen door het eenige middel, dat zij hebben, den dwang door onthouding. Vroeger was dat anders en voor de mijneigenaren veel gemakkelijker en aangenamer. Toen was er reden om uiet soldaten en geweren op te treden en was door een dergelijke handeling de vrees aan leiding tot de overgave. Nu dringen de arbeiders aan op scheidsgerecht, op onder handelen, op gezamenlijke regeling. En daartegenover staan de ondernemers veel minder sterk. Wij zagen, dat zij niets an ders konden doen dan weigeren en plagen. De houding der arbeiders hangt pp deze wijze af van hun moreel uithoudingsver mogen, van hun wilskracht en het vertrou wen op hun goed recht, om medetedeelen in de voordeelen getrokken uit hun eigen arbeid. Juist bij een dergelijk gedrag der arbeiders komt het verschil vaii positie zoo duidelijk aan den dag. De arbeiders kalm en waardig omdat zij opkomen, voor wat hun toekomt, «HtwnliiiiliiiMiiiiiiiiiiiimiiMillMmiiiimiiiiiitiiiiiiiiiiiiimiHii De juffrouw moest zich haasten de tafel gereed te maken. Zie eens," zeide zy tot Elin, terwyl ze haar het bouquet gaf. G* jij die bloemen nu eens op de kamer vaa mynheer Edelfeldt brengen. Ge zult er wel het een of ander zien staan, waar ge ze in kunt zetten." Elin schikte de bloemen in een schaal, doch hield er nog over. Zij keek zoekend in het rond en zag een vaas voor den spiegel staan. Die zal ik nu eens netjes opsieren", zeide ze in zich zeif. Zij begon de bloemen in de vaas te schikken. Er was een kleine, lichtroode roos bij, die te kort van steel was om in de vaas te zetten. Zij stak ze in het haar en keek onwillekeurig op om in den spiegel te zien. Ja, dat lichtiooJ stond heel aardig in haar lichtblond haar. Eenige bloemen stonden nog niet naar haar zin. Zij haastte zich ze beter te zetten. Nu zag de vaas er netjes uit eu kon zy wel gaan. Doch toevalliger wijze een laatsten bl k in den spiegel werpend ??, zag zij, behalve haar eigen gelaat ook nog dat van een ander. Het waren een paar bruine oogen. Zy kreeg op eens een hoogroode kleur en zag verschrikt in het rond. hergeef me ... ik ... ik..." Wat zou ik moeten vergeven ? Dat u met een vriendelijke hand een weinig geur en kleur tracht te brengen in het eenzame vertrek van een vrijgezel." De juffrouw heeft geen meid zooais n weet en toen toen heb ik haar wat geholpen om hier een weinig op te ruimen." Ja, ik kan zien, dat hier opgeruimd is !", zeide hij de kamsr rondziende. Zoo keurig is mijn kamer nog nooit in orde geweest, sedert mijn goede moeder daarvoor zorgde." Hij zuchtte. Elin frommelde zenuwachtig eenige losse blaadjes in de hand. Om niet dicht bij hem te komen, maakte zij een omweg langs dan leunstoel en kwam zoo bij de deur. Nu, nu geloof ik, dat alles in orde is," zeide zij verlegen. Ja, dat geloof ik ook wel," zeide hy glim lachend. Duizendmaal dank juffrouw." Zij haastte zich om de deur uit te komen Het laatste wat hij van haar zag, was een kleine lichtroode roos, die achter tusschen haar haar uitkwam. De advokaat bleef midden in de kamer staan en zuchtte. 't Is of een krachtige adem al het stof hier heeft weggeblazen. Alles staat als onaangeroerd en toch is nergens een stofje of smetje te vinden. Maar waarom moet ik nu weder ver wend worden ? Zoo'n oude, grijze kerel als ik moet immers al heel blij zijn, als een slordige dienstmeid hier en daar met haar stofdoek langs wrijft, zoo dikwijls het stof overal een duim dik op ligt. En dan mag ik nog van geluk spreken, als ze mijne papieren niet door elkan der gooit en niet al te dikwijls den inktkoker de ondernemers hun toevlucht nemende tot allerhande slinksche strijdmiddelen en tot ruw geweld. Tevens kont de positie der regeering hier ook ondubbelzinnig aan het licht. In Oostenrijk is ze. zwak en deed ze behalve de enkele pogingen tot verzoe ning niets meer, ook niet t^gen de lagere overheid, die onder den invloed der mijneigenaren, dier belang voorstond. In Sak sen treedt ze op, op eene wijze die dui delijk er op duidt hoe zij zich n voelt met de industrieelen en grondeigenaars van wie de arbeiders concessies eischen. E^n sterk staaltje daarvan is de aanschrijving door eiken niet Saksischen siaker?en zoo zijn er zeer velen ontvangen, van den volgenden inhoud: «Volgens beslissing van het provinciaal bestuur wordt u (als vreemdeling) aange zegd, dat gij uit het koninkrijk Saksen uityezet zult worden, indien gij niet binnen 24 uur liet werk weder hervat, en daarvan door middel van een verklaring van het mij n toezicht, aan het gemeentebestuur hebt kennis gegeven." Dit is nog niet alles: de kleine staat van beleg is afgekondigd, geldinzamelingen worden verboden, het postenzetten wordt als vergrijp tegen de orde gestraft, het opzoeken rler arbeiders in huis als huisvredebreuk behandeld, enz. En toen de minister evenals zijn Oostenrijksche collega een onderzoek ging instel len, was hij daarmede in twee uur gereed en verwaardigde hij zich niet n arbeider te hooren. Wij zien hier ook het meest kras op den voorgrond treden van die zoogenaamde arbeidsbescherming volgens welKe zij die wél willen arbeiden worden gesteund door politie en legermacht, en waarbij het dui delijk wordt hoe weinig begrip van arbei dersbescherming bij eene regeering huist, die de neutraliteit uiet zoover kan bewaren, dat zij aan elk der ftrij.lende partijen over laat zijn eigen zaken te regelen en het eenige machtsmiddel, de massa solidariteit te gebruiken. Daarnaast is het doel heteekenisvol, nu de strijd zich steeds meer ontwikkelt als een terwille van den verkorten arbeidsdag. Het mag werkelijk wel vooral hierom den aandacht trekken, dat op deze wijze door de arbeiders-zelr' eene verbetering ge bracht wordt in de productie-manier. Waar de korte arbeidsdag is ingevoerd, is overal de intensiteit der productie vermeerderd, bleek overal dat de arbeider door zijn meerdere rust en beter tijd tot ontwikkeling, in capaciteit meer gestegen was dan de arbeidstijd was verminderd. En zoo wordt de industrie tegen wil en dank vooruitgedreven op den weg der vooruitgang. Men kan er een historische taak der arbeiders in zien. Want natuurlijk brengt de invoering in den eersten tijd een verliespost, en deze is het, die door de ondernemers wordt ge vreesd : eerst in verloop van tijd komt de winst der maatschappij ten goede. Dat vooruitzorgen doet de arbeider, omdat hij het voor zijn eigen behoud moet doen. Reed» nu heeft hij een succes behaald. In de Beiersche Kamer werd aangenomen den arbeidstijd in de staatsmijnen tot op 8 uur te verkorten, en dit is een eerste stap om het voor Duitschland en Oostenrijk gedaan te krijgen en te maken, tiat de reeds dadelijk door de arbeiders, afgevaardigden aanhangig gemaakte besprekingen wat meer resultaat hebben. Er is met het oog daarop nog een andere kwestie, die zich bij een dergelijke groote werkstaking v ordoet, en die, waar het het monopolie geldt, van een dusdanige beteekenis als dat van de kolen is voor de industrie en eveneens voor de gansche HMinutim,*i*m««iniM op het tapijt laat vallen. Hy zag naar het portret dat boven de schrijf tafel hing. Ach, moeder, moeder, waarom zijt ge toch heengegaan en hebt ja armen, grooten jongen zoo hopeloos en alleen achtergelaten j"' Hij uain zijn lorgnet af en wreef de glazen wat ojj. Daar was zeker ook stof op gekomen. Des middags aan taiel ging het heel stil toe. Zelfs de juffrouw, anders altijd even spraakzaam, sekten taan» niets te vertellen te hebbenToen Elin des avonds naar bed zou gaan en het haar losmaakte, viel de roos op den grond. Zij vertrapte ze onder den voet. Nu denkt nij natuurlijk, dat ik me voor hem zoo heb opgeschikt," zeide ze in zichzelf. 'k Zou die advokaat wel kunnen haten doch neen, dat is tcch niet waar. Ik kom hier om te huilen te huilen om mijn Olof en nu zou 't er op uitloopen, dat ik ging huilen om een ander." Zij blies de lamp uit en ging naar bed. Het was haar niet mogelijk, zooals gewoonlijk, een hoofdstuk in haar bijbel te lezen. Daarvoor was ze te zeer ontstemd. III. Een week lang ging alles zijn gewone gang. De advokaat ging naar zijn kantoor, juffrouw Walding bleef in huis en Elin ging iederen dag naar het kerkhof. L>e nieuwe meid viel bijzonder mede. Het was een lang schepsel met een onfrissche blauw stoffen japon aan. Ze had vuurroode armen, vlekken in het gelaat en in het haar een takje vergeet-me-nietjes van papier. Die bloemen had ze van een korporaal, waarmede ze nu al in het vierde jaar verkeering had. Ze liet ze dag en nacht in het haar zitten, wat juffrouw Walding erg romantisch vond. Dat is nu eens trouwe liefde," zeide zij, zooals men tegeawoordig zelden meer aantreft en vooral niet bij dienstmeiden, die liefst iedere maand een ander hebben." Elin zuchtte. Zij dacht bij zichzelf, dat die lange Liesbeth toch heel wat trouwer was dan zij. Zy droeg Olofi ring om den hals en het was als of die haar soms op de borst brandde. Lange Litsbeth was intusschen ook niet zonder gebreken, zij dacht om iets te noe men zooveel aan haar korporaal en zijne vergeetmijmetjes, dat zij geregeld vergat stof af te neinen in de kamer van den advokaat. Daarom deed Elin dit iederen dag, maar zij zorgde wel, dat ze niet op die kamer kwam op tijden, dat mijnheer Edelfeldt thuis kon komen. Maar toch begreep deze wel, wie de vriendelijke lee was, die iederen dag met haar tooverstokje zijn kamer rondging, maar hy zorgde er wel voor daarvan niets te laten bemerken. De droefgeestige trekken in zijn gelaat ver dwenen intusschen geheel en al. Aan de maal tijden, de eenige gelegenheden, dat hij met de dames samen was, was hij vriendeijk en opgemaatschappij, nog sterker den aandacht vraagt, namelijk, die van staatsexploitatie der mijnen. Niet zoozeer omdat de overheid zich in deze zooveel beter en toegeeflijker heeft getoond, want het tegendeel is het geval, maar wel omdat de staat zelf onder de voortdurende controle staat van hen wier belang het hier in de eerste plaats geldt: arbeiders en consu menten. Een Staats-politietoezicht, zooals dat in Pruisen, voor>kort algemeen is geworden, is daartoe geenszins voldoende, in ieder geval niet bij de tegenwoordige algemeeiie regeling der politie, steeds door de volksvertegenwoordiging zoo moeilijk te controleeren. En ook niet zoolang het nog niet wordt uitgtosfend door door de arbei ders zeif gekozen inbpecteurs of tenminste hulpinsptcteura. Waar wij een mijnindustrie hebben van al zeer luttele beteekenis, maar die toch nog wel eenige uitbreiding kan ondergaan, zijn deze overwegingen ook wel van eenige bijzondere beteekenis, maar meer moet het ons belang inboezemen, hoe dicht bij ons een strijd gestreden wordt voor een even goed recht als daar ginds ver in 't Zuiden, en hoe die strijd voor de zooveelste maal weder aantoont tot welke misstanden en rampen het vrije wallen und schallen met zaken van algemeen nut lijden kan. De staking is op zich zelf een ramp als iedere andere, eu als wij h a«,r recht vaardig noamen, zooals wij het den oorlog doen, dan getuigt dat niet voor de gelukkigheid van den toestand te midden waarvan zoo iets noodzakelijk wordt. H Naschrift: Dit artikel was reeds gezet toen de tijding kwam dat de staking te Zwickau geëindigd is doordat de ongeor ganiseerde arbeiders het niet konden hou den. Voor andere ongeorganiseerden is dut een les. 1) Het zyn de bruinkooldistricten in N. Bohème: Falkenau, Elbogen, Komotau, Brüx, Teplitz, en de kleinere bij Grottau, Wustung en Budweis. Het aantal ondernemingen is 650 met een arbaidersaantal van 30.000 en een jaaropbrenget van 170 mill. centenaren, met een waarde van 70 niill. kronen. En de steenkooldistiicten: Pilsen. Kladno, Schatzlar en Qualisch in Bohemen, Oswau en Kawin in Moraviëen Silezië. Het aantal ondernemingen is 260 met 85000 arbeiders en een jaaropbrengst van 90 niill. centenaren, met een waarde van 73 mill. kronen. Behalve' in Rossitz waar de acnturendag reeds is ingevoprd staakt men in allo bekkens. 2) De districten Waldenburg-Neurode, en Beuthen-Königshütte. 3) De districten Zwickau, en Chemnitz. 4} Rradom Aken. 5) En in Saksen nog wel niettegenstaande de organisatie hier van regeeringswege is ontbon den en er geen weerstandbkassen euz. bestaan. mtmiiniiiiiiimiiiimiiiiiitiiifiiiiiiiiiiMHiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Muziek in fle Hoofdstad, Zonder eenigen twijfel hehoortWilly Burmester tot de grootste violisten van den tegenwoordigen tijd. En zij die zulks nog niet wisten, hebben het wel bebpeurd, nadat zij hem het ruimd en Elin eveneens. Een paar malen had ha»r hartelijke, gulle lach weer door de kamer weerklonken, maar dan was zy plotseling naar haar kamer gegaaa en daar in tranen uitge barsten omdat zij zoo hartelijk gelachen had. En toch, zij kon het heusch niet helpen. 't Was eigenlijk gelukkig, dat ze maar weer spoedig naar huis terug zou gaan, want dan zou zy dien advokaat nooit meer zien, en nooit, nooit meer aan hem denken. Maandagavond was zy te Kopenhagen gekomen en nu was't Zondag, een heerlijke Zondag. Des morgens waren ze allen drie naar de kerk geweest. De advokaat zou 's middags by- een zijner kennissen in de stad gaan eten. Juffrouw Walding hai heimelijk de hoop gekoesterd, dat haar vurigste wensch dien dag eens vervuld zou worden, en de advokaat met hen in een restauratie zou gaan eten en nu dat verkeerd was uitgeloopen, was zij in een slecht humeur. Er werd dien middag aan tafel dan ook heel weinig gesproken en na den middag ging juft' ouw Walding haar zuster bezoeken. Lange Liesbeth dwaalde vermoedelijk met haar kor poraal door het bosch en Elin zat dus geheel alleen thuis. Zij wilde wat gaan lezen, maar de lucht was zoo zwaar en drukkend, dat hare oogen onder de lectuur dicht vielen. Zij deed daarom haar mantel aan en ging naar het kerkhof Het was een heel eind loopen. Toen zij er aankwam, ging de zon r<;eds onder. Het was er heerlijk stil en kalm. Aan Olofs graf gekomen, knielde Elin zooals gewoonlijk vour den grafsteen neder. Olof," riep zij huilende, lieve Olof vergeef mij. Ik weet, dat ik me aan je nagedachtenis bezondig, maar ik kan het niet helpen. Ik bemin hem. O, mijn God, wat ben ik ongelukkig!'' Een licht geritsel deed haar opzien. Zij stond op en keek in het rond. Achter haar was een graf, dat zij nog nooit had opgemerkt. Het geleek een rijke bioemenhof en was afgesloten door een hek. In het midden stond een zwart marmeren zuil half verborgan onder treurnzen. Verbeeldde zij het zich of was het werkelijk zoo ? Daar stond hij tegen het hek geleund: die flinke, krachtige man met zijn donkeren baar J, terwijl zijne vriendelijke bruine oogen haar deelnemend aanzagen. Zij gaf een gil van schrik, viel op den graf steen neder en begon luidkeels te huilen. Advokaat Edelfeldt deed het hek open en trad op haar toe. Juffrouw Hollander, Elin bedaar toch," zei hij zacht, zich over haar heenbuigende om haar op te richten. Zij schudde het hoofd. Is hij het dus werkelijk?" Ja, wie anders? Ik ben mijn gezelschap , ontloopen om hier wat rust te zoeken. Heb ik u doen schrikken?" Ja!" Hij ging naast haar op den grafsteen zitten. concert van B ach in E hebben hooren spelen op het vorige abonnementsconcert in het Concertgebouw. Il-iedn de keuze van dit nummer verdient allen lof. Geen halsbrekende passages, geen seutimenteele toonzwelger\j kunnen hier aanleiding geven tot virtnosenexcessen. Met diep gevoel en edelen eenvoud werd het heerlijke Adagio in cis kl. 3 weergegeven en lang nog zal het zeker iedereen heugen dat heerlijk stuk kunst op die wijze te hebben mogen genieten. Ook het Allegro en het Finale werden voortreffelijk in stijl gespeeld; misschien kon er van de zijde van den solist iets meer toegeefelykheid, meer elasticiteit aanwezig zijn geweest in rhythmisch opzicht tegenover het orchest; maar zooals gezegd is het was een groot genot te luisteren naar de verheven tonen van Bach, die Burmester aan zijn prachtigen Guarnerius. wist te ontlokken. Was ik toen maar weggegaan ; want nu moet ik, om eerlijk te zyn, ook mededeelen dat het vioolconcert van Mendelssohn my van het begin tot het eind een deceptie geweest is. Het is mij volkomen een raadsel hoe iemand, die straks zoo mooi Bach gespeeld heeft, een oogenblik later zoo vele rhythmische wispelturigheden en tempo-overhaastingen aan den dag kan leggen en dat tegenover een werk hetwelk, gelijk Mendelssohn's vioolconcert een standpunt inneemt in de vioollitteratuur. Het lust mij niet daarover lang uit te weiden en nog veel minder over de smakeloosheid van den vir tuoos, die na Mendelssohn's concert, met eene sSailiiinzerei" voor den dag kwam als toegift; zooiets past niet op een ernsiig concert. Ik neem afscheid van Burmester en laat bern liever voortleven in mijn gedachtenis als Bach-speler. Door het orchest werd eene zeer schoone uitvoering gegeven van Brahm's eert,t« symphonifl aan het begin van den avond, deze werd met Weber's Obéron-ouverture besloten. Tot mijn genoegen was het my vergund de laatste séance der Bolleners by' te wonen. Zy' vond plaats in de zaal van het Gebouw van den Werkenden S'and, welke acustiaeh niet zoo gunstig is als de kleine zaal van het Concert gebouw. Zooveel te meer getuigt het van het enorme samenspel en het werkelyk ten toppunt gevoerde achevéder vier heeren, dat slechts de eerste tonen van Sinetana's »Aus meinem Leben'' dit deden bespeuren. Juist met dit opus hebben de Bohemers den grondslag geleïd van hunnen roem. Daarmede hebben zy in Weenen aller harten veroverd en van Weenen uit ging hun de faam overal vooruit, waar zy ook kwamen. De wijz« waarop zij dit qaartet dan ook spelen is zóó, dat een ander gezel schap hen moeilijk daarin zal kunnen evenaren. De muze van hunnen landsman is hun eigen muziektaal en een taal die door zyn slavisch idioom niet gemakkelyk door anderen kan worden gesproken. Zij eerst recht weten ons met het gevoelvolle Andante mede te doen leven. Zij weten onze sympathie op te wekken voor het volksliedachtige karakter van het Allegretto evenals voor het zuchtende en dwe pende slot van het Finale. Mozart's quartet in Es en Beethoven's op 59 No. 3 in C waren de andere nummers van het programma. Gaarne erken ik dat mij dit maal n Mozart n Beethoven toeschenen van eene volmaaktheid in styl en van eene technische afgerondheid, zooals ze zelfs by de Bohemers niet altijd voorkomen. Mozart teer, doorzichtig, naïef. Beethoven grootsch. forsch en vol mannelyke kracht. En wat een rust by de moeilijkste) passages, wat een tempo in de slotfuga van Beethoven's quartet, en dat zonder de minste gejaagdheid ! De heeren Hofmann, Suk, Nedbal en Wihan hebben dit jaar weder opnieuw ondervonden dat zij geen warmer vrienden kunnen hebben dan hier. Telkenmale als zy wederkomen zal IIIMIIMIH1IIMI1IIIII Maar waarom zijt ge toch zoo bevreesd voor me?" Ik weet het niet." Zij wilde opstaan. Het is al laat. Kom laten we raar huis paan." Hij h':el l haar zacht terug. Zij schudde het hoofd. Neen laten we nu nog even blijven zitten en met elkander praten. Zeg me eens Elin, zeg me eens Elin, gelooft ge, dat vriendelijke geesten ons op deze plaats omringen?" Ja, dat geloof ik wel." Maar zoudt ge dan ook niet denken, dat de gelukkige wezens hier boven veronderstel, dat zij zich met ons, arme stervelingen bezig kunnen houden zich er niet over zouden verheugen, ons gelukkig te zien?" Dat weet ik niet." Ik geloof het wel en daarom vraag ik je hier by' dit graf, dat h?t liefste bevat, wat ge op aarde bezeten hebt. of ge mijn vrouw zoudt willen worden. Neen Elin, wend je niet van mij af. Reeds lang voor dit oogenbjik, toen ik onwillekeurig getuige was van je alleenspraak, heb ik je gevoelens geraden, en dat ze niet onbeantwoord zijn gebleven, hebt ge zeker toch ook wel bemerkt." Ik ik durf niet ik kan niet." Niet durven? Wien zoudt ge vreezen? Ik ben er zeker van, dat als mijn beminde moeder in dit oogenblik op ons nederziet, zij u als een geliefde dochter zal zegenen en hij, wiens nagedachtenis gy vereert, denkt ge dat hij er zich niet over zou verblijden, zoo hij wist, dit ge iemand gevonden hebt, die u in dit leven ten steun wil zijn, nu hij dit zelf niet meer vermag ?" Hy drukte haar aan zijn borst. AVeeker, zachter tranen had zij niet gehuild sedert Olots dood. Arm in arm verlieten zy het kerkhof, terwijl de laatste stralen der zon Olofs graf beschenen en aan de treurrozen om de zwarte marmer zuil een hellen glans verleenen. * * Juffrouw Walding's hoogste wensch is vervuld. Zy heeft in etn restauratie gegeten. Het was bij gelegenheid van het huwelyk van advokaat Edelfeldt met juffrouw Eiin Hollander, dat in alle stilte en eenvoud te Kopenhagen voltrokken werd. Behalve juffrouw Walding en de naaste bloedverwanten, waren slechts een paar intieme vrienden van den advokaat aan den bruiloftsdisch genoodigd. Dikwijls wandelen da gelukkige echtgenooten nog naar het kerkhof, in het begin met hun beiden maar na verloop van enkele iaren gevolgd door een paar lieve kleine kereltjes met lichtblauw haar en mooie, bruine oogen. Gezond en dartel vermaken de kleinen zich tusschen de graven. En terwijl de oudsrs in stilte het vroolijk spel hunner kinderen met welgevallen gadeslaan, komt er dikwijls een traan van dankbaarheid in hun oog, als zij er aan denken hoe hier bij een graf vóór hen de schoonste bloem des levens rijpte.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl