De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 11 maart pagina 3

11 maart 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Na, 1185 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. van Phannël en later dat van Salome geren d «ar fraaie staaltjes van. Wanneer nu MassenetV kunst lyrisch wordt, dan komt er een hol pathos en een zoetelijkhekl in de melodische vinding voor den dag, die misschien op den argeloozen toehoorder indruk maken doch, naar ik hoop, niet by' nmcbte zullen zyn den ernst van ons «Musikempfinden" voor langen ty'i te storen. IQ de straks genoemde scène tnssch'en Harodias en Fbanuël schijnt het my' toe, dat de componist zich iets boven zjjn gewoon peil verheft. Misschien heeft hem de zuiverder toestand geïnspireerd tot iets beters. Het is mij met den besten wil niet mogelyk, in de kunst van Massenet iets anders te zien dan sehy'nvertoon en raffinement; door het klatergoud heen ziet men den waren kern en deee kan met een paar woorden weergegeven worden als zwak, ziekely'k, hier en daar tri viaal in zyne vinding en o"beteekenend in z$n bewerking. Massenet's Herodias is niet geschikt om enn fijn besnaard muzikaal gemoed t« stichten. Het schijnt echter by het groote publiek te pakken ! Voor hoe lang ? Dat is moeil\jk t* zeggen. Schnmann liet zich indertijd alles behalve vleiend uit over Meyarbeer en toch hoe lang heeft deze fransche Daitscher en duitsche Franschman de »Bühne" niet beheerscht ? De opvoering stond in omgekeerde verhou ding tot de beteekenis van- het werk. Zelden heb ik r.amely'k eene opvoering van de N«derl. opera bygewoo/id, waarbjj alle hoofdrollen zoo goed bezet zyn. In het bijzonder slaagden hét doo tussv.hen Horodes en Paannël, het finale van het tweede bedrjjf Hosanna ! Eer aan den Heer l Den consul heil! den Romein, den soldaat heil! h«t duo tusBchen Herodiag en Püanuël en de scène tusschen Jobanneg en Salome in bet begin van het vierde bedrjjf. De krachtige, fiere stemmen van Orelio (Herodes) en van Duinen (Phanuel) pasten voortrtff«lyk by' elkaar. Zonder dat, zon eerstgenoemd duo zeker niet zooveel indruk gemaakt hebben. De beide vrouwenfiguren Salome en Herodias kan men zich tenauwarnood beter bezet voorstellen. De eerste door mevr. Fiseher, die in haar gestalte en wezen volkomen goed het rampzalige meisje wedergaf en de tweede door mej. Lozin die met haar machtig orgaan un trotse h gebaar den j ui s ten toon wist te tn ffan van de boovaardige vorstin. De scène tusschen haar en Phanuel was wel het dramatisch boogtepm.t en werd door beiden met zooveel gloed en enrrain gezongen en gespeeld, dat zulk eene wedergave ieder tooneel tot eer zou gestrekt hebben. De heer Jo«. Tyssen bracht de partij van Johannes volkomen tot haar recht. De kleinere partyen werden med« niet onverdienstelijk vertolkt d»or mej Urlusen de heeren Poons en Sny'ders. De mannenkoren klonken goed ; het vrouwen koor in het begin van het tweede bod rij f een weinig te laag, het orehest was verdienstelijk ook in de verschillende solopartyen. Alles en alle» dus een groot succes voor de Nederlandsche opera, waarbij het alleen te betreuren is dat er volstrekt geen artistiek belang mede gepaard gaat. Nog heb ik te berichten over eene uitvoering waarby' de kunst beoefend werd in zyne edelste en meest subtiele uiting het strykqnartet, en op eene wyze die den hoogsten maatstaf van beoordeeling toelaat. Ik meen den kamermuziek avond van Toonkunst, waarop het conserva torium-qiiartet der heeren Eldering, Spoor, Hofmeester en Mossel aan het woord was. Met een onvergelijkelijk schoone en stijlvolle uitvoering van Moeart's qnartet in C werd de avond geopend. In het bjjzonder trof my' de kleur in de inleiding en het zwierige in de behandeling van het Allegro-thema. Gaarne constateer ik, dat thans ook in de forte's de schoonheid van klank by' dit qnartet byna niets meer te wenschen overlaat Hier en daar slechts, o. a. toen du alt met de triolenpassag3 M limit»IM MI 11 Het speelgoed voor kleine Dott DOOR S. BARIN7G?GOULD. Jpphunnek was een zonderling. Hy had nooit tot de habitués van de kroeg behoord, gaf niets om pretjes en was in zijne manieren stil, koel eu teruggetrokken, tlij woonde hoog tusschen de rotsen, vlak bij de uitgestrek e heide op eenige my'len afstaiids van de kleine stad in een huisje, waarvan de vensters in brand schenen te staan, als de zon ondergkg. 't Waren kleine ramen, maar de gloed, dien ze dan weerkaatsen was bijna even helder als die van den zinkenden vuurbol zelf. Er werd verteld, dat Jephunnek's oogen even helder konden opvlammen. En evenals in de kleine vensters de weerkaatste schijn van den stervenden dag niet hevig en dreigend, maar stil en goudglanzend was, zoo kon ook van Jephunnek's oogen een licht uitstralen, zoo zacht en teer, oat het niemand pijn deed. Zulk fen licht had in de ongeil geschenen toen hy kwam om Mabel Rowe's hand, en zulk een licht vlamde nu in hem op als er gesproken werd over kleine Dott, zy'n lieveling, zijn eenige, Mabel's erfenis. Jephuunek was bergwerker. Er waren ruime gewelven onder de granieten rots, die een soort schiereiland op de heide geleek, en de blokken werden uitgehouwen en vervoerd voor bruggen en straatsteenen. Onder het werken zweeg hij meestal; hij was een goed arbeider, wien de opzichter nooit iets te zeggen had, maar hij was niet populair onder zyne kameraden; daarvoor was hij te teruggetrokken. Sommigen zeiden, dat bij te trotsch was, en dan vroegen anderen waarop?" Toen Mabel nog leefde, werd geantwoord: Wel, omdat hy zich verbeeldt de mooiste, beste vrouw van de wereld getrouwd te hebben, dat heeft hem wat in de war gemaakt." Maar toen Mabel gestorven was, zeide men: Hij denkt, dat er geen tweede bestaat als zijn kleine Dott, en dat maakt hem zoo trotsfh. Net, alsof wij geen kinderen hadden of ze ten minste konden hebben en even mooi ook!" Den schafttijd bracht Jephunnek steeds alleen door. Niet aliijd echter was het zoo geweest. Eerst was hij met zijn mandje vleesch en zijn flesch koude thee bij de anderen komen zitten, en hoewel hij zich niet in het gesprek mengde, had hij geluisterd naar wat zij zeiden, naar hunne politieke gevoelens, naar hun lokale nieuwtjes en hun kletspraatjes. Toen had een der mannen zich eens tot Jephunnek in het forte voor den dag kwam, had de toon zy'n gansehen ad*l niet behouden; ik maak deze opmerking juist, omdat ik vermoed dat zulks aan het instrument ligt en wellicht op de een of andere wy'ze kan verholpen worden ; dat zou al weder een stap dichter by het volmaakte wezen. Het Andante in F bood een onverstoord genot in ieder opzicht. Het Menuet had ik my in een ietwat rustiger tijdmaat ge dacht. Het Finale werd in een duizeling wekkend snel tempo gespeeld ; zóó stelt het hooge eischen aan de virtuositeit der spelers, die echter in deze ons niets schuldig hieven. Beethoven's qnartet in G is misschien wel het quartet dat meer dan elk ander van dien heros gespeeld wordt in dilettanten clubs. Echter zó<5 vertolkt ah 1. l Zaterdagavond openbaart het eerst al zy'n schoonheden aan den toehoorder. Men kan zich tenauwernood meer j-rntie denken in het weergeven van het eerste Allegro; meer warmte in het zingen van het Adagio, afgebroken door het schalksche Allegro met zy'n schuchteren inzet van de eerste viool. Doch waar blijf ik laat my volstaan met te verklaren dut ook Beet hoven een boren allen lof verheven uitvaaring ten deel viel. Tusschen deze beide qaartetten in werd het opus 10 gespeeld van Ottokar Novaèak. een talentvol jong componist, geboortig uit Temesvar, die helaas den 3^n Febnnri van dit jaar t8 Naw-York gestorven is. Novaö^k was leerling van Brodsky, in den tijd dat deze begaafde violist leeraar was aan het Laipzigerr conservatorium. Reeds als leer ling legde Novdóuk zulke ?o«de eigenschappen aan den dag, dat Brodsky hem als altist ver bond aan zy'n quartet. Liter ging hy de wij Ie wereld in en neb ik hem uit het oog verlo ren ; totdat het bericht van z\jn dood mij zeer trof. Hat deed mjj genoegen dat het coi.pervatoriumqnartet dit nummer gespeeld heeft, te meer omdat er zooveel goeds van kan ge zegd worden. Vooral in zijn beide middendeelen is het een superieur werk. Hit Alagio getuigt van een warm gemoed en de breede ziel- en zangvolle melodieën, die beurtelings door alle vier de instrumenten worden aange heven, maken een diepen indruk. Het Presto is uiterst pikant en geestig; het eerste deel staat, dunkt me, niet op dezelfde hoogte. Ia heiterer Stimmung, zegt het programma; het komt mij voor dat de vroolijkh^id den com ponist met minder zorg vervuld heeft voor de belanery'kheid in de vinding zijner thema's. Het Finale dat my evenmin zoo schoon voor komt als de beide middendeelfin eischt eens virtuose uitvoering om het «lustige" en «lebhafte" tot uitwerking te doenkomen. O noodig te ver melden, dat hieraan volkomen werd voldain. Het q-iartet van Novafl^k is een belangrijke noviteit, waarvoor wij onzen kunstenaars dank baar zy'n. Het is gewis voor Amsterdam in hooge mate eervol en streelend een viertal kunstenaars in zy'n midden te bezitten, die iets dergelijks prestoeren. Maar vooral moet zulks nog te hooger worden aangeslagen, indien men beseft dat ieder der vier kunstenaars met andere bezigheden overstelpt is, zoodat zij niet al hun ty'd aan de quartetstudie kunnen besteden, maar deze letterlyk uit de gewone beslomme ringen moet uitgerukt worden. Ea dan zoo iets voortreffelyks te bereiken, dat verdient een warm «bravo" ! ASÏ. AvERKAMP. liimimiiimitiiiiiiiiiiiiiitHimiiiiiiiitiimmmiiiimHiimmmitiiiiimii Eea nienwe Profflete-trapilie. IWAN GILKIN. Prométhée, poème dramatique. Paris, Fiachbacher. 1899. II. Om het slot van deje tragedie te kunnen begrijpen, vooral om het te kunnen waardeercn itt zijn eenvoud eu grootschheid van «lading, is het noodig den schrijver aandachtig te volIIIIIHtlltmillllHtllMIfMIMHIIIMIM gewend, om hem te vragen naar kleine Dott en eensklaps werd het gelaat van den vader verhelderd, zijne bruine oogea begonnen te schitteren en hij anders zoo stil had ver teld, totdat hij na eenigen tijd zich verbeeldde, dat men hem voor d -n gek hield, dat het maar een spelletje van zijne makkers was geweest. En omdat de gevoeligste snaar van zijn hart was geraakt, had hij zich teruggetrokken en was heengegaan, om alleen zijn boterham te eten in een zonnig hoekje met heide en brem onder een groot granieten rotsblok, begroeid met fluweelig mos. Toen hij bemerkt had, dat men hem voor den gek hield, werd hij niet boos. Hij stond op en verdween, zijn rechterhand even door de donkere krullen strijkend. De achterblijvenden zagen elkaar aan en gevoelden iets van berouw. 't Was genoeg bekend, dat Jephunnek driftig kon worden, zoodat allen, op wien hij zijn wrok wilde koelen, sidderden, maar dit ge schiedde slechts zelden; nooit als het hem zelf betrof, alleen maar, wanneer 't een onrecht gold, eene vrouw, een kind of een stom dier aangedaan Er werd verteld dat hij eens een ruwen kerel bijna dood had geslagen, die met een hond een kreupel lam over scherpe steenen joeg. 't Diertje was met kromme voorpooten geboren, zoodat het slechts op zijn knieën voort kon. De man had er plezier in, den hond aan te hitsen, om tegen het beest te blaffen en er naar te bijten, zoodat 't in doodsangst over de uit stekende rotspunten kroop. Dott was nu vijf; een levendig kind, even blond als hare moeder maar met de donkere oogen van haar vader. Toen de kleine drie jaar was, stierf Mabel aan een longontsteking na influenza. Jephunnek had zijne zuster laten komen, om het huishouden bij hem te doen en op het kind te passen. Marianne was ouder dan haar broer, eene vrouw met harde trekken, kouden blik, dunne lippen en een scherp profiel. Zij koesterde wrok jegens Jephunnek, die van haar vergde ver van het gewoel der wereld, midden in de wildernis te leven. Zij had den leeftijd bereikt, waarop de jeugd tot het verleden gaat behooren en be greep dat haar laatste kans op een huwelijk vervloog. Zij drong er op aan, dat Jephunnek zou hertrouwen en snauwde hem af, omdat hij aan haar raad geen gehoor gaf. Kleine Dott kreeg de schuld van hare afzondering, want 't was immers maar ter wille van 't kind, dat de vader voor etn tweede huwelijk terugdeinsde. Marianne durfde haar wrok niet op Dott koelen, als Jephunnek tegenwoordig was, maar haar geheele houding tegenover het kind ver ried niet de minste teerheid, niet de minste hartelijkheid. Zij was niet wreed, zij sloeg het niet, maar ze was zoo koud als ijs. Hierdoor hechte Dott zich met nog warmere liefde aan haar vader. En even groot als de aanbidding van den man voor zijn kleine geu in zijn bedoeling met de voornaamste der dramatis personae. In de eerste plaats Prom°theus. Allereerst opaubaart hij in dezen scheppings drift. Prometheus voelt zich n et iets in zich zelf voltooid^, hij beschouwt zich als eeu over. gang. Tegenover de alledaagsche wijsheid van zijn bedachUaiuen broeder piinetheus stelt hij zijn zucht de wereld te verbet-ren. Iu hrm zelf is nog te veel aanweug van de ruwere natuur. Hij wil aan betere we«eus het leven g;ven.' Ea het maakt hem bitter tegen Ztus, dat de/.e blijkbaar zich hiertegen verlet. Maar zijn w;jzer-ik, Miuer«a, keurt het bedilleu van Zeus af, dien hij miskent m-t de bewering dat hij iu ziju hoogeu wit al het gsclinpfu..; gevaugen houdt binnen een eugeu bestaaos-cirkel. Het ligt aan 1'rouicUifus zrlf, zoo ziju scheppiugiu, schuou van vorm a's gol-nkiudeivn, ni,-,r, l-,veu Hij nio,-t ze zóó li f hebben dat hij ze daardoor ba/ü-lt. Ten twi-eden ma'e zal il e Wijf h Hhemhflp'n a's het leven alleen Keu te ouvuldoend gevolg bUjkf. van zijn li^fd ?. Maar nu doH iij liet ni.t zoi.ddr eeu guwichtigtj Qtdenkuig : ... apprends d'ahoH la rude !<>i. L'orclre du mo irie est fixépar les (iinux. Nul n'y peut rien chaog-r sans s'oft'rirau supplïee. Tont pr«grès veut un sacrific^ ; L? chemi i dus duuleurs eoudui: seul vers Ie mieux. Ea als Prometheus, t.rotsch en vol l rotseerlust, daarop antwoordt: Qn'il alvienne d* moi tout es qu'il plaft, aux dieuxl Pour sauwr mes er fa^;t,s j'accepte Ie supplice. Mais je saurai lutt r avant qu'il s'aco'imp isse. Et ma défaite branlera les citux. d<n wijst zij hen ernstig t?recht: N'espère pvnf. troub'er l'ét-rnelle justic?, Equilibre s>.créde la créar.ion, Si dans l'uu dt's p'atciux de la sainte ba'ance Tu jet!ts ton eéue et ti i;ohle action, Dies l'autre Némés's p mssc-ra si v^ugeaacc; L s dtstins out p. se d'avarce La co:,quête sublime et IVxpiation. In verband met de Nemesis als goiin van ln-t evenwicht is //veujfaiic^" hier natuurlijk ri^t grofweg als wraak" op ta vfttt.eu. Hier is bedosld het noodzakelijk tegen-wioht. Promstheus wor.lt er niet dtor afgeschrikt: de weldaad die het, ruenschdoin verh. ffeii zal boven den ruwsn natuurstaat, is nooit te duur betaald. Eu als de wijsheid hem DU geleerd haeft zelf het vuur te S3üeppen, dau klinkt zijn lofgang: Ecout*-, 6 f.-u sacré! Tu seras dans mes mains LK sulut dts tiumains. lis ont froids: dans l'hiver tu les réchaufferas. lis out psur: de k uuit tu les délivreras. lis sout faibles : sar leur sommeil tu veilleras. Errauts: autour de toi tu les arrêteras. Et voici qae je vois s.urg r toas tes prodiges : en na de opsommi! g van de vele zegeningen, door het vuur te brengen, eiudigt hij : u brüles sur l'autel de la Hivinité. Au pied du tempie saiLt tu groupfs la cité: Mortels, vo!ci la ville immense! Voici les arts divms qui chaiitent la Beaut Et voioi les cliüstes sciei,ces Qui dé^oilent la Vérité. Doch Prometlieus' schepselen hebben zijn revolutioniia ren aar! gtërfd : zij ziju eigenzinnig in hooge mate, willen op hun beurt, ojk niet luisteren naar een hoven hen ge-t l ie macht. Prometh :us deelt het lot van m migan revolutie wekker, zij groeit, hem boven het, hoofd. Daa neemt, hij hst te baat. Al die verschillende willen moet hij onder n wil leeren te buignn. Hij vindt den godsilienst uit. En hij heeft &poed;g een schaar priesters om hem 1e helpen, terwijl d-; goden nu hun wraak nemen en door mniiiiinfitMiiiiiiiiiiiiiiiiinrutiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiigniiRiiii» meisje was, even groot was Dott's vereering voor hem. Van h^t oogenblik dat Jephunnek 's avonds zijn werktuig neerlegde en zyne schreden huiswaarts richtte, liep zijn hart hem vooruit naar zijn woning, waarvoor het kleinu figuurtje op den uitkijk stond naar vader, en de weer kaatste gloed der ondergaande zou in de vensters van zijne hut was niet schitterender dan 't licht, dat scheen in do oogen van den werkman, wanneer hij uit de verte het dansende vlekje aan zijn deur bemerkte. Zat ik je eens wat zeggen ?" riep Martinne nijdig, als ze naar het kind keek, dat omvangen d»ior de sterke armen op vaders knie zat, terwijl zijn donker hoofd zich liefdevol over het blonde kopje boog, zal ik je eens zeg gen, wat mijn ondervinding ine geleerd heeft Je bederft dat kind, en je zult niets dan verdriet van haar beleven. Daar heb je Tom Lippintrot's Janie goeie. tijd, wat werd daar een drukte over gemaakt, toen ze klein was, net van den leeftijd van Dott; niets was goed genoeg voor haar, niemand was zoo mooi en zoo liet en zoo werd ze verwend en bedorven. E.I dat was het eind f Ze ging heelemaal den verkeerden weg op." Als zij zoo sprak, voelde Jephunnek een steek in zijn hart; hij maakte zich zachtjes uit de omarming van het kind los, zette het op den grond, en zeide het, naar tabte te gaan. Dan zat hij peinzend in het vuur te staren, terwijl twee d epe rimpels zich in zijn voor hoofd groefden. Had die yjouw d 'n ge''jk? Als dat zoo was, dan moest hij meer zelfbeheersching toonen, strenger zijn tegen ott en haar niet in alles haar zin laten doen. Ea omdat hij een nederig mensen was, gat hij toe, dat er waarheid kon zijn in Marianne's woor den. Zonder gegronde reden zou ze toch niet zoo spreken, en geriurende een paar weken liet hij zijne teederheid niet im:er den vrijen loop. Maar zijn hart was te vol liffde. om die lang in zich op te sluiten. Ze geleek een wilden bergstroom, die voor een korten tijd in zijn vaart kan worden gestuit, maar zich dan weer baan breekt met alles omverwerpend geweld, om later voort te stroomen met 't zachte ge murmel van een klaar beekje. Marianne hai zich niets te verwijten, wat hare huishoudelijke plichten betrof. Zij bakte brood voor haar broer en waschte, kleedde en kamde het kind, zooals men van haar eischte. Zij zorgde dagelijks voor Jephunnek's koude thee met melk en suiker naar verkiezen, zooals te verwachten was. Zij gaf het kleine meisje te eten, want dat was haar plicht. Zij schrobde den vloer, maakte de bedden op, en stofte de meubels, zooals een huisvrouw dat doen moet. Zij vermaande en bestrafte Dott als de gelegenheid zich voordeed.. . Wat kon ze meer ? Wat kjnden God en haar broeder orakels en mysteriën de menschen weten te knechten naar hun wil. Zoodra hij dit bemerkt, wil hij ze weer opiweepen tot verlet. Maar toen hebben de priesters zich ters'ond tegen hem gekeerd, hem den Booze genoemd, den Verzoeker, den Vijand ! En door de priesters geleid, bestrijden de menschen hun schepper en w Uo-ner. Ik vraag belangs'elling voor dit gedeelte, omdat het vaa'elf naderen van de Prometheustof de Satans- f5.ru u r hier di<; ten vo'le verdient. Pr,>metheus of Lucifer als co-partner of man, gelijk Müton hem no mt in Paradise regaineJ, staande toen trgei.o?er het officieel van hoogerhaud als goed en Ivilig erkende, derhalve mis kend en als d n BOOM beschouwd, 't is de verp rsoonlijkuig van het revolutiomiaire, het verlet, dat, leven en bezieling brandende houdt in He mrnscheid. Het is wel een wonderlijke Booze die uitroept: Les siècles passeront, je Intterai toojours A vee la liberté, la science et l'amour. Maar dan volgt de verbittering: J' lairerai les coeurs que les té; bres rongent. Jecoufondrailes dieuxau fond de leurs mensonges. Je mo ifrerai comm 'nt ils se mnquent, la-haut Des hommes accablës de peiues et des maux... In tegenwoordigheid ven vier hem nog trouw gebleven ZOU«D, spreekt hij in een hefr.ige taal tfgea de goden, die hij verafschuwt,, openbaart hij zijn zwartgallis pessimisme. Hoogst, eigenaardig treedt hem nu de evolutie in den weg, in de gerannte van een zijner zonen. Dcse heeft deu m lieren, zachteren aard, door Promet.hfus zelf gewenscüt in hi-t geslacht dat een verfijning moest, worden van het geslacht der Titanen. De jonge man spreekt hein toe: O Prométhée, aoute un enfant qui lesaime! Tout Ie mal vient de nous et de nos passions. Comme uu champ oül'orageadéruit la moisson, Ton coeur est ravage par des dé^ira extiêines. Fouiquoi bair les dieux? S'ils out créla vie, Et si la vie a fait la souffrauce et la mort, Vois! la vie est heureuaa au coeur plein d'harmonie Q li veut ce que doit tre et qui béjit Ie sort. J' admire ton ^énie, Titan, et je l'aime: II est force, teüdresse, ardeur et, mouvement; Muis j'adore les ditux, q'üsent l'ordre supiêaie Et la sereine paix du dcvoir triomphant. Naast, het, licht van dit getoovig optimisme stelt Prometheu.* zich nu als de onvermijdelijke schaduw, iu dit merkwaardig antwoord: O bienheureux enfant, c'est toi, charmante rose, Qui parfumes de ton bon'ieur toutes les choses Et qui prêtes aux dieux ta giace et ta bonté. Mais pour qu'ils puissent croure aux baisers du soieil II fant que mes pareus Trai.ient s-aas fin leurs iourdes peines Dans l'augoisse et, l'hurreur des douleurs sans sommeil. Erkent Prometheus in dit. opzicht de nood zakelijkheid van het samet gaiu van licht en schaduw, de noodzakelijkheid van het evenwicht, hij k»n niet geraken tot de volle eikenteiiis. Eu de kern der tragedie blijft een reusachtig misverstand van ziju zij'ie. De dichter heeft ons dit duidelijk willen maken door tusschen de tooneelen waarin Aeschylus' tragedie vrijwel op den voet, guvolgd wordt, er eeu te voegen waar Zeus zelf zicli uitspreekt. Het is een van de schoouste gedeelten van dit gedicht, waarin het pautheisme van den dichter zich openbaart. Tu crois, Titan que tu me braves El tu n est qu'un peu ds moi-même. Daar ligt de oplossing. Prometheus is te kortzicMig om in zich een klem deel te zien van het oneindige Ziju. Zeus is Alles. Hoor: llinMIIIIIIIIIHHNinHIMHIMIHHUINMMWIIIIWfl redelijkerwijze verder van haar verwachten ? Maar ze wist niet, dat ze het kind juist dat gene onthield, waaraan het 't meest behoefte had, en zonder welke het evenmin leven kon ais een bloem zonder zonneschijn liefde; en gelukkig voor kleine Dott vond ze die in overvloedige mate bij h»ren vader. In het kleine stadje, waaronder Jephunnek's hut op de heide hoorde, viel de groote kermis op den dag voor St M;chiel. Dan krioelde het er van pruLeinannen en marskramers, de straten wemelden van at bleten en hardloupers, en er werd meer geroosterde gans gegeten, meer punch gedroi.ken en meer gevry'd, dan in de overige 3(51 dagen van het jaar Hamen. Inderdaad werd dan het lot beslist van de meeste huwbare j.mgedochters en besluitelooze jongelingen, die zwak genoeg waren, trouw plannen te koesteren. Want dien dag a:en ze allen gans, en welk jongmenscb kan, na een halven vogel verorberd en de andere helft aan het meisje gegeven te hebben, na met een glas punch ecu toast op haar te hebben ingesteld in een warme, rookerige kamer, waar de atmospheer zwaar is van uien en saliegeur, welk jongmenach kan dan nalaten zich aan hare voeten te werpen en haar hart en hand aan te bieden. 't Zou -werkelijk een te monsterachtige wreed heid geweest ziju om kermis te houden zonder Marianne, en zoodoande zou haar tevens de laatste kans ontsnappen om verbetering te brengen in haar lot. Zij dacht er lang over na en besloot te gaan, het kostte wat 't wilde. Zij zinspeelde er op tegen haar broer, in de hoop, dat hij een dag vrijaf zou vragen en Dott en haar mee naar de stad nemen, maar hij weigerde. Er was te veel werk in de steengroeven; Dott zou te moe worden, als men haar meenam, en was nog te klein om van de kermis te genieten: het weer was ook zoo verraderlijk en zou haar kwaad kunnen doen. Marianne kneep hare lippen vast opeen en zeide niets meer. Maar haar besluit stond vast. Gaan wilde zij en geen Dott mocht haar genoegen en hare huwelijksplannen in den weg staan. Op den ochtend van den grooten dag liet zij, na hare huishoudelijke bezigheden verricht te hebben, het vuur uitgaan, sloot de messen weg, zette een boterham en een glas melk op tafel, gebood het kind zoet te gaan spelen, totdat zij terugkwam en verliet bet huis en sloot de deur en stak den sleutel in haar zak. De weg naar de stad was volle acht mijlen, voor het meerendeel bergaf. Zij had hare Zondagsche kleeren aan en haar beurs bij zich. Zij was van plan van de kermis terug te zijn, vóór haar broeder van zijn werk thuis kwam en zij rekende er op dat de kleine niet vertellen zou, dat ze voor het grootste gedeelte van den dag uit was geweest. Een kind van vijf jaar kan nog niet op de klok zien en heeft zoodoende Je snis Ie ciel; je suis l'immen^e azur penpl D'astrfs msoupc mLés, d'étoiles inconnues Et de soleils plus grands que l'espace 'oil Ou, par les vastes nuits, se perd ta faible vüe. Je suis les animaux, les plantes et la mer Et la terre ... L'ombre mystérieuse et la lumière blonde, Je suis Ie monde ... En verder komen de tegenstellingen: Je suis la vie ardente et Pirnmobile mort... La niachoire qui broie et la fuyaute proie... Je suis l'ordre et la lévolte... Je suis l'amour et la haine; en moi je, sème Et je détruis; en moi tout vient et tout, s'en »a. ... tu n'aj Titan, que l'un de mes plus iuümes aspects. Le feu que tu volas, c'est moi. Ta sombre bouche Qui ui'uisulte, c'est moi. L'air oü(a voix lésonne, C'edt moi. Les hommes et te a mains qui les fayouueut C'est eLcor moi. Deze monistische wereldbeschouwing is als saamgevat in: Je suis U>ut ee qui est, qui fut et qui sera, tegenover welk absoluut Ziju in Prometheus het, relatieve belichaamd wordt, dat schijnbaar slechts hiermee kan contrasteeren. We hebben hier den sleutel der tragedie. Prometheus' dua lisme is te bekrompen om de idee der Al Een heid te doorgronden, om te beseffen dat ook hij in de hand van Zeus een werktuig is. Zijns ondanks dieut hij de Al-macht, waaivaa zijn macht een klein deel is; eu hij kan met Goethe's Mephisto zeggen: Ich oin eiu Theii von jener Kraft, die stets das Böse wiüund stets das Gute schafft." Bovenstaande verzeu tooueii een treffende ver wantschap met die van S*inburne in Hertha. Dezelfde wy/geerige gedachten is beider quiutessens: Beside or above me Nought is there to go; Love or unlove me, Ubkuow rue or kuow, I am that which unloves me and loves; JL am streken and I am tüe blow. I the mark that, is missed And the arrows that miss, I the mouth tbat is kissed And the breath in the kiss, The osarch and the sought and the seeker, the soul and the body that is. Het tragische coLÜiet tusschen Zeus en Prcmetheus wordt, door dit misverstand beheerscht. Prometheus' groote kracht, waarin al zijn deug den samenkomen, is de moed, de fierheid, tot titanischen overmoed aangroeiend en zijn wijs heid en verwantscbapsgevoel met bet Al over vleugelend. Die kracht moet ondergaan: zijn lijden i& daarmee gemotiveerd. Het motief dat hij A^schylas van zooveel gewicht is, de vrees van Zeus voor een geheim dat Prouietheus weet, een motief dat den opper god tot, een anthropouiorfe schepping verlaagt, vervalt hier. De tragedie wordt in hoog-wiJEgeerige sfeer afgespeeld. Ik behoef nu niet meer in bizonderheden bij het overige stil te staan. Het tragische voltrekt zich: voor Prometheus wordt alles smart. Maar zijn heldhaftigheid blijft, hij volhardt tot het uiterste. Door dit uiterste moet hij heen ter loutering. Dan ziet bij de Sfinx. Maar hier d^n ik nog vooral te wij «en op de b-;teekenis van Hermes in dit treurspel. Hermes is de boodschapper vau Zeus. Maar in een bi/.onderen zin. De schrijver noemt hem: la volontétoujours en mouvement de Zeus". Hermes is de groote verbindende kracht, die de door eeuwige wisseling telkens gewijzigde of verstoorde betrekkingen voortdurend herstelt; hij voelt zich als deelhebbend aan elke nieuwe MuintHniitiiiiiiMiiiiitiiiiiiuiHiiiiiiiiiiiiiiiiitiitiiiiimiiniimiiii geen begrip van tijd. Vóór den avond keerde Marianne huiswaarts. Zij bchrikte toen zij de deuren opende, daar zy' een zacht kreunen meende te hooren. Zy' riep Dott en za^ haar op den groni liggen een s'eenen vlo^r. Zij gaboo.1 haar op te staan, maar het kind verroerde zich niet. Toen ont dekte zij, dat Dott de trap op en af was ge kropen, zoo gevallen was en zich bezeerd bad. Wat het eigenlijk was, kon het kleine meisje niet zeggen, maar zij klaagde over pijn ia haar rug en haar zy'd-a. Zeg er maar niefs van aan vader, anders maakt hij zich maar ongerust," zeide Marianne. Dott wil vader immers niec bedroefd maken en morgen zal zij wel weer beter zijn." Geen half uur later kwam Jephunnek terug. Het vuur vlamde weer helder op in den haard en er voor zat zyne zuster met 't kind op haar schoot. Goede hemel, wat is er gebeurd?" De bergwerker had dadelijk ge«ien, dat er iets aan haperde, 't Betraande gezichtje, de groote koortsachtige oogen met donkeie kringen en vooral Marianne's ongewoon gedrag deden zijn hart stilstaan. O niets," antwoordde Marianne snel; een beetje maagpyn. Dat komt er van als ze te veel eet." Maar hoe kwam je er toe haar te veel te laten eten?" Mijn tijd, Jephunnek, ie hebt 't kind zoo bedorven, dat zij zich zelf weet te helpen, zoodra ik haar mijn rug gekeerd heb. Er is' geen zeggen aan." Kom eens hier, lieveling," zeide Jephunnek. 't Kind maakte eene beweging en de man sloeg zijn armen om haar heen en tilde haar op zijn knie. De verandering van houding maakte ha«r aan 't huilen. Heb je ergens pijn," vroeg hij. In mijn rug, vader." Dat is rhumatiek," zeide de tante. Dat heb ik zoo dikwijls, als ik heb staan wasschen. 't Zit in de familie. Vader leed er erg aan; dat weet je nog wel. Dan ging hij languit op de keukentafel liggen en moeder legde een warme pap op zijn rug en daarover een bruin papier en begon hem dan te strijken, zoo heet als hij 't maar velen kon. 't Is de verandering van 't weer." Hier heb ik óók pijn," zeide het kind, met de hand over haar borst strijkend. Dat is een indigestie." merkte de tante op. Daarvoor helpt niets zoo goed als een houtluis. Ik zal er morgen een voor haar gaan zoeken." (Dit is een volksmiddel een van die opge rolde, schubbige balletjes is een geliefkoosde pil van de boeren van't Westen van Engeland). (Slot volgt.}

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl