De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 18 maart pagina 2

18 maart 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1186 Boerenrepublieken. De aap is uit de mouw gekomen. Het hoofdder Engelaehe regeering heeft de zaak der ergste JingoEchreeuwers en «Ier meest jewetenlooze oorlogp-8Mculaaten tot de zijne gemaakt en aan MMOO leugms ea lasteringen eene officieele sanctie gegeven. Men zal hem voortaan de twijfelachtige eer moeten bewijzen, hem met Chamberlain en Rhodes ep' ne lijn te moeten stellen. Eigenlijk nog iets lager, want nis men de berichten uit de Kaap geioewn mag, moet Rhodes, die van Zuid-Afrik<iansche zaken meer weet dan het geheele ministerie en negentienden van zijne landgenooten, uitdruk kelijk hebben verklaard, dat de annexatie der Republieken een ernstige fout zou zijn. En zooala men weet ia voor een goed diplomaat eene fout erger dan een misdaad. »Iiwd Salisbury verdedigt in zijn ant woord eene slechte zaak met de slechtstnaogelijke middelen," schreef deze week de Frankfurter Zeitung. «Hij beweert, dat de Boerea zich reeds sedert zeven jaren ten oorlog hebben toegerust. Die zeven jaren heeft hij klaarblijkelijk alleen maar verceaaen, om iets te kunnen over slaan, wat in het verloop van die jaren is gebeurd. Geen enkel woord wordt ge zegd over den inval van Jameson, en toch i» dit de hoofdtaak, omdat hierin hel uitgangspunt ligt van den oorlog. Jameson's rooftocht heeft den Boeren duidelijk getoond, wat zij van Engeland te wachten hadden, en de wijze, waarop die rosftocht in da ofl'icieele kringen van Eagehuid is vergoelijkt en in zijne gev«igen in den doofpot ia gestopt, was zeker net gesohikt om den diepen indruk, dim bij op d« Boeren maakte, uit te wisaelacn. Feitelijk begonnen de Boeren met hunne toerustingen eerst na dit tijd stip, en het is kenschetsend voor de gnheele tegenwoordige politiek van Engeland, dat dit feit in een 200 gewichtig historisch deewwnt al» bet antwoord van Lord Salisbury k verawegen en dat in plaats daarvan dingen worden beweerd die te eanenmale onjuist zijn." Tot die «onjuistheden" behoort zeker de bewering, dat de republieken plotse ling, »a de a&ending van een »beleedigend" ultimatum, den oorlog hebben verklaard, met hare legers in Britsch gebied zijn gevallen en dit als een door ben gean nexeerd gobied hebben behandeld. >Lord Salisbury weet zeer goed," schrijft de Tempt >dat er schijnbaar offensieve be wegingen zijn, die feitelijk van zuiver defensieven aard zijn; dat de grootste kunst der diplomatie daarin bestaat, dat men dea tegenstander noodzaakt, de schijn bare verantwoordelijkheid te aanvaarden voor een vredabreuk, die men zelf onvermij delijk heeft gemaakt, en dat het van de presidenten Kroger en Steijn eene mis dadige naïeveteit zou zijn geweest, werke loos af te wachten, tot Engeland met zijne toebereidaelen ver genoeg zou zijn gevor derd om met zekerheid van goeden uitslag de vijandelijkheden te kunnen beginnen.' * * * Het beroep van de Republieken op eene welwillende tusachenkornst van de mogend heden schijnt, helaas, de stem des roependen in de woestijn te zullen blijven. De regeeringen zijn vol goeden wil, natuurlijk, maar slechts »als hare tusschenkomst door beide partijen wordt ingeroepen." En daarop is, zooals zij zeiven zeer goed weten, voorloopig niet de minste kans. Bismarck heeft indertijd gezegd, dat buitenlandsche politiek nooit een gevoelsquaestie mocht worden. En aan die uitspraak klampen zich thans al diegenen vast, die bang zijn, zich de vin gers aan koud water te branden. In alle landen openbaart zich de sympathie voor de Boeren steeds duidelijker en krachtiger naar mate men meer overtuigd wordt, dat zij een heldhaftigen strijd voeren voor eene rechtvaardige zaak. Maar het voor recht, zich door overwegingen van recht en billijkheid te laten leiden, moeten de verantwoordelijke regeeringen, naar het schijnt, overlaten aan de onverantwoor delijke massa. De nobele gevoelens, op de Haagsche vredesconferentie door de geaccrediteerde diplomaten geuit, blijken zinledige woorden geweest te zijn. De resolutiëo. van deze aanzienlijke vergade ring toonen zich, bij de eerste ernstige proef, het papier niet waard waarop zij ge schreven zijn. Dat de openbare meening in Engeland zich op een dwaalspoor laat leiden en dat de overgroote meerderheid der liberalen daar te lande de conservatieve regeering steunt, is in de gegeven omstandigheden verklaarbaar. De hartstochten zijn geprik keld door de ernstige verliezen en de lange reeks van nederlagen; in zulke gevallen hebben de voorstanders eener wijze ge matigdheid weinig kans, voor hunne waar schuwende stem gehoor te vinden, aller minst wanneer geen staatsman van grooten invloed en gezag optreedt als pleitbezorger voor eene bij de groote massa niet popu laire zaak. Maar het is eene ontmoedi gende gedachte, eene bittere teleurstelling, dat de openbare meening in andere landen geen kracht genoeg blijkt te bezitten, om de regeeringen te nopen tot eene tusschenkomst, die hoe bescheiden en welwillend ook zeker hare uitwerking niet zou missen, wanneer zij van verschillende zijde werd aangeboden en gesteund. Doch laat ons den moed niet opgeven. Alle» wijst er op, dat de Boeren zullen volharden in hun strijd, dat die strijd weldra op een voor hen gunstig terrein zal worden verplaatst, en dat de moeielijkheden voor Engeland eerst dan recht sullen beginnen. Zou het zoo geheel on denkbaar zijn, dat de algemeene en leven dige sympathie voor de Boerenrepublieken dan óók de regeerenden tot meerdere activiteit prikkelde, en dat Engeland onder die pressie eene vriendschappelijke inter ventie niet meer onwelkom zou vinden? «IIIIUIIIIIIIIWIIIIIIUUIIIIMIIIIIIIIIIIIimillllMJIIIIIIUIHIIHIIIIIUIIIIIIIIII odalt, aana&lza&nfitbzn. riiiimiimiHiiiHiiiiiiiimiiiiiiiMiimimiiiiiiiiHiiiiiiiiiiHMiHiitii Onteigening in net belang Her n. Konden wij ons in hoofdzaak, dat wil hier zeggen in beginsel, vereenigen met den regel volgens welke het wetsontwerp de schadeloos stelling by' onteigening van bebouwde perceelen vaststellen wil, de minder ingrijpende rege ling" die ten aanzien van ongebouwde eigen dommen is getroffen, scbynt ons ook minder doeltreffend. Te hunnen aanzien" z--gt de me morie van toelichting, kan behoudens enkele restricties de verkoopwaarde als maatstaf ter bepaling der schadevergoeding blijven gelden". En daarmee uit. Naar motiveering dezer krasse uitspraak wordt zelfs niet getracht. Eigenlijk maakt de wet ons omtrent de bedoe lingen van den minister nog wijzer dan de toelichting. Ia de wet wordt tenminste gezegd wat wy, onder die restricties" hebben te ver staan. Artikel 94 luidt: .Van ongebouwde eigendommen wordt vergoed de som, die zij in het tijdperk, beginnende achttien en eindi gende zes maanden -oor den dag, waarop het voorstel tot het reisbesluit betreffende de onteigening werd ingediend, by volledigen verkoop hadden kannen opbrengen". M. a. w. niet de vtrkoopwaarde die de grond op het oogenblik der onteigening bezit, zal worden vergoed, maar de waarde die zij bezat, vóór er van onteigening sprake was In do toe lichting wordt niet betoogd om welke reden de verkoopwaarde niet zonder meer als maatstaf ter bepaling der schadevergoeding kan blijven gelden, en evenmin, om welke reden aan geen andere afwijking daarvan, aan geen ingrijpender regeling" beboette is. Men laat ons raden waarom de voorgestelde restrictie" noodig is, en evenzeer, waarom zy' de ^ige noodige is. Misschien zonder opzet, stelt de minister het voor alsof omtrent deze zaak met hem van meeting te verschillen, van iemand die zy'n verstand heeft niet te verwachten is. Alsof dat een uitgemaakte zaak is Alsof bedenkingen tegen die artikel indien er ooit heböen bestaan geen overweging meer verdienen. Bestaan hebben er, en er bestaan er nog, zelfs in soorten. Er bestaan er nerzyds en er bestaan er anderzijds. Er bestaan er bij wie, in het belang van bun beurzen, de schade loosstelling booger zouden willen hebben, dan de restricties zorgen dat ze uitvallen kan, en er bestaan er by' wie, in het belang der volks huisvesting, de schadeloosstelling lager zouden willen hebben, dan de gebezigde maatstaf mee brengt dat ze bedragen zal. Met de ooren van den verslaggever der Nieuwe Rotterdam che Courant hebban wy het vorig maai reed» geluisterd naar zekere Mr. Mart. Tels, redenaar voor de Vereeniging van Grondeigenaren. Op den bewusten avond bestreedt hy het ontwerp, omdat het in atry'd was met niet minder dan drie wetten, te weten de grondwet, da gemeentewet en het burgerlyk wetboek ; de goede man noemde er de artikels by ; Toorts omdat h«t niet van philaatropischcn aard was, de huiseigenaren hun bezit ont neemt en alaoo armoede schept inplaats van haar te voorkomen"; en ten slotte, men geve acht, omdat voor onbebouwden eigendum slechts de waarde zal worden uitgekeerd berekend naar die, welke het geheele complex bij ver koop zou opbrengen." Mr. Tels, en de heeren door wie hy herhaaldelyk werd toegejuicht, dezelfden, die het rekest aan de regeering, dat hun advokaat bezig is op te stellen, onderteekenen zullen, kort en goed, de grondeigenaren, zy'n niet bijster ingenomen, bly'kt dus, met de door den minister gemaakte restricties." Daar hebben zy hun goede redenen voor. Zoodra het bekend wordt, dat Staat of Gemeente voornemens is eenig pand te onteigenen, sty'gt zulk een perceel in waarde. By monde van den heer Krnseman vernamen wij, dat geen voordeeliger transactie met onroerende goederea te ondernemen is, dan ze te laten onteigenen. Welnu, aoo oamogelyk als het in het algemeen is om opzettelyk mst zijn grond deze transactie te ondernemen, zoo aangenaam moet het voor een rechtgeaard grondbezitter wezen, als Staat of Gimeente te kennen geeft juist zijn grond te willen hebben. Want grond, die eenkansje loopt om onteigend te worden, is mér waard dan anderen grond. De restricties van den minister willen er tegen waken, dat dit voortaan bij onteigening in het belang der volkshuisvesting het geval is Zy willen beletten, zegt Mr. Kruseman, dat de aankondiging van een voorgenomen onteigening den prijs van het terrein doet stygen." Zoo wordt dus aan iedere kansrekening der grosdeigenaren een einde gemaakt l Grond mét een kansje zal in het vervolg niet meer waard «yn dan grond zónder een kansje. En omdat alle grond zonder een kansje toch altijd nog een kansje heeft ooit nog eens grond mét een kansje te worden, achten de grondeigenafen zich benadeeld. Mr. Tels bestrijdt e wet, omdat de schadeloosstelling van de perceelen die onteigend worden, niet de marktwaarde van naburige perce«len zal overtreffen. Hy' wil de premie op onteigening behouden. Hy klaagt dat men zy'n cliënten te kort doet, door al hun op te ontaigenen grond gebouwde luchtkasteelen in puin te doen storten. Het spreekt vanzelf, dat deze argumenten by menschen die geen grondeigenaren zy'n, niet heel zwaar wegen. Dat er krachtige oppositie zal worden gevoerd tegen de restricties," is niét waarschijnlijk. Het motief er van loopt te zeer in het oog en is daardoor krenkend voor het billykheidsgevoel, zelts van behoudende menschen. Meer om het lijf hebben de bedenkingen die anderzijds, en, laten wy' het maar direct er bijvoegen, onzerzijds, tegen de in het ontwerp voorgeslagen regeling bestaan. Niets belem mert," zegt Mr. Kruseman in zy'n meer aan gehaald artikel, de rationeele uitbreiding van steden meer dan de onmogelykheid om terrein te verkrijgen, anders dan door het tegen onredelijke hooge pryzen te koopen van parti culiere eigenaren, op het oogecblik dat het hun behaagt met hun grond aan de markt te komen." Zonder een bepaling die daarin verandering brengt, ware een woningwet een halve maat regel." Hier is bovenal behoefte aan ingrypen des wetgevers." Met die woorden stemmen wij van ganscher harte in; daarom stelt het ons teleur in Mr. Kruseman niet iemand te vinden die zich mét ons kant tegen de door den minister voorgeslagen, naar diens ei^en verkiariug minder ingrijpende regeling/' en vóór de veel haters en vooral veel ingrijpender regeling, die door het Congres voor Upeubare Gezondheidsregeling is voorgesteld. ') Door een commissie bestaande uit de heeren prof. van O^erbeek de Meyer, dr. Wintgens, Conrad, Tellegen en Drucker, werd op de derde jaarvergadering voorgesteld te verlangen dat aan de voorschriften ter bepaling der schadevergoeding van de bestaande onteige ningswet, zou worden toegevoegd: voor on bebouwde eigendommen worde tot maatstaf genomen de pachtwaarde (wy cursiveeren) in hun bestaanden toestand". De heer van Zuylen opponeerde daartegen. M*>n kan wel beweren, zei hy, dat de speculanten, die rondom de zich uitbreidende geineenien gronden opkoopen om ze later op prijs te houden, evengoed vampyrs zijn als de huisjesmelkers, maar ik kan dit niet toegeven. De huisjesmelker ziet dagelyks de ellende van zijn slachtoffers en leeft om zoo te zeggen door die ellende, terwyl de bouwgrond-speculant de gansche gemeenschap benad -eli en daarin gelijk staat met vele anderen, die uit een monopolie, of uit handelsspeculatie, halen wat erin zit1'. Is het niet onjuist, dat van de speculanten in bouwterrein allén zy' getroffen worden, op wier grond de keus voor den bouw van. goedkoope woningen valt, en is dit practisch niet gevaarlyk, omdat er onder die speculanten in de gemeente invloedryke mannen kunnen zy'n, die, als de beste grond voor goedkoope woningen juist de hunne was, misschien het gevaar van winstderving of verlies van zich zouden weten af te wenden, zoodat er op minder gunstig gelegen grond werd gebouwd?" O s komt deze argumentatie eenigzins ver ward en zwak voor. Maar de commissie beloofde met zyn bezwaren rekening te zullen houden en vo deed haar schuld door achter het woord genomen" in te voegen of de belastbare opbrengst volgens de grondbelasting, of....". De onteigende party wilde zij de keus dus laten tusschen een schadevergoeding met als maatstaf de pachtwaarde en eene, met als maatstaf de belastbare opbrengst volgens de grondbelasting. Onwillens of wetens heeft, geloof ik, de com missie welker dib geredigeerd voorstel aange nomen werd, den heer Van Zuylen met een kluitje in het riet gestuurd. Mij althans ik sta, geloof ik, alleen, want de heer Veldman, de eenige die voor zoover my bekend is, dit punt heeft aangeroerd, toont groote ingenomen heid met de beslissing is het niet recht dnidelyk welke verandering in den geest van den heer Van Zuylen, door invoeging van dat achttal woorden, is bewerkt. Bedrieg ik my niet. dan geldt voor de grondbelasting als be lastbare opbrengst van ongebouwde eigendom men, de yaarlvjksche zuivere pacht of huurwaarde, dat is de gemiddelde prys na vyt jaar onder gewone omstandigheden bedongen; voor een open plaats en voor erf, tuin, park, waarop gebouwde eigendommen staan of waarbij ge bouwen behooren in de bebouwde kom. eener gemeente gelegen, wordt de hoogste pacht of huurwaarde aangenomen, welke in die gemaente voor andere eigendommen is bepaald. Met een gering onderscheid ten voordeele van sommige bezitters van onvruchtbaar bouwterrein, is dus de maatstaf in beide gevallen dezelfde. De keus die de onteigende partij gelaten wordt tusschen schadeloosstelling naar de belastbare opbrengst volgens de grondbelasting of naar de pachtwaarde ia voor een recht geaard grond bezitter de keus tusschen galg en rad; of, zooals man dat ook wel eens uitdrukt, de keus tusschen ja en ja. Tien tegen een dat hij ja zal zeggen. Want als de belastbare opbrengst geschat wordt voor de grondbelasting, vak ze dikwijls in het voordeel van den belastingplich ige wat laag uit, zelden of nooit te hoog. Hij betaalt van de geschatte som eenige procenten als belasting; de fout wordt belang rijk verkleind, de eigenaar betaalt een beetje te weinig. Maar wordt volgens deze zeilde schatting nu de schadeloosstelling vastgesteld, dan wordt de fout in plaats van verkleind, dertig a veertig maal vergroot. Nu betaalt de gemeente een boel te weinig en allicht schreeuwt de eigenaar rechtgeaard als hij is moord en brand. Ongetwyfeld zal hy er beter by varen indien, zoodra het besluit tot onteigening ge nomen is, een onpartijdig persoon nauwkeurig de pachtwaarde komt schatten; nauwkeurig, omdat hij weet dat van zy'n fout geen pro centen worden betaald, maar dat ze moet worden gekapitaliseerd. Gaarne zou ik, hetzij van een der commissie leden, hetzij van den heer Veldman, vernemen waar vandaan zy de meening halen door het invoegen der bewuste woorden aan het bezwaar van den heer Van Zuylen tegemoet te zy'n gekomen. Mij blijft dat een raadsel. Zooveel is zeker, dat wy het in beginsel allen eens zijn, en met onze meening staan tegenover die van den minister. De opbrengst van het land moet worden gekapitaliseerd, desnoods berekend naar een zeer lage rentestandaard; de marktwaarde die de grond daarboven heeft, behoort niet den eigenaar toe, maar der gemeenschap, want door haar is zij ontstaan. Om niemand persoonly'k te benadeelen, zou men de bepaling kunnen maken, dat de onteigenicgssom niet beneden de laatst-betaalde koopsom mag liggen, indien het tenminste mogelijk blykt deze regel zoo te formuleeren, dat fraude wordt voorkomen. De minister daarentegen is het met den heer Van Zuylen eens. De huisjesmelker, zeggen zij, ziet dagelijks de ellende van zijn slacht offers en leeft om zoo te zeggen- door die ellende, terwyl de bouwgrondspeculant de gan sche gemeenschap benadeelt .... Zy vergissen zich. Een hooge onteigenings som levert voor de gemeente een onoverkomelijk bezwaar op om gronden te onteigenen. De prakty k leert het immers. De gemeenschap wordt niet benadeeld, maar tot werkeloosheid gedoemd. En wil zij toch wat doen; bouwt ze woningen op duur verkregen grond; dan is ze verplicht hóóge huren te vragen; dan huisvest ze de kleine burgers, maar de paupers niet Een ander slot moeten wy maken aan den zin van den heer van Zuylen, om er den toe stand naar waarheid mede te beschrijven. Het zij ons vergund meteen de klemtoon te verleggen. De huisjesmelker ziet dagelijks de ellende van zijn slachtoffers en leeft om zoo te zeggen door die ellende, terwijl de bouw grondspeculant de ellende van zijn slachtoffers niet ziet omdat hij door die ellende ver van hen vandaan, in Scheveningen of in Zwitser land, kan leven. Kwam het uit den hemel gevallen, wij zouden den bouwspeculant zijn zoet en gemakkelijk winstje niet misgunnen. Maar wij willen het hem ontnemen om lat hy het geniet ten koste van onnoemelijk veel leed en bittere ellende, ten koste van de gezondheid en het geluk van duizenden medemenschen; omdat het noodzakelijk is in het belang der volkshuisvesting. *,* Eenige andere afwekende bepalingen van de gewone onteigenit gswet bij onteigening ten behoeve der volkshuisvesting, zooals de ver deeling der proceskosten, enz, zullen stell'g er zeer veel toe bydragen om de goede wer king van de ontworpen wet te verzekeren. Het zon ons te ver voeren daarbij stil te staan. S. p. p. ? lllllimilMMMIIIIIIIIlMIIIIMIIimmimmiUIIIIMIlimlMIIIIIIUtHIHIIHIII 1) Zie Tijdschrift voor Sociale Hygiëne, no. 3 en no. 5. Mnzieïin fle Hoofdstad. Ook ditmaal geef ik er de voorkeur aan niet het concert, maar de dopateursrepetitio van de Maatschappij «Caecilia" te bespreken, daar de repetitie zeker niet in belangrykheid achter staat bij het concert en ik dan reeds in dit nummer kan gewagen van de schoone uitvoering van Brahms' eerste symphonie en van de schitterende vertolking welke »Ein Heldenleben" van Richard Strauss mocht ten deele vallen. Vooral het laatste werk was het «evenement", hetwelk met spanning werd tegemoet gezien en dat ieders aandacht ten toppunt voerde. Het was de derde maal, dat het hier in Amsterdam werd uitgevoerd. Toen het werk 26 October van het vorige jaar zijne première beleefde heb ik er uitvoerig over geschreven. Ik zou my daarom ontheven kun nen achten van de taak het weik thans in den breede te bespreken; doch de indruk, dien ik er opnieuw van ontving is zoo sterk, dat ik den lust niet weerstaan kan aan het toenmaals geschrevene het een en ander toe te voegen. In zes deelen heeft Strauss zyn geweldig toongedicht geconcipieerd; n.l. der Held, des Helden Widersacher, die Gefahrtin des Helden, des Helden Walstatt, die Friedenswerke en die Weltflucht und Vollendung. Strauss heeft »ein Heldenleben" volgens zy'n eigen verklaring (zie de Erliiuterungsschrift von Fr. Rösch) geschreven met het doel een completeerend pendant te scheppen tegen over »don Quixote". Is deze de tragischkomische ridder van de droevige figuur, in het Heldenleben heeft Strauss willen ureëeren eene phantasie van echt mannelyke, krachtige gestalte; geen bepaald dichterly'k beeld uit de historie, maar een vrije, algemeene helden figuur, waarop de spreuk van toepassing kan zijn: Durch Kampfzur inneren, von schmerzlichem Verzicht getragenen Erhebung. Dat nu in zy'n werk veel voorkomt, hetwelk de vrucht is van het zelf doorleefde, kan geen verwondering wekken. Welk groot kunstenaar zou in staat zijn, dat gene wat hy zelf gevoelt, en wat by' op den bodem zy'ner eigen ziel ziet leven, te ver loochenen en zyn genie slechts dienstbaar te maken aan iets, dat van buiten af slechts door zy'n geest geadopteerd is? Strauss, met zyn ongemeen sterk geprononceerde persoonlijkheid zeker niet. Nu ligt het voor de hand, dat de zes phasen, waarin hy zijn held muzikaal ons voor de ooren toovert, ons niet allen even sterk zullen aantrekken. My persoonly'k zyn de eerste, derde, vijfde en zesde tafereelen het meest sympathiek maar dan ook zóó, dat het voor mij alles overtreft in ry'kdom van vinding, kracht van conceptie en meesterly'kheid van bewerking, wat de jonge meester vroeger heeft geschreven. Het eerste thema, het Heldenthema, kan niet anders bestempeld worden dan met het woord urwüchsig. Het heeft alle eigenschappen om aan zyn roeping te beantwoorden; n.l. oorspronkelijkheid, energie en een sterk sprekende physionomie, waardoor het steeds gemakkelyk herkenbaar h, waar het zich ook vertoont. Ook het thema «des Helden Ge fahrtin" in Ges is zoo vleiend schoon en streelend, en toch altijd van zoo voornaam gehalte, dat men zich ook hier wel niet ge makkelyk zal kunnen vergissen in de beteekenis dier zoete melodie. Aan die verschillende cadensen der solo viool b .hoeft men niet al te veel te hechten; zy hebben iets capricieus over zich en moeten de Ges-dur episode zoo langzamerhand voor bereiden, doch vormen niet het essentieele van het derde beeld. In »Des Helden Friedenswerke" vindt men een menigte thema's uit vroegere werken van Strauss broederlyk veraenigd en steeds ver bonden met de belangrykste motieven uit dit werk zelf. Hier is het speciaal de contrapunttiker Strauss, die aan het woord is en ware het niet, dat alles zoo schitterend schoon geinstrumenteerd is, dan zou men meer kunnen spreken van behendigheid in de behandeling der muzikale techniek dan van conceptie; echter dit moet gezegd worden alles klinkt zoo ongedwongen, zoo gewoon alsof het zoo behoort. Het slot van het stuk is voor my' de kroon van het geheele werk en tevens van het ge heele streven des genialen toondichters tot op den huldigen dag Hoe mild en vreed zaam klinkt die heerly'ke melodie in Es! Eene »erhabene Ruhe" straalt den toehoorder er uit tegemoet het is de E r h e b u n g, die uit den K a m p f geboren is. Deze laatste episode is inderdaad aangrijpend schoon l Zoo rest mij nog te spreken over «des Helden Widersacher" en »des Helden Walstatt". Wat nu het eerstgenoemde tafereel aangaat nie mand, en Strauss zelf het allerminst kan verwachten, dat men door die muzikale schil dering medegesleept zal worden. Echter ik moet eerly'k bekennen, dat my alles volkomen klaar en duidelijk voorgekomen is; let wel beschouwd in het kader van het stuk; en dat de componist op wel is waar ultra-realistische wy'ze zijne gedachten heeft geuit, maar er dan ook in geslaagd is niet den minsten twyfel over te laten aangaande de strekking zijner bedoelingen. In «des Helden Walstatt" zou men misschien eene acustische wanverhouding kunnen constateeren in het gebruik 'van het slagwerk, het neemt m. i. wel wat te lang en te veelvuldig deel aan de instrumentatie. Wel worden de thema's niet onderdrukt; wel wordt er niets opgeofferd aan de duidelijkheid, doch het voortdurend gedreun van pauken en groote en kleine trom is meer op zyn plaats in de buitenlucht dan in de concertzaal. Het kan echter zyn dat my'n plaats minder gunstig is geweest. Deze opmerking is natuurlyk niet in staat den indruk van het geheel belangrijk te ver storen of de appreciatie van het werk te ver minderen. Zooals ik zeide, acht ik dit opus 40 van Strauss het belangrykste wat hy tot dus verre heeft voortgebracht. Ik kan my wel voorstellen dat niet iedereen deze meening deelt en dat velen misschien het hoofd zullen schudden en vragen: waarheen ? Hun zou ik willen toevoegen : Bekreun u toch niet hierom; daarvoor zal Strauss wel zorgen. Hoe gemak kelyk ware het voor hem te componeeren in den ouden trant. Zy'ne eerste werken, toen bij nog moest leeren van anderen en van zichzelven, sloten zich aan by illustre voorbeelden. Ondanks den tegenstand dien hij ondervindt, gaat hy echter moedig voort. Hy ziet niet links noch rechts; vooruit is zy'n doel. Deed hy zulks niet, dan zou hy niet zyn KICHAKD STBAUSS en die groote mate van zelfstandig- ' beid heeft hy gemeen met alle groote man nen vóór hem. Want vergeet niet dat alle degenen die in zelfgenoegzaamheid het publiek van hun eigen tyd hebben trachten te behagen en streefden naar vergankely'kea roem, thans reeds beginnen te verbleeken of nog slechts uit de geschiedenis bekend zyn. Dat echter de grooten van vroeger Bach, Mozart, Beethoven, Wagner, evenmin door een gedeelte hunner ty'dgenooten zyn be grepen en sterk aangevochten zyn geworden. Strauss is een persoon. Ik heb mijne meening over hem gezegd. Aan de geschiedenis zij het overgelaten over hem te rechten. En thans over de uitvoering. Deza was zoo mogelyk nog klaarder en duidelyker dan de vorige keer. Niet alleen dat de thema's allen doorzichtig en goed verstaanbaar waren, doch ook de kleur van het orchest was zoo betooverend mooi, zoo wegslepend en glansryk, de motieven werden allen met zoo veel karak teristiek weergegeven, dat men duidelyk ken bespeuren, dat alle leden doordrongen waren in de beteekenis der thema's. Dat is de grootst» hulde die men den voortreffelyken leider Mengelberg en zyn intelligent orchest kan brengen. De Heer Zimmermann droeg ook thans weder de viool-solo voor met al de charme in de cantilene en alle virtuositeit in de technische passages, waarmede hy destyds my'n hart ge stolen heeft. Hem dus nog een by zonder woord van dank ! De eerste symphonie van Brahms was qua uitvoering evenzeer een meesterstuk van den eersten rang. Het eerste gedeelte, met al zijn energie en toch diep tragische melancholie, het tweede deel met zyn verkwikkend warme melodie, het derde deel met zy'n onschuldig naïef klarinet-thema en het finale met zy'n jubelend C-dur, wel wat al te zeer aan Beethoven's Negende-Finale herinnerend, dat alle» kwam onder Mengelberg's tooverstaf wonderwel ? tot gelding. Het concert werd geopend met Weber's Obéron-ouverture, die zeer klankschoon gespeeld werd doch in rbythmisck opzicht nog meer markant had kunnen wezen. Nog wil ik het een en ander mededeelen over tene zangeres, mejuffrouw Therese Behr, uit Berly'n, die in het Concertgebouw optrad en misschien geroepen is een hooge plaats in te nemen in de zangwereld, indien zy er in kan slagen zich zelve die artistieke volkomen heid te verschaffen, die in den regel de virtuose van de kunstenares onderscheidt. In het eerste deel zong zij het bekende «Largo" van Handel en eene aria van Buononcini. De indruk, dien zij daarmede bereikte, was zeer groot. Uiterst sober, zonder het minste effectbejag, men zou haast zeggen zonder de italiaansche trucs, die er meestal by schynen te behooren, was z\j de eenvoud zelve en nam zy aller harten dadelyk voor zich in. Een overheerlyk piano, dit hoorde men reeds dadelyk, had zij tot haar wil en beheerschte zy volkomen. Dit piano echter werd haar in het tweede deel »verhüngnissvoll." Niet alleen dat Schubert's «Kreuzzug" en Brahms' «Sapphische Ode" veel te langzaam werden gezongen echter hierby werd dit wonderschoone piano te pas en te onpas aangebracht «men meikte die Absicht und ward verstimmt." Strauss' lied «Traum durch die Dammerung" gelukte haar beter; maar hierin hinderde de vocaliseering van de a en de , welke voor onze Hollandscher ooren te scherp was. Relatief was d'Albert's «Drossel und Fink" het best getroffen. SchumaDn's Waldesgesprach" was evenzeer te veel geaffecteerd. Mejuffrouw Behr scheen deze liederen te beschouwen als expresselyk voor bare qualiteiten geschreven. Zij interpreteerde ze ten minste zoo. Onnoodig te zeggen, hoe ver keerd dit standpunt is. Elk uitvoerend kun stenaar moet in de allereerste plaats eerbied aan den dag leggen voor het kunstwerk. De meening van componist en (by vocale muziek) niet minder van den tekstdichter moet het zwaarste wegen. Daarnaar moet ieder executant zy'n e talenten en gaven weten te plooien. Zóó wordt de kunst op waardige wy'ze uitgeoefend. Wanneer mejuffrouw Behr hare affectatie weet af te leggen, wanneer zjj zich meer gaat verdiepen in het kunstwerk en dit wel beschouwen niet van haar eigen standpunt uit, maar van dat der auteurs dan kan zy een der allerbeste zangeressen worden van den tegenwoordigen tyd want haar is veel gegeven, een afgewerkte techniek, een prachtvel orgaan en warmte in de uitdrukking. Moge dat spoedig zoo komen! De orchestwerken van dien avond waren Brahms' vierde symhonie, waarby' vooral de eerste twee deelen veel indruk maakten. Het voorspel uit Saint-Saëns «Déluge,' met de wonderschoon gespeelde vioolsolo door den Heer AndréSpoor en het geestig, pittig, geinstrumenteerde Carnaval in Paris van Svendsen. Den Heer Mengelberg een woord van hulde voor de leiding dezer orchestwerken en niet minder voor zijn heerlijk en delicaat accompagnement bij de liederen! Am. AVEHKAMP. Gehort die 3. Leonoren-Onvertire an den AB fang einer FWelio-Anllirnng ofler nicht? In den meisten Besprechungen ber die von Herrn Viotta geleitete Auffiihrung des «Fidelio" im Haag, wurde es lobend hervorgehoben, dass der Dirigent an Stelle der ursprünglichen Ou verture (in E) die sogenannte 3. Leonorenouverlüre zu Beginn der Oper spielen liess. In keinem der Referate fand sich ein Hinweis darauf, dass der Dirigent, welcher so verfahrt, sich damit eines groben Vergchens gegen den musikalisch-dramatischen Stil schuldig macht, sich in direkten Widerspruch mit denjeriigen Prinzipien setzt, welche ichard Wagner durch Wort und That verfochten bat. Herrn Viotta's Stellung zu Wagner, sein hingebungsvolles

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl