De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 18 maart pagina 3

18 maart 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho, DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Smtreten für die Werke des Meisters ist bekannr. Urn so anffallender erscheint «B, dass er bezüglich der in Rade stehenden Frage, ?eb von Wagner's deutlich ausgesprochenen "ËRentionen entfernt. Der Umstand, daas fast «n allen Theatem, welche den «Fidelio" anfführen, der gleiche Fehler begangen wird, ist ein Beweis dafür, dagg trotz des Siegeslaufe?, 4«n Wigner's Werke ber die Bunnen der Weh genommen baben, die kiaftigen Anregtmgen des grossen Reformators hinsichtlich der Stilreinheit bei der AuffuurungnrusikaKsehdramatischer Meisterwerke, noch immer mit der gleichen GeringachiUzung behandelt werden «ie zu seinen Lebzeiten. Es kann daher nicht antzlos gein, die gerade auf die L»onorenMavertüre bezüglichen Aussernrgen Wagner's wieder in Ermnerung zu bringen. In der Abhandhing »über dia Ouverture", Band I seiner gesammelten Schriften sagt Wagner, dass, wenn man nicht das Kunstwerk im Allgemeinen sondern die wahre Bestimmung der Ouverture im Besondern betrachte, die zu ?Leonore" nicht als Vorbild hingestellt werden fcann, »denn sie bietet wie in allzu feuriger Yorausnahme, das ganze bereits in sichabge?chlossene Drama, woraug es sich ergeben muss, dus sie entweder vom Zuhörer nicht verstanden oder irrig aufgefasst wird, so bald diesem nicht ?fewa die ganze Handlung schon zom voraus bekannt ist, oder aber, wird sie vollkommen verstanden, so sehwacht «te wnzweifelhaft den Gemixs am darauf folgenden explwirten dramattachen Kunstwerk setbst." (S. 2ül). »Man kann dieser wonderbaren Ouverture zu Leonore" keinen anderen Entstehungsgrund zuuprechen: f er n daoon nur eine mutikalisehe inleitwig zu dem Drama zu geben, füurt sie una dieset) bereits vollsiandiger und ergreifender Tor, als es in der r.achfolgenden gebrochenen Bandlang geschieht. Dies Werk ist nicht mehr «Sne Ouverture, sondern das gewaltigste Drama seibst." (S. 197). »In diesem machtigen Tonstücke hat Beet hoven, wie zuvor gesagt, ein musikalisches Drama gegeben, ein, auf Veranlassnng eines Theaterst ckes geschaffenes, Drama für sich, naeht etwa nur die einfache Skizze des Hanptgedtnkens desselben, oder gar blos eine vorbereitende binleitung zur scemgchen Aktion: aüerdings aber ein Drama im idealsten Sinne." (S 200). Mit einem nns jetzt gelaufigen Kunstausdrack, welchen Wagner natürlich bei der Abfassung seirer Schrift nicht kannte, mussen vir also die 3. Leonorenouverture hezeichnen als ein ^ynphonisches Gedicht im Form einer Ouverture," dessen Programm sich in Wesentlichen decktmit dem lnhalt der Oper »Fidelio". Dieeen lnhalt aber dem Hörer der Oper vor deren Aufführurg durch eine musikalische Froduktion bekaunt zu geben, ist derselbe grobe Fehler, als wenn man eine Novelle oder ein erzanlendes Gedicht vor der Aufführung eines Dramas vorlesen liesse, das der.se! ben Stoff dramatisirt bietet. Man kommt damit der Sache nach zurück auf den von Leoncavallo fur ein gewisses Publikum wieder aufgefrischten Unl'ug des dramatischen Frologes. Dass die Leonorenouvertüre nun ein erhabenes Meisterwerk und noch dazu eines der wirkungsvollBten Orcbesterstüoke ist, hat hierbei nicht mitzusprechen, da vom rein asthetischen S tandpnnkt aus die Anfführung eines musikalischen Dramas ii;klusive Ouverture nur als ein Ganzes betrachtet werden kann. Wie bitter einst es Wagner brigens war fflit der Verdammurg derjenigen Einleitunger, welche ii.folge ihres Inhaltes den Genuss am darauf folgenden Kunstwerke abschwachen ereehen wir daraus, dass er seine eigene TannnMIWIMIIMIHIHI Het speelgoed voor kleine Dott DOOK S. BARING?GOULD. (Slot.) Ik maak me een beetje ongerust over haar", zeide Jepbunnek zacht voor zich heen. Mija Mabel klaagde over juist denzelfde pijn, vóór zjj ziek weni''. Dat kou\t allemaal wel terecht. Kinderen zyn net kurken, die in 't water dry'ven. Eén oogenblik zyn ze er onder, maar ze komen dadelyk weer boven". Ik waag het er niet op, ik ga den dokter halen". Den dokter! Onzin! Nu zie je eens, hoe je je geld weggooit l Een houtluis kost fiets, en aan den dokter moet je zeker een tienfje be talen. Wacht nog eens tot morgen en daarbij, ik geloof, dat er een storm opkomt". Het was niet het vooruitzicht van den storm, dat hem van zy'n voornemen afbracht, de her haalde verzekering zy'cer zuster, dat slaap het beste geneesmiddel voor het kind zou zijn, dat de dokter op kermisavond toch wel niet zoo ver zou willen meekomen, en dat men den volgenden dag beter zou kunnen zien, wat 't kleine meifje scheelde, deed hem eindelijk be sluiten, het tot den ochtend aan te zien. Maar slechts onwillig stemde hij toe, en den volgenden dag girg hy naar de stad, om den dokter te halen, die hem zeide, tot zy'n terug keer te wachten of over een paar uur de medicynen te komen halen. Wat Dott scheelde, kon Jepbunnek niet zeggen. Zij was den ge heelen nacht koortsig geweest, en had veel pyn gehad; bij bad by' haar gewaakt; zij had alleen maar bij tusschenpoozen gedommeld, en wilde niet gaan slapon, als haar vader niet haar handje vasthield. De bergwerker was overdreven nauwgezet, en voelde zich niet gerust daar hy van z\jn werk was weggebleven, zonder een boodschap te sturen. Daarom ging hy naar de steengroe ven, hoewel het acht of negen mylen klimmen was, zeide de opzichter de reden zijner afwe zigheid, en vroeg hem, of hy zoo roodig, ook den volgenden dag nog mocht wegbly'ven. Van hier naar zyn huis was het nog vijf mylen in de tegenovergestelde richting, en een oogenblik weifelde Jephunnek, of h;i dadelyk naar de stad zou terugkeeren, of nog even naar Dott zou gaan zien. Daar hy ech'er vreesde, dat er zoodoende te veel tijd zou verloopen, vóór 't kind de medicyn kreeg, besloot by' eerst het drankje te halen. Maar toen j hij bij den dokter aan belde, was deze niet thuis. Hy was zijn patiën ten bezoeken en de meid zeide, dat ze niet wist, wanneer hy terug zou komen. Daarom ging de bergwerker de stad in, en liep doelloos rond, terwy'l hij keek naar de overblijfselen van de kermis kramen, die hauseronvertüre von dem Vorwnrfe nicht freisprach. Im Mürz dea Jahres 1852 schrieb er an seinen Frennd Theodor Uhhg, dass er zn dem Schlues gekommen sei, die Tannhaaserouvertüre gehore eigentlich in den Konzertgaal, nicht aber an den Anfang der Oper. »Dort würde ich," haisst es wörtlich. »wenn i eb es bestimmen durf te, nur das erste Tempo d«r Ouverture ansrühren lassen, das brige ist im glücklichsten Falle des Verstandnréses zn viel vor dem Drama, im andern aber zu wenig." Und als er seinen Tannbauser für Paris einer Uraarbehung nnterzog, Hess er die cffdktvolle Ouverture einer Einleitung weichen, welche mit strenger Befolgnng seiner attheriscuan Maximen nur soviel bietet als der Zobörer vor dem Beginn der Oper wissw» darf. Man wird mir nun vielleicbt den Vorwnrf machen, dass ich trotz der Kenntnin dieser Thatsachen in den von mirgeleiteten Anff brungen des «Tannbauser" selbst die Ouverture gpielen lasse. Ich mnss darauf erwidern, dass mir di« volls'andige pariaer Bearbeitung eben nicht zur Verfügung steht, ich erne selhetB'üodige Korrektur Wagner's aber natürlich fur nnstattbaft halten mnss, da es einer solchen nie gelingen würde, da-jenig-e künstlerische Ebenmass zwischen Einleitung und erster Scène heriustellen, welcbes Waftner's Meisterhand zwischen der verkürzten Ouverture und der auügedehnteren Venusbergscène geschafftm hat. Wie hier die Pietat eifordert die alte Originalgestalt beiznbeualten, so darf auch die Originalgestalt des «Fidelio" nicht entstellt werden durch die Einfttgung einer Ouverture, die gerade wegen ihrer unvergleichlichen Sch nheit und Gewalt nicht nor die Symmetrie des Geeammtkunstwerkes zer&tört, sou d er n auch das Interesse an der dramatischen Handlung in empfindlichster Weise verringert. PETBK RAABB. Joost ?. i Vondel en A. Tü. Hartkamp. De heer Hartkamp zal in 't eerst misschien een beetje verbaas-d opkijken, en achter uit gaan slaan, als hij zijn naam aan dien van Vondel geschakeld ziet. Zijhe zedigheid zal hem die vereeniging doen afwij/ter. Toch behooren beide namen thans bij elkaar; die van Vondel als dichter, die van A. Tb. Hartkamp als zijn trouwe scbatbewaarder. Vele jaren i» het geleden dat bij Hartkamp de heimelijke wenscb opkwam over Vondel zooveel schat's bij-én te brengen, waardig om plaats te erlangen in een afzonderlijk museum, en dat te noemen: Gondel museum. R^eds in 1867, bet jaar dat Vondel's stand beeld onthuld werd, had bij eene kleine Vondelverzameling. De outhuüing, de gala-voorstellirig in den Stadsschouwburg, het bezoek aan het Maiderslot zetten zijn liefde voor eene zoo volledig mogelijke Vondel-verzameling in laaien gloed. Sedert dat jaar verzamelde hij alles wat over Vondel verscheen of verschenen was, wat hij maar vangen of grijpen koo, vaak tegen zeer booge prijzen. Voor Hartkamp heeft alles belang. Volgens zijn begrip vau verzamelaar, oefeut Lij geen kritiek- Wat deze tijd of et verleden brengt, het vóór of tegen, alles neemt hij op. Voor hen die zich geroepen gevoelen de verzamelde stof te bewerken, is dit geen gering voordeel. Zij krijgen alles onder het oog; ter schifting en scheiding, en niet wat de heer Hartkamp goedvonrf, als hij kritisch had verzameld. Sinds de Voadelfeesten van 1867 stond bij Hartkamp het plan vast eene Vondel-ver-atn-;ling bij een te brengen, gelijk Jhr. W. C. M. de Jonge van Eilemeet te Oost-Kapelle voor Cats ttMfftlif<liflin»'tlliifiiffiiiM'irmm«ifiiiiiifffmfififiifiifilfJWjMifHiiiu» werden afgebroken, stukken van tentjes, die men op de wagens laadde, prullen, die werden ingepakt. Toen bij zoo bij een half afgebroken kraam stond, zag bij, dat een kist, welke men juist wilde sluiten, poppen bevatte. Zeg eens, meester," zeide Jephunnek, als ge ze toch nog lüet aKemaal hebt weggeborgen, verkoop er me dan een." Welke wilt ge? Kies maar uit. Prachtige wassen koppen, blond haar en echte glazen oogen. Ze bennen sterk." De venter haalde twee poppen uit de kist, ongekleed, met wassen koppen. Wat zou zijn kind er blij mee zijn, dacht de bergwerker, en zonder op den prijs af te dingen, kocht hy er een. Er waren slechts losse stukjes papier te vinden, en de marskramer pakie de pop in, zoo goed en zoo kwaad als het ging. Jephunnek ging weg met de pop in zijn arm. Telkens keek hy naar het blonde haar, dat van onder het papier te voor.-cbijn kwam en dacht dan, hoeveel het op dat van zijne lieveling geleek, maar haar krullen waren oneindig glanzender. En dan herinnerde hij zich weer met een beklemd gevoel, hoe vochtig haar voorhoofd was geweest, en boe dof hare oogen hadden gestaan, na dien nacht van pijn. Hy ging naar den dokter terug. Neen, nog geen drankje. Toen slenterde hij weer weg, en liep den kant op vanwaar de geneesheer waarschynhjk wel zou huiswaarts keeren. Maar hy kwam hem niet tegen en liep dus weer naar de stad terug, 't Papier, dat om de pop zat, was losgegaan, zoodat de heele kop er uitkwam en de blauwe oogen hem wezenloos aanstaarden. Hy stond bij het hek van de pastorie. Hij maakte het touw los, spreidde het papier uit en slaagde er in de pop er weer in te wik kelen. De dominésvrouw was in den tuin en keek naar hem; hy zag haar echter niet. Zij was een vriendelijke vrouw en zij kwam naar hem toe en terwijl zij aan den anderen kant van den muur stond, vroeg zy, of hy een ander papier wilde. O, dank u, mevrouw, 't gaat zoo wel." Htb je iets van de kermis voor je kinderen meegebracht ?" vroeg ze. !K heb er maar n,'' antwoordde hij en hy richtte zich iets hooger op, maar ze is ook zoo mooi." Neem me niet kwalijk, ben je misschien Jephunnek Weekes ?" Dezelfde, mevrouw, om u te dienen." Dan heb ik van je gehoord en ook van dat aardige kindje. Mijn dochters zijn eens op de heide geweest en hebben haar gezien. Maakt zy 't go:d?'' Ze is nu zoo ziek, mevrouw; ik heb den heelen nacht bij haar gewaakt." Wat scheelt er aan?" Dat weet ik juist niet.'' Ik ben erg benieuwd," zeide ze aarzelend, misschien zul je het wel willen aannemen. We hebben een oud poppenhuis, en mijn kin deren geven er niet meer om. Ik hoorde toen, dat je kleintje heel alleen was. Misschien zal 't haar wat afleiden, als ze ziek is. Als je 't mee wilt nemen, zul je er ons groot genoegen mee doen., en doe dan de groeten van mijn kinderen aan kleine Dott." een monument heeft gfsticht doar het vormen van het museum Catsiavium. Reeds iu Maart 1873 kon Hartkamp in de bovenzaal van het gebouw der maatschappij: Tot nut van 't Algemeen" eene tentoonstelling zijntr Pondeliana houden, die de kenners ver baasde. Zijne furie voor een Vondel-museum wakkerde aan toeo in 1874 Mevr. Lina Scnneider te Keulen den wenscti uitsprak, dat Vondei's ge boortehuis te Keulen gekocht en tut Vondelmuseum ingericht zou worden. Professor vau Vloten en A. D. de Vri<s Azn. verzttten zich tegen dit, plan en vonden steun bij de redactie van df n Nederlandschen Spectator. Wilde men een Vondel-museum, dan zou dit moeten zijn in Amsterdam. Er braken voor Hartkamp, in betrekkirg tot zijne Vundelverzamelirg en zijn droombeeld: een VoLdel-museurn, gelukkige da?en aan. De jaren der gedenkdagen kwameii: 300 jirige ge denkdag van Voudel's geboorte, 300 jarige gedenkdag van Voudel's sterven. Aan tlkcn gedenkdag knoop-sn zich allerlei gebeurtenissen vast, die een verzamelaar za'i^ doen glimlachen over het toenemen der te verzamelen stof. Hart kamp is er zelfs angstvallig bij te werk gegaan. Ieder klaflje, z<lts een menu van een Vondelfeestmaaltje gaarde hij op. Wat is bet aardig en vaak interessant al moge het een futtliteit, ziju een spijslijst van een Voudel-avoiidmaaltijd met allerlei namen van gasttn te vinden, door hui zelf met potlood er opgekrabbeld. Int res:aut al het werk onder de oogen te krijgen van een Alberdiogli Tliyp, als het b.v. gold de zalen van het Muiderslot, zinjrijk^ te versieren. **" Als men aan het sr.uff len gaat in de pakken over Vondel-feestvieringen, dau krijgt meu be grip, dat de letterkundigen van vroeger gezelliire en joviale lui waren, eu dat het Jater een duffd boel is geworden. Wie de bescheiden over het huishonielijke Vondelfeeit te Boveiik<rke bij Pastoor Brouwers iuzier, moe', als hij nog jeugd en vreugd in zijn lijf hetft, kunnen begrijpen, dat het, daar, waar de roemer lustig rond i'infr, de geest «vonken schoot," en het vermaarde gedicht van J. C. de Marez Oyens ia Voudelmanschen pei-st den Voudelvneudtn naar bet hart wa«, benijrlenswaard moet geweest zijn om aan te ZiUeu. j-' De namen der Vondelvtiendea staan borg dat, hun feestmaaltijden geen hoofdtaak, slechts bij zaak warer, waut zij allen hebbeu het hunne ter betere kenuis en waardeering van Vondel bijgedragen. In 1S79 bij de herdenking van Vondel's sterf dag werd te Amsterdam eene zeer werk waardige Vondel-tentODuotelling gehouden. De cit.alogus kan dit nog uitwijzen. Matr... in 1887 bij de JurdenkiDg van Vondel's sterfdag kotnt weder eene Vondel-tentoonstellin». Al wat men daar zag, was eeuig en alleen door Hartkamp saamgebracht. Het denkbeeld: Vondel-mnseum liet Hartkamp niet los. Aan een Vondelfeestrnaaltijd, 6 Februari 1879 in het Amstel-Hotel had Hafdijk den weusch ui'gesproken, dat het grootsche werk der Von del-tentoonstelling de grondslag moge zijn voor een Fondel-maseum, dat in de toekomst verrtjze tot efre vau Neerland's hoofdstad; en in 18S7 had J. G. Yedenks Hartkainp's Vondel-ver zameling genoem-l; Het Museum Fonde.liattum." Het poperde meer en metr bij Hartkamp om zijn wenscb in vervulling te zien gaan. Er ontbrak hem nog te veel om te durven. Hij wilde nog eerst die portretten, deze handschrif ten, enz. hebben. Geschreven stukken, brief wisseling, enz. waren nog te zeer onder ver schillende personen verspreid. ttifiiiiiiHitiiiMimmfiifmiiiijHJijimitiimijifriiiiimmimmitmiJffiMij In Jephunnek's donkere oogen lichtte een straal van vreugde. Kom binnen," zeide de predikantsvrouw en opende het hek. Jephunnek trad den tuin in en zy ging hem voor naar het huis. Zij liet het speelgoed in den sang brengen. Het was een huUje van gevei fd hout, en de voorgevel kon afgenomen worden. Het hal heu-cbe glazen vensters, het had een deur met een Klopper, het bad een schoorsteen. Er waren vier vertrekken, een huiskamer en een keuken be;eden en twee slaapkamers boven, 't Ameublement was ge heel compleet. We moeten alles goed inpakken" zeide mevrouw. Kun je bet wezenlijk wel diagen?" O, dat gaat best; op mijn rug!" Toen werden de stoeltjes en tafeltjes, de potten en pannen,'t slaapkamerameubleinent in wol ot papier gewikkeld en stevig vastgemaakt. Wacht eens," zeide zij, je mag niet als een slak met bet huis op je rug door de stad loopen. Ga je nu dadelijk naar je kind?'' Ik wacht alleen nog rnaar op dr. Spaeks." Ei riie is voor een paar uur al thuis ge komen !" Wat? In de stad?" Ja." Neem me niet kwaly'k, mevrouw, dan moet ik dadelijk naar hem toe. Zoo gauw ik kan kom ik om het ? uis." Zoo ging Jephunnek naar den dokter terug en zag juist 't rijtuigje het erf oprijden. Hij belde, en toen de geneesheer zijn stem herkende, kwam hij dadelijk naar hem toe. 't Drankje? , dat staat hier al uren te wachten. Die ezel van een nieuwe meid heeft het niet begrepen of 't vergeten. Zij zal 't voor jj inpakken." Hij was teruggekomen bad voor de medicijnen gezorgd en was toen weer uitgereden. En mijn kind?" De dokttr zag ernstig. Mijn goeie man, ze ia inwendig gekneusd," Is er gevaar bij ?" Neen, dat kan ik niet zeggen. Maar we zullen moeten oppassen." Alles begon om Jephunnek te draaien als een tol, waarvan de as zijne hersens door boorde. Hij duizelde, maar herwon zijne zelfbeheersching; bergde de flesch in zijn zak en terwijl hij (ie pop in zijn linkerhand klemde, greep hij met zijn rechter den stok. By'na waa hy de pastorie voorbijgeloopen en had hij het poppenhuis vergeten, maar de predikantsvrouw stond op den uitkijk Hij aarzelde. Zou hij nu met het speelgoed gaan sjouwen? Maar 't gewicht was oubeteekenend. 't Ziet er uit, alsof we storm zullen krijgen," zeide de domités vrouw; ik ben bang voor sneeuw." Ik ben aan stormen gewend en de sneeuw voel ik niet, als ik op weg ben naar huis," antwoordde hij. De avond begint te vallen. Dadelijk zal 't donker zijn." Ik ken iederen steen van den weg, mevrouw." Toen bond zij het huis op zijn rug; twee riemen waren er aan vastgemaakt, zoodat hy het droeg als een ransel. De dood van vermaarde personen, van De Jonge van Eilemeet, W. J. Hofdijk, Alberdingh Tiijm, H. Binger, G. Penon, C. W. Brouwers, N. de Roever en A. B. J. Sterck stelde hem instaat zijne verzameling de begeerde voltalligheid te geven. En thans, 16 Maart 1900 zegt Hartkamp waardig, in kalme voldoening, na 35 jaren ia m e lens: «Thans is het Vondel-museam gest.icht" Aan den wenscd in 1874 eu 1S70 geuit, is thans voldaan. Het bij een-gebrachte vormt een geheel, en een ieder kan zich daarvan overtuigen door een bezoek te brengen aan de Vondeltentoonstelling die tot en met 18 Maart a.s. in het Gebouw der Maatschappij Arti et Amicitiae gehouden wordt. »Ware ik een man van fortuin, gelijk wijlen D. Franken Azn., zoo zoude 'k zijn voorbeeld navolgen en niet nalaten mijne Vondel-verzame ling aan de stad Amsterdam ten geschenke aan te b:eden." Zoo spreekt thans Hartkamp. Maar ik kan en mxg zulks niet doen. ,/Niets zoude mij aangenamer zijn, dan dat deze verzameling bijeenbleef, en bij mijn leven in vaste banden overging, opdat ik de voldoening mocht hebben, dat mijn werk bleef bestaan. Zoo ook dat zij in Amsterdam mocht gevestigd blijven, en niet naar Antwerpen of Keulen overgaat. Ik durf te zegden, dat ik, in een tijdperk van 35 jaren, veel geld, veel tijd en groote opoffdrii-gen ten koste heb gelegd, om voor onzen grooten dichter dit, monument te stichten. //Is nu niet de man of zijn uu niet de mannen te vinden, die de gelden over hebben om dit Vondel-museum voor Amsterdam te behouden, uf zal, helaas! weder het bewijs geleverd worden, dat ook deze verzameling eerst, in vreemde handen moet overgaan, om later tegen betaling van eroote winst in Amsterdam terug te keeren! Prinses Sophie heeft door geldelijken steun het Goethe-museum gesticht. Het Vondel-museum behoeft niet meer ge sticht te worden, het bestaat. lk vertrouw op mijne tijdgenooten, dat zij de geldi-lijke middelen over hebben om het Vondel Museum te Amsterdam te dotn blijven bestaan. .Zooveel mij dit mogelijk is, zal ik daaraan medeweiktn en de gelegenheid daarvoor open stellen." '** A. Th. Har kamp's wensch. is waard in ver vulling te ganii. i Het museum is er" ?.fgt Hartkamp. Hij bedoelt-: de verzameling. Het gebouw ontbreekt nog. Zeer ter snede wijst Hartkamp op hei; prach tige, en doelmatige en scticoa elegen gebouw te Weimar, waar de handschriften en herinne ringen aan Goethe en Schiller goed geordend otidi r gebracht zijn, waar de oude groothertog vaak een uurtje komt doorbrengen om de sclmf'uren te lezen van Goethe, dien liij als joiigon nog gekend het ft. Deze schoone stichting is te danken aan eene Nederlandsche Vorstin, aan wijlen G root htrtogin Sofhie, geboren Prinses der Nederlanden, tante van onze Koningin. Zou de stichting der tatte voor Duitsche auteurs, uiet voor haar nicht Wilhelmha, koningin der Nederlander», een voorbeeld ter navolging kunnen ziju ? Een Vondel-museum gesticht door Neerlaud's Koningin zou z- ker en gewis de groote sympuhie voor koningin Wilhelmiua beves'ieen eu versterken. Indien hel Hare Majesteit niet mocht bela gen, c'ai zou het refuur der s'ad Amsterdam door het s'ichten vau een Vondel-museum zich kwijten van een duren plicht. Want Amster IIMUMIHIMIMIIItllHIIIIIIHtlllllllMIIIIIIMUimillUIIIMIIIMIIIHUIM Hy dankte de vriendelijke geefster, belo' fle haar te komen vertellen, hoe blij Dott met het speelgoed geweest was en begon fliiik aan te stappen daar hij gaarne spoedig met de medicy'n thuis wilde zyn. Acht mijlen een steile helling op, een even lange tocht als twaalf op een effen weg het grootste gedeelte over dorre heide langs een hobbelig voetpad. Hier en daar stonden steenen, om ais wegwijzer te dienen in duis ternis en m st. Jephunnek was niet bang te verdwalen. Hij had honderde malen dien tocht gemaakt. 't Gewicht van 't poppenhuis was gering, de ware last lag niet op zijn schouders maar op zijn hart. De schemering begon te vallen, toen hij de stad verliet; 't werd eensklaps duister, daar de wolken, die zich aan den horizon hadden samengepakt, zich begonnen te verspreiden en 't licht der sterren verduisterden. Toen de bergwerker op de open heide kwam, bemerkte hij, dat bij zeer voorzichtig zou moeten zijp, wilde hy niet verdwalen, daar de steenen, die den weg aanwezen, reeds onzichtbaar waren. 't Poppenhuis begon aan den eenen kant los te gaan en hij had veel moeite, te be letten, dat het viel. Hij was genoodzaakt in de duisternis de riemen er weer aan vast te maken en 't op zijn rug te laden. Zoo ging hij verder, 't K oppertje op de deur liet zijn ra ta-ta hooren, terwijl hij doorliep. Eensklaps bemerkte hij, dat hij de pop ver loren bad. Hij had ze op den grond gelegd, toen hij het huis in orde maakte. Hij dead de ontdekkirg slechts een paar passen van de plaats waar hij de pop had vergeten, 't Was windstil 't scheen ten minste zoo hij streek een lucifer af, trok het papier van de medicijnflesch, stak het aan en zag bij het licht de pop tegen een steen liggen. Hij nam ze op en hield ze aty'f vast. Ik laat je niet meer los,'' zeide hij en liep door. Maar nu begon de sneeuw te vallen, dicht en verblindend. Jephunnek zwoegde verder. De vlokken bleven aan zijn oogharen hangen; toen verhief zich de wind en joeg hem de sneeuw in 't gezicht. Waar was de volgende steen op het pad? Hij had ze nog niet met zijn voet aangeraakt; misschien was bij er al voorbij. Hij deed een stap op zijde om er naar te voelen, 't Kwam er eigenlijk ook niet op aan; zoo dadelyk zou hij wel aan den volgenden komen. Maar neen, hij vond hem niet. Toen kwam een groote angst over hem. Hij was van 't voetpad afge raakt. Wat dat zeggen wilde, wist niemand beter dan hij. In de duisternis, in de ver blindende sneeuwjacht, bleef hem maar n kans op behoud over: recht tegen den wind in te gaan, dien hij veronderstelde uit 't oosten te komen. Zyn kleine Dott! 't Drankje! Hij moest naar huis l Ze was ziek de medicijn zou haar pijn verzachten en haar doen inslapen. Hij wilde zijn kind zien een hartstochtelijk verlangen welde in zijn ziel op. O zeker, zijn vaderlijk instinct zou hem den kortsten weg naar buis doen vinden! Zoo worstelde hij verder. Maar steeds viel de sneeuw in dichter vlokken en werd het ook al lichter, hij kon er dan heeft aan VcnJ«l veel goed te jn*Len. Vondel heeft Amsterdam onder bet hart gedra gen en al wat goed au groot in haar was be zongen eu vereeuwigd. Er is wel eens gezegd, dat Het wensc'elijk ware een Rernbrai.dt, Spinoza-Yondelhuis" te hebben. Is dit juist gesien, dan is thans de tijd gekomen om de hand am de n ploeg te «laan. Moge Hartkamp's wem eb vervuld worden. J. H. R. mitiittitiHiiinminmiinnHintitMiiitn Erstes Jahrbuch der Kelner Blumentpiele. 1893. De Duitbche dichter Johanoes Fastenralh heeft verleden jaar te Keulen de zoogenaamde jeux floraux uit het Zuiden van Frankrijk naar het Noorden overgeplant. Het feest der Rlumenspiele, dat begin Mei van het vorig jaar voor 't eerst in Duitsehlaiid plaats vond, was eei.o feestelijkheid zoo vol schitterende aanminnigheid en eigenaardige betouvering, als onze koude streken zelden gezien hadden. De oude historische zaal van den Gürzenich, die zooveel keizers en koningen door zjjn deuren had zien binnen gaan, was dien avond in vol ornaat. Honder den lichten beschenen het versch aangebrachte Meigroen van takkebosscben en bloemen kleur den van alle kanten. Muziek, zang, gebaren van vrouwen in het wit en lichte zomertoiletten, telegrammen en gelukwensehen van wjjd en zyd. Een jury van prijsrechters, gejuich en ademlooze stilte van duizenden. R^citeeren met klankvolle stemmer, golvend en loopend handengeklap. buigende heeren en buigende dames. Later een f eestbanket vaa honderden gasten met rijen van toosten en nogmaals tele grammen van vorsten, dichters, borgemeesters uit alle landen der wereld, zelfs uit Argen tinië. Dat alles werd gepresideerd door den stichter, den hofrath Fabtenrath. welke nn de bekroonde gedichten, de toosten en geluk wen schen tot een lijvig boekdeel heeft vereenigd waarin menig frissche bloem van zoete en fijne poesie bloeit, zoo o a. dat gedicht, dat den eersten pry's kreeg, en dat aldus begint: Ich jauchze hinaus in den leuchtendea Tag, In die goldig flimmemde Luft, Denn alles in mir i- 1 Lercbenschlag Und alles nm mich ist Duft. Ich lache der Sargen, ich spotte dar Welt, In Fiöhlingslictit wirbelt inein Uut, Zwei rosige Wangen von Blondhaar umwellt Und ein lachender Mund sind mir gut. Enz. enz. De auteur is Wilhelm LThlmanD. En dan dat gedicht van Uenriette Zilcken geüteid »Gebet ' vol van krachtige sentimenten en bewoordingen. Dit jaar in Mei zal wederom een dergelijk feest plaats hebben en de uitslag wordt met verhoogde spanning tegemoet gezien. Het zal geen wonder zijn, wanneer men aan dezen vreedzaaien wedstrijd en brillante verzameling van menschen, een groote populariteit in Duitschland en omringende landen voorspelt en de Keultcbe bloemenfeesten even bekend, raken als de carnaval van die htad. Fastenrath die zooveel vreemde litteraturen in Duitschland en in den vreemde de Duitsche heeft gi Intro duceerd, heeft hier weer met veel tuicces zijn invloed getoond Ook wy Hollanders danken hem veel. Hy' is een groot ijveraar voor Vondel in Duitschlaud. Er gaat van dezen man een eigen aardige bekoorlijkheid van kracht en zachtheid uit, iets wat men by Duitschers zelden vindt. Met deze qualiteiteji begaafd ig bjj de aangeniet te beter zyn weg om vinden. Integendeel, de sneeuw verborgde de wegwijzei s, maakte vaa de do kere boschjes witte mouuinenten er begroef de steenen langs Let pad. Kwaui de wind niet uit het oosteii? Waa hij niet noordelyk? Als dat het geval was, geraakte hij ver uit de koerf. Hij »as moede LU, mo>. van bet waden door de sneeuw en z\ja voorhoofd was nat van gesmolten «lokken en angstzweet. Als hy' dr-n geheelen nacht eens dwaalde, zorder zyn huis te vinden ! Arme, arme, arme kleine Dott ! De uren verliepen. Da sneeuwjacbt hield op en de sterren begon nen te tciiynen. De golvingen van 't terrein werden weer zichtbaar, maar Jephunm k her kende ze niet. Alles was zoo vr, ernd ; hy spande zijn oogen in, om het licht van zyn venster te zien. Maar hy zag niets Hjj veegde zijn gezicht af; hij streeu langs zijn oogen, boog onder den last van 't poppenhuis en 't kloppt-r je op de deur begon wter z\jn ra-ta-ta. In de hut zat Marianne in doodelijken angst te wachten. De dokter had dadelyk gezien, dat 't kind gevallen was, dat een val alleen oorzaak van de kneuzingen kon zijn. Zou hij het Jephunnek zeggen? Zou haar broeder | ontdekken, dat zy Dott had verwaarloosd om naar de kermis te kunnen gaan? Zij bad de kleine op haar schoot, 't Kind had zulk een pyn, dat het kreunde of hardop schreeuwde en er niet toe te krijgen was te gaan slapen. Wat was Jephuncek laat! Waarom was hy nog niet terug ? Had by van haar nalatigneid gehoord en durfde hy haar nu niet te ontmoeten, totdat zijn ontzettende drift zou zyn bekoeld? Zij vreesde voor zich zelf, zij verlangde terwille van het kind. 't Werd later en later. Al over elven en nog geen Jephunnek. Wat kon hem zoo lang hebben opgehouden ? Kwam het door de sneeuw ? Kleine Dott was doodelijk vermoeid in gedommeld. De tante begon onaangename overpeinzingen te houden. Zy had op de kermis gewandeld met haar beste japon en haar Zondagechen hoed en had toch geen veroveringen gemaakt. Zou zij met haar broeder bly'ven samenwonen, als 't met Dot slecht «fliep? Neen. De klok sloeg twaalf. Toen richtte 't kiod zich plotseling op en opende de donkere oogen. Een vreemde gloed lichtte er in. Ze strekte de armpjes uit en riep : Vader . . . vader ... o, vader je ! . . . Wat een prachtig huis ! Heekmaal alleen voor vader en mij * . ." Toen viel ze terug en was dood. Den volgenden dag vonden se Jephunaek. Hij was van het voetpad afgeraakt en OM» een rotsblok gevallen. Het poppenhuis was gebroken en om kern heen lagen de meubeltjes spiegels, pausen, stoelen en tafels, die bij het huis hadden be hoord. Maar zijn hand hield de pop omklemd, wier wassen hoofd ongeschonden waa. Hij had ze zóó stijf vast, dat men ze niet los kon maken. Zoo werden ze samen begraven: Jfphunnek en kleine Dott en de pop.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl