De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 18 maart pagina 4

18 maart 1900 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

arDE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 1186 weiene, om solemni teilen als de poëzie wedstrij den te doen slagen. * * Van Eeden's Ellen, toegelicht door Jacob Ek. Dit is een opstel verschenen, in het tijdschrift Taal en Letteren en na afzonderlek uitgeDe auteur is het te doen, zooals hy in een voorrede zegt, om de lezers van Van Eeden's Ellen een helderder inzicht in het gedicht te geven. Ook bedankt hy den heer J. H van den Bosch die hem dr. W. Scheffers, Wyngeerig Pessimisme van den Jongsten Tijd ten gebruike afstond. Dit is zeer loffelijk. Waarom deze brochure echter aan de couranten en tijd schriften wordt gezonden is my vreemd. Een nitnoodiging om critiek op critiek uit te oefenen. Zoo kragen we de kritiek und kein Eade. De heer Ek is voor het gedicht geheel enthousiasme. H\j citeert de afbrekende critiek van Albert Verwey en de lovende van Van Deyssel en dan zegt de heer Ek: »Het verschil in waardeerirg is dus heel >groot En 't eigenaardigste is, dat de afkeuring >van Verwey en de bewondering van Van Deyssel ?wellicht door hetzelfde veroorzaakt zijn." Het moet erkend worden, deze auteur houdt er een origineele logica op na. Overigens is zijne verklaring van een verdienstelijk gedicht als Ellen een nuttig werk, met liefde gedaan, met veel zorg bedacht. Deze bladzijden zullen voor menigeen een spoorslag zijn om Van Eeden te lezen. F. E. Religieuse Toespraken, door JACOBA F. D. MOSSEL. Amsterdam bij C. L. G. Veldt. In het No. dezer courant van 4 dezer wordt, in den luchtigen trant, die nu eenmaal schijnt te passen aan de bespreking van de maatschap pelijke verruiming van der vrouwen levenskring, gewezen op het verschijnsel, dat ook in de godsdienstprediking, de vrouw de mededingster wordt van den man, ja, dat zij door haar kernigoptreden daar stormenderhand een plaats ver overt. AU voorbeelden worden genoemd een Duitsche en een Amerikaansche. Van de Duitsche moge gelden, dat zy nog eene «unica" is, niet van de Amerikaansche. Reeds lang treden daar vrouwen als leidsters van godsdienstoefeningen op. Waarom ook niet ? Indien toch van iets, ma; van zulk vrouwen werk het z. g. n. Salomonisch gezegde gelden: er is niets nieuws onder de zon. 't Heeft mij echter zeer verwonderd, dat die my onbekende schrijver van dat stukje wist te verhalen van twee vreemde vrouwen en blijkbaar niet bekend was met het feit, dat in ons eigen land een zuiver Hollandsche jonge vrouw den preekstoel beklimt om er haar woord van godsdienstige stichting te spreken. En zij is toch waarlijk wel waard als zoodanig bekend en geëerd te zyn. Toen ik dat stukje bovengenoemd in dit Weekblad las, lag juist pas het my ter be spreking toegezonden bundeltje >Raligieuse Toespraken" van mej. Jacoba F. D. Mossel op mijn schrijftafel en ik dacht: ook hier alweer niet geëerd in eigen land. Wat die predikster ons geeft, is soort van de bovenste plank, 't Zyn toespraken door haar gehouden in samenkomsten van de Vrije gemeente te A., of van Protestanten bondsafdeelingen. En zooals ze daar zijn doen ze verlangen naar 't genot om te mogen wezen onder de bekoring van 't levende Woord. Die spreekster-schrijfster vertolkt: godsdienstig gelooven en denken, op uitnemende wijze. Haar k\jk op, haar wijze van behandeling der gekozen onderwerpen is zóó frisch, zóó eigen, zóó warm, zóó ernstig, zóó ongekunsteld, zóó vroom, dat onwillekeurig de vraag rijst: kan 't beter? Al z\jn niet alle toespraken gelijkwaardig, niet eene is er onder die te schrappen ware. Samen leggen zij een kostelijk getuigenis af van het recht dezer vrouw om als godsdienstpredikster op te treden. En zy geeft te denken, te vragen aan de mannen, de predikanten, de theologen van be roep met hun leermeesters. »Van waar heeft die vrouw haar wijsheid daar zy niet hij en met ons op school is ge weest ?" kan, met minachtend schouderophalen, als de Joden rond Jezus lieten zien, ten haren aanzien worden gevraagd. Zy' heeft geen Latijn geleerd, geen Grieksch en geen Hebreeuwscb, verstaat den Bgbel en de Patres in den grond tekst niet. Zy is niets dan een ontwikkelde vrouw, die als 'k me niet vergis is op geleid tot godsdienst-onderwijzeres van den Protestantenbond door eene daartoe aangewezen predikanten-commissie. En zie, deze jonge vrouw spreekt als geloofs- en gezaghebbende. En vele jonge predikanten kunnen van haar leeren. En oude ook nog wel. Leeren vooral wat boven alles in den voorganger noodig is, meer dan theologische wetenschap, nm. een innig godsdienstige overtuiging, d. w. z. een innig-persoonlijk-godsdienstigen kijk op de wereld en een gekuischten smaak. Laat wie deze toespraken reeds hoorden ze nog eens lezen en die ze nog niet lazen of hoorden ze ter hand nemen om haar te gaan booren waar 't kan. 't Zal hun goed doen, heel goed doen in hun huis- en wereldleven. Slechts een paar opmerkingen veroorloof ik my ten aanzien van zoo iets goeds. Vooreerst: ik vrees dat de zegswijze van de predikster een meer in sty'1 geoefend oor ver onderstelt bij haar hoorders dan die veelal bezitten zullen. Zelfs de lezer volgt haar niet steeds met genotrijk gemak. Ten tweede: waarom »religieuse" toespraken ? Waarom dat vreemde woord ? Te vreemder by' haar, die toch volstrekt niet behoort tot hen die den schijn van godsdienst na verlies van 't Wezen willen bewaren. Laat deze predikster ons goed-oud-hollandsch-godsdienst en godsdienstig-helpen in eere herstellen. Zy die om dat «religieus" van haar zullen willen weten, zijn toch de rechte broeders niet. Deventer. W. ZAALBERG. Boek en Tijdschrift. De Gids" van Maart. In deze Gids-aflevering is veel beschouwing over buitenlandsche litteratuur. De heer W. G. van Nouhuy's bespreekt een jong Italiaarsch dichter, Giuseppe Venanzio. Door gedeelten uit het dichtwerk in onze taal over te brengen en tusschen het opstel te voegen, gelukte het den heer v. Nouhuy's ons een begrip te geven van dezen jongen auteur die pas de klcyisterechool verlaten heeft en een Maeterlinck van dionysischen aanlog schijnt te zyn. Van dr. D. C. Hesseling is er een opstel over nieuw Grieksche litteratuur, de eerste venchy'nselen van een ontluikend leven, dat zich stelt tegenover rwt oude, dogmatische school- Grieksch, een taal, die men daar te lande ook alleen in boeken leest. Niet zeer gelukkig is, dunkt my, de heer Hesselink met de inhoudsvermelding van een novelle (van Palamas), omdat de in houd bij nieuwe litteratuur niet zoo overwegend is. Moderne litteratuur ontleent toch meer haar waarde aan de sentiments-vertolking dan aan het getchiedeni.vje wat er door loopt. Mr. J, N. van Hall waardeert veel in Les Corbeaux" van den onlangs gestorven Henry Becque. Och ja l hier en daar te lande zijn het altijd dezelfden; de oificieele menschen die kritiseeren en tegenhouden het werk van hen, die andere wegen inslaan, en dan later, bij wijze van waardeering, nog munt uit trachten te slaan. Uit den Oranje Vrijstaat is er een verhaaltje, door een Vrijstater in het Afrikaansch geschreven. Dr. H. P. N. Mulder voegde er een begeleiding aan toe, waarin hy' erkent, dat voor de beide republieken op dr n duur het z g. Hoog- Hollandsch niet goed te mijden is, maar waarin hij tegelijk de zijdelingsche wenk geeft onze lastige schrijftaal te vereenvoudigen om het Afrikaansch wat nader te komen. Van Cyriel Buijsse een realistisch-gevoelige schets over een fabrieksarbeider, die over werkt als hy' is, in een oogenblik van netelige opwinding, zyn goede moeder een slag geeft, wat dan als een obsessie op hem blijft drukken. Buy'sse gaat in woorduitdrukkingen \ooruit. Het gevaar, toen hy uit Vlaanderen naar hier kwam, onze leelykute woordkeus, de stadhuisgezegden, over te nemen, wijkt gelukkig. Zijn werk wordt leniger. Naar aanleiding van het boek Musiciens et Pnilosophes" door M. Kufferath, bespreekt Mr. Henry Viotta de d waasheden door filosofen over de muziek gelegd, terwijl ze toch meestal zoo weinig van muziek atweten. Als maatschappelijk onderwerp is er in de afl. een studie van dr. J. W. Jenny Weyerman over het ontwerp gezondheidswet. Conclusie, dat behoudens enkele wijzigingen, de voorgestelde reorganisatie niet zoo geheel verwerpelijk is, mits men in overweging houdt dat geen wet bestemd is om eeuwig te blijven. Zij kome en ga dan in vrede, zoo mogelyk na korter dood strijd dan de thans vigeerende, zegt dr. Jenny Wey'ermans. Etn Eereschuld," door mr. C. Th. van Deventer, het, opstel destijds zoo algemeen besproken, heeft uu van denzelfden auteur een vervolg gekregen, naar aanleiding der debatten in ons parlement. Dit opstel is ter lezing aan onze hardhoorige, traaggaande menschen wel aan te bevelen. Daa nog zijn er aanteekeningen op Fidessa's Eenhoorn en op het Poëzie-altmm van Louise de Coligny, wat zeker belangiyk is als biblio grafische aanvulling. Van P. C. Boutens zijn opgenomen een reeks verzen. Eindelijk de bespreking van het Buitenland waarin nog eens de onvermijdelijke uitpluizing van de Trans vaal-situatie. * * * De Levende Natuur. Dit tijdschrift voor natuurbeoefenaars heeft zyn vierden jaargang voleindigd. Afl. 11 en 12 zijn wel verzorgd, met vele, zeer vele illustraties voorzien. Belangryk is altyd de rubriek Vragen en mededeelmgen, waaruit voor planten-, bloernenen dierenliefh bbers heel wat te leeren is. Ten einde gebracht werd nu het opstel Dwars over de Veluwe," waarin de scullder M. A. Koekoek zyn indrukken weergeeft. Ook zyn er va i hem vele teekeningen by'. Dan nog opstellea over kevers (door J. Jaspers Jr) over Bittervoorns door J. A. Loeber Jr., een Wan deling door den Oosthoek van Twenthe door E. Heimans, een dito uit den omtrek van Venlo. De vrucht van veel onderzoekingen in het vrije, meest dilettanten-arbeid maar met een bijna wetenschappelijke zorg en liefde verzameld, is hier vergaard. * * * Tweemaandelijksch Tijdschrift. Aldoor brengen onze tijdschriften bijdragen van Sty'n Streuvels, en aldoor lezen we met graagte de litteraire produkten van dezen jongen Vlaming, op dit oogenblik hun meest talentvolle prozaschrijvers. Er is een sterk stijgende vooruitgang in zy'n werk. De vooruitgang is niet zoo zeer in de constructie, die nog alfijd schetsmatig blyft, soms ook wel fout gaat aan groote gapingen, maar heeft men te zoeken in het verzorgen zyner woorden, in het mooi doorvoeren van een visie. By het lezen van een vorige schets (in Van nu en straks) vroegen wij ons af: zy'n wy' nu tot hem genaderd of hy tot ons? In deze schets, de beschryving van een zomermiddag, waaraan wel is waar wat vreemd en romantisch een hel gekleurd tafer.el gekleefd zit van een boer die by het overpynzen van z^jn vereenzaamd vrijgezellen-leven plotseling krankzinnig wordt, wordt het duidelijk dat deze auteur, al wrijft men hem ook in Vlaanderenland zelf aan, dat hy zich te veel als gewestschryver cultiveert, ons noord neder landers gaat i aderen. In de beschrijving van dezen zomermiddag zy'n regels die 't werk van v. Looy evenaren. Zoo bijvoorbeeld deze regels: Maar hier aan zijn voeten lag het koele blauwe water, de breede scheldekraak, zoo vlak effen met het groote zonnewiel dat erin schitterlaaide; schoone rond bleef ze zonder rimpel of kromte toen een windeke er kwam overscheren ei! de rib beling vol scheifers, heel de lengte door lag 't zonnebeeld geglinsterdeeld en gestriemd, gekabbeld en geklutst tot eindelijk de stilte kwam verwemelen al dat goud en de groote penning weer in nette rondte herlynde, rustig omstreken en omblauwd." Zie, dat is nog wel Vlaamscb, maar gekuischt, verfijnd met den woordenschat van 't Noor den en toch weer zoo weelderig, zoo vleeschelijk rustig zou men haast zeggen, indien men dit hier zou kunnen zeggen, den Vlaming nog eigen, wat hem van ons helaas teveel-gecultiveerden onderscheidt. Het is een dubbele verheugenis nu Sty'n Streuvels dezen weg opgaat, want mogelyk wordt het, waar hy het zeer fijne van ons kan overnemen, dat wy spoedig uit het zoo mooie oud-Vlaamsen een keuze komen doen, wat moet leiden tot een opmerkelijke verrijking, een wer kelijk samenvloeien van Noorder- en Zuiderwoordengang. Niet veel volkeren hebban een voorrecht zooals wij, die daar in Vlaanderen een afgesloten plek hebben, waar het onge kunsteld oude idioom nog onvervalscht ge sproken wordt. Frederik van Eeden over den Afrikaanderkrijg, het kan niet anders of dit moeten voor treffelyke belangrijke bladzijden zyn, Frederik van Eeden met zy'n onbelemmerden en toch weer zoo belemmerden gezichtskring, de man die de fouten dezer samenleving zoo helder ziet, alleen als zoovele idealisten meent dat, de mensch zich gemakkelijk wijzigt, zegt natuurlijk woorden die 't geluid hebben van heldere klok ken, ook zelfs als hij een verkeerde toets aan slaat, maar hy zegt ook nuchterheden, een gevolg van elk doorgezette consequentie, als bijvoorbeeld dat het een fout der boeren is dat zy, aangelokt door de begeerte tot goud, den grond, die zij, naar zy beweren zoo lief hebben, aan den vreemdeling verkochten. Verder gelooft bij, wat w\j allen zeker gaarne wenschen, dat de Afrikaander natie nu geboren wordt, vast en krachtig aaneen gehamerd door de dwaze mokerslagen van het verwoede Enge land, dat zy hunne volks-eigenheid zullen hand haven. Evenwel, het opstel werd 30 October geschreven, en nu in deze periode van tegen spoed, gelooven we niet meer zoo vast aan wat wy' zelf wenschen. Van M. A. Rabbie, een volgens een noot van de redactie, in 1898 zeer jong gestor ven Nederlandsch schryver is er het begin van een prozastuk Rnzefee", een eigenaar dige mengeling van natuur-impressies, gemoeds aandoeningen en filosofische overdenkingen, die het geheel maakt tot een auto-biografisch sprookje. Het is opmerkelijk hoeveel begaa'de menschen jong sterven. Nog korts had ook Woord en Beeld" een bijdrage van den ge storvene geheel onbekenden Bollaert. Is dat jong afsterven een verschy'nsel dat wy'st op vroegtijdig verfijning van een geest of van fysieke verzwakking in ons volk? Mogelyk is er tusschen beiden verband en mogelyk wordt dit ook later een leiddraad by beoor deeling van de litteraire impotence van enkelen der N. ffi<&t-richting, wat dan zeker in een geheel ander licht verschijnt. Het lichaam kan blijven leven ten koste van het artistieke ver mogen, terwy'l daarentegen by°anderen het lichaam te gronde ging. Deze thesis zou voor de waardebepaling van ons volk, omdat de litteratuur toch altijd een afspiegeling hly'ft van het volk zelf, een wel interessant studieveld kunnen worden. Verder is er nog in de afl eenige bladzijden van het bizar-mooie proz» van Aiy Prins De Heilige Tocht", het vervolgstuk van de be schouwing over Bojndale's Lekenspiegel" door J. Koopoians, een geheele serie kleine Verzen Liederkrans" door W. L. Penning Jr., enkele Tydzangen" door Albert Verwey. Bij dit laatste is op te merken hoe de Afrikaander kryg in 't algemeen onze d chters in geest brengt, terwy'l bij de kroningsfeesten, toen het volk zoo opvlamde, een iegelyk zweeg Hier dus wel een onderscheid tus-chen innerlijke en uiterlijke aandoening. Verder is er nog een sonnet ter herinnering aan den gesneuvelden H. J Koster, ook nog enkele sonnetten op onze oude schildermeesters door Jan Vetb. G. VAN HULZEN. Namen in de Oost. dat niemand begrijpt vat ermee bedoeld wordt. Om zoo iets te durven moet je wel minister zijn t N. Aan den WelEd. Heer Ed Verburgh. WelEd. Heer, In uw schryven (zie het 11. No. van het Wbl.) beweerde u te vermoeden, dat ik in uw werk de oorspronkelijke taal afkeurde. Daar heb ik zelfs niet aan gedacht en begryp niet, dat ook maar n zinsnede van mijn kritiek daar toe aanleiding kan hebben gegeven. Ik heb slechts geconstateerd, dat het voor velen óók daardoor moeilijk te verstaan was. Het bly'kt zonneklaar uit het feit, dat de heele Hollandsche kritiek een jaar lang zictt niet aan een recensie uwerApotheose dmfde wagen.Wat de leeken zon der bygevoegde toelichtingen er dan van vatten, kunt u je wel voorstellen. Alleen vond ik, dat u, waar het noodig was, duidelijker had kunnen zy'n door by'v. te zetten: »Het Nieuwe Jeruzalem verschynt aan den hemel" in plaats: Jeruzalem. Dergelijke, practische aanwijzingen hebben niets te maken met artistiek Ual-eigen, maar u had die ter verklaring er bij kunnen zetten. Verder blyf ik volhouden, dat u noch van historische, i och van legendaire figuren als dichter maar mag maken, wat u verkiest. Ik weet wel, dat u de dood van Christus in uw werk alleen symbolisch bedoelde en dat in de 3e acte er het Christendom herboren wordt in de gedaante van de Boetvaardige Magdalena, doch die voorstelling is zóó gedwongen, dat ze iedereen totaal van de wijs brengt. Men kan zich na 1900 die persoon niet anders verbeelden dan in haar stereotype rol. Hadt u een christen-vrouw willen kiezen als révoltëe tegen het Christendom, tegen het het ascetisme, dan hadt u daarvoor in ieder geval een andere moeten kiezen dan de Boetv. Magd. Dat uit het Christendom zelf ook een actie uitging en gaan zal tegen het monnikwezen, beweerde ik overigens ook in mijn kritiek. Maar de ver schillende heerschende godsdiensten, zonder uitzondering in verval, zullen alle tegelijk in hoofdzaak verdwijnen door Israëlieten der Saint- Simonistische school, aachangeis der positieve Wysbegeerte om die te vervangen door een nieuwe, socialistische eeredienst: het Mes sianisme. Wanneer ik hier grondig zou moeten uiteenzetten, waarom ik dat denk, zou ik in het kort de heele sociale questie, ja, de heele wereldgeschiedenis moeten behandelen. Dat is op 't oogenblik te veel gevergd. Daarom achtte ik het uitbeelden van een Grieksche vrouw, ook van een christin als opposante tegen het Christendom in uw stuk wel goed, maar een Jodin als personificatie van die nieuwe gods dienst het beste. U is misschien zelf nog te veel bevangen door de valsche voorstelling van uw Boetv. Magdalena om u er nu al van te kunnen bevrijden. Dat kost soms jaren, want het is een geloof. Ondanks die fout beveel ik hier nogmaals uw werk ter lezing aan bij het publiek en tot studie voor letterkundigen. Hoogachtend, J. K. RENSBURG. P. S. De heer Donsen houde my' ten goede, dat ik hem een week laat wachten. Dit reeds by vtorbaat: Juist wat u in het 11. No. van het Wbl. vertelde van den Tala-i-Lama als zg: Paus der Boeddhistische Kerk zetelend te Lhas-sa was my' al in Sept. of Oct. '99 bekend. Juist wat u hebt aangehaald om dat te be wijzen dfed mij er desty'ds aan twijfelen. Daar ik dit toevallig om meer dan n reden precies wilde weten, wendde ik mij toen tot prof. Kern te Leiden om nadere inlichtingen. Wann^er deze my' nu toestaat uit den brief, die ik van hem ontving, het noodige aan te halen ter verdediging, zal ik u nader antwoorden. En ook zonder dat te citeeren kan ik dan door uw eigen woorden dit weerleggen. Het is van algemeene bekendheid, dat de Hollanders in Indiëontevreden plegen te zijn over de geringheid der belangstelling, aan Indiëbetoond door de Hollanders in Nederland. Bij de Indiërs zelve (Javanen, Soedaneezen, enz.) treft men die ontevre denheid minder aan; 't is alsof ze gevoelen dat al te veel van die belangstelling maar lastig zou worden. De Indische Hollanders evenwel hebben volkomen het recht tot dat verwijt, vooral om de buitengewone belang stelling die zij tponen voor het moederland, en die ze gereciproceerd willen zien. Die sympathie uit zich op eigenaardige wijze ook tegenover onze taal; geen wonder, waar men immers gansch het volk weldoet door de taal te verrijken. Alleen van deze zijde wil ik ditmaal genoemde belangstel ling beschouwen. Het is zeker een zeldzaamheid, wanneer in eene taal nieuwe familienamen worden gevormd. Andere woorden kunnen we zelf nog wel maken. Men denke aan het nieuwste, het fraaie aanstichting. Zelf s maken we geographische namen, als IJ muiden, wanneer dit een enkel maal noodig blijkt. Maar welke Westersche taal ziet nieuwe familienamen ontstaan ? Als iemand reden heeft om van naam te veranderen, dan dringt die reden hem tevens, geen splinter nieuwe naam te kiezen, waarmede hij in 't oog zou loupen. Geestige vertalingen komen een enkele maal voor. Zoo is er gisteren een boekje over Voorschoten verschenen, geschreven door de heeren Taupe-Etoile en Leblanc, met een puntdichtje van Laurillard erin. Weinig vermoedde deze De Wit ongetwijfeld, terwijl hij de Voorschotensche zilverfabriek beschreef, hoezeer zulk zilver op prijs gesteld wordt door een man, niet minder listig dan hij. Leblanc genaamd en zich noemende De Wit! Een concidentie zoo merkwaardig, dat Laurillard ook daarop ongetwijfeld een puntdichtje had kunnen maken ; net iets voor hem. Het was in Indiëdat ik het eerst kennis maakte met de families Knodrev en Kijwsijr. Toen ik deze namen pas gelezen had, hield ik de dragers der eerste voor Zweden ; wel licht doordat ik geen zweedsch ken. Den laatsten naam kon ik in geen Europeesche taal onder dak brengen en ik begon dus al neieing te gevoelen de heeren Kijwsijr voor Kaffers te verslijten, toen een nadere kennismaking rnij overtuigde dat noch de Knodrevs zoo blank als Zweden, noch de Kijwsijrs zoo zwart als Kaffers waren; terwijl beiden mij verzekerden zich als echte Hollanders te gevoelen en te gedragen. Het doet mij voor mij zelf genoegen te kunnen zeggen dat ik toen reeds lont begon te ruiken en dat het niet lang duurde of ik had het raadsel opgelost, dat ik hierbij ter oplossing aan de scherpzinnige lezers van het Weekblad voorleg. Als een kleine aanwijzing wil ik alleen zeggen dat de Kijwsijrs hun welluidende naam nog hadden kunnen verfraaien, door daarachter het woordje nav te voegen, waarop de naam van den voorvader, dien zij op zoo bedekte wijze wilden aanduiden, hun het volste recht gaf'. De v op het einde zou dan, in verband met die van Knodrev, de mysti ficatie voor mijne ooren volkomen gemaakt hebben, en mij geheel aan oude Noorsche helden hebben doen denken, wier namen alleen met runen geschreven moesten worden. Er komt nog meer nieuws uit Indië. Of weet iemand boven de 17 dadelijk te zeggen waar Serang ligt, niet op Java, maar in de Molukktn? AVaar de Priangan zijn en Oleue-leue,BelitoengenTapian-na-oeli?Het zijn de Indische taalgeleerden, die onze taal met deze woorden hebben verrijkt, in plaats van de eeuwenoude, verbasterde vormen. Ik heb daarover een zeer leerzaam gesprek gehad met een philploog op Java. Ceram is fout, zei hij, beelist fout. Om te beginnen met de c. Dat is alvast geen Hollandsche letter; de Hollandsche sisletter is eens. Zoo begreep ik in eens, waarom de kinderen het abc niet meer leeren tegenwoordig; maar ik waagde te vragen of cent dan bijvoorbeeld geen Hollandsen woord was. Maar cent is immers Fransch! Dat weet u toch ook wel! Pardon, ik wist het niet, maarzoodra ik een Franschman spreek zal ik hem eens vragen of hij veel centen heeft. U wil me niet begrijpen. U zou zeker maar willen dat we alle namen op de oude manier blijven spellen ? Welzeker, hè, Preanger, Billiton, Tapanoeli enOleh-leh; | Pedir in plaats van Pediëen Lepong voor Leupt ung. Zegt u soms nog Indramajoe tegen ing Dermajoe en Tenger tegen den Ténggcr (spreek uit Tungkur, met een zachte k)? Misschien zelfs wel Bantam tegen Banten, Gristee tegen Gresik en Cheribon tegen Tji-rebon,hetgeen beteekeiitgarnalenrivierV Jawel, iedereen praat hier nog die oude namen na, maar we zullen't er langzamer hand wel uit krijgen. We zijn nu al zoo ver, dat de kaartenmakers zich beginnen te geneeren over hun stommigheid, zoowel de oificieele, de land- en zeeofficieren, als de schoolatlasmannen. Het is een eigen schap van ons Indische linguïsten dat wij zelden iets aan het groote publiek voorzetten van onz3 geleerdheid, maar daarom zullen ?we een zoo schoone gelegenheid als deze, om eens aan ieder te toonen wat wij weten, ons niet laten ontnemen. Wat drommel, waarvoor ben je knap als je 't niet kan laten merken op zijn tijd ? Weliswaar ver gissen we ons nu en dan met de naams afleiding, en zoo met de nieuwe spelling; maar welke hervorming komt in eens kant en klaar voor den dag r1 Wacht maar, het zal wel tot Holland overslaan, 't Wordt toch waarachtig te gek, nu iedereen zijn talen kent, om nog langer te praten van Parijs, Weenen en Kopenhagen, als je weet dat het Paris, Wien en Kjöbenhavn zijn moet, en dat dit laatste koophaven zeggen wil! Men begrijpt dat ik overtuigd was en inzag dat het een praatje moest wezen wat mij eens een dichter zei: dat onze Nederlandsche taal juist zijn kracht toont door zich vreemde woorden te assimileeren en die te voegen naar zijn taaleigen. Een praatje, want als dat waar was, zouden dan niet juist de taalgeleerden voor de oude namen in de bres moeten springen? Daar lees ik net, dat de minister van Kolo niën last heeft gegeven in rapporten en op kaarten niet alle namen zoo mooi te rnaken, Goudeket & Co., Rokin 50, Amsterdam, exposeeren deze week: Jules E. Men des >Coquetterie.r In de kunstzaal: Expositie van werken van Jules Ed. Men des. ERRATA: In het artikeltje »Boekverkooping" in het vorig No. stond abusievelijk: Storm, van 's-Gravenhage, dit moet zyn: J. F. Storm van 's G-racesande. NIEUWE UITGAVEN. Wandelboekje voor natuurvrienden, door E. HEIMANS en JAC. P. THIJSSE Met een kleine flora in atlasvorm, en vele andere afbeeldin gen. Amsterdam, W. Versluijs. Oeer geestelijken arbeid, door dr. EMIL KuAErF.LiN. Dit het Duitsch. Amsterdam, L. J. Vermeer. Ons Volksondertvys en leerplicht. Handelingen van het Onderwijs- Congres op 4 Juni en 24 Sept. 1899. Amsterdam, L. J. Vermeer. C. M. J. MÜLLEE MASSIS. Spel of gymnastiek. Een woord naar aanleiding van de oprichting der vereeniginp Volksweerbaarheid. Amster dam, C. L. G. Veldt. Inhoud van Tijdschriften. Friesche Tijdschrift Sljucht en Rjucht No. 6: Myn Likeblom, M. Miedema. Soldaet wirde, Ta. v. d. S. Dwersfluiten yn 'e holle, J. P. A. In fry man, D. H. Z. Koartswyl. Hwerom? (mei plaeteje), D. H. Z. Noord en Zuid. No. 2: Prof. dr Jan te Winkel, Geschiedenis der Nederlandsche taal, (vervolg). P. L. van Eek Jr., Marnix' By'encorf (met reproductie van twee titels van Nederlandsche uitgaven en een titel van een Duitsche vertaling). F. W. M. Boots, By de volksuitgave van Multatuli's werken. *** Een nieuw boek van Couperus. Taco H. de Beer, De zaal en het tooneel van den Amsterdamschen Schouwburg van 1G37 (met af b. van het tooneel, eene van de zaal en een platte grond van den schouwburg). De Indifche Revue. No. l: Japansche kunst. Militaire causerie. Muziek en Tooneel. Spiritisme. Instantané, door Tiszoo. Romantische fragmenten, door Victor Ido. Zusterzielen (feuilleton) door Stefanotes. Letterraadsel. Eigen Haard. No 11: Benjamin-af, door Lita (Slot.) De Stadhouders van Friesland uit het huis van Nassau, door mr. M. C. Nijland, met portret raar eene gravure uit de collectie van den heer A. J. Ny'land, te Utrecht, I. Waarmee onze vaderen maaltyd hielden en hoe, door J" de Vries, I. Soerabaia in vogelvlucht, door J. R. Jasper, met afbeeldingen, I. De Zuster-Republieken in Zuid-Afrika, door J. A. Wormser, met portret van generaal Crorjéen afbeeldingen. Van een Engelschman die Ladysmith niet vinden kon, door Bintang Djaoeh, met afbeeldingen. (Slot) Verscheidenheid. Feuilleton. Belang en recht. No. 83: Het gewijzigde Wetsontwerp betreffende de vaderlijke macht en de voogdij A door mr. E. F. Toekomstig Huwelykfgoederenrecht. Mishandeling te Neerbosch door Joanna Malmberg. De kleedingindustrie te Amsterdam II. Onderwyskroniek door H. Der Vrouwen Vraag door Olive Schreiner. Verscheidenheden Mededeelingen. Onze Leestafel. Inge zonden. Tijdschrift voor Armenzorg, No. 4 : M. W. Maclaine Pont: Verwa. Hoosde en mishandelde kinderen. D. Simons: Staatstoezicht op Weesinrichtingen. Mr. Th L. M A. Borret: De Vereenieing van den H. Vincentius van Paulo. L. J. van Wiik: Armenzorg-stati stiek. ? Binnenland. Buitenland. Advertentiën. mitiiMitiiniumiiitii 40 eenta per regel. iiiHiiiiiiiiiiiiiiHHiiiiiiiiiiiMiriiiiiiiiiiiiuma^ fl 2.4O en hooger 4 Meier! Franco en vr|| van Invoerrechten toegezonden! Stalen ommegaand ; evenzoo van zwarte, witte en gehleurde Henneberg-Ztfde" van 45 et, tot 11 11. l O per Meter. G. Henneberg. Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.\ Zürich. Hoofd-Depöt VAK Dr. JAEGER'S ORIG. Normaal-Wolartiteleii. K. F. DEUSCHLE-BENQBB, Amsterdam, Kalverstr. 167. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. ECHT VICTORIAWATER. J. H- DB WIT, BOEK- EN KUNSTHANDEL. Utrechtschestr. 54, Amsterdam. Voorhanden: Meesterwerken van ANTQON VAN DIJK. 50 Photogravures naar schilderijen. Tekst van MAX ROOSES. Compl. 5 afl. a/7. Luxe editie ? 95 compleet. Piano-, Orpl- GE Mozietteüjel HIEYitOOS «fc KAL.SHOVEA, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl