De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 18 maart pagina 5

18 maart 1900 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1186 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAME£ De Moeder loonarbeider? Langen t\jd heeft men in het jonge meisje uitsluitend gezien de toekomstige huishoudster en zich, ingevolge dit inzicht, vergenoegd met haar eene zeer eenzijdige en in die eenzydigheid zelfs nog hoogst gebrekkige opleiding te doen geven. De bekende treurige gevolgen van dit eenzijdig opleidingssysteem konden niet uitbleven, en evenmin alzoo de reactie hierop. Even verklaarbaar als die reactie is ook al weer de overdrijving er in. Is er overdrijving ? Laten wy zien. Niet alleen wordt tegenwoordig meer en meer de wenscbelykheid betoogd, dat het meisje zich bekwame voor een of ander vak, maar velen villen, niet als uitzondering maar als regel, dat zy haar vak ook blijve waarnemen na haar hu wel y k, dat ook de gehuwde vrouw, óók de moeder arbeide voor loon. Het huishouden worde beoefend uitsluitend door vakkundigen. De vrees, dat de vrouwen dan niet hare moeder plichten zullen kunnen vervullen, noemen deze ultra-feministen ongegrond. De spinnende, wevende, broodbakkende, bierbrouwende vrouw van vorige eeuwen heeft al dezen productieven arbeid kunnen verrichten naast hare moeder plichten, waarom zou de twintigste- eeuwsche geen productieven arbeid kunnen verrichten buitenshuis en tegelijk hare kinderen opvoeden ? Getuigt eene dergelijke vraag,gesteld door ont wikkelde, beschaafde, ernstige vrouwen waar onder moeders! niet van een-niet-willen-zien de eenzijdigheid ook in dit stelsel van opleiding, van een moedwillig zér lichtvaardig heenglyden over deze allerbelangrijkste quaesüe ? Hoe, de opvoeding der kinderen, óók die der nog niet schoolgaande kleinen, deze schoone, verheven, maar zoo uiterst moeilijke taak zou zoo maar >en passant" worden waargenomen door eene moeder, die den geheelen dag op de kantoorkruk, achter de toonbank, voor de schoolbanken moet doorbrengen ? De vrees voor verwaarloozing der moederplichten ongegrond ? Maar is het dan niet eerste onafwy'sbare moederplicht, den jonggeborene het voedsel te reiken, dat hij zelf b\j de geboorte meebracht; plicht,' die door geen ander dan door de moeder kan worden waargenomen? De verdere lichamelijke ver pleging en de verstandelijke en zedelijke vorming zou toch zeker, ging de moeder de deur uit, aan een ander moeten worden opgedragen. En zou deze ander niet, veel meer nog dan de huishoudster, een vakkundige moeten zijn? De schade, door een onkundige toegebracht aan het materiaal, dat kinderlichaam en kinderziel heet, beteekeut toch mér dan die aan stoelen en tafels ? Maar nu, in de eerste plaats: Het loon aan deze huishoud- en opvoedkundige zal moeten worden betaald van wat moeder de vrouw buitenshuis verdient, en bovendien zal de wel stand van het gezin moeten worden verhoogd; dit is mede doel van de leuze: ook de gehuwde vrouw worde economisch onafhankelijk. Maar dan schy'nt die leuze wel uitsluitend uitgedacht voor enkele uitverkorenen; de groote massa, de vrouw en haar gezin, zal fiaantieel wel weinig gebaat zyn door dit werken der moeder voor loon, ja, wy wagen het te zeggen: dikwyls achterop En ten tweede: Waar al die kundigen, die huishoud- en opvoedkundigen, vandaan te halen? De laatsten vooral zijn met geen lan taarn tj e te vinden. Ze zullen moeten worden gevormd. Maar als er dan toch zal moeten worden gevormd, waarom zou men dan niet trachten de moeder te vormen tot opvoedster harer kinderen ? Vooral voor het kind in de eerste jeugd is de beste opvoedkundige niet te goed. En zou nu voor dit werk, dat mér dan elk ander, den geheelen mensch vraagt, algeheele toewy'ding, daarby: geduld, tact, fijn gevoel, kennis van de kinderziel, liefde tot het kind, zou nu voor dit werk niet de moeder de meeste ge schiktheid, de meeste roeping hebben; zou niet de eigen moeder, waar het geldt haar kind, in ruimere mate, dan welke vreemde ook, beschikken over deze onontbeerlijke eigen schappen; geneigd zyn zichzelf te geven, geheel en al? Liever dan de leuze aanheffen: «Iedere vrouw, ook de gehuwde, ook de moeder, ga productieven arbeid verrichten buitenshuis," zouden wy willen werken voor de verbreiding van dit denkbeeld: Ieder jong meisje en iedere jongeling ontvange voortgezet onderwy's tot b. v. het achttiende levensjaar. Onder dit onder wijs valle ook het onderwys in gezondheidsleer, in paedagogiek, kortom in alle kennis, die een opvoeder noodig heeft. Het komend geslacht worde alzoo voorbereid tot de oudertaak, liefst jongens en meisjes gemeenschappelijk. Daarna begint de vakopleiding voor ieder jong meisje en iederen jongen man; tot alle inrichtingen van vakonderwijs hebbe het meisje toegang op gelijke voorwaarden als de jongeling. Slechts een dergelijk stelstel van opleiding, dat rekening houdt met de tweeërlei bestem ming van het meisje (ea dat we in eene verre toekomst werkelykheid zien, al zyn er vele en groote bezwaren te overwinnen) zal op den duur kunnen bevredigen. Het meisje, dat nooit tot de moedertaak geroepen wordt, zal dan zelfstandig en onbekommerd door het leren kunnen gaan; en de verkregen hygiënische en paedagogische kennis zal werkelijk nog geen ballast zyn op de levensreis. Zij, die wel moeder wordt, maar schoon voorbereid tot het vervullen der moedertaak zich hiertoe niet geschikt of geroepen gevoelt, zal de op voeding harer kinderen een ander kunnen toevertrouwen en haar vak blijven uitoefenen. En eindelijk: de moeder, die de opvoeding harer kinderen zelve behartigt, zal, zóó voor hare taak voorbereid, een zegen voor de haren kunnen worden, al heet zy dan eene econo mische non-valeur. Eene economische non-valeur. Dat was de huisvrouw uit vroeger eeuwen niet; zy, de slachtende, inmakende, bierbrouwende, brood bakkende, wevende, spinnende.... ook op voedende ? Wie van die met werk overladenen mér heeft kunnen doen dan »een oogje op de kinderen houden," wie harer inderdaad heeft kunnen opvoeden, die moet wel een genie zyn geweest. Den meesten harer toch zal het wel zjjn gegaan als Schiller's bedrijvige huisvrouw, van wie het heet: und (sie) ruhet nimmer. Kan eene vrouw, die nooit eens rust, die nooit eens een oogenblikje heeft om tot zichzelve in te keeren, eene goede opvoedster zijn ? O, laat ons toch dankbaar aanvaarden de goede vruchten der beschaving; laat ons blyde zyn met de evolueering van den arbeid; laten wy' ons verheugen in de duidelyke teekenen, dat die evolutie steeds verder en verder zal vorderen. Helpen we ze bevorderen; helpen we de huishouding eenvoudiger en eenvoudiger maken, opdat de moeder hoe langer hoe meer ty'd zal kunnen geven aan hare taak als op voedster. Laat ons betreuren, dat die beschaving naast heerly'ke vruchten leelijk onkruid laat groeien. Helpen we met alle kracht dat onkruid uitroeien; helpen we den ty'd nader brengen, wanneer geene enkele moeder meer door treurige noodzakelijkheid gedwongen zal worden, haar huis te verlaten voor fabriek of werkplaats. Laten wy' aan de haren trachten weer te geven de moeders, die wel haar huis uit moeten, willen zy niet, dat de allernaakste ellende er binnen komt. - Helpen wy hem komen, den ty'd, wanneer iedere moeder zich zal kunnen geven aan hare kinderen, met geheel haar lichaam, geheel haar verstand, geheel hare ziel. Zullen wy', boven deze loonslavinnen be voorrechte moeders, niet reeds nu ons mogen geven aan onze kinderen, geheel en onverdeeld ? Is dat niet ons heilig moederrecht, en moeder plicht tevens? Beslist, nietwaar? Ja, wy mogen en wy willen ons geven aan onze kinderen, geheel en onverdeeld. Wy willen met onze niet-schoolgaande kleinen zelf werken, wandelen, spelen. Zelf willen wy ieder klein kiempje van wat schoon is en goed, zorgvuldig in hen kweeken, de kiem van elk schadelijk kruid het opschieten beletten. Wy willen zelf ons huis, hun ouderhuis, voor hen trachten te maken tot een plekje, waaraan ze, eenmaal grys geworden, nog met aandoening zullen terugdenken. Eigen geest en gemoed zullen wy steeds bly'ven ontwikkelen; het leven van onzen ty'd zullen wy bly'ven medeleven. Dan zullen wij onze kinderen, ook wanneer ze grooter worden, kunnen blyven begrijpen; dan zal niet lang zaam, maar zeker de pijnly'ke verwy'dering komen, die we zoo heel dikwijls zien komen tusschen ouders en kinderen, door het hooguitgroeien der kinderen boven de ouders; dan zullen wij, eenmaal op voeders-af, de beste vrienden onzer kinderen kunnen zyn. Men noeme ons vrijelijk economische nonvaleurs, omdat onze arbeid niet wordt omgezet in klinkende munt; als wy zóó onze moeder taak opvatten en ons zóó aan haar geven, dat het werk aan onze kinderen wordt omgezet in lichaamskracht, in helderheid van geest, in grootheid van karakter, in reinheid van ziel (waar koopt men die voor al het geld ter wereld?)... wat hindert ons dan die naam? BEBTIIA VAN 'T STICHT. Minimiiloonlijtóssen. Waar het aanbod de vraag verre overtreft, ligt het in den aard der zaak, dat er van dit feit gebruik wordt gemaakt om de loonen te drukken. Op het gebied van het onderwy's zijn hiervan meermalen treifende staaltjes gegeven. Ook hier te lande laten de tractementen aan de opvoeders der jeugd betaald, veel, heel veel te wenschen over in de meeste gevallen. Maar zóó erg als het in Oostenryk is, volgens een onlangs gedane opgave in »Dokumente der Frauen", geloof ik toch niet, dat het hier te lande zal zijn. In Weenen alleen, zyn vier normaalscholen, waar vrouwelyke leerlingen zich voorbereiden tot het afleggen van examens. Van deze scholen verlaten gemiddeld in het jaar 180 meisjes den cursus, na een acte te hebben verkregen. Vele van dezen hopen op een plaats aan een der openbare scholen, omdat zij dan kans hebben op een vast inkomen. Degenen echter die terstond een betrekking moeten aanvaarden, vallen veelal in handen van gewetenlooze hoofden van byzondere scholen, die zeer goed weten partij te trekken, van den afhankelyken toestand waarin die jonge meisjes verkeeren. Zy bieden haar een betrekking aan maar de eerste jaren veelal «onder salaris. Het hoogste wat en dat is nog een groote uitzondering wordt betaald, is veertig gulden in de maand, voor minstens dertig uren onder wys in de week. De maanden waarin het vacantie is, wordt er niets uitbetaald. Maar behalve bovengenoemde vaste aanstel lingen, zyn er ook nog betrekkingen die b. v. aldus worden gehonoreerd, twintig gulden in de maand, voor dagelijks drie uren lesgeven en een uur wandelen met de meisjes. Vervolgens: tien gulden in de maand, wekelyks vier en twintig uren lesgeven. En met zoo'n salaris moet een meisje zien rond te komen in een stad als Weenen, waar bovendien de afstanden zoo groot zijn! In een der voornaamste privaatscholen, waar voorheen tamelyk voldoende salarissen werden gegeven, wordt nu door de groote concur rentie aan de eerste onderwyzeres slechts twaalf gulden uitbetaald en aan de secondante niets! Er zijn scholen waar de Jielft van de onder wijzeressen niets verdienen. Een instituut in Weenen met honderd leerlingen, heeft meer dan twintig gratis onderwijzeressen. Tot welke dieptreurige toestanden en ver houdingen zooiets aanleiding geeft, behoeft niet nader te worden gezegd. Belachely'k zou het zijn, als het niet zoo diep treurig was, wanneer men verneemt, dat op vele scholen aan de gratis onderwyzeressen nog zoogenaamde douceurs (aalmoezen) worden uitgereikt, juist groot genoeg om de stof voor een blouse of een half dozy'n zakdoeken te koopen ? Op de kloosterscholen is het niet veel beter gesteld. Bij de vrome zusters heerscht het volontair systeem niets minder, dan bij hare meer wereldsche zusteren. Velen zijn er, die de eerste jaren het door haar verstrekte onderwijs slechts zien beloond, met een rozenkrans of een gewijde kaars!... Behalve het geren van onderwys, komt nog voor rekening der meisjes het corigeeren der schriften, het nazien van sommen, er.z. Is het wonder, dat de moed al heel gauw minder wordt, en de meisjes het leven donker inzien by' zoo droevige ervaringen ? En zoo komt het dan ook, dat men in plaats van een opgewekte en levenslustige opvoedster der jeugd, een moede en alle energie mis sende jonge vrouw, dag in dag uit, haar zware taak ziet vervullen. En toch, voor wie is juist opgewektheid iets onmisbaarder dan voor degenen wier beroep haar dagelyks in contact brengt met jonge, hoopvolle levens? De meeste ouders meenen genoeg gedaan te hebben, wanneer zy hunne kinderen naar scholen hebben gezonden, waar deze de noodzakelijke kennis kunnen opdoen. Maar behalve dit, rust ook de dure plicht op hen om te onderzoeken, of het aan de kin deren gegeven onderwys ook goed wordt be taald ! Want alleen dan, zal dat onderwijs waarlyk vrucht kunnen dragen, als het wordt gegeven door menschen die ontheven zyn van de kwel lende zorg voor het heden en zoo mogelijk voor de toekomst. Late ieder in eigen boe zem tasten, en eens nagaan in hoeverre hij of zy, voldoet aan den hierbovengenoemden, toch waarlyk niet onbillyken eisch ! VEBA. Aan meyr. Van Hensflen en freule Van Doorn enMderTolgelgen. Geachte Dames! Uw gesprek, voorkomend in »De Groene" van den ISen Febr., noopt mij, u, waarde Dames, te raden: Neemt Lessing's Nathan der Weise ter hand, leest dit werk voor alle tijden, met aan dacht, docti... leert van buiteu 't geen Nathan den grootea Saladin verhaalt, als antwoord op diens vraag welfc geloof hem, den wijze, wel als 't beste voorkomt. 1) «Ik ben een Jood," zegt hij. En Saladin: //Ik een Muzelman, tusschen ons staat de Christen. Eén slechts van deze drie go-'sdienstea kan de ware zijn." Maar dan. geeft Nathan den Sultan als antwoord het beroemde verbaal der drie Rmgea en. tracht hem te doen inzien dat de Kern van elke waarachtige gods dienst gelijk is, en Liefde heet, en dus niemand een ander mag verketteren omdat diens God een anderen naam drage, dan de zijne, eerder allen samen diefden te gaan in Liefde Gij beiden, dames, geeft blijkt van wel te wilteu: waarom dan geredekaveld en niet liever iiién. gesmolten eikaars goede bedoeling ter wille van de ver drukten? Op uw beider redeneering valt vél af te dingen, al is er ook in beiden vél waars; maar de Kern van uw zeggen toont Menschenlitfde en dat is immers de hoofdzaak ? Zaagt gij dat in, dan zeker gmgt gij niet langer ieders uws weegs, maar streefdet te samen naar n doel: verbetering van misstanden waarouder nu vele duizenden gebukt gaan ... ,/Och waren alle menschen wijs en wilden allen wel!" 't Is of de arme Cainphuysen gisteren zijn weeklacht de wereld in zond! Wilden en deden wij wél; wij, dat zijn de huisvrouwen zoowel als de dienstboden, dan zouden voor gesprekken als tusschen mevr. Van Heusden en freule Van Doorn geen plaats meer zijn. Mevr. Van Heusden oordeelt te subjectief en freule Van Doorn bekent zelve dat zij nog nooit een *eigen huishouding" voerde. Zij heeft dus geen zuiver inzicht in de zaak, die zij wil cntiseeren. Mevr. Vaa Heusden en haar volgelingen zou ik willen vragen; hebt gij onder uw intiemere kermissen geen dier vrouwen, behebt met de fin de siècle ziekte: hysterische zenuwaandoe ningen, morfinisme of hoe heeten moge die vol komen ontstentenis aan zelf-beheersching, die verregaand egoïstische zucht naar steeds nieuwen prikkel ten kosten van anderen ? Kent gij ook geen physiek normale vrouwen, die niet kwaad van aard, toch door gebrek aan verstand en daardoor ook »aan tact" totaal ongeschikt ziju om met haar personeel oin te gaan ? Zijn in uw kring alle vrouwen, staande aan 't hoofd van een huishouding, zelven genoeg op de hoogte van haar taak, om de ouder haar bevelen staanden met goed recht te prijzen of te laken, of wel... om bevelen te geven ? Frequenteert gij, mevr. Van Heusden zulk een uitgelezen kring dan, maar ook dan-alleen kan ik mij eenigzius uw oppositie verklaren tegen de vereeniging waarvoor freule Van Doorn ijvert. Hoort men u, waarde mevr., dan is men geneigd in 't al gemeen de huisvrouwen te nemen voor slacht offers van het lage gedrag, de brutaliteit enz., der dienstboden. Dat de aard en het bestaan van velen onder haar heel wat te wenschen overlaat, wie die 't ontkent? aar hoe vele bestiersters der huis houding zijn niet ware duivelen, of minstens barre egoïsten voor haar ondergeschikten? Hoe velen voeren niet, bewust of onbewust, het devies: eerst kom ik, en dan kom ik, en dan kom ik, en dan kom ik nog eens?" Mij zijn helaas vele zulke vrouwen bekend. Zulke schepsels hebben aan haar dienstboden en veelal ook aau haar echtgenooten de beste caprice-afleiders. Zulke besparen haar geen enkelen stap, en stellen zich nooit in de plaats der tfgecommandeerden." Dieuden juist niet deze vrouwen, door ge boorte en opvoeding het voorbeeld van fijnvoelende meusehelijkheid te geven ten opzichte van minderbedeelden? Ik zelve heb ondervonden, dat gevoel van onzekerheid, toen ik zér jong nog, aan 't hoofd van «eigen huishouding" kwam te staan. Deed ik wel recht, met mijn op- en aan merkingen tegenover mijn dienstbode, gaf ik aan een andere zijde niet te veel toe? Maar ik kwam uit een gezin waarin bij intuïtie 2) naast elks plichten, ook ieders, dus ook der dienstboden rechten gesteld werden, en al was mij, hij mijn eerste debut, de //juste-miiicu" niet altoos duidelijk, ik heb mij, nu, na vele jaren toch niet te beklagen over die eerste schreden op moeielijk en vreemd terrein. Of ik dan altijd zulke goede dienstboden trof? Wél informeerde ik ook naar het gezin waaruit de betrokkene stamde, maar dit was niet altijd mogelijk en ... baatte niet altijd. Ook ik hab met in-gemeene, lage wezens te doen gehad, maar ... heel zelden. Was een meid ongevoelig voor redelijke humane behandeling, dan ontsloeg ik haar. Maar veel verdroeg ik, .waar ik zag, dat rij veel gebreken toch een klein weinigje //hart" aanwezig was en dat irachtte ik te bemerken. Menig keer is mij dit 1) 3e Acte, 5e Tooneel. 2) Men redeneerde toen niet zoo veel. Of men ook minder handelde ? gelukt. Ik heb dan ook naast enkele trekken ' van groven ondank, heel wat aanhankelijkheid, heel wat trouw ondervonden. Er was een tijd dat ik drie dienstboden moest houden; dan is 't veel moeielijker om ieder 't zijne te geven en op alles 't oog te houden, toch heb ik zelfs uit die //barre" meiden-periode herinneringen aan plichtsbetrachting en hartelelijkheid mij en mijn kinderen bewezen. Ik zei 't reeds: goed voorgaan doet goed volgen." Niet aan mij zelve heb ik 't te danken dat ik in 't algemeen goed gediend werd. Ook op dat gebied worden de zonden der ouders op de kinderen bezocht, en 't zal niet vaak voor komen dat zij, die in hun jeugd vóór zich gezien hebben een humane behandeling ten op zichte van ondergeschikten, zij die als kind geleerd hebben, de dienstboden als menschen, gelijk wij zelven, te beschouwen, later tot het //commaudeereiide gilde" zullen behooren. Vraagt de positie der dienstboden, in 't algemeen groote verbetering, ziet dan in de eerste plaats toe, dat gij ook ter wille van uw kinderen een goed voorbeeld geeft. Gij zijt tot heden de bevoorrechte, de door 't toeval van geboorte intellectueel meerdere, zorgt dan dat gij ook psychisch een standpunt inneemt dat u het wel der onder u staanden doet bevorderen. Geeft zelve het voorbeeld van altruïsme, van hartelijken omgang tusschen u en uw dienstboden, en uw kinderen zullen niet anders te haren opzichte handelen, ook wanneer zij als vrouwen zelven de teugels van 't huishoudelijk bewind voeren. Tracht dan ook in de tweede plaats a door uw voorbeeld n door uw woord anderen te overtuigen, dat zulk doen beiden partijen ten goede komt. Laat u niet afschrikken, ook al ontmoet ge soms ondank en... erger. Op tien gevallen zult ge mogelijk twee, drie, teleur stellingen ontmoeten, maar, gelooft mij, er zijn vele goed-geaarden onder die klasse en die brengt gij door uw doen hooger, tot haar en tot uw eigen bate! Voor eeuwen werd u geleerd: »Zooals gij wenscht behandeld te worden, aldus behandelt anderen". Wie onzer kau zich naar waarheid beroemen, die goddelijke les steeds en in den waren ziu betracht te hebben? En toch, zij en zij alleen zal ons moeten voeren naar het eind doel : Vrede op aarde! Aan Mevr. Vaa Heusden en haar volgelingen nog a vraag. Hebt gij eenig begrip van de exploi tatie der dienstbode in burgergezinnen? Hebt ge ooit, zooals ik, de dienstbode van een gez'n met groote dochters, tot twee uur 's nachts zien strijken, of Zaterdags hooren schuren ? Weet gij van kindermeiden, die soms tot even laat aau de strijkplank stonden, waar 't voor mij heette //wat eigen liefhebberij?" En dat zijn staaltjes uit de groote steden. Ziet echter eens het sloven op het platte land en in de dorpen. Mevr. Van Heusden: er zijn grieven, en vele, zér vele ... Maar toch ga ik ook niet door dik en dun mee met freule Van Doorn. Ik acht 't hoogst ge vaarlijk, ook voor haar zelven, de slachtoffers dier misstanden, haar, de slapenden ook in intellectueelen zin zoo pardoes en tactloos wakker te maken. Die groote trom, die schetterwoorden ... ze moesteu m. i. nu wat rusten. Propaganda gemaakt, goed .., maar kalm en bedaard, 't meest bij de meerderen. De hooger staanden moeten steeds op haar plichten ten opzichte der dienstboden gewezen worden. Bij dezen echter moet 't gevoel doordringen dat zij, haar plicht doende, recht hebben om als lid der familie tot op zekere hoogte natuurlijk te worden behandeld. De hoogeren moeten zelven deskundigen zijn en wéten te ordonneeren. Dat er dan buitendien gezellige avondjes ge arrangeerd worden, waarop de dienstboden op allerlei aangename en aantrekkelijke wijze in tellectueel hooger worden opgevoerd ... in de allereerste plaats in plichtbesef, zeker zou dat er bij behooren. Ook op haar verhouding tegen over «den vrijer" dient haar de oogen te wor den geopend en dan, hél hél voorzichtig, geve men haar een juist inzicht in haar rechten. Die rechten, freule Van Doorn, zou ik meer op intellectueel, haast zei ik: op ethisch gebied overgebracht zien. Haar spoken nu allerlei dwaze begrippen van //vrij-zijn"' door 't hoofd, die meestal ontaaiden in yongebonden-zijn." Daar, waar de dienstbode werkelijk als lid van 't gezin wordt behandeld, moet zij leeren inzien dat 't haar plicht is, het hare tot bloei van 't gezin mee te brengen: zuinigheid, vlijt en har telijkheid. Zóó zou ik de richting wenschen die beider weg moest nemen: die van de werkgeefster en die der werksters-dienstboden. Vrouwen als mevr. Van Heusden en haar volgelingen moesten begrijpen dat van haar, juist van haar die groote verbeteringen, zoo zeer noodig, moeten uitgaan. Zij moesten op de haar eigene verstandige, menschlievende, practische wijze de handen aan den ploeg slaan. Zij, rijp aan ondervinding, weten 't beste zaad te kiezen en 't onkruid uit te roeien. Staakt dus, wat ik u bidden mag, waarde mevrouw, uw oppositie treedt toe en laat uw Jicht schijnen in freule Van Doorns' kring; 't zal haar en haar beschermelingen ten goede komen. YBOUWKE. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIMIIII» Berlijnschc dames-Hul). Stevens- Tentoon stelling. Modes, kc-uken enz. De Berlijngche dames-klub telt meer dan 800 leden; 2G4 damos smaken de voldoening achter hare namen haar beroep te kunnen vermelden. Op de ledenlijst staan genoteerd meer dan 100 onderwyzeressen. A propos van onderwijzeressen: Zou men in Duitschland iets minder kieskeurig zyn geworden aangaande het uiterlyk der onder wijzeressen? Hoe ik op dat denkbeeld kom? Sta mij toe, u het wreede feit in al zyn scherpte mee te deelen. Een jaar of vijftien geleden, deed een jong, Duitsch meisje met glans het moeilyk staats examen te Berly'n. De heeren van de examen commissie waren opgetogen over haar geleerd heid. Zij was een »bol," daarover waren zij het allemaal ns. Strikvragen werden haar gedaan om te zien of men de klaarheid van haar verstand, de veelzijdigheid van haar kennis, de scherpte van haar oordeel n oogenblik in verlegenheid zou kunnen brengen. Geen sprake van. Zij was niet in 't nauw te brengen, noch te vangen. Helaas! de heeren waren het ns zoowel over haar geleerdheid als over haar afstuitend uiter lyk. Het diploma werd haar met zwier toe gekend. »Is u van plan u aan het onderwys te wijden?" .Zeker." De heeren keken elkaar verlegen aan. Py'nly'ke stilte. Folterende pauze voor de gediplo meerde. »... Ja,.... ziet u, mejuffrouw! hernam de president weifelend, wij zouden u toch in overweging willen geven, dit liever niet te doen. Zwijgende vraag in de verstands-oogen van het geleerde meisje. »Wy' zyn bang, dat uw taak wel wat hél moeilyk zal zyn. is verbazend knap; het was een voorrecht voor de heeren, zulk een candidate te mogen examineeren.... Gelukkige glimlach om den leelyken mond van het knappe meisje .... Zelden hebben wy zóó eenparig het diploma uitgereikt, maar uw uiterlyk is zóó zóó weinig behagelyk, dat wy', vak-mannen overtuigd zyn, dat de jeugd door u niet zal willen onderwezen worden ... Keeren wy tot de honderd onderwyzeressen uit de moderne Dames-klub terug. Onder dit honderd-tal zyn directrices van groote onder wys-inrichtingen, leeraressen aan hoogere burscholen voor meisjes; onderwyzeressen in handwerken, stenografie en photografie. Dan volgt een groot aantal dames, die zich in de omvangrijke armen der Kunst hebben geworpen. Een-en-veertig dames hebben zich aan schilderof beeldhouwkunst gewy'd; negen-en-twiniig dames slaan zich musiceerend door disharmonie en levens-dissonnanten heen. Hiertoe behooren drie componisten; n van de drie dirigeert een vrouwen-orkest, en weer een ander van het door talent op den voorgrond tredend drietal is aanvoerster van een dames-koor. Zangeressen, pianisten, piano- en zang-onder wijzeressen behooren mede tot de klub. Ongeveer drie-en-twintig pen-voerende dames, waaronder 6 redactrices, en 3 journalisten. Schoorvoetend zyn Melpomene en Tnalia toe getreden: n tooneelspeelster en twee onder wyzeressen in het »zeggen." Kies- oftandpy'n kan voor de klubgenoten tot een minimum herleid worden; niet minder dan .acht gediplo meerde tandartsen zyn in staat de ratelende mondjes der acht-honderd dames tydelyk tot zwy'gen te brengen en met vaardige hand kunst-bewerkingen te verrichten op de gebitten van haar klub- en natuurgenoten. Mercurius zal een harden dobber hebben om zijn leepheid te handhaven. Niet minder dan acht-en-dertig dames -hebben zich achter zyn gevleugelden hiel geschaard! De schatten die Stevens verkreeg door het schilderen van bevallige vrouwen-figuren, werden niet met brave bezorgdheid voor den ouden dag, in solide geldbelegging omgetooverd. Stevens maakte goede sier en hanteerde palet en penseel met verdubbelden y'ver, zoodra hy den bodem van het geld-laadje zag en ver oorloofde zich allerlei kunstenaars-grillen, wanneer het goud hem toevloeide. De schilder Stevens is nu te oud om in zijn onderhoud te voorzien. Adellijke, fransche dames vormden z&h tot eea commissie, waar van niemand minder dan de hertogin van Chartres eere-presidente is. Onophoudelijk rollen de ry'tuigen aan der Parijsche smondaines" en houden stil voor de Ecole des Beaux Arts. Jonge en oude dames verdringen zich in de zalen van het gebouw om de schoone doeken van den vlotten, levenslustigen Belg te bewonderen.Naar ouderwetschen trant vermelden zyn gescnilderde vrouwen typen heele geschiedenissen. Oude novellentitels om van te watertanden en geheel in overeenstemming met de ouderwetsche kleeding. «?Pynly'ke zekerheid," «Verwachting," «Treurige ty'ding," «Laatste dagen van het weduwschap." Het rustige, peinzende kopje der heldin beheerscht steeds de geschilderde novelle. Mogen de verzamelde gelden door liefdadige dames voor Stevens by'énBebrai:ht, tot het eind zy'ner dagen getuigen van n onmisken bare vrouwen-deugd: dankbaarheid. Modes. Meer dan ooit zullen in dit voorjaar de wandel-costuums tot hun recht komen. Welke dame zou dit smaakvol geheel in haar garde robe willen missen? De »tailor-made" rok-enmantel wordt by voorkeur vervaardigd uit de bekende, onverslytelijke Engelsche stoffen: covert-coat, serge, laken, cachemire en de prachtige Schotsche «Tweeds". Wat de kleur van het costuum betreft, weldra zal alles in het weinig flatteerende »khaki" vervaardigd worden, maar, ik raad u in gemoede, alty'd die tint te kiezen, die het beste harmonieert met uw haar en gelaatskleur - en met uw geboorte-acte. Rok-en-mantel met een mooie zijden blouse zullen alty'd hun bekoring houden voor haar die zoo verstandig zyn op haar uiterlijk omhulsel te letten. Een beleefdheid tegenover onze omgeving, vrienden en kennissen die beter en scherper zien dan wy zelf. Boom-pudding. Kook n kan (Liter) melk met n ons ry'st en een gespouwen stokje vanille. Als de rijst gaar is, roer er dan vier eetlepels witte suiker en n geklopt ei door heen. Leg de ry'st en IK ons bitterkoekjes in laagjes in een steenen pudding-vorm. Plaats den vorm in een bak met ruw ijs oi by gebrek hieraan in een bak koud water, dat men dan eenige malen ververscht. Een half uur voor het gebruiken van de pudding laat men een Vi kan zoete slag-room kloppen. Als de room sty'f is, de pudding op een vrij grooten schotel uit den vorm schudden en het geheel bedekken met sieilyke figuren room (gebruik roomspuit) Alles zoo lang mogelyk op zér lage tempe ratuur houden' (Eigen recept). CAPBICE. is tooslist ora.gr© overat et rd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl