De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 18 maart pagina 8

18 maart 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND. No. 1186 De COLLECTE voor Werklooze Diamantbe werkers, Schijvenschuurders en voor noodlij dende gezinnen, welker verzorgers in Transvaal en Oranje-Vrijstaat ver toeven, zal op den 19den Maart en B volgende dagen gehouden worden. Waarde Stadgenooten! Waar armoede het leven ver bitterde, stondt gij steeds geTeed om door liefdadigheid te helpen. Hiervan gaf de collecte ten behoeve van stamverwante vol ken een heerlijk getuigenis. Door den noodlottigen oorlog in Zuid-Afrika vervielen dui zenden stadgenooten onver wacht en onverdiend tot werke loosheid. Er heerscht bittere ellende. Van waar zal uitkomst en redding komen? Behoeven wij het te vragen? Voor de nagelaten betrek kingen in Z.-A. heett men on gevraagd tonnen gouds bijeen gebracht. Zou het weldadig Amsterdam nu gedoogen, dat duizenden stadgenooten door ellende ten gronde gaan? Keen, driewerf neen! Ontsteekt dan, medeburgers, het licht der hoop in die wo ningen, waar de wanhoop geröed staat binnen te dringen. Gehoorzaamt aan Uw inge schapen gevoel van onbekrom pen menschenmin. Helpt en redt!" Het Hoofdbestuur: D. BEEKENDS, Voorzitter. MR. D. J. VAN STOCKÜM, ViceVoorziüer. A. L. SMIT Ju., Ie Secretaris. M. MEKEXS, 2e Secretaris. ME. K. J. ABBRIKO HINGST, Ie Penningm. H. BAKNSTEIN, 2e Penningmeester. Prof. Dr. J. C. MATTHES. Advlseerende leden: ME. F. S. VAS NIEROP. W. Hovr. P. H. VAN OuTERSTEKP. 6. BROEKMAN (Pastoor). Prof. Mr. G. A. VAN HAMEL. J. A. TOURS. P. H. HüGENHOLTZ JE. Mr. J. G. DE WITT HAMER. S. LEHMANS. Mr. B. E. ASSCHER. Dr. N. JOSEPHÜS JITTA. C. W. DE SAUVAGE NOLTING. B. VAN BEUGEN. P. NOLTIXO. C. A. A. DÏDOK »E WIT. M. A. VAN ZANTEN (Pastoor). Ds. J. H. BOEKE. L. SEKRUEIER. JAC. POLAK. A. C. BLEI-S. Mr. J. KAFPEYNE VAN I>E COPPELLC». Ds. H. V. HOGEKZEII... W. A. VAN DEN BROEK, J. ScHECER. A. HAHMSEN JE. Mr. H. PÜUW. MATTHFAS Durs. J, BRUISWOLD RIEDEL, D. SCHDT. P. STIKKER. G. P. WIJNMALEN JR. Prof. Dr. C. BELIAAR SPRUYT. Mr. M. J. PuNAPl'EL. Mr. W. HEINEKEN. P. W. SüTORIUS. HENDRIK SCHUT. W. S. STÜVEN. P. WELTEVREEDE. J. P. A. KlLSDONK, P. J. RAAMMAKERS. Dr. S. SCHIPPERS. Ds. E. LAURILLAKD. A. C. SCHWARTZ. Mr. L. H. FESCHOTTE. K. KATER. W. C. J. PASSTOOES. HtTSJES Tnw. Naar het Duitich van A. HAUSCHNEK. Elegante kleine salon in bet Grand Hotel de» Anglai» te Nizza, rijk met bloemen versierd. Men heeft door de open deur uitzicht in een zijkamer, waar een zooeven verlaten, feestelijk gedekte tafel staat. Vier couverts, guirlandes van rozen en mvrthen, op Sèvressohotels en zilveren schalen resten van bonbons, taart en vruchten, tussoheu halfvolle wijn- en champagneglazen. Negen uur 's avonds. Een zoele Maartavond. Therese Deinhardt, 44 jaar, groot, slank, nog eeer interessant, bleek teint, ver standige grijze oogen, zwaar donker haar. Japon van wit crêpe-de-chine, drie rijen paarlen om den hals, witte rozen en myrthen. op de borst. Josephine Schönaö,3S jaar, middel matige lengte, teedere, piquante schooit heid, donkere pogen, aschblond, lichtgolvend haar, een beetje geblanket. Japon van lilasuêpe met witte kant, een bouquetje viooltjes op de borst. Therese en Josephine staan op het balkon van den salon en kijken naar de straat. Men hoort beneden een mannen stem ; ,Tot straks, dames!" en een jongensBtem : tAddio, mamma mia." T b e r e s e (kijkt naar beneden, teeder). Wat ia Heini groot voor zijn vijftien jaar.1' Josephine (kijkt ook). ,Hij reikt z'jn vader al tot. de schouders." Therese. En Martin is toch buitenge woon l&ng." Josephine (slaat lachend dea arm om haar middel.) ,/Hoe kan men nog zoo verliefd zijn op zijn man na 25 jaar!" (Trekt haar ia den galon). En nu zullen wij wat praten, totdat de heereii" terugkomen." (Zij gaan zitten op* een sofa in eea hoek tusBcben twee hooge, met bloemen gevulde vazen). Josephine (haalt een cigarettenkoker uit haar zak, en hied hem Therese aan). Wil je een cigarette, Heel?" Therese. Dankje, het kan mij niet bevallen, als een vrouwenmond naar rook ruikt." Josephine (lacht), Chenhez fhomme (zij leunt achterover, slaat de been en over elkaar en blaast rookkringeljes in de lucht). Je bent >eker erg geschrokken, toen je mij vandaag zag. Je hadt je zilveren bruiloft liever iutiem willen vieren met je man en je zoon." Therese (hartelijk). ^Je weet, dat ik zeg, wat ik meen: er had mij niets aangenamers kunnen gebeuren. Ik wilde niet naar Weeneu gaan." J osephine. ,Dan was je van den regen in den drop gekomen. Degeheele heilige familie." Therese. Ja, dat is een vreeselijke ge dachte die drukte, al die bezoeken." (Zij glimlacht). En bovendien is het niet eens waar." Josephine. Wat is niet waar r" Therese. Het is eigenlijk vandaag vol strekt niet mijn zilveren bruiloft, wij zijn eigenlijk pas zestien jaar getrouwd." Josephine (kijkt haar aai'). Zeg eens, wil je mij voor den gek houden?" Therese. ,lk verzeker het je («ij leunt achterover, trekt eea roos uit de taaseu speelt er mee) dat is een heele geschiedenis." Josephine, Ik ben er erg nieuwsgierig naar." T b e r e s e. Later misschien. (Zij bekijkt de roos oplettend). Vertel mij eerst eens wat van jezelf! Sinds wanneer ben je in Nizzar" Josephine (rookend). ,Sinds veertien dagen. In Weenen kon ik het niet meer uithouden van weeheid. Altijd en eeuwig hetzelfde, bals, con certen, tarokpattijen en jours en ik altijd alleen of die eeuwige leugens en uitvluchten, om te kunnen bedanken." Therese. Kon je man dan niet met je meegaan ?" Josephine. Hier naar toe! Wat denk je wel hij kan uiet scheiden van zijn ge liefden Rijks-aad, van de Tsechen en Slavea en al dat gescheld en gevecht, voor nists ter wereld." Therese (Zij speelt met de roos). En de jonge man, dien je vandaag aan ons hebt voorgesteld f" Josephine (wat verward). Mijnheer von Hubinger?" Therese. Heb je hem hier leeren kennen ?" Josephine (aarzelend). Op een réunion hij heeft zich door een gemeenschappelijkea kennis aan mij laten voorstellen." (Zij richt zich op, werpt de cigwette weg, snel) Och wat, waarom zou ik het niet zeggen ik kende hem al ia Weenen hij is een van mijn ijverigste aanbidders. Maar ik vermoedde niet, dat hij mij zou nareizen, dat zweer ik je!" Therese. Ik wil je wel gelooveu." Josephine. Hij is tot over de ooreii op mij verlitfd." Therese (lacht.) Dat is te zien." J o s e p b i u e. En ik behoef kern slechts een vingtr te gevea." Therese. IJau zou hij dadelijk de geheele hand nemen." Josephiue. »In den waren zin van het woord, hij verlangt niets vuriger. (Zij aarzelt.)" Therese. l)an met jou te trouwen." J o s e p h i a e. Op staarden voet, als ik vrij was, (zij richt zich op, zeer levendig). Het is schande, dat ik, een getrouwde vrouw, zoo spretk. En ik ben werkelijk niet zoo lichtzinnig, misschien wat ccquette, maar wer kelijk niet los. Maar wat moet een jonge, vroolijke vrouw beginnen, die haar man nergens mee been krijgt? Altijd en eeuwig zijn zittin gen en protocollen en commissies, en als !iij 's avonds ttiuia komt, is bij tot niets goed dan slapen!" (Zij steekt lialf schreiend een nieuwe cigarette aan.) Therese (nadenkend). Altijd weer liet oude liedje. Wij zijn te jong voor onze man nen, wij moesten ouder zijn dan zij." Josephine. Och kom, ivat zou dat voor ongelijke huwelijken geven!" Therese. Zoo, en vind je dan nu, dat zij gelijk zijn ? Kijk eens naar zulk een paar uit oase kringen, hoe gelijk dat is! Zij komt uit de rust, hij uit den storm. Zij heeft goeden levenshonger, hij reeds een overladen maag; zij is uog half in slaap, hij al niet recht wakker meer. Eeu tijdlang houden zij gelijken tred, maar wanneer zij harder wil gaan loopeu, moet hij gaan zitten ; nis haar liet leven juist het best bevalt, kan hij niels meer verdragen, en als zij ontwaakt, is hij op liet punt van inslapen. Natuurlijk is er dadelijk een mede lijdende ziel te vinden, die haar r.ood begrijpt, want de mannen zijn alleen blind in het huwelijk, de vrouwen van anderen begrijpen zij dadelijk." J o B e p li i n e. Je bent een ware philosoof geworden, Resi!" Therese: fik beb daarover veel nagedacht in een tijd .... (zij draait de eteel van de roos gedachteloos on» baar vinger.) ,Toen ik trouwde, dat derk je niet, Peppi, jft was toen nog een kind. Maar ik kom uit een familie, nu, je weet, hoe eenvoudig wij thuis leefden. Toen ik in Berlijn kwam, die groote stad, in znlke a«dere omstan digheden mijn man ging overal met mij heen, naar den schouwburg, naar pirtijen .... op bals danste hij zelfs met mij, die eerste paar jaren waren als een droom. Langzamerhand kreeg hij van dat alles genoeg. Hij was toen direct«nr van een groots bank geworden hij had vreeselijk veel te doen en trok zich van alles terug. Daarbij is het, ook gebleven. Hij heeft mij niet gebrusqueerd, ik mocht g»an, waarheen ik wilde. Maar hij had toch liever, dat ik thuis bleef en den een of ander uitnoodigde. Het li«fst een pjar heeren, dat «af hem den minsten last. Een zekere Dr. Brodnitz kwam dikwijls bij ons aan huis, je kent hem misschien, bij is dikwijls in Weemn." Josephine (denkt na). Brodnitz, BrodnitzP O ja, natuuronderzoeker en otitdekkingsreiz'ger, niet waar ? Ik beb bem wel een» bij Polcti Weissinger ontmoet, met «ie hij muziek maakte." T b e r e s e. Juist, muziek, daarmee is het bij mij ook begonnen. Wij speelden tjuatremains, ik accompagneerde hem, als bij zon». Mijn man vond dat prettig, bij luisterde dikwijls naar ons, als hij niet's avonds nsar het kantoor moest, hij bad toen versohrkkelijk veel werk met een leening ofzooifis. Een tijdlang is alles goed gegaan. Toen werd Brodnitz sentimenteel en maakte alle tempi te langzaam of te snel, altijd een grun. sentimento of con gran passiome, en in alle toonaarden maakte hij variaties of hetzelfde thema: Waarom ben je niet vrij ? Als je vrij was ....." Josephiue (vol belangstelling:, is opge houden met rooker). »Nu, en jij?1' Therese. Ik heb gelachen en gedaan, alsof ik niets begreep. Op zekeren avonri, toen mijn man reu vergad ring had, werd liij echter zeer duidelijk, onze muz:ek eindigde met een dissonant. Daarna heeft hij zich drie dagen lang niet laten zien. Op den vierden Hsg kreeg ik een brief, hij vraagt mij om vergiffen s, bij kaa zoo niet lang leven, plicht, vriendschap harts tocht., weet ik het, ten slotte weer: Waarom ben je niet vrij?" Spoedig daarna lees ik in de courant, dat hij zich bij een onderzoekingstocht door Oost-Afr.ka had aangesloten." Josephine. Speel je dat niet verschrikke lijk ?" Therese. In het begin volstrekt niet. Het was net, als wanneer men zich met een scherp nifs snijdt. Eerst voelt men. in het gtheel geen pijr. Ik leefde zooals altijd, alleen gevoelde ik plotseling weer lust, om uit te gaan. Maar mijn mau kon nooit met mij mee gaan, hij had juist heel veel te doen, er was eea nieuwe leeoin? «ingegaan ergens in China of Rusland. En ik wilde niet graag alleen gaan, dat heeft zoo iets dubbelzinnies. Eu toen bemerk'e ik plotseling, dat ik Brodnitz ver schrikkelijk miste, en dat het leven eigenlijk erg vervelend is.'' J osephine (vol overtuiging). Ja, dat weet God." Therese. Nu, en je weet het zelf, uit verveling komt meu op de dwaaste gedachten. Ik begon aan Brodnitz te denken, aan zijn blauwe oogen en zijn blonden snor, en dat l.ij zulke fijne, witte handen had, en wat hij ge zegd had, en hoe hij inij op dien bewusten avond had aangekeken. Alle mogelijke eigen schappen dacht ik bem toe; miju verbeelding maakte een heel anderen Brodmtz uit hem. Kort en goed, ik werd op den man verliefd, twee maanden, nadat, hij weg was." Josepbine. »0ch kom !" T !) e r e s e. Ik verzeker het je. Ik was niet wijs. Ik nam zijn portret uit bet album eri verborg het in een geheim vak van mijn schrijftafel. Zijn afscheidsbrief kende ik van buiten, ik speelde altijd de liederen, die hij had gezongen, en schreide er bij. En ik ben aan een landwerk voor hem begonner, een canapékusseu, en dat heb ik symbolistisch ge nuanceerd!" Josephine. .Hoe heb je het genuanceerd !" T b er e s e. Symbolistisch. Ik heb al het gedrukte en geschrevene, dat mij aan hem her innerde iu de kleur, die met miju gevoelens overeenkwam, gerold. Bijvoorbeeld zijn &'scheidsbrief in bontgekleurde zijde, het bericht van zijn vertrek in dof zwart, alle uitnoodigingen, die ik om zijnentwil had afgeslagen, in grijs, efn reisbrief, dien hij in de courant liet afdrukken, in hemelsblauw, een kort be richt over zijn vermoedelijke terugkomst in helder groen." Josephine. //En js man?" Therese. »t)ie heeft niet gemerkt. Hij had toen juist buitengewoon veel te doen. Zijn hauk had iets gesticht, een groote mijuzaak in Westfaleu of aan den Rijn. Hij was meer op reis dan thuis. Dat was mij juist heel aan genaam, ik ben toch een fatsoenlijke vrouw, en ik was reeds half besloten ..." Josephine. O, neen l" Therese. ,/Ja, werkelijk, ik was reeds bij den advocaat." Josephine. Tk geloof het niet!" Therese. Het viel mij niet gemakkelijk, ik was in een humeur! Om een kleinigheid begon ik een twist met mijn man. Die was daataau niet gewoon en werd ook onbeleefd, mijn hemel, wat was dat een leven, het was niet uit te houden, zoo zenuwachtig waven wij beiden. Mijn man had het juist heel druk, zij hadden een filiaal opsericht, ergens in Trankfurt of Stuttgart, hij bad zijn verstand en zijn slaap zoo noodig, en eens, na een verschrikke lijke scène, is hij weggeloopen en naar een hotel gegaan." J osephine. //Heb je het zoo ver laten komen ?" Therese. Nog veel verder. Ik heb onzen twist aan mijn advocaat meegedeeld. Den brief, waarin hij mij om een tweede onderhoud vroeg, heb ik in vuurroode zijde gewonden. Eu toen ik juist een merkwaardige bloem er mee had geborduurd, half roos, half orchidee-, wie, denk je, komt de deur in ?" Josephine (ademloos). //Je man." Therese. //Brodnitz." . Josephine. , O heinel! Wat heb je gezegd?" Therese. «Goeden middag, mijnheer Brod nitz, hoe gaat het u, bent u weer terug?" Het hart klopte mij in de keel, en ik beefde, alsof ik het koud had. Hij bemerkte natuurlijk niets. Mannen zijn zoo dom, en wij vrouwen kunnen zoo goed comedie spelen. Hij zelf was opge wonden, daardoor werd ik kalm. En het was zoo grappig, ik was toch op Brodnitz verüefd, maar de mau, die daar voor mij zat, was mij geheel vreemd, en ik wachtte aldoor, totdat de twee weer een zonden worden. Hij vro?g eerst naar mijn man en praatte over het weer. Toen, , na een pauze, vertelde hij mij, dat bij eerst dea vorigen avond was teruggekomen, dat ik de eerste was, wie hij een bezoek bracht, hij vertelde mij, dat mijn hardvocbtigheid bem had ! weggejaagd, dat hij voortdurend aan mij had gedacht, daarbij kwam hij telkens dichterbij, en bij was veel vrijer dan voor zijn vertrek. Ik dacht ondertuiachen: Zou ik hem zeggen? Hoe zal ik het dan aanleggen?" En toen hij vroeg, hoe het mij was gegaan, en of ik hem niet geheel bad vergeten, haalde ik mijn hand werk en zéide: ^Wilt u weten, hoe het mij is gegaan ? Dat is mijn dagboek !" En ik wond het eene kluwen na het aLdsre voor hem af. Eerst was hij dom, maar toen begon hij lang zamerhand te begrijpen, bij de blauwe zijde sprong hij op, en bij de groene wilde hij mij omhelzen." Josephine (luistert aandachtig). Hemell hoe was het je daarbij te moede?" Tberese. Alsof wij beiden comedie speel den, en ik een rol opzeide. En toen hij aan den roodzijden brief kwam, was het, of iemand mij souffleerde: Uw wensch is vervuld, ik ben vrij!" Pepi, je hadt eens moeten zien, wat voor geziedt hij zette! Ik had bijna hardop gelachen. Hij werd bleek en keek om zich heen, net als een muis, die een gaatje zot kt, om door weg te Joopen. Hij liep een paar maal heen en weer, slikte, alsof hem iets in het verkeerde keelgat was geschoten, toen schraapte bij de keel en toen ... heb je wel eens uit bet raam gekeken, Pepi, als een gast van je was weg gegaan, heb je gezien, hoe zijn glimlach ver dwijnt, en zijn gezichtsuitdrukking verandert? Het is net, als wanneer wij onze japon uit trekken en een gemakkelijke peignoir aandoen. Zoo viel ook zijn gedwoogenheid af, zijn ziel was in een peignoir, het was maar een dood gewone ziel. Mevrouw." stotterde h'i, »als u mij nu een oorvij? geeft en mij voor een gemeenen kerel uitschelt, zal ik het mij moeten laten welgevallen." Hij keek als een uil in doodsnood. Ik kan nie*, het is niet mijn schuld, maar ik kan niet, ik ben n:et voor het huwelyk geschapen, ik zcu u verschrikkelijk ongelukkig maken!" Ik wist niet, wat ik zou doen, ik schaamde mij, God, wat schaamde ik mij! ik was gaarne weggeloopen, omdat ik niet wist, hoe ik hem zou wegkrijgei). Maar toen begou bij mij een geschiedenis te vertellen, dat zijn moeder, een paar dager, voordat hij op de wereld was gekomen, met zijn vader op een wandeling voorbij eea grooten boomgaard was gekomen. Zij zag door het hek heerlijke p'rziken aan een muur hangen. En zij kreeg er zoo'n verlangen naar, zulk een ziekelijk verlangen, dat haar man bang werd, dat het haar kwaad zou doen. En omdat er heinde en ver geen tuinman te zien was, begou hij over het hek tft klimmen, om een peróik voor haar te stelen. Toen kwam er plotseling een groote hond op hen af, die hard blafte, waarop een man met een grooten stok kwam aanloopen. En toen pakte de moeder den vader bij zijn jas en trok hem terng. Zoo heeft bij een erfelijke belasting mee op de wereld gebracht, een ziekelijk verlangen, naar verboden vruchten." Josephine (barst in lachen uit). Neen maar, dat is toch te gek!" Therese (draait de steel van de roos steeds zenuwachtiger om haar vinger). Ik kookte inwendig van woede; ik ben gewoonlijk niet gauw boos, maar dien kerel bad ikin kleins stukjes kunnen scheurec. En dan de angst, dat hij iu de heele s'ad met mij te koop zou loopen. Toen vitl mij in mijn wanhoop een krankzinnig denkbeeld in. Ik lachte en zeide: Dan heb ik mijn weddenschap werkelijk verloren. Mijn vriendinnen bebben zoo op de mannen geschol den, dat zij a'len liegen en tot niets deugen ; en toen het) ik beweerd, dat ik er een kende, die het eerlijk met mij meerde. En ik heb om een jaar abonnement bij d< n banketbakker ge wed, dat hij iedere proef zou kunnen doorstaan. En toen het bericht van zijn terupkomst in de courant stond, heb ik alles voor zijn ontvangst gereed gemaakt." Josephine. En geloof Je hij dat?" Therese. Hij morst wel, hij zag er zoo ongeloofelijk dwaas uit, geheel terneergeslagen, zoodat ik nog een stap verder waagd«. Ik ver zocht bem te blijven eten, opdat wij de grap pige geschiedenis aau mijn maa zouten kunnen verteller. Nn kun je mijn schrik voorstellen, toen ik plotseling iemand de huisdeur open hoorde doen," Josephine. ;/Je man ?" Therese. Ja, werkelijk mijn man." Josephine. Dat trof ongelukkig.1' Therese. Dat, trof gelukkig. Martin deed natuurlijk voor den bezoeker, alsof er niets tusschen ons was voorgevallen, en omdat hij van de heele geschiedenis niets wist, breroette hij Br<iduitz hartelijk en onbevangen. En toen was ik zoo brutaal te zegden: Xeen, Martin, als je eens wist, je zou je half dood lachen '.'' Maar toen viel Broduitz mij in de rede, narn zijn hoerf, mompelde, eepn paar verontschuldi gingen en gii g we?." Josephine (in ademlooze belangstelling). En wat heb je toen gedaan?" Therese (die door haar verhaal steeds opgewondener is geworden). Eerst kreeg ik e>en huilbui, ik was op. n toen mijn goede man, die hevig sc'iroli, mij weer tot kalmte had gebracht, ben ik liem om den hals gevallen en deb hem alles opgebiecht, alles, mijn werke lijke en mijn denkbeeldige zonden. En ik heb hem om vergiffenis gevraagd en gezegd, dat hij mij moclit wegjagen !" Josephine. Hemel, dat is interessant! En je man?" Therese. Hij werd doodsbleek en ging een eind van mij weg. Na een poosje zeide hij: Ik moet eerst met Brodnitz afrekenen!'" Je kunt mijn schrik voorstellen. Het duurde lang, eer hij inzag, dat dit het domste zou zijn, wat bij kon doen." Josephine. En toen?" Therese (glimlachend). En hij heeft nog veel meer ingezien, dat hij ook niet geheel zonder schuld was, dat hij eigenlijk veel meer van mij hield, dan hij had gedacht." (Zij zwijgt even en werpt de toos weg). »Hij is niet meer. naar het hotel teruggegaan. Den volgenden dag heeft bij verlof genomen en is met mij naar Italiëgegaan." (Zij ziet Jos<phine door haar tranen lachend aan). //Nu, en sinds dien dag zijn wij eigenlijk eerst getrouwd," Josephine (nadenkend). En meen jf, dat voa Huhiager. ..." Therese (luisterend). Ik geloof, dat ik mijn jongen hoor fluiten." (Zij fctait. op ea gaat op het balkon). Ben j1) klaar met je sisaa-, Martin ? Kom dan gauw boven, ik zal d «lelijk thee laten brengen." SNUIFJES. »Er was Dinsdag by den Haagsches Baad ingekomen een missive van Gedepu teerde Staten van Zuid-Holland, adv 30 Januari 11. G. S. No. 50/1, ten geleide vatteen afschrift der beschikking van dea minister van binnenlandsche zaken van 26 Januari te voren, No. 975/1, afd. A. Z, C., betrekkelijk de vaststelling der Kijk» vergoeding in de kosten van het lager onderwijs dezer gemeente over 1898. En wat houdt deze beschikking van den minister wtl in, denkt de nieuwsgierige lezer. Dat 's Gravenhage over dat jaar ?0.005 te weinig genoten heeft. Er staat niet zoo maar ordinair een halve cent te weinig, neen er staat behoorlek in een officieele tiendeelige breuk van een onderdeel van een gulden Nederl. ct.i ?0005. Uit de tninisterieele burrelen werd ons heden verklapt, dat naar dien halven cent gedurende Benige dagen door vier ambte naren, hooge en lage, gezocht is en voor deszelfs teboekstellirjg een maatje inkt, een, kwart riem schrijfpapier en zes kroontjespennen zijn verbruikt. Men maakt zich nu ten stadhuize gereed,, om dezen halven cent langs officieel- bureaucratischen weg behoorlijk in ontvangst te gaan nemen." In hetzelfde blad, waarin ik het boven staande las, trof mij de verzekering vaa prof. Dubois, dat hij te Trinil op Java eea verstandskies en een dijbeen ge vonden had van den Pithecanthropus erectus; dat dit schepsel geen aap en geen mensch was, docb een overgangsvorm, de «missing link" waar naar men zoo lang had gezocht. Nu lijst de vraag bij mij op, of de heer Dubois vóór twaalf jaar er wel verstandig aan deed, naar onzen Indischen Archipel te reizen, on* de missing link op te sporen. Een wezen tusschen mensch en aap, met zoowat een halve portie hersenen, zou toch dunkt me wel iets dichfcrbij te vinden zijn geweest. Of was destijds de Haagsche buraucratie nog niet zoo «ontwikkeld"? Ik houd het er voor, dat er in de residentie heel wat exemplaren zijn aan te wijzen, die, mochtCuvier nog het voorrecht hebben ze (e toetsen, onmogelijk tot Salamanders door hem gedeclineerd konden worden, zooals die diluviaal mensch van Teylers Museum. Daar zijn er zeker onder hen, die van vóór den zondvloed dagteekenen, en wie weet in welken vorm en in wat hoekje ze bij Noach in de ark zich hebben verstopt. Ik begrijp Dubois' ingenomenheid met zijn resultaten, als hij voor 400 kisten met fossielen staat. Voor hem en dat magaz\jn neem ook ik onwillekeurig mijn hoed afr Alleen vrees ik een beetje, dat, bij den cir kelgang der menschheid, cok wij, hetzy met eerbied gezegd, Dubois en ik zelf niet uit gezonderd, weer op weg zijn naar het fossielenrijk, waarin de Pithecanthropus als de primus inter pares troont. E» bij dezen twijfel zou het mij iets waard zijn, als ik wist. 'dat de Eegeering Dubois had opgedragen, in plaats van den inhoud zijner 400 kisten te bestudeeren, een onderzoek in te stellen naar en een beschrijving te leveren van dea Haagschen Pithecanthropus en van den homo inkt-niluvütestis, die eigenaardigei" wijze gaarne bij een zandheuvel woont. In n opzicht schijnt de lichaamsbouw van de Haagsche bureau-fossiel wel dege lijk op den Pithecanthropus te wijzen. De hand, zegt Dubois, kan nog niet sterk ontwikkeld zijn, omdat de hersenen te kleia zijn, de hand toch is de opvoedster der hersenen, zoodat kleine hersenen op weinig: ontwikkelde hand wijzen. Welnu, indien er bij een hunner ook maar een zweem van ietwat lange vingers kon worden ondersteld, zou die halve cent al lang zijn gegapt; te eer, daar zelfs een Pithecanthropus, met maar halve hersenen, allicht zou hebben kunnen denken, dat hij, al dievende, den Nederlandschen Staat een dienst bewees, meer dan duizend halvecente» waard.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl