De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 25 maart pagina 1

25 maart 1900 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

K*. 1187 AMSTERDAMMER A°. 1900, WEEKBLAD VOOR NEDEELAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder edactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maandun ? 1.50, fr. ;p. ipost ? Voor Indie per jaar mail '10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar '(X12l/2 Dit btal U »erfcrijgb»*r Kiotk 10 Boulevard des Capucines tegenover fat'Grand Grféj te'Parijs. Zondag 25 Maart. Advertcntiën van t?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel . . 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma HUDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma. « M H O C D. VAN VEERE EN VAN NABIJ: tKen -gerutehttmikende zaai. IHet .ethnologisdh vr«agstnlo.in :Zoid-Afrika. «ÖOIALE AANGELEGENHEDEN : .?AmsterdamscheuiAaiatere.-door H. (I.) KUNST JEN EETTEBEN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averiamp. Bambrandt in het llauiitehnis, door 'W. S. ?Decors vo«r,?MincelUn", door B. W. P J Jr^ iBonw-.en sierkonat, door iB. .W. P..Jr. .Joost v. . d.vVondel en A. Th-iHartkaipp, door J. HJ B. (Slot.) Bo«k.«n'tijdschrift, door G. van Halzen. Tolst ??over den oorlog in Zuid-Afrika, door F. M. Jaeger. FEUILLETON: De .onsterfelijke, door I.iv. B. BECLAMES. YOOB DAME8: Vro.uweobelangen i in Beriyn, door tC. :In H armbnis, door K. Andriesse, beoordeeld door SM. Wibant - B. van Ber.lelrom. De ttrouwring. Allerlei, door ? Gtpraee.?SCHAAKSPEL. TNANC1EELE EN OECONOMI8CHE KBONIEK, door D. Stijter. : SCHETSJES: Het gevonden .bijwoord, natr het iFransthwan Alfred (Oapns. .INGEZONDEN. PEN- EN POTL06DKBA8SEN. ADVEB'TENTEBN. len geruchtmakende zaak. De dagbladen hebben dezer dagen mei?ding gemaakt van een vervolging, inge>Bteld légen, en van eeaweroordeeling Van «kn heer Nic. Francoia &nel .tot f 300 bcete, subsidiair een maand gevangenisstraf, door de Rechtbank te Almeloo. jDe aanklacht in deze /zaak, die om den persoon van den veroordeelde in zeer mimen kring de aandacht zal trek ken, was ingediend door .den heer Mr. Peter in, Officier van Justitie .bij genoemde rechtbank, op grond van n artikel door den beer Snel geschreven is. rhet wentsch Zondagsblad, waarin o. m. ihet volgende voorkwam: ,Een woord van diep leedweien ovolge bier. Omdat gebleken is, cdat de Almolosche autori teiten, .die, indien zjj, recht boven>alles zocbten, niet hadden moeten >vragen: wie ihelpt ,Bo?, maar w .el k e feiten, voert men wior os aar.' 200 weinig die zaak ais zaak hebben behandeld, ..dat zij aanleiding geienden hebbei1,, .in plaats tvan elke .medewerking Aan te gr ij peg, een slag\fioom van . eigen hoogheid te werpen tusschen (fcen en oiw. Vanaf het, oogenblik dat Bos door alen cfficier wu justitie werd bevolen tegen den anuur te man staan, Als ware hij «en lepralijder, móest B*J gevoelen:: »ik sta voor. iemand, die aijj.aan ziet voor een beest en ntjj en mijne woorden als zoodanig «beoordeelt," ««n was bij in dtn waanopigen tetftand gebraakt: hoe zal ik toch gelo«f verkrijgen!? Dat getoof vond hij hier." had eec beschuliiiging ingebracht tegen een wachtmeester dec rnarechausées, en zya wedervaren bij dec Officier van Justitie den heer Snel medegedeeld; deae fcad daaruit aanleiding genomen het bovenstaande in het Twentsek Zondagsblad te schrijven. .De Rechtbank had nu uit te maken, of door »de AlmelooseUc autoriteitea" in 't al gemeen, ea den heer.Pelerin ia t bijzon der, die zich deze baoordeeling fead aan getrokken, de zaak-Bos was behandeld, meer Jettende op den keer Snel, 4ie, zoo als de Officier van J«stitie verklUarde, de drijver was in deze zaak, dan op Bos' jnededeelingen, .en of deze ambtenaar den beer Boa op minder gepaste wijze had Wat het eerste betreft, de heer Peflerin deed een verhaal van het geen hij ata Officier van Justitie had verricht. Eerst achtte hij de zaak buiten zijn bevoegdheid gelegen, en verwees hij Bos naar den Luitenant der Marechaussees. Later heeft bij Bos gezegd, maar met zijn getuigen bij hem te komen. Nadat de luitenant der marechaussees een rapport aan den Minister had uitgebracht, dat den Procu reur-Generaal onvoldoende scheen, heeft de heer Pelerin op diens last het onder zoek hervat, heeft Bos opgeroepen, hem beleefd behandeld, hem zelfs een stoel ge geven enz.; terwijl Bos bij herhaling en evenzeer onder eede beweert, dat de Off. van Just. op zijn verzoek, of hij (Off.) dan niet een veldwachter naar getuige wilde zenden, had geantwoord: »ik ver dom het"; dat de Off. nooit tot hem ge zegd had in deze zaak «onbevoegd te zijn; dat de Off. later »erg tegen hem te keer was gegaan;'" dat de OfF. tegen hem ge zegd heeft: »Ga jij nu eens daar staan en dan zal ik je htt onderscheid eens zeggen tusschen ons beiden. Ik beu een hooggeplaatst persoon van karakter eu jij bent een fielt en een gemeene vent. Ga nu maar weer naar dien kerel hierover". Als er ?weer een verzoek van je komt zal ik het laten ruiten." Hiertegenover'heeft'de'heerlPelerin de volgende verklaringen gesteld: dat hij niet tegen Bas gezegd'he«ft^het te verdom men diens zaak te onderzoeken; dat hij niet boos was op iBos, maar kregel op den heer Snel:; .dat hij -zich misschien aldus heeft uitgedrukt: »Ga na maar weer naar hierover; en hem verzocht heb wat achteruit te gaan, dat weet ik niet, ik doe dat wel eens meer, als de menschen zóó van hun werk, smerig en riekende naar den borrel, vlak voor me komen staan, maar fescholdea voor (fielt -en gemeene vent heb ik e m niet. Dat is heelemaal Biija gewoonte niet. ?Get. behandelt de lui die bij nem komen altijd beleefd; hij weet maar al te goed, dat het pu bliek er niet ie .om den ambtenaar, maar de ambtenaar voor het publiek." Later, op een vraag van den verde diger, heeft Mr. -Peleriu verklaard, dat .Bos niet dronken was, en dat hij er fatsoen lij k uitzag. j»Al weet ik niet .precies wat ? ik gezegd heb, daarom weet iik toch wel, ./da/ (de bovengenoemde woorden) .niet gezegd te hebben, daar ik .nooit zulke uitdrukkingen . -bezig." Hiertegenover staat .dan -weer, dat Bos nogmaals ondervraagd, .geantwoord heeft: »De Off. van Just. weet zeer,goed, dat hij die woorden gebezigd heeft en naar den muur gewezen";; .dat .de heer .Snel verklaarde: dat hij bij .het schrijven in de krant niet is afgegaan .qp iBos' ver klaring alleen, maar «r veel meer klach ten waren van gelijken aard, die . hem daartoe aanleiding gaven;; dat iBos her haalde malen de zaak hem verteld had zonder eenig verschil van toeteekenis in den inhoud; dat de verdediger Mr. JJrug, gen ca ten e venzoo constateerde, zonder weersproken te worden, dat .er heel wat .klachten in omloop zijn over .onaangename i behandeling op het parket, ofschoon hij >»iet wist «f deze klachten alleen den heer Pelerin betroffen; en ten slotte, dat een .-ander getuige als woorden van den -heer .Pelerin ter terechtzitting heef (overgebracht: «?Die kerel hierover (Snel) maakt me wat te doen. Kijk eens, wat een papieren ik al volgeschreven heb, en nu kan ik weer beginnen. Alshjj'tmjj gelapt had, (bedoeld is 't zonder voorkennis in de krant zetten) dan gaf ik hem een klap in 't gezicht." Hier had men dus herhaalde beschuldi gingen herbaalde ontkenning, beide ouder eede,, ter wijl de loochening, eer verzwakt dan versterkt werd door de verklaring van den heer Pelerin,, dat hij zich niet meer juist herinnerde, wat hij dan wel gezegd had... een geva! dus o. i. voor Salomo .meer geschikt, dan voor een rechtbank -samengesteld uit vier gewone menschen. jlntusschen, de heeren mr. J. W. Palthe, mr. S. W..Straatman, mr. H. Crookewitt ,en mr. M. K. J. <F. ter Kuiie, stelden ,hun ambtsbroeder mr. Peleriu in 't gelijk, en wij mogen er niet .aan twijfelen, ver oordeelden ter goeder tr<ouu> den heer Snel tot f300 boete; aannemende dat hij met opzet den Off. van Jusiitie heeft willen belee&igen en belasteren. Enkele opmerkingen echter meenen wij jjaar aanleiding dezer rechtspleging te .moeten maken. Tot kritiek op het vonnis zelf achten <KJJ ons onbevoegd. Wat de wet onder «waad en Jaster verstaat, dit te weten <üt te raden, het blijft het voorrecht van dea rechtsgeleerde. Maar hoe de heeren kunnen uitmaken, dat in een geval als het bier bedoeld e,?stel dat de beschuldiging doofden heer Snel uitgebracht onjuist is, deze teer niet het algemeen belang, de zuiverheid der justitie heeftop het oog gehad, maar gedreven is door de zi4eht om aan boos aardige lusten te voldoen, het zal ons een ge heim blijsen. Als een voorbeeld vau dit doorschouwen van zijn evenmetiseh, geven wij hier een deel van het requisitoir van Mr. Vos de VVael, Ambtenaar v. h. O. M. »En nu de beweegreden v^u oi-kl. voor deze handelwijze. Hocatius zegt: Gelukkig hij. die van de dingen de oorzaak we. t te on rt<-kken." Als bekl. had gehandeld t. r wille vau een groot doel, van een maatschappelijk bHaug, dan zou dat nog eenige veroutsc'.nldiiri' g kuunen zijn. Daar is echter seiijn i.och «chaiu» vau te vinden geweest. De zaak-Boa is voor bekl. t-eu middel geweest om zich te roeren. Als 't bekl. daarom te do.-n *üsg-weest dan had deze beleediginjr acuter* g.: km.neri blijven. De waarheid was gebleken, d,- so iuldige gestraft. Bekl. is evenwel sinds ongBvrrr n n jnar zoo gewoon het zwaard te ro. rt-u en ir links en rechts klappen mee uit te .Wlcn, dat hij 't moeilijk meer kan laten rusten. En r.u was het de Off. v. Just. dierfe laats'r M*a mo-st *orden toegebracht. Spr. zegt, dat naar zijn m «M. >s, 'iekl. niets anders op het oog lieeit ' i, u., «elfverheöing en eigenbelang. Voor w -neci hi-kl.? Voor een persoon, die lic > .. ??< .-y upaf nek kan zijn. Die zelfs aauleid,. . li v, n t'»t. zijn mishandeling, die oiid ?! nkn.s.' staat, van zich te hebben willen laten afkoopen «n onbetrouwbaar is. I) Bekend is, dat bekU hier een politieke rol wil spelen en hiervoor kon hem de zaak-Bos dienen. Ie, om hem de volksgunst te doen ver nieuwen en 2e, <sm lijn eig-n psrtij in de hoogte te steken. De zaak-Bos viel in den tijd van de ver kiezing voor den gemeenteraad en Prov. Staten. 2) Zij kon dus dienen om bei L zijn zetel in den Raad te doea behouden. Daarvoor maakte hij zich meester van die zaak «n toen hij ze eenmaal bad, wist bij ze aanhoudend warm te houden, door er artikeltjes over te schrijven, Die art. zeiden wel niet veel, maar zij hiel den de zaak toch levendig en daarom was het begonnen. Ea zij eindigden met den trinmfbreet: «Hier moet ge zijn, om recht te krijgen1" In het tweede request door Bos aan den den Min. gezonden en door bekl, opgesteld en geschreven, luidt het ia den aanvang: Met onwillige honden is het slecht hazen vangen", doelende op het parket alhier, terwijl aan het slot verzocht word% een hernieuwd onderzoek op te dragen aan den tmipifiiaier van justitie, den burgemeester. Dat stuk houdt een terdenz in. 't Is be kend dat de stad verdeeld is in 2 partijen; de partij van beklaagde en zij die daar niet toe behooren. Verzocht bekl. EU om dat onderzoek aan den burgemeester op te draden, omdat hem bekend was dat deze zoo goed instructies kon leiden? Dat kaa niet zijn. De burgem. kan in admini stratieve werkzaamheden heel bekwaam zijn, maar van zijn bizondere bekwaamheid in tiet leiden van iustruktirs heeft t.preker nog nooit iets gehoord. Daar bestaat voor bek), dan ook een andere reden. De burgem. behoort tot zijn partij, terwijl bekl. om welke reden weet spr. n;et, den off. van just. rekent tot zijn tegen-partij. Nu werd dat request in tal van bladen gepu bliceerd en dus bek), partij in een gunstig dag licht gesteld en de tegenpartij ineen ongunstig. Spr. kon dus in bekl. handeling geen audere beweegreden zien dan zelfyerhtffiag en eigen belang. Spr. wil nu nog even repeteeren. Bek!, heeft voor den rechter-commissaris beweerd, gehan deld te hebben ia het algemeen belang. Dat had bekl. moeten bewijzen en dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft 't alleen beweerd. Bikl. zou ook nog kunnen beweren gehandeld te hebben ter wille van de waarheid en om voor een bepaald persoon te waarschuwen. De waarheid in de zaak-Bos was echter reeds gebleken. Ea om een ambtenaar d:e zijn pli niet doet verwijderd te krijgen is dat de weg niet.. Klachten daarover behooren bij den mi». of bij de rechtbank." Natuurlijk is een ambtenaar van 't Open>baar Ministerie gerechtigd tot het uit spreken van zulk een overtuiging; het zal waarschijnlijk, ook zijn plicht wezen, ofschoon wij burgers, als we ons op zulk een wijs eens uitlieten over een onzer mede burgers, zelf gevaar zouden loopen, een smaad of laster-proces ons op den hals te halen. Bedenkt men nu hierbij, dat de Ambt. v. h. O. M. antwoordde op een vraag van den verdediger, dat de heer Snel een ^algemeen geacht en fatsoenlijk' man was, »naar wien het onnoodig is te informeeren" dan begrijpt men nog beter hoe stevig de opinie van den heer Vos j de Wael wel gegrondvest moest wezen, om i dien algemeen geachten, fatsoenlijken man zoo maar in 't openbaar, in het stedeke Almeloo, als den politieken egoïst ten toon te stellen. Breng een burgerman het gepaste van zoo iets eens aan 't verstand ! De Almeloosche burgerij begrijpt daar niets van. Geheel onbekend met de praerofratieven van het zoo ernstig en onpartijdig ambt van Ambtenaar v. h. O. M., teekent zij thans een adres aan den Minister van Justitie en nadert zij Z. EK. »met het eerbiedig verzoek, genoemden amb tenaar vau 't O. M. te wijzen op het ongepaste zijner handelwijze en zoo daarvoor termen zijn, tegen hem die maatregelen te nemen, die Uwe Excellentie zal nuttig en uoodig oordeelen." Ook verdient vooral het laatste gedeelte van Mr. Vos de Waek inquisitorieele reden in 't bijzonder de aandacht. Spr. wil bekl. nog toevoegen: Schoenmaker houd u bij uw leest! Laat de handhaving van de wet en het recht gerust aan ons over en blijf zelf bij uwe Ver zekeringen. 8pr. is er van overtuigd dat de zaak der justitie in goede handen is." Dit is wel alleen den heer Snel, assura deur en redacteur van het Tw. Zondagsblad, toegevoegd, maar wij overige burgers en courantiers (dezen titel geeft de heer Pelerin )) PI. wil nog een enkel woord zeggen, omtrent den get. Boa, over wiens betrouwbaarheid Off. van Justitie zich ongnnstig hebben uitgelaten. Toch. is B. geen enkel keer betrapt kunnen worden op eenige tegenstrijdigheid ia zijn verklaringen. Toch. is B. volgens pi. vrijwat meer betrouwbaar dan die godsdienstleraar, die wc bier zooeven hebben ge hoord, en die met een handvol geld B. wilde omkoopen om /,ijn recht op doorzetting zijner zaak te verschaclieren. VEED. 2) De verkiezingen hadden plaats in Juni en het artikel verscheen in November. Waaruit blijkt nu liet opzet ? Uit het artikel zelf ? Dat kan niet. Want indien bekl. ba.l willen beleedigeit, liad hij dit we] iu zoodauiii'cn vorm kunnen doen, dat iedereen het wist eu 't toch niet strafbaar was. VEBD. in de instructie den redacteur), mogen het toch ook ter harte nemen. Bemoei u in 's hemelsnaam niet met het Recht in Neder land of met de rechtbanken. Recht en rechtspraak zijn bij ons, te Almelo, en natuurlijk elders evenzeer, in orde... Te dezen opzichte is contióle van het publiek en van de pers volkomen overbodig. Ook hierbij twijfelen wij geen oogenblik aan de goede trouw van Mr. Vos de Wael; boven alle verdenking is de ernst zijner overtuiging. Wij kunnen ons zeer goed begrijpen, dat in een stad als Almeloo, waar de lui elkander dagelijks tegenkomen en spreken op straat en in de sociëteit, en elkander dus uitstekend goed kennen, de zes heeren van de rechtbank elkaar waardeeren om h ;n uitstekende hoedanig heden als mensch en als ambtenaar Wie weet hoe dikwijls b.v. de heer Pelerin zijn nood geklaagd heeft over »dien man daar tegenover" die hem »zooveel te doen gaf'', aangaande wien hij gezegd had: »als hij 't mij gelapt had, gaf ik hem een klap in 't gezicht'', en hoe Vos de Wael of een ander gezucht heeft: och hemel, ja, waarom houdt die Snel niet zijn mond! Toch wij, die niet in Almeloo wonen, noch deel uitmaken van een rechterlijk col lege, zouden in strijd met de Vos de Wael's welgemeende, en schijnbaar zoo afdoende, verklaring kunnen blijven meenen, dat zelfs de Rechterlijke Macht in Nederland, ja ook die te Almeloo, alleen tot haar eigen schade zou leven zonder kritiek. Niemand kan zijn tegenpartij missen. En hoewol Mr. Vos de Wael's uitspraak in den kleinen kring van het stedeke Almeloo volkomen verklaarbaar is, hij zou, als vriend van Horatius, dunkt ons, zich iets menschkundiger, iets verstandiger hebben uitgedrukt, wanneer hij gezegd had: »Gij, mijnheer Snel, algemeen geacht en fatsoenlijk man, naar wien te informeeren onnoodig is, het is met diep leedwezen dat ik u wegens smaad en laster tegenover mijn collega moet schuldig achten, maar laat dit u niet weerhouden uw uitsteken de pen verder te gebruiken, en, op voor zichtiger en juister wijs kritiek op mij en mijn confraters als ambtenaren te oefenen, want zij zijn maar menschen, gebrekkige, feilbare zwakke menschen, die tengevolge de eenvormigheid en de eenzijdigheid onzer ontwikkeling, en van ous gemeen schappelijk leven in n en hetzelfde kringetje gevaar zouden loopen te zamen een kaste te gaan vormen, afgesloten van elke conti ie van het publiek. Want schoenmakers, die bij onze leest moeten blijven, zijn we allen. Een amb tenaar van 't Openbaar Ministerie even goed als iemand zonder toga en baret. Maar wee den man, die in 't openbaar leven een positie bekleedt, krachtens zijn radicaal of zijn talenten een roeping heeft te vervullen, en die zijn oogen zóó uitsluitend op zijn leest houdt gevestigd, dat hij bijna niet verder ziet dan zijn neus lang is; en juist onder hen, die zich zoo gaarne op hun schoenmakersvak beroemen, telt men van die soort er maar al te veel. En daar bestond een bijzondere reden, waarom de heer Vos de Wael, naar ons bescheiden oordeel, in die richting bij deze gelegenheid had moeten zien. De zaak, welke de Almeloosche Rechtbank had te onderzoeken en te beoordeelen, lei haar ean arbeid op van kieschen aard, die de uiterste ingetogenheid eischte. De heer Snel had den Almelooschen auto riteiten met »diep leedwezen" verweten, dat zij in hun plicht tekort geschoten waren, en voorts als feit genoemd, dat de officier van justitie, een man, die een klacht inbracht, onbehoorlijk, intimideerend had behandeld. Wij denken er niet aan den heer Snel gelijk te geven. Uit het getuigenverhoor, zooals wij dit uit het uitvoerig verslag van 't Twentsche Zondagsblad kennen, is o. i. evenmin het bewijs te putten, dat de heer Snel den autoriteiten en den officier van justitie juist heeft beoordeeld, als dat »die autoriteiten" en de officier hun plicht hebben gedaan; om in deze een uitspraak te durven doen ontbreken ons te zeer de gegevens. Maar in welke positie stond nu de Rechtbank? Zij moest een vonnis vellen, zooal niet over zich zelf »de autoriteiten" dan toch over n harer, den officier van justitie. De Rechtbank was dus tot op zekere hoogte rechter in eigen zaak. De vijf heeren moesten den zesden in 't gelijk of in 't ongelijk stellen tegenover iemand, die de Rechtbank in opspraak had gebracht; blijkens de redevoering van den heer Vos de Wael zeker geen persona grata. Nu is het, meenen wij, hoe wettig ook, toch in hooge mate onbillijk, dat der Alme loosche Rechtbank wordt opgedragen recht te spreken, zoo al niet tusschen haar zelf, dan toch tusschen n harer mede leden en een burger, die dezen heet ge smaad en gelasterd te hebben. Het zou zelfs, zij 't ook in mindere mate, nog onbillijk zijn, als een ander rechterlijk college in zulk een zaak moest beslissen. Mr. Pelerin sprak in 't getuigenverhoor als volgt: ,0p de persoonlijke beleediging zou ik geen acht geslagen hebben, indien in mijn functie niet het openbaar gezag was aangerand. Een dergelijke handelwijze brengt de rust van 't land ia gevaar, 't Publiek Snoet vertrou wen hebben in den ambtenaar. Ondermijning daarvan meende get. niet te mogen dulden. Vandaar mijne aanklacht. En dat zij in dezen goed gezien had bewees wel het schrijven dat get. ontving van den Min, waarin hem ge vraagd werd, wat hij uaar aanleiding van het beleedigend artikel dacht te doen." Aangenomen aldus: het was den Officier v. Justitie niet te doen om zich op den heer Snel te wreken ; hij wilde het onder mijnd vertrouwen van het publiek weder herstellen in kracht, omdat wantrouwen in een ambtenaar de rust van 't land ie gevaar brengt! is het dan afdoend, dat juist die ambtenaren, welke als Mr. Pelerin, dat vertrouwen zoo gaarne gered willen zien, en die er in hun eigen positie boven dien belang bij hebben, dat het gewekte wantrouwen ongegrond zal blijken te zijn, het laatste woord spreken ? Een dergelijke kwestie als zich thans te Almeloo voordoet, kan alleen door een onderzoek, gehouden door een commissie, samengesteld uit ook niet-rechterlijke leden, geheel tot klaarheid worden gebracht. Daarom, d. o., ware het beter geweest, dat de Officier v. Justitie den raad had opgevolgd, dien hij zelf den wachtmeester Hoofdwijk gaf: »dat een beambte zich niet aan allerlei praatjes moest storen''; immers door de zaak aan het oordeel zijner- medeleden van de Rechtbank te onderwerpen, kon het wantrouwen bij het publiek onmogelijk worden uitgeroeid. Te minder bestaat hier kans op, nu Mr. Vos de Wa»l, zich in zijn hoedanig heid van Ambtenaar van 't Openbaar Ministerie genoodzaakt heeft gezien, het misdrijf van den heer Snel als een, mede uit politieke overwegingen, verrichte daad te kenschetsen. Snel, aldus verzekerde de heer Vos de Wael, heeft gehandeld om zijn partij, de partij van den Burgemeester, in een gunstig, zijn tegenpartij in een ongunstig daglicht te stellen ; zoo reeds toen hij een request voor Bos opstelde. Tot die tegenpartij werd, volgens Mr. Vos de Wael ook den heer Pelerin gerekend. Nu de ambtenaar van 't Openbaar Ministerie in zijn requisitoir de politiek heeft genoemd, op een wijs die aan zijn betoog een politiek karakter verleende, is zeker de vraag geoorloofd: stond de heer Snel als democratisch lid van den Almelooschen gemeenteraad en als demo cratisch politicus voor de Rechtbank in het stedeke Almeloo, inderdaad als voor %ijn tegenpartij terecht? Die vraag is niet alleen geoorloofd, maar Mr. Vos de Wael dwingt door zijn uitlatingen daartoe. Om het vertrouw n in de «Almeloosche autoriteiten" en den officier van justitie^ Mr. Pelerin, te herstellen, en ook om dat in Mr. ^Vos de Wael te behouden zijn eenige inlichtingen hieromtrent toch zeker niet overbodig; al deden ook al deze heeren hun plicht. HetetliflolögisclvraaptaiiiiZDiu-AfrM De Revue Scientifique bevat een zeer lezenswaardig artikel, waarin de positie der Boeren in Zuid-Afrika uit een ethnologisch oogpunt wordt beschouwd, zoowel wat het verleden en het heden als wat de toekomst betreft. De schrijver, de heer E. Fournier de Flaix, die zeer goed op de hoogte blijkt te zijn van de oudere en nieuwere literatuur over Zuid-Afrika, ont leent aan het werk van Levaillant, die van ^ 1781 tot 1784 het land bereisde, de stelling, dat de oorspronkelijke Fransche en Hollandsche kolonisten zich met de inlanders hebben geassimileerd, door deze in hun gezin op te nemen, niet slechts als bedienden, maar in vele gevallen ook door huwelijk. Levaillant (de overgroot vader van den schrijver in de Revue Scien tifique) was uit Metz af komstig, maar met eene Hollandsche dame uit Paramaribo gehuwd. Hij had dus eene natuurlijke introductie bij de hoofdelementen der toen malige Kaapkolonie. Maar naast deze Hollandsche en (oorspronkelijk) Fransche familiën, die eene soort van aristocratie vormden en wier afstammelingen de "?ern zijn geworden van de tegenwoordige Afrikaanders, hadden zich twee andere kategorieën van kolonisten ontwikkeld, de eerste uit kleine landbouwers bestaande, de tweede uit nomaden, die bijna uitsluitend in de veeteelt een bestaan vonden. Vooral in deze laatsten, die zich menigvuldig ver

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl