De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 25 maart pagina 3

25 maart 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1187 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Testigd te hebben mogen zien, door de nittoering van Maandag 1.1. Het talent van den heer Sohalts heeft zich tot' dusverre slechts geuit in kleinere zaken. Indien de heer Schults zich daartoe aange trokken gevoelt, is het goed van hem gezien *<jn« gaven niet tot grootere werken te dwingen. Ook o. a. Robert Franz heefc dit steeds gedaan en met recht mag men van hem zeggen, dat 1$ was: een groot componist van kleine werkjes! ? Naar ik verneem, heeft mevrouw OldenboomLutkeman de liederen op voortreffelijke wijze gezongen dit is dan ook niet anders te verwachten van deze uitnemende kunstenares. In de werken voor twee piano's werd de eoncertgever- componist gesecondeerd door den beer Tierie. ANT. AVEEKAMP. jatuMimiiniiiiHiiiiiiiiiHii"""""" IIIIHIIII IIIIHII ReiMlt in liet fflanriMnis. De terugkomst van den Saul uit het atelier Hauser te Berlijn, is op 't oogenblik een «tractie van het Mauritshuis. Tegelijk is daar belangwekkend, al» aanvulling van de Rembrandt-serie, de t jjdelyke aanwezigheid van twee portretten, het een uit Colmar 't ander uit het Kijpenhofje alhier. Interressant is het «ftmenmffen dezer twee, wijl zij specimen zy n van w\jd uiteengelegen tijdperken in Rembrandts kunst. Alleen is het jammer dat door A* ongelijke kwaliteit die werken niet voluit fcfo vergelgkingstukken kunnen dienen. Het ?Bjjpenhofje-Portret'' toch, kan niet zonder voorbehoud als een kenmerkend staal van de Vroege periode in Rembrandts ontwikkeling worden aangeduid. Nemen we aan, dat het werkelijk uit de handen van dien onvergelijkeIgken (irootmeester is voortgekomen, dan moet eet ocs toet van 't hart om der lieve waarheid wille, dat het geen Rembrandt van gewichtige beteekenib is. Ik was reeds vrij spoedig, toen de mare van dr. Bredius vondst verspreid werd, in de gelegenheid het werk te zien. Toen heb ik rnjj de oogen uitgewreven o m het helder inzicht te verkrijgen van de verrassende ver schijning, die een' nieuw ontdekte Rembrandt tóch behoort te zijn. Maar de verrukking, hoe ook gewerscht, liet zich wachten. Ik vermocht niet verder te zien dan het «tiquet eener rembrandtieke verschoning, ge argumenteerd daor niet te miskennen tinteling ia het oog en het duidelijk zichtbare algemeen geldende kenmerk van hchtstraling in goud kleurige vleeschtini. Maar mijn bewonderen W«u daarmee niet »en train" geraken, en bij nauw lettender toekijken naar détails, leek mij die hoed toch niet vee! meer dan een afgerond plat vlak van een ongevoelig zwart, de scha duwpartij Ju het gelaat van een banale bruine kleur; in teekening en modelleering van neus «n mond was weinig te bemerken van obser vatie-verscherping in het naspeuren van den vorm. Zoo vond ik het toen en vind ik het in de nieuwe omgeving nog. Zij, die mijn meenir.g niet deelen, raad ik aan van de ge legenheid der tegenwoordige plaatsing gebruik te maken tot vergelijking met de anatomische les van dr. Tulp. Fragmentarisch vooral beschouwe men dan m kleine partijtjes de koppen, bjjv. van den man, die vooroverbuigt. Die schilder^ i« ongeveer uit gelijken tyd. Zelfs kan tot toetsing dienen het vToegere portret van Rerubrai;dib vader. Al is dit ook zooveel meer onbeholpen gedaan, het is zoo veel echter door stelliger overtuiging en geestkrachüger uitzetting van net ontluikend talent. Etikele partijtjes daaruit, byv. van het oor .«f de kleur vaii het zwarte napje en paarsigferuine buis hebben ernstigtr waarde dan it heele portret Belangryker is het vrouweportret uit Calmar, al voldeed het ook niet geheel aan mijn ver wachting. Ik had gemeend, door misverstaan van een lezing in de bladen, een pendant te ontmoeten van dat wondere vrouweportret, no. 113 van de llembr. Tent.; een kop met on naspeurbare techniek geschilderd, waar, op b^jna bovennatunrlyke wijze, de schijn van kunst met het wezen dtr werkelijkheid was ineengegroeid ; een werkstuk, waarby men zich afvroeg: waar is het begm en waar is het einde. Hier stond my aanstonds die beeltenis eener dame met den struisveder voor oogen (Rembr. Tentoonst. Prins Joesoepof). Toch bij 'HHiiiiHUiiHiHtuinniiiiiuMiiiniiiiiiii DE ONSTERFELIJKE. Hij wil niet docd! Er zal een spoorwre;«D.geluk toe noodig zijn, waarbij olie passagiers onskoruen en dan bestaat er nog groote kans, wanneer ook hij in den trein gezeten is, dat bij de eenige it>, die er het leven afbrengt om .als getuige legen de spoorwegmaatschappij te kunnen optreden. Als knaap heb ik hem gekend staande op het baitei:platform van kermistenten, het publiek door zijne welsprekendheid tracutende owr te haien binnen te treden. Xu eens om de Roche miraculeuze te komen zien, een rots waaruit op commando eliic drank, dien men verkoos, ontsproot e.-n zelfde instrument, maar toen achter nagemaakt rotswerk verborgen, als men tegenwoordig op alle buffetten in de eafé's kan z'en staan. Jien volgend jaar voor een wassenbeelder.spel et' voor een tentje, waar bet paard met de menschelijke huid'' te -bezichtigen was. Dan weer voor een wilde beestenspel met een slang om zijn hals gewikkeld of tusschen een paar clowns van een klein paardenspel op de bovengalery met een ernstig, om niet te zeggen deftig gezicht, zich de grappen latende welge vallen, die deze beide heeren zich met hem veroorloofden. Hij deed van alles wat maar met de kermis in betrekking stond. Niets was hem te min, indien het kon strekken om de H llandsche jaarmarkten, waarop geheel zijn voor geslacht een eerlijk stuk brood verdiend had, in star d te houden. Eens heb ik hem zien staan in een draaimolen het was nog in den tyd, toen die door menschenkracht in beweging werden gebracht terwijl het zweet, ik gelocf met tranen vermengd, hom langs het gelaat druppelde bij het draaitn aan het groote wiel om de tijgers en leeuwen, bezet met minnekoozende boeren en boerinnen, in galop te krijgen. Maar later ging het hem weer beter. Van knaap was ik jongeling geworden, toen ik hem met groote zeggingskracht en breede gebaren den lof boorde en zag ver kondigen van een dikke dame," wier cornac, een landgenoot van haar, den onsterfelijke had aangenomen om bij zijne reis door Nederland verder zoeken in mijn berinneringen, kwam mij ook wel dat prachtig blanke kinderportret in gedachten (hoewel van hoog^r kwaliteit) en vervolgens d« portretten van Titus van Rijn; eerst, waar hij aan de schrijftafel zit, dan, waar hy vertoond wordt in die nobele knaap-beeltenis. De aansluiting met deze laatstgenoemden is niet zoozeer om de zichtbare kleur, die in afwijking niet de hier heerschende blankheid der vleeschpartijen van een doffi?en ambertoon was, meer sonoor van klank, maar om de wijze van kleurzet, vooral in het gewaad en de barret, waar op breede »frottis" als ondergrond, verlevendigende kleurhoogsels in volle toetsen uitliepen. In dien tijd scheen het Rembrandt nog meer om den luister, dan om het lichaam der kleur te doen geweest te zijn. Intusschen is dit werk een belangrijke Rem brandt, (van techniek voor hem misschien wat j te methodisch), uit een stadium dat we noch in 't Rijksmuseum noch in 't Mauritshuis ver tegenwoordigd hebben. Een enkele hornet king over een zwakker gedeelte bg de schaduwpartij van den rechterarm en de daaraan grenzende mouw moge even genoemd worden. Ten slotte komen we op den Siul terug. Met deze schilderij hebben we wel een aardig voorbeeld van de wankelbaarheid der kunstgeleerde hypothesen. Nog niet zoolang geleden mocht het, naar uitspraak van gezaghebbende kant, geen Rembrandt hè*ten; nu, meen ik, is alle twijfel doodgedrukt. Maar otn 't even, van de echtheid overtuigd of niet, behoeft er daarom eenig voorbehoud geheven te worden. als een stuit voor de bewondering, die uit zich zelve komt 't Er werd bij zoovele schil derijen op de Rembrandt-tentoonsteliing aan de echtheid getwijfeld. Toch was het daar mogelijk te constateeren, dat sommige onmis kenbaar echte exemplaren van minder hoeda nigheid waren dan andere, waarvan do zekere afkomst niet uit te maken was. ZJQ heb ik gemerkt, dat »de vrouw over het gelezene naden kend" door naamhebbende kunst-historici als dr. Hofstede de Groot, vo komen als een lljtnbrandt wordt erkend; en evenwel was dat stuk er ver van af een glanspunt te zijn te midden van die roemrijke collectie! Daartegenover had ee:i ander schilderij, »Vro»w die de nagels knipt," (o, banale wraking van banaal onderwerp) waarby van verschillende zijden aan de echt heid getornd werd, zulke bizondere kwaliteit door expressieve kracht en hoog^evoerde stouthei t van figuur-beelding, dat het, des noods zonder naamteekening of documentarische be wijsstukken van afkomst, zich gsheel eigen vermocht te maken aan wat NleehU hoogste kunst vermag uit te voeren. Ocb, beter dan het zich verlaten op uitspraken van bevoegd heden in kunstgeleerdheid, is het voor zich zelf, buiten het weten van authentieke afkomst of naspeuren van twijfelachtige handteekeningen, het oog trachten te verhelderen voor de oi.tdekking van het onafhankelijke schoon en echt-zijn. Het is met alles de Liefde, die ons moet wakker houden en behoeden voor dwaling; daardoor bovenal wordt ons begrip ontwikkeld en onze bewondering gezuiverd. Noodlottig, dat het hoogtepunt van de stijging onzer verrukking niet steeds onwrikbaar in onze macht is, dat openbaringen van Staalrneesters of Kachtwacht niet altijd in gelijke kracht tot ons spreken. Men zou dan met de eenvoudiggeloovige willen uitroepen: Heer, behoedt rnij voor lauwheid en wankel, ontneem m^j niet de 'Genade van het Geloof. Maar de S lul. Het Mauritshuis is om dat bezit (of leer) wel te berijden. Dat is de volmaakste en belangrijkste van al de Rembrandts, daar aanwezig. Volmaakste, a,s voortbrengsel van deji tot volle weelde uifgegroeiden wasdom van llambrandt's schilder techniek, belangrijkste, als getuigenis dsr geestelijke macht van dat genie. De Homerus komt hierbij dit werk wel ter zij, maar in de volvoering zijn gapingen , de strekking is daar niet in onverzwakteu arbeid ?tot het einddoel geraakt, 't Is als met eeu stuk van kleinen omvang (een ets of teekenii g) dat zijn uitdrukking bereikt heeft met luttele middelen, maar dat zooveel maal vergroot, de evenredigheid, der proportie's verliest en de vormen zinledig doet schijnen. Wat Rembrandt in dit werk vooral zoo groot doet uitschijnen, is zijn levensvisie ; bovenal is hij hier de dramatische uiibeelder. hare deugden voor het Hollandsen publiek op te sommen. Beter keuy harl de FraiiSchman bezwaatlijk kunnen doen. Want niet alleen dat de onsterfelijke zoo goed als de beste l'a.ijzenaar kon zeggen oswie mesit u en besjoer mesieu, maar hij was vlug van aannemen" ook, zoodat hij den eersten dag van zijn in dienst treden de jongens al van het plankier schopte met sabkojuu's en nondejuuV, die hem zoo gemakkelijk uit den mond ruiden, of hij op een kostwihool aan de Seine zijn opvoeding had genoten, En galant was hij plotseling geworden! Slechts met het puirje van zijn Jangen, dunr.en stok raakte hij even het mter dan levensgroot geschilderde portret der darne op een zeildoek boven zijn hootd aan, en telkens slechts die jlaats, waarvan hij de voortrdfulijkheid in het licht stelde. Zoo bij het hoofd haar! O, dat haar! Neen, maar dat is nu ongelogen waar, beminde burgers en burgeressen, als deze juffrouw voor den spiegel staat in haar .... in haar.... hoe heet het ook weer?.... peignoir riep de cornac .... O, ja, in haar pijnjwaar, dan hangen de haren achter haar op den grond. Dat is alleen de peine waard om te zien en het kost maar een gulden ; maar dan moeten de heeren en dames 's mor gens vóór negenen komen, want de juffrouw is erg matteneus, zooals wij iu Frankrijk zeggen, al zeg ik het zelf. De punt van den stok gleed zacht van het baar langs de ooren. Van die ooren zou d>; Onsterfelijke maar niets zeggen. Zijne geachte hoorders moesten zelf maar beslissen of dat nu oortjes waren, die bij zoo'n mensen behoorden. En hare oogen! Neen, maar, die oogen! Hij sloeg de zij L e ten hemel en schudde met zijn linkerhand langs zijn hoofd om duidelijk te maken welke heerlijke oogen de dikke dame had. Dan baar mondje! De menschen konden het immers zelf zien, hier op het portret al, met het kleinste ouweitje dat er bestaat op de wereld kan men dat mondje dichtplakken. Enfin, men moet het in werkelijkheid zien om het te gelooven. Want hier op het portret kan men niet eens alles zien, van haar beenen slechts de punt van haar voetje, en die beenen, haar kuiten, laat zij ook kijken, en wat voor kuiten! De Onsterfelijke raakte zóó in ver voering toen hij aan die kuiten dacht, dat hij zijn stok achter zich neerzette, en niet meer kunnende spreken van ontroering, zijn ne been vooruitstak en aan iedere zijde daarvan eene hand uitstrekte om de dikte van de damesWie hern a!s zoodanig uit zijl taligke ets?n en teekeningen kent, in zijn onaf hankelijke seheppinskracht, (denkt bijv. ook aan die sublieme realiteit in de actie van Jacob die de doodstijding van Jozef verneemt), zal niet verbaasd zijn, dat by tot deze opvatting van den ongelukkigen bijbelschen koning ge raakte. Van meeslepende waarheid is de actie der figuur van David; de uitdrukking van arglist en waakzaamheid van dien joilenknaap is misschien van een al te nuchtere waarheid zelfs; maar het realisme, gegeven in de figuur van den Keurenden monarch is geweldig, hevig van soberheid. Gaen zweem van vertoonirg of pose. Gtfen bedacht-zijn op de houding en gebaren die i.aar omstandigheden, of geëigend heid var. den zielstoestand gevoegelijk aan een koning kunnen gegeven worden. Voor al les is daar benaderd het merischelijke in de figuur. Het is een rnensch, die lijdt, al draagt die rnensch nu ock zijn leed in rijke koningsdracht met weelde \au purper en goud en fonkel van zilver en brocaat om zijn lichaam, met den veelkleurigen en zwaarwichtigen tulband drukkend het bezwaarde hootd; het is de kreitende tegenstelling van het nu ijdel vertoon eener wereldlijke grootmachtigheid tegenover de hulpeloosheid der niet te verwentelen vracht van in 't gemoed verborgen smarten. En ver dwaasd van smarten, nu onbewust van den rijke.i tooi waarmee zijn lichaam is opgepronkt, verloochenend de waardigheid zijner persoon, hetfïde hand het zware gordijn gegrepen en bedekt den linker aangezicbtskant onder, drang van huilen, terwijl het rechter oog («iet hoe mooi die slaap bij de welving der oogkas is) in ontzetting verstard, de nooülots«erking steil voor zich opgericht ziet. De onbewegelijkheid vau de vertirjstenng vóór het losbarsten der wanhoop is het moment van deze schilderij en die daarin de tragische beteekenis niet bemerkt, die niet voelt den jimmer van droefenis in die werktuigeiijke vulgaire handeling, rnoef, dunkt me, ook onaangedaan blijven bij do tragedies van Shakespaere. W. S. Decors yoor In het Museum van kunstnijverheid in Haar lem zijn sinds eenigen tijd geëxposeerd, een aantal decors van de destijds opgevoerde tooneel-BChikkirgen, door den heer A. Molkenboer in de historie van Mmcelijn tot n geheel gebracht. O/er het succes der vertooningen, nu ongeveer twee jaar geleden, waren de meeningen zeer verschillend, maar eenparig was men van oordeel dat een bepaalde door voering van dit principe van theater-decoratie onmogelijk was, waar men op het tooneel tot het werkelijke leven van nu of vroeger tijden terug keerde. Wel gat' het aanleiding tot overdenking, en zeer zeker uiag men zich in beginsel meer overeenstemming tusschen personen en decors wenschan en meer eenvoud in lijn en kleur bij de omgeving, maar dan moeten zij toch zóó zijn, dat ze zich niet geheel in elkaar oplossen, maar dat ze bij goede harmonie toch en bapaaid contrast teweeg brengen, en hier in schoten velen der dei ors te kort. We willen hier eehter niet meer terug komen op de opvoeringen van Mincelijn, daar deze tuen reeds van verschillende zijden besproken zijn, en de heer Molkenboer zelf waarschijnlijk wel het beste gezien heeft, in hoeverre zij aan zijn bedoeling beantwoordden, en wat bij mogelijke herhaling, verbetering behoefde. Het is dan ook slechts dat we, na de meer uitgebreide expositie in »Arti," bij het terugzien van enkele decors, iu het Paviljoen te Haarlem, even willen wijzen op het decoratieve tff:.et der waridschermen, op zichzelf beschouwd, afgescheiden van hun doel. Waarom we ze thans op deze tentoonstelling terug vinden, of dit is om 's menschen geheugen weer op te frisschen, of' om bij moge! ij k vervolg op den wfg vau decors-verbetering een juister vergelijking te kunnen makeri; we kunnen het niet gissen en au fond doet het aan de dingen, los van hunne bestemming, weinig af of toe. We zien thans alleen de groote doeken, die door de wijze van txposeeren, als vanzelf uit bun bestemming gerukt zijn, daar zij veel te hoog hangen, en nu slechts als decoratieve vullingen, als composities van lijn en kleur, voor on» waarde hebben. En als kuit aan te duiden een dikte, die een middeneeuwsci burgemeester van Wielingen zich voor zijn buik iiist zou hebben behoeven te schamen. Nu was de maat der voortreffjlijkheden van do dikke dame dan ook vol gemeten en toen de Onsterfelijke de toehoorders aanspoorde om. binnen te treden: Le rang 15 cents (rente centimes, riep de cowac '2e rang 10 cents vingt centimes, riep de coruac weer?toen stroomde het de tent binnen en menig jonge ling ondervond op dien avond door de schuld van den Onsterfelijke zijne eerste erotischu teleurstelling. De ruimte voor het publiek bestemd was spoedig op de beide rangen geheel gevuld en memiiul der toe.-chouwers begreep dus waarom de voorstelling maar niet dadelijk begon. Dit zou echter weldra opgehelderd worden. Van achter het dichtgeschoven goniijn,dat het tooneeltje voor de blikken van het publiek ver borg klonk een gestommel en een verward geruïsch van stemmen, welk geluid echter blijkbaar nog door een anderen wand getemperd werd en dus uit de particuliere vertrekken der dikke dame achttr in.de tent scheen te komen. Naar mate het nieuwsgierige publiek stiller werd en toeluisterde werd het geraas duidelijker en weldra begreep men dat er een kleine gedachtenwisseling tusschen den imprisario en zijn artiste plaats had. Maar daar was tot aller verbazing geen woord F/ansch bij! Integendeel, het gesprek werd gevoerd in zuiver plat Amsterdamsch en werd doors-pekt met, of liever, bestond haast geheel alleen uit zulke kernachtige, echt Hollandsche vloeken en scheldwoorden, dat geen enkele dunne of dikke dame of heer in alle achter buurten waar ons -woordenrijk volk zich op houdt, ook maar de geringste moeite zou gehad hebben om het gesprek van den Franschman en zijn dame te volgen. Het werd wat erg op het 'aa'st, erger dan zelfs de Onsterfelijke kon verdragen. Hij verliet zijn post buiten de ten*", drong door het publiek heer, sprong op h:t tooneel en nog voor hij geheel achter het gordijn verdwenen was hoorde men hem schreeuwen: ben jullie nou heelemaal be ... Zijne interventie scheen eenigszins bedarend op de strijdende partijen te werken. Althans men hoorde nog slechts eenig scherp gdiuister en na weinige oogenblikken werd de gordijn open getrokken en verscheen de Onsterfelijke voor het voetlicht om mede te deelen, dat de dikke zoodanig zijn enkelen hiervan zeer goed ge slaagd. De kleurcombinaties zijn doorgaans vol harmonie, als bijvoorbeeld de groote poort in wit, blauw en geel, waarbij ook de ver wikkelingen der lijnen door eenvoud en breed heid, een juist effect en goed geheel vormen. Een der besten is zeker ook het achterwand met de witte paarden op grijzen fond ge groepeerd tjsschen gestileerde hoornen, wier bladeren en bloemen in aansluiting zijn met de contouren der paardtfijuren. Ook daar, waar we het stijgerende ros in zwart op gelen grond zien, z,jn de kleuren en vormen goed verdeeld; minder fraai, wellichtdoordemeerdere gecompliceerdheid van het onderwerp, is het bosch met slangen; dit mist, het geven van een grooten indruk,door de meerdere detailleering. Hier geven de kleinere lijnen en vakken kleur, een soort verwarring waartegen ook een j figuur niet goed zal uitkomen. De ja-jes en schilden van de ridders van het stijgerend ros zijn in hun eenvoud zeer goed, daar zij weinig pretentie hebben en alleen als vlekken kleur tegen groote wanden uit moeten komen, waarbij dus zuiverheid van vorm en tegenstelling een hoofdvereischte zijn. Als zoodanig hebben vele dezer ont werpen, afgescheiden van hunne bruikbaarheid voor ons tooneel, hunne waarde, en bevatten zij in zich eea goed beginsel dat op juiste wijze voortgezet, kan leiden tot meerdere een heid tusschen de figuren en hunne omgeving, mits men zich zeer juist rekenschap geve van de eischen dia men aan het tegenwoordig too neel moet stellen. R. W. P. Jr. Bouw- en Sieiiniist. 2e jaargang, afl. 1. Met de eerste aflevering der nieuwe jaar gang is Houw- en tiierkun.-t in een geelkieurig gewaad gestoken, de teekering is hetzelfde gebleven, alleen het zwart op blauwgrijs moest plaats maken voor oker op grijzen fond, wat nu niet jnist een verbetering is. Deze flarering is gewijd aan de decoratieve schilderkuv.st, zoowel van vroeger ala later lijden, en we vinden hier dan ook naast teekeiiingfn van Lucas van Leiden, reproducties naar Derkinderen's wandschildering in het Bossche stadhuis. Met citattm uit het bekende werkje van den heer Veth zijn Derkinderen's schilderingen toe gelicht, zoo.iat het ons overbodig schijnt hierbij nog in nadere bespreking te vervallen, daar bet onmoge ijk beter zou kunnen zijn. Ten slolte willen we dan ook nog even, gelijk de redactie van Bouw en Sierkunst ook deeJ, van den hoer Veth dit aai.halen wat in direct ver band is te brengen met de wijze van schilderen en den schilder zelve. »Is een enkel accer.t nog isoodig, laat hier dan gezegd zijn, dat tikinderen boveual purist is', uie al het bijkomstige verwijderend, de tssence der gedacbte zuiver op magerheid af wil distilleeren in pia-tiek. Pracht, weelde, overdaad en beweging zijn dingen die in zijn effen ideëele ku:ist niet thuiskomen, niet zonder ook gevoed te zijn met de kunst der tegenwoordige meesters m oi-s land, zou hij geloof ik, die soepelheid van eenvoudigs, impressieve schildering hebben verkregen, .... »maar vooral ook niet zonder in Italiëzich gesterkt te hebben aan de grootste karigheid in den machtigen wijl vau Giotto.. . met kracht van geloot en kinderlijk en eenvoud, staan binnen rustige lijnen besloten, in sobere gebroken steen toohen : matte schakeeringen va'! rood en geel en violetblauw, op een gedempt-gouden grond rustig aan den wyden wand, de suggestieve beelden geweven, die der ontvankelijke!! tot tolk van zoo eerbied waardige gedachten en groote gevoelens mogen zijn." Do kunst van vroeger dagen is, zooals we reeds opmerkten, hier vertegenwooriigd door teekeningen van Lacas van Leiden, die be rusten in de St. Janskerk te Gouda. Of' ze oorspro kelijk voor glasschilderingen bestemd zijn geweest, is niet met zekerheid te zt-ggen, zelfj de r.aam van den maker is aan eenige twijfel onderhevig. In een oude beschrijving der stad Gouda door J. Walvis, lezen we hieromtrent: »Buiten deze, de kerkglazen aan gaande, teekeningen, zijn er noch in de kerkemeesterskamer twaalf andere, meest alle op dame zich onmiddellijk zou vertoonen, doca de toegedlijkheid van het geacht pubhek liet inroepen, omdat zij zooeven een aanval had gthad van haar familiekwaal, een hartsaandoening of, zooals de Frauschen zeggen, al zeg ik het zelf, 'n malledi de keur. Kort dawna trad de dikke dame op en te oordeelen naat haar waggelende houding, de wartaal, die zij sprak, in de sterke dranklucht, die «ij uit ademde," bleek haar familiekwaal, de malledi de keur, te bestaan in volslagen dronkenschap. Zij zeeg neer in den fauteuil, die voor haar gereed stond en begoa haar les op te stamelen ; maar ze kon het daarmede niet verder brengen dan: je tuis i;ce a Marseille en vervolgde toen in hare moedertaal: ik weig twei honderd en veirtig pond en m'n erreme lykencn wel schoorsteenpijpe. Mijn baenen..., toen zich plotseling hare Fransche les herinnerende, ver volgde zij: avant de montrer ma jambe.... Zal ik," viel de Onsterfelijke haar iu de. rede, vreezer.de, dat de buit hem geheel ontsnappen zau, zoo vrij zijn even bij de heeren en dames van het gezelschap met htt bakkie rond te gaan." Doch die inzameling mislukte, want terwijl de dikue juffrouw haar japon optilde om haar hooggeroemde kuit te laten zien, riep een striatjongen, die van de afwezigheid van den Onsteifelijke bij de kas, gebruik gemaakt had om zonder betaling binnen te sluipen, op zijn teer.en staande uit: 't is Mie de Flodder! Luid gelach onder het publiek, doch de dikke dame ontstak bij het onverwacht hooren van den straatnaam harer jeugd in woede,trok de pantoffels van haar aanminnige voetjes en wierp die vloe kend naar de hoofden harer bespotters, die ijlings de tent verlieten. De Onsterfelijke stond reeds buiten en waschte zijn handen in onschuld, zooals hij zeide, terwijl hij zijne tien vingers zenuwachtig in elkander kneep. Hij zou geen minuut meer in zoo'n bende blijven. Al de gezelschappen waaraan hij in zijn leven was verbonden geweest, tot dat van zijn bloedeigen vader toe, mochten genoemd worden. Hij was in eer en deugd altijd een fatsoenlijk mensch geweest en dat hoopte hij te blijven. Als de menschen het hem nou maar niet kwalijk zouden nemen, asjeblieft. Hij schaamde zich zóó over het voorgevallene, dat hij den volgenden dag al met de dikke dame en haar cornak naar Groningen afreisde om daar de kermis met Fransche voorstellingen op te luisteren. Of hij in zijn later leven nog meer soort een steengrauwe ofte wit en zwart ondereengemengden grond, met zwart crion geteekend, en wit gehoogd, sommigen schijnen nog half nieuw, anderen zijn wat vergaan, maar met kleuren zorgvuldig b.jeengehouden. Zijn alle voor Crabeths tyden buitengewoon wel gedaan, doch zonder naam des meesters en tijdteekeningen. Men wil dat eenige oude kloosterlingen (van wien men nog hier en daar eenige oude per ken ziet) deze zouden gedaan hebben; wat er van zij,, ofte niet, een middelmatig kenner van oude kunst, ziet er zo in kleedinge als hulzels en ordonantieën eenen Lucas van Leyden zo natuurlijk in, als hadda hij die zelfs opgesteld". Wat verder de wijze van reproductie be treft zouden we gaarne in overweging geven, de platen los te laten, daar reproducties van dubbele grootte door vasthechting in het mid den zeer veel van hun waarde verliezen, en men daardoor tevens in da gelegenheid is enkele voor ons zeer aantrekkelijke voor stellingen, tot mser-blijvend genoegen, tegen den muur te bevestigen. Ean nieuwe uitgave der firma Kleinmann over batik-kunst in Nederlandsch-Indiëont vingen we te laat om nog uitvoerig in dit nummer te vermelden, een volgenden keer komen we echter hierop terug. R. W. P. Jr. Goudeket & C)., R>kin 50, Amsterdam, exposeeren dnze week : Bern. van Beek, »Iïet Gein bij Abcoude', schilderij; H. van Sieel, «Landschap", schilderij; C. Hammes, «BoBchgezicht'', schilderij. MtiiiiiimiiMiiiiiiiiinuiuMi Joost y, t Vondel en A. Tü. (J'er col ff en Sloi). Als een klokhen waakt over hare kitkenp, waakt Hartkamp ov*r bet kostbaarste zijner Vondel-verzameling. Hut kostbaarste, P. f n porte feuille met gedichten van Vondel, in jilu-i-o, heeft hij aan het speurend oog outt-okleu. p alle andere portefeuilles of o uslagen staat de iuhoud vermeld; op de port.tku \\f, gDdic iten in piano b.;vattcnd, niet. De gewone bezoeker ging juist zooals hij wilde die or gemerkt voorbij. Maar in di« p jrttfcuille liggen kostbare scLatter, lioosst zeldzame uitgaven, eene eukele slechts céii groot blad pap<er - soms met duidend gulden betaald. Elk d-er gedichten in plaiio heeft zijue gtsc1 iedesii-, eu Hartkamp weet die. Kostbaar is ook de reeks portreltrn van personen door Vondd bezongen, van KI leerden, staatslitdi n, geestelijken, diciiters, scl ilders, enz. Vau de metsten dinr personen heeft IL.rikamp handschriften, zelfs van Jleael. Eene eerfp'aals nemen de talrijke uitgaven van Vondf I's werken in, en van de bitkeu over ham en zijne werken geschreven. E<:n mens-c! ealeeftijd is met voldoende om die aiien te bf studetreu. Er is geeue uitgave of Hart kamp bezit die, van Vondei's tijd tot op dit oogeubük, van d.; verschiji ing van Vondei's eerste dicht tot, op de uitpa^e van de Room^chKatholicke almanak over l'JOU met eene studie over Joost van deu Vtudel de Joig;" door J. F. M. Sterck. De zeer zeUzarne, de allereerste uitgave van Gijsbreg'it van Aemstei", in 1037 versc'iiuen bij Wilhelm Blaeu, ontbreekt n c'. D'J «Gijsbrtght" zou oorspn nkelijk in 1G37 met, K iMtijd gespeeld zijn, doch de predikanten hebben dit belet, daar zij den Burgemeesteren van 1037 op Int toren'j-s TOti hdt. S adhuis een hezo::k brachten om hun, na e! riitelijke bearretiii.', te verjoi k?n de vertooi i'ig vau Cijx/ii-ft/ht" te vfrbi,:den, als zijnde een treurspel, waarin kwam van »])iep>cLe misse" en meerdere t xorbit.mite stoutichhedeu". Ds Biirgeaieesteren beloofden een oiderzotk in te stellen en deden niets dan de ver'oiniug een maai d ichorsiii. E; rst in lli'SS had dan ook de vertooning plaats. Er verschenen toen drie verschillende ui'gaven. 0,j de uitgaven van Joost Harkgerseu staat nog vermeld : Gespeelt op de Amsleft/ainsclie kumer en niet «schouftburg", uit de An.stfrdaimche rederijker.-kami ra was de schouwburg voortgekomen, zoodoende bleef de oude naam. Vaak vindt men den eersten Amsterdamsclien .'Ciicuwburg vernield met de spreuk der oude kamer: ;/In Liefde Bloeieudü". HiiiiiiiiiiiimmiiiN gelijke teleurstellingen heeft ondervonden, is niet bekend, doch wel waarschijnlijk. Want, hoewel nog in de kracht van zija leven dat was hij veertig jaar geleden ook nog en al ? de kermissen hteft hij er aan gegeven. Hij ia sedert lang in den handel gegawi en l «reist ons vaderland en de dienstmei-jej met g'-neeskrachtige haarolie en dito zeep ben vens met modellen van minnebrieven, die hij zoo noodig tegen een kleine vergoedirg ook bereid is voor haar te schrijven, onder uijkvering van papier, envelop en pcistzegehj^. Hij is niets veranderd in al de jaren, die ik | hem gekend heb. Terwijl andere mar non oud en grijs worden, blijft hij even jong ea ver toont zijn baar en baard nog geen er.kel grijs haar'je. Ieder mer.sch bedt welesns een nieuwen hoed noodig! Hij niet! Hij draagt altijd nog denzelf.len, kenbaar aa'i eer. klein vetvleije, dat altijd aan den bovenrand gezeten heeft en in al dien langen tijd geen tweede tot gezelschap bedt gekregen. Zijn hoed en zijn kleeren zijn onberispelijk as hii zei f en | de geheele verschijning trotseert op glansrijke ' wijze een tand des tijds. Het is wel eens voorgekomen natuurlijk, in welk veelbewogen leven komt dat wel eoas niet voor ('at er geen gelegenheid voor hem bestond om in een hotel te gaan logeeren, zoodat bij zijne nachten in een park of plant soen op een bankje moest doorbrergen, maar het deerde hem niits. Ook zijne maaltijden werden dikwijls tengevolge van zijn reizend leven, op zeer ongeregelde tijden gebruikt ik geloof niet dat er ooit iemand hem over honger heeft hooren klagen. Men heeft hem, terwijl hij het zwaard voor Koning en Vaderland_droeg, met een kanon en een ammunitiewagen over zijn lichaam gereden wie zou het aan don man zeggen, die daar zco krijgs haftig heenstapt. Als hij zijn oogen dichtknijpt, dan slaapt hij, waar hij zich ook moge bevinden. Droomen en nachtmerries zijn onbekende plaaggeesten bij iemand met een gerust geweten zooals hij. Dat gerust geweten is oorzaak, dat hij met kalmte alle gebeurlijkheden tegemoet ziet zelfs den dood. Maar de wereld, waarin hij zich beweegt dat zijn voornamelijk zijn mede-logeergasten iu Je slaapsteden - gelooft niet aan zijnen dood en heeft hem dan ook reeds sinds eenige jaren deu naam gegeven van: de Onsterfelijke. I. v. R.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl