De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 25 maart pagina 4

25 maart 1900 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

'ïjl «r DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N E D'BiRLA N D. Na, Zoo heeft iedere uitgave hare geschiedenis. Ieder gedicht van Vondel verlevendigt <Je historie. Van daar de uitgebreidheid en de belangrijkheid der verzameling. Want uit het doode materieel bouwt de kenner en veelzijdige ontwikkelde de pebeele 17de eeuw op, de gouden eenw van Nederland, toen Amsterdam's naam door de geheele wereld gewicht in de schaal legde. Een aartsbibliograaf als Unger beeft een lijvig boekdeel het licht doen zien, uitsluitend de uit ga ven van Vondel vermeldende en beschrijvende. De achttiende eeuw heeft Vondel met naar waarde erkend, de likkende en vijlende poëten stelden zich-zelve boven hem. Ergerlijk is 't te lezen hoe nog later Witsen Gijsbeek in platte taal Vondei's poëzie ver guisde. Langzamerhand Irekt Vondel weer aandacht. Aan het einde der vorige en het begin dezer eeuw Latijnsche Verhandelingen over hem en zijne werken. Tijdens de Fransehe overheersching vestigt Loots weer alle aandacht op 's lands oudsten en grootsten poëet. De Van Lënneppen, in 't bijzonder Mr. Jacob van Lennep verbeerlijken Vondei's dichtgaaf en dwingen de proote menigte weder naar hem te luisteren. Koning Willem J1I geeft het voorbeeld, hij steunt het genootschap onder de zinspreuk: »\tet den tijd wordt de spruit een boom" in haar streven om Vondel te lezen en te vertoonen. Potgieter, Bakhuizen, Van den Brink eeren en verklaren Vondel, tot Mr. Jacob Lennep bij Vinger eene volledige uitgave van alle de werken van Vondel het licht doet zien. Vele jaren van studie heeft deze uitgave geeischt, die, on danks faalgrepen, een schat van kennis aan per sonen en zaken bevat. Met Mr. Van Lennep, wekt nu, en zeer in 't bijzonder en met de innigste toewijding J. A. Alberdingk Tuijm de liefde vaor Vondel op. Dr. Van Vloten, Dr. Jan ten Brink en vele andere volgen. De werken na 1850 over Vondel zijn vele. DJ beste der laatste uitgaven zijner werken blijft die van den Rotterdamschen Archivaris Buger. De Hoogleeraar Jonckbloet onderwerpt Von dei's treurspelen aan een kritiek, van te voren pasklaar gemaakt, zonder gevoel van het ware wezen; Professor Jorissen streeft hem, wat oor deel over Vondel aangaat, iu nuchterheid ter zijde. Eene reactie wekt dit van den kant van J. A. Alberdingk Tüijm, Dr. van Vloten, Dr. Doorenbos, den Vondelkring van Alberdingk T lijm, f n van vele anderen. Met vuur en heer lijke overtuiging strijden zij voor Vondel's p >ëiie en de schoonheid zijner taal; het ge slacht, dat »de Nieuwe Gids" oprichtte, sluit er zicii bij aan, en Verwey geeft de werken vau Vondel uit, waarin telkens op de schoonheid wordt gewezen. Bij de ontwakende liefde voor Voadel's poëzie, r.eemt de historische studie over Vondel en zijn rijd toe. Trefljke werken verschijnen, a's die van Dr. G. Peuon, Dr. J. A. Worp, Dr. Christ-aan Nijhoff, Dr. Van Heiten, Dr. J. G. K. Acquoy, Baumgartner, Dr. G. Kalff, enz. Geheel eenig is en blijft, voor de Vondelkennis He Roomsch-Kutholieke Volksalmanak met de l.ijdragen van J. A. Alberdingh Thijm, wiens Vondelportretten, ondanks de niet immer histo rische juistheid, ons Vondel als mensch nader brengen. Meer nog dan Mr. Jacob van Lennep heeft Alberdingk Thijm met Vondel in den geest geleefd. Tuijm voelde zich aan hem verwant, liij had dezelfde vroomheid van Vondel; door eenzedigheid was hij hem nader bloed dan magan. Dankbaai en sympathiek doet Hartfcamp's Vondels verzameling ook terug denken aan Mr. A. D. de Vries Az. Veel, zeer veel heeft hij door onverdroten nasporing en aansporing voor betere en zeer jniste kennis van Vondel en ».ijn tijd gewerkt, soms in samenwerking met D. C. Meijer Jr. Naast Mr. A. D. de Vries Az., heeft een enkel maal Mr. De Roever, en gestadig, veel en gelukkig Unger gewerkt om Vondel en zijn tijd in de juiste omlijsting te brengen. *.* Een enkel plekje van Hartkamp's Vondelverzameling wekt velerlei gewaarwording. Daar b,v. het vrij laige stokje, het zware zwarte stokje met zilveren knop, het eigen stokje, waarop Oldenbarneveldt gesteund heeft bij zijn gang naar het schavot. Er Baast het tnffdgk gedicht op dat stokje door Vondel, het geel geworden psp'er met de bruingele letters door hem, door Vosdel zelf geschreven; Mijn wensch behoede u onverrot, O stok en stut, die geen verrader, Maar 's vrijdoms ttut en Hollands Vader Gestut hebt op dat wreed schavot. Niet ver er van daan ligt eet laatste handfcbrift van Vondel, bevend, met moeite en van de lijn afwijkend, geschreven. Het is het schrift van den ce^entigjarigen Vondel, in het album van den heer Gerardus Kroese, predikant aan boord van het schip van Admiraal Engel de Ruyter. Hoe bevend ook, htt is geschreven zonder bril, gelijk hij vroeger placht te zeggen: Ik tel mijn grijze haeren Noch zonder glazen oogh. En noch ontvonckt mijn hart in lust tot poëzy. Dat laatste schrift is nog een trouw blijven aan de kunst. Het luidt: Dulces ante omttia musae. Ter gedachtenis van den Heer Gerardus Kroese. Juslus Vondelius Aet. 90. Op zijn negentigsten jaar overviel Vondel de zwakheid van den ouderdom. Het gaan viel hem zwaar, schier onmogelijk. Op dienhoogen ouderdom is hij nog eens een droeven gang ge gaan. Veel verdriet had hem zijn zoon Justus gedaan. Er zijn daaromtrent de droefste bijzon derheden bekend geworden, die Vondel's her haaldelijk zeegen verklaren: «Noemt geen kin dere naar uwen naam, want die wordt gebrand merkt als ze niet doogen," en zijne verzuchting wettigen : »In dien ik de troost en verquikking der Psalmen niet hadde, ik verging in mijn elende." Zijn zoon Justus had Vondel ook geldelijk grootelijk» benadeeld. In een acte van 28 Juni 1673 verklaart de 86jarige dichter; »dat hij niet en heeft, noch bezittende is eenige goederen off middelen hem toebehoorende, alsoo de middelen ende goederen die hij voor desen heeft gehad, gegaen ende geconsumeerd syu tot assistentie van syn overleden soon Joost van den Vondel de jonge." Hij verplicht zïc'i bij acte al zijne meubelen, gosderen, boeken en geschriften te verkoopen ter verdere afbetaling d<r schuld, zich zelfs bereid verklarende vaa zijn karig inkomen nog iets af te staan. Ziju eenige wensch is dat na zijn dood 't geen zijne kleederen mo;hten waard zijn en 't gene van 't officie is overschietende, zooveel zou bedragen, om hem ,eerlycke te doen begraven." Zijne vrome dochter Anna verborgde hem trouw, doch vier jaar voor zijn dood ontviel zij hem, .de zorg voor haar vader aan twee meiden bevelende. Het zijn droeve jaren geweest de laatste jaren van Vondel's leven. Slechts zijne dochter, een trouwe vriend en Agnes Blok gaven hem wat zonneschijn. Zijn kleinzoon Joost, naar hem genoemd, ging het niet naar den vleesche. Vondel, hoewel negentig jaar en slecht ter been, waagde zich nog eens uit om steun voor hem te vragen. Iu een sleedje liet Vondel zich brengen naar de burgemeesters Oudtshoorn en Hooft, en zich in hunne woning meer dragen dan binnenleiden, om hun te verzoeken; dat zij zijn kleinzoon en naamgenoot, die hun beiden vau moederszijde verwant was, met een;g ambt of officie wilden begunstigen. Op de vragen der burgemeesters, wat zijn kleinzoon deed, antwoordde Vondel: »L'at hij voor een schoenmaker werkte en weinig ver diende." Het is niet bekend, dat Burgemeesteren aan het verzoek van den groeten dichter gevolg hebben gegeven. De dood werd voor Vondel eene verlossing. »Bid voor mij zeide hij in 't laatst zijns levens «rdat God de Heer mij uit dit leven hale." Den 5den Februari 1079 tussohen 4 en 5 uur in den morgen ontsliep hij zacht en kalm in zijne woning aan dea Cingel over de Warmoesgracht. Een der uitnoodigingen ter begrafenis, aan Vondel's goeden vriend, den zijdeverkooper Sybrand de Flines, ligt in Hartkamp's Vondels vtrzamfiling en is, op een derde der ware grootte, fotografisch hieronder opgenomen. 7Vf«i/Woensdag, <fa>8February, 1679. \_Jwe E. wort gebedenter Begraeffeniffe, met JOOST VANDEN VONDEL, Out 91 Jaren. Woonachtigh op de Cingel, over de Warmoesgraff. Om voor half dricnpre9ijstezijn in de NIEUWE KEEK. U E. Nacmz»!Meezen vorjcn. Dit enkele briefje met den naam van Sybrant de Flines, de tweede man van de verstandige en lieve Agnes Blok, de kruidkundige, vermaard door haar lustplaats Vijverhof, later in 't bezit vau Benjamin Teixeira, wekt voor den kenner der 17de eeuw tal van herinneringen op aan Vondel's omgang met beiden. De laatste woning van Vondel is voor wei nig jaren afgebroken. E^n aartsverzamelaar als Hartkamp heeft zich de afbeelding van dat huis niet laten ontgaan. Zij ligt naast het begra fenisbriefje. Vondel's lijk werd door dichters ten grave gedragen. Zij schreden door eene groote menigte eerbiedig naar de Nieuwe Kerk om het lijk van 's lands oudsten eu grootsten poëet bij te zetten in het graf, waar zijn kleinzoon Willem en zijne lieve en vrome dochter Anna reeds ter ruste waren geleed. Het tijdelijke leven was ten einde, het eindelooze ving aan. * * Over Vondel en den zoon. die hem zulk een groot verdriet aandeed, over de tweede vrouw van Voudel's zoon: Baartje Hooft, zijn vele eu weinige verkwikkelijke bizonderhoden bekend geworden. H^t zijn de laatste ontdekkingen op Hirtkamp's Vondel-tentoonstelling voorkomend. Op een enkel voorwerp, op groepen kon in dit artikel slechts gewezen worden. Het aanwezige is rijk en belangrijk, zoo belangrijk.dat Hartkamp's wensch vervuld worde en er zich lUMIIIlmlIIIIIIIIIMIIIMIHIIMMtlllllMIUII II1HMIII1IM in Berlijn. Reeds vroeger werd in deze kolommen mel ding gemaakt van de tweede nieuwe Frauenclnb" die hier opgericht werd. Ik beschreef indertijd de eerste Club, die, in voorname buurt, onder voornaam patronaat en tot voorname pryzen, de verbazing der Berlyners die in dat opzicht nog ten zeerste bfl London b. v. b. ten achteren z\jn geopend werd. Of het doel verzustering te brengen tusschen de verschillende standen, - bereikt is ge worden laat zich moeilyk uitvinden; ik moest er aan twijfelen wanneer ik de presideerende dames der haute finance in hare fraaie toi letten in de fraaie salons zag, en vroeg me af, of de eenvoudigere groep van voor hun leven en streven bard arbeidende vrouwen, zich daarbjj thuis zou gevoelen ...... Er was ook een klein net vertrek, waarin men, in bizotdere omstandigheden kon blyven over nachten, ja, maar de prjjs was even hoog als voor een logies in een der hotels in de buurt onder de Linden; men kan er in de restauratiezaal wat gebruiken ja, maar, het daarnaast gelegen Minerva-hotel leverde dan de spijzen . , . tegen Minerva hotel- pryzen. Daar was 't doel dus absoluut voorbügezien. Het büjkt een aangenaam en deftig rendez-vousvoor de heele verzameling een kooper aanbiede. Nog eens zij gezegd, dat de stad Amsterdam bedenke, dat aan haar die schat behoort. Laat zij die haar ontgaan, dan, zal zij of naar Amerika, of naar het Brittch Museum te Londen of naar een Duitsche Bibliotheek verdwijnen. Allen, die belang stellen in Vondel en zijn tijd, mogen dit helpen verhoeden. J. H. R. Boek en Tijdschrift, Nederland. Van Is. Querido, die nog altyd ziek is, zoodat hy geen correctie ot revisie van zy'n opstel kon maken, is nu er het tweede gedeelte over Couperus als fantasmagorist. Voor Couperus zelf lykt me deze geweldige criüek minder kwetsend. Hy, zoowel als ieder ander, heeft nu eenmaal te worstelen met de fouten van de eigen kwaliteiten. Couperus is en dit kan Querido hem zelfs niet ont zeggen een taai-artiest. Hy was de eerste, die in onze litteratuur een boek produceerde, dat boven het gewone romangehalte stond, ook boven al wat van het buitenland kwam. Dat hy gekomen uit een geaffecteerd milieu en zelf een geaffecteerde persoonlijkheid ook in zyn litteratuur niet volkomen zuiver en geaffecteerd blijkt, dat is begrijpbaar. Als dit weer eens, zooals DU door Querido, wordt vastgesteld, blijft er van Couperus nog genoeg over, om hem te bezien als een romancier van meer dan alledaagscha verdienste. Het is evenwel goed dat nu en dan zoo'n neerslaande kritiek wordt geschreven: goed voor Couperus zelf, die nu zelf zy'n zinnen wat voorzichtiger heeft te construeeren, goed voor de napraat-kritiek, de mannetjes van den dag, die op ieder nieuw litterator stapels aanmerk ngen hebben te maken, en elkaar intusschen nababbelen met geijkte woorden als subliemtaalgetokkel niet in staat de litteraire waarde van een werk te bena deren goed ook voor hen, die beginnen of voor nemens zyn Couperus te volgen en bovenal goed voor allen die schrijven. Bij zoo'n critiek, waarbij elke zin wordt ontleed, ontrafeld en getoetst aan de hoog-innerlyke eischeu der litteratuur, voelt ieder voor zich wel, hoeveel aan eigen geschrijf nog ontbreekt. Werkelijke kunst stelt toch zulke hooge eischen, dat men zich wel huiverig moet gevoelen werk naar den uitgever te zenden. Heit is opmeikely'k, hoeveel middelmatigs, of nog minder dan middel matig wy nu hebben. Ken beperking van de boekenmarkt wordt langzamerhand een eisch en dit kan alleen, als de kritiek hoogere begrippen stelt. Als een litterator van het hooge standpunt wordt getuimeld, dat hij in de oogen van het publiek inneemt, kunnen er zich velen aan spiegelen. Zoo komt men allicht tot het be^ef dat litteraire kunst nog iets anders is dan handig omgaan met wat pluimige woorden. Een actueel en zeker ook belangryk onder werp wordt door dr. D. C. Nijhoff besproken in zrjn historische herinneringen o ver de wederzydsche houding van Engeland en Nederland [ in den loop der eeuwen. Ik wensch aan te toonen, zegt dr. Nyhoff, dat Engelands grootheid en macht steeds ge paard ging met gebrek aan fierheid, met ge waande of wezenlijke zwakheid ten onzent. Een verstandig historisch inzicht kan ons van den haat, een onwaardig sentiment, verlossen, maar ook bydragen om den nationalen zin in 't ware spoor te brengen. Achtereenvolgens wordt dan door hem be handeld: de grafelijke ty'd, de 80-jarige oorlog, de eerste zee-oorlogen, terwy'l in het volgende gedeelte de rest der 17e eeuw, de 18e en 19e eeuw besproken zullen worden. Van Thérèie Hoven is er een novelle Mater Dolorota, die ik gedachtig aan wat ik boven, naar aanleiding van Querido'b kritiek, opmerkte eveneens aan een dergelyke beoordeeling te onderwerpen zou hebben. Ik zou dan b. v. moeten vragen, waarvoor die gedetailleerde beschrijving op de eerste pagina, over de vazen en borden van Rozenburgh's aardewerk en de voorwerpjes van Barbotine dient, waar die dingen niets uitstaande hebben met het karakter van hare Mater Dolorosa niets anders zy'n dan het gewone banale vulsel van een verhaal. Edoch, ik wil liefst niet zoo ver gaan. Ik zou bevreesd zy'n als tydschrift-kronikeur minstens zeven-achtste te moeten afkeuren en in ons landje vooral, waar de kunst om brood bedelt, mag men de hooge eischen eigenlijk alleen stellen aan auteurs als Couperus, die er zijn, allen tijd hebben zorgzaam en met liefde te werken. Een geschiedenis vertellen zooals Théièse Hoven doet, is natuurlijk heel iets anders dan een brok litteiatuur componeeren, wat dan moet gebeuren gelijk men muziek componeert. Elk woord dient doordrongen en vervuld te zyn van het beheercchende sentiment, geschreven in den geheel-zuiveren toon-aard en rythmus. Een gedetailleerde beschryving is dan maar geen ding dat er by hangt om de pagina's te laten uitdeien. Overigens is er in deze novelle van Théièse Hoven veel verdienstelyks. Verder is er in de aft. een schets Jenny's illusie" door I. B. en een stukje proza van devoot-mystische strekking Annunciate" door Emile Erens. Poesie is er van Marie Marx Koning en. ran lue van Brabant. Elzeviers Maandschrift. Dr. P. J. H. Cuypers door Jhr. Victor de Stuers te zien beourdeelen, is vooraf weten dat een bewonderend man spreekt over een heel groot meester. De eenvoud, evenwel waarmee Jhr. de Stuers deze taak volbrengt, sluit dit vermoeden, wat zich anders van zelf zou opdringen, geheel uit. Het geheele opstel is een nobele beken tenis van minderheid; een rein en verheven opzien vau een kunst-geschoolden man tot den grooten werkgeest, tot den man van de daad zelf. Cuypers, zegt jhr. de Stuers, opende my de oogen. Hij was het, die my het onderscheid duidelyk maakte tusschen stijl op decoratiefen styl cp bouwkundig gebied. Aau hem heb ik alles te danken. Dit opstel plaatst jhr. de Stuers in een ander licht dan velen hem gewoonlijk bezien en wanneer hy' dit standpunt ook in de andere sferen van kunst waar hy het toedicht heelt, wist in te nemen, zou hy' nog meer de rechte plaats tegenover onze kuust innemen, wat hy nu toch in zoovele opzichten doet. Keu nieuwe rubriek Hollandsche Musici in den vreemde" door dr. J. de Jong is in deze afl. geopend. Als nummer een wordt be sproken Willem Kes, outegenzeggelyk de man, die veel voor onze orkestkun»c ge daan heeft en nu in den vreemde aldoor ge tuige van ons artistiek vermogen geelt. Er zyu eenige clichés by dit opstel, o. a.: een goed portret van Kes en een afbeelding van de Adelszaal te Moskou, waar hij, zoo men weet, nu zy'n uitvoeringen geeft. In een beschryving over een Springtochtje" naar Bergen, voorzien van vele illustraties naar foto's, weet de heer S. Kalff ons wel te boeieu. Hy toont opnieuw een aangenaam causeur te zyn, zoo wy dat nog niet wisten. Een vyf-en-twintig jaar vroeger", door E. Kempe, is een verhaal boe een kommandant op eeu oorlogsschip, voor vyf-en-twintig jaar gemoedelijk met zyn volkje kon omspringen, en als curiositeit wel interessant. Van Helene Lapidoth-Swarth zijn er twee mooie sneeuwsonnetten en dan twee ge .lichtjes van een die zich Ger. noemt. In bet opstel Van de Redactie", maakt de Kronikeur Frits Lapidoth dit keer vreemde buitelingen. Hij heeft het zoo'n beetje over alles en nog wat, over Zuid-Afrika, bet AllDeutsche Verbond, over de Berner Conventie, de meerdere bekendheid, die we nu in het buitenland verkrijgen, om dan terecht te komen by bet werk En Hollande", dat door Larousse werd uitgegeven. De heer Lapidoth is en zeer terecht allerminst te spreken wat in dat boek o. m. door prol. Jan ten Brink over onze jongere litteratuur wordt gezegd. Het geheele kuofiintuk bestaat dan ook uit deze regels: Evenals Frankryk bezit Nederland zijn neoidealistische school. Eenigen van die jongeren, die al wat oud beginnen te worden (aldus Prof. Jan ten Brink) hebben talent en zekere ge dichten van de heeren Van Eeden, Verwey en Kloos zouden grooten lof verdienen zoo de scbrijers maar niet wat te veel otterden aan hun smaak voor mysticisme dat men gerust duister vinden mag. Dan eenige regels over Couperus, die naar verdienste wurdt geprezen en dit is al. Voor den tchryver van dit hoofdstuk, zegt Lapidotb, bestaan in de Nederlandsche letteren dan geen anderen dan die paar genoemden en hy' veinst, niet te weten, dat hy geroepen om de i vreemdeling in te lichten, verplicht was nog vele andere namen te vermelden. Geen van onze lezers behoeft nog aan die, door den schrijser niet genoemden, te worden herinnerd. Alle dagen hooren wij van hen, genieten wij van hunne werken. Inderdaad, zulk een partijdigheid van prof. Jan ten Brink gaat alles te boven. Zoo iemand kan men eigenlijk niets meer kwalijk nemen. Zelfs onze grootste dichteres werd niet bij name genoemd. Bravo! De Hollandsche Revue. Een plaat Tolstoïals kluizenaar is het frontispice in deze aflevering. De karakterschets geldt den heer O. Kamerling'n Onnes, den onvermoeiden ijveraar voor onze handelsbelangen. Als Boek van de maand'' staat vermeld Drankmisb-uik en Geheelonthouding" door A. H. den Boer (predikant). Eigenlijk is deze bespreking meer een uittreksel van het propoganda-geschrift, dan wel een beoordeeling, en staat dus beneden wat wij van Netscher ge woon zy'n. G. VAN HULZEN. Coöperatieve Drukkerij. Te Amsterdam is opgericht de coöperatieve Drukkery-Vereeniging «Plantyn." De stoomdrukkerij »Aurora" heeft gelikwideerd en hare zaken zyn overgenomen door de bovengenoemde vereeniging, onder wier leden-aandeelhouders de namen voorkomen van bekende mannen op staathuishoudkundig gebied. DAME$. lokaal te z\jn van welgestelde vrouwen die voor de aardige nieuwigheid voor baar club gaarne 20 M. entreegeld plus jaarlyks 20 M. contributie over hebben, niet voor de groote schare van strijdende en werkende vrouwen die men in de groote wereldstad, zoo be angstigend en neerdrukkend koud en 't gevoel van eenzaam-zijn dubbel sterk opwekkend, dat gevoel dat al zoo velen in den dood dreef een eigen home wilde vergoeden. Dat hebben eenige flinke vrouwen begrepen, en de handen energiek inén geslagen, en haar waardig pogen is bekroond met schitte renden uitslag. De vriendelijke tage, uit 9 kamers bestaande, ligt zeer gunstig, by het centrum der stad, en toch in een meer af gelegen deftige stille zijstraat, Schellingstr. 5. BÜde opening telde men even 300, nu reeds tusschen de 7 en 800 leden. In hare kloeke openingsrede wees de sympathieke presidente, de bekende vrouwendoktores, frl. Dr. Tiburtius, er met nadruk op, dat deze onderneming niets met de viouwenbeweging uitstaande had. Dat was wel nog eene concessie aan de steeds tot spot bereid zynde Berlijnsche critiek, want het ware eerder een der edelste uitingen der vrouwenbeweging te noemen, die honderden ten zegen strekt. De jaarlijksche contributie is zér gering 6 Mark. Daarvan kan men nu, zelfs met het groot aantal leden, tenauwernood de kosten bestrijden. De flinke j kamers zijn met zeer veel smaak en hoogst gezellig ingericht. Een ruime en allerbehagelijkste salon, waar men zich onmiddellijk thuis gevoelt; een leeskamer, aan de wanden manshooge kasten met boeken, die eenige honderde werken op allerlei gebied omvatten; in 't midden een groote lange tafel, waarop vele couranten, vakbladen, tijdschriften, illu straties, ? nieuwe brochures liggen, 'n paar schrijftafels met al 't noodige. Dan volgt eene muziekkamer met een goed Instrument, een helder, licht vertrek met gezellige hoekjes; er worden ook voordracht- en muziekavonden ge arrangeerd. We komen vervolgens in een klein, gezellig vertrek met divan, waschtafel etc., waar men rusten kan, of zich tot een of ander vertrouwelijk gesprek kan afzonderen. Verder twee in elkaar loopende eetzaaltjes. Dineeren kan men er slechts, wanneer men zich te voren aanmeldt, doch eenvoudige eierenspijzen etc., verder koffie, thee, cacao, bier e. a. zijn steeds te krijgen en dat wel strikt tegen j 8elbst-Kostenpreis,"zoodat daarop geen pfennig gewonnen wordt integendeel. Alles draagt zulk een degelijk, behagelijk en ingezellig cachet, dat men ten volle begrijpen kan, hoe nu uit alles blijkt dat 't rechte getrtffen werd. Aan de muren hangen schilderijen, en daarbij zeer goede stukken van schilderessen-leden (waaronder zeer bekende), die circa elke 8 weken worden omgewisseld. Op een zwart bord in den corridor, staan aanvragen en aanbiedingen van lessen etc., een wrijving dus van belangen, die goede vruchten kan opleveren, en het bestuur, dat zelf uit dapper strevende vrouwen bestaat, heeft altyd een open oor voor de ver schillende wenschen der raad zoekenden. Opname geschiedt na introductie van twee leden. Myn indruk was zulk een gunstige, dat ik, al kom ik ietwat laat er mede, toch dit warme woord van waardeering niet kon terughouden. Het was voor mij daarby eigenaardig tusschen al die verschillende frl. Dr's", toevallig de eenige frl. Professor" te zien, die er tot dus verre in Pruissen bestaat. Der Directrice van het Schleswig-Holsteinsche Museum van vaderlandsche Oudheden in Kiel fdie voor enkele dagen in Berlijn toefde) frl. Johanna Mestorf, werd verleden jaar het predicaat Professor toegekend, als de eerste en tot dusverre eenige, en wel op den TOsten verjaardag der flinke vrouw, als hooge erken ning harer bizondere verdiensten. Zy schreef een groot aantal studies en omvangrijke werken over genoemde inheemsche oudheden, en hare boeken staan hoog aangeschreven en zijn met roem verbreid. Van 'n anderen kant toonde zich de gerHet beginsel waarop deze vereeniging rust, wordt in het prospectus als volgt omschreven: ?Samenwerking ep een moreelen en dnsv gezond maatschappelyken grondslag van allen, die tot d«n bloei en het welslagen der onder neming het hunne kunnen bydragen. ?Door die samenwerking wordt verkregen, dat de belangen van het kapitaal, van den arbeid' en van den afnemer inénloopen, terwy'l die onderscheiden belangen by den huldigen vorm der gewone ondernemingen al te vaak met elkander in botsing komen.'' NIEUWE UITGAVEN. Nedertandsche Spreekwoorden. Spreekwazen, uitdrukkingen en gezegden, naar hunne oor sprong en beteekenis verklaard door dr. F. A. STOEIT, Ie afi. Zutphen, W. J. Thieme & Co. Het Land van Kruger en Steyn, door J. N. VAN RESTEREN. Afl. 1. Utrecht, Jac. C. van den Stal. De genezing van hondsdolheid. Pasteur of Buiseon? Oordeel' van deskundigen, byeengebracht door den Nederl. Bond tot bestrijding der Vivisectie, met een voorwoord van dr. G. LUGHTMANS. Den Haag, De Nederl. Boek- en Steendrukkery v/h H. L. Smits. Lux,, geillnstreerd tijdschrift voor fotografie XJe jaargang, aft 6 Amsterdam, Boek-, Kunst- en Handelsdrukkerij v/h Gebr. Binger. Mr. W. R. VEDER, De Herziene offieieele voon-tellitii) van het wapen van Amsterdam, toelichtende stukken by het ontwerp overlegd aan Burgemeester en Wethouders, benevens een Naschrift naar aanleiding van de brochure van den Z.Eerw. heer Mgr. B. H. KLÖNNE »B«t wapen van Amsterdam", S. L. van Looy. Bouw- en Sierkunst, deel II, afl. I, 2e jaar gang. Haarlem, H. Kleinmann & Co. Geïllustreerd Weekblad voor Fotografie no. 11, Apeldoorn, Laurens Hansma. Hygiënische Bladen, no. 3a jaargang, populair maandschrift voor praktische en toegepaste gezondheidsleer, onder redactie van dr. G. W. S. LINGBEEK te Hilversum en dr. PH. KOOPERBBRS te 's Gravenhage. Uitgever. F. van Rossen, Amsterdam. Inhoud van Tijdschriften. Taal- en Letteren. Afl. 3: K. P. de Vries, De kerkelijke twisten te Amsterdam 1626 1631. Inleiding op Vondels Hekeldichten uit dien tyd (Slot volgt). K. Poll, Vallenzy'n. Kanapee. Dr. G. A. Nauta, Iets over eigennamen die appellatieven geworden zyn. Hoe te schrijven 1 Ter waarschuwing aan Leeraren. (L. Jacnbourki). Prof. dr. W. L. van Heiten, De Wachtendonckse psal men. Naar aanleiding van Taal en Letteren IX. Dr. W. F. Gombault, De Wachten donckse psalmen. Antwoord aan prof. W. L. van Heiten. Woord-muziek (Van Deyssel). Eigen Haard No. 13: Nog by'ty'ds, door Jeanne H. De Stadhouders van Friesland uit het Huis van Nassau, door Mr. M. C. Nyland. met portret van prinses Amalia van Anhalt, naar eene gravure in het Friesch Museum te Leeuwarden. (Slot.) Soerabaia in vogelvlucht, door J. E. Jasper, met afbeel dingen. (Slot.) Waarmee onze Vaderen maaltijd hielden en hoe, door Jer. de Vries, II. DéZuster-Republieken in Zuid-Afrika, door J. A. Wormser, met afbeeldingen. ? Verscheidenheid. Feuilleton. 40 cents per regeL TRADE MARK. MARTELL'S COBNAC, Dit beroemde merk is verkrjjgbaar bij alle bekende Wgnhandelaars en by de representanten KOOPMANS A BRUI9UER, te Amsterdam. Prijzen van af ? 2.50 per Red. Piano-, Orpl- en JffiEYIlOOS «k K ALS HO VEN, Arnhem, Eoningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. miimiMiiimiiiMMiiiiimiiimiiiii maansche of liever berlynsche geest, hier voor eenigen tyd op de Universiteit. De zér be zochte colleges van Prof. Behrendt over Prosti tutie, werden ook door n dame bygewoond. Nu zag men eerst hoe fijnbesnaard de zielen onzer bierzwelgende studiosi zy'n! Eene oppositie ontwikkelde zich als hier nooit werd bijgewoond. Van 't moment af dat de dame binnenkwam, barstte een joelen, fluiten, stampen los, dat niet ophield en den spreker ternauwernood ver gunde voort te gaan. De couranten waren vol heftige artikelen over vóór- en tegenstan ders. Prof. Behrendt, die zelf de dame in kwestie, eene directrice van 'n hoogere school, vrouw van middelbaren leeftijd, welke zich op hoogst ernstige wijze, zooals hem be kend, reeds lang met sociaal-wetenschappelijke vraagstukken bezig hield, toestemming had gegeven zyne colleges te volgen, beproefde alles om zich te handhaven en den storm te doen bedaren niets hielp. De toehoo.deres had maar te verschijnen en 't lieve leventje begon weer. Na drie herhalingen van dit schandaaltje moest Prof. Behrendt wel goedschiks, kwaad schiks toegeven en de dame zijne toestemming ontnemen, want de lezingen werden, hoewel zij veel meer den socialen kant en de hittorische ontwikkeling der prostitutie behandelden dan medische uiteenzettingen leverden, door zulk een onrustig, steeds weer in uitingen van mis

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl