De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 1 april pagina 2

1 april 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

v ?t DE A M S T E Tl D A M M E R W EEKBLAD 'VOOR N E D E R L A N D. No. 1188 7 strakke gelaat van den voorzitter werd strakker dan ooit. ,De heer van. den Bargh trachtte toen, nóg wél de zaak te redden, door op te merken, dat B. en W. van de gestelde moties en van dergelijke uitspraken als van den heer Zeehandelaar maar geen notitie moesten nemen, maar de voorzitter antwoordde kalm: »Ik zal de woorden van den heer Zeehandelaar in ernstige overweging nemen.', . Nu is het wel zeker, dat dit raadslid er had uitgeflapt, wat de meerderheid van zijn collega's dacht, maar het was nu eenmaal onhandig om dit te zeggen de raad is geen kiesvereeniging en of nu ook de heer Zeehandelaar daarna, onder een spottend gejuich op de publieke tribune, verklaarde dat hij niet bedoeld had o ra iets onaangenaams aan den voor zitter te zeggen waar bij dit raadslid het onaangename begint is ons een raadsel "en de hoop uitsprak, dat de burgemeester ?nog lange jaren voorzitter van den raad iftocht zijn een wensch die deze ver-moedelijk niet met hem deelt sloot de Toorziner verder alle discussie en ging) de raad over tot het .doen van benoemingen. * * * Zoo hebben we dan de beloofde ver klaring niet gekregen, en wij zijn nog even ?ver als na de vergadering van de vorige week, of liever, de toestand is critieker. Na de verklaring van den heer Zee handelaar, die nog wel tot de verzoeningsmannen behoorde hij had o.a. in de vorige zitting tegen het tweede deel der motie Heineken gestemd is de positie voor het Dagelijksch Bestuur, tenzij de .raad alsnog het hoofd in den schoot wil leggen, zeer moeilijk geworden en het moeilijkst voor den voorzitter en den wet houder van P. W. Als men den geheelen loop van de zaak nagaat, dan komt men tot de overtuiging, dat het bij zekere gelegenheden to3h wel eens zijn nut kan hebben, als de voor zitter bij de opening van elke raadszitting »Almachtig God" bidt om »wijsheid en Voorzichtigheid". Amsterdam (Donderdag). SECANS. Haagsche Brieven. i. Gij, vreemdeling, Amsterdammer of Broek, in-Waterlander, die nu wel weet, dat de Koningin by ons in het Noord-einde woont, en Van der Pijl op de Plaats, moet niet van de hoogheid uwer grootsteedschbeid of landelykheid, gaan denken dat ge alle intimiteiten kent, alle liefely kneden weet, alle ellenden doorvoelt die onze stad gemaakt hebben tot een residentie" en bezig zijn haar te promo veeren tot een wereldstad. Het terrein, dat ge overziet by een ritje met den tram, eenmaal zonder twyfel gedreven door electriciteU, of een wandelgangetje door de Spui- en Veenestraten is thans 's Gravenhage niet, al was 't eenmaal 's Gravenbage; we zyn, sinds de revolutie-bouw in gebruik kwam óók vooruitgegaan, eerstens al op 't gebied van afjtwiderf, wat ge gevoeliglyk atn uw voeten bemerken kunt, indien plicht of genoegen u nopen van het station der Ilollandsche spoor naar het veelgeprezen Duinoord te gaan In Amsterdamsche" veeltalligheid hebben de huizen zich ry aan rij geschaard, en zelf het doorkruisen van de stad met de geele bakken, die men omnibussen noemt, vordert een uur kostbaren ty'd. In onze aldus belangrijk uitgebreide grenzen hebben zich in den loop der jaren oi maanden want ook wy' leven snel alle de goede gaven der beschaving opgehoopt; we hebben hier paleizen, en vunzige krotten, miliioenairs, en vérblyvers in de toevluchten van het Leger des Heil.-i, lieden, die volgens het bybelsch gebod werken in het zweet huns aanschyns, en .ambtenaren, en veel merkwaardigheden meer; zoodat daar wilde ik op neerkomen er omtrent het Haagsche leven nog al wat mede te deelen valt en nieuws te berichten is, aan Wie, het dagelijksch leven hier niet medemaakt. Wat als grondslag van een dergelijke bezigheid ?wel het eerst in aanmerkirg komt is het aspect -TOn da stad, dat, in de snelheid waarmee we leven, met den dag bijna wisselt. Van buiten naderend, met den trein bijvoor beeld, en zoo langs de uiterste grenzen gevoerd, he.innert 't wat aan 't miniatuur, niet waar? Maar men ziet dan ook niet meer dan de buitenwy'ken, die daar de grootste levendigheid met het centrum der stad samenvalt, als afge stoten ly-ken en slechts zijn voorbeschikt later tot teven te «orden gewekt. , Huizen van twee verdiepingen, wat kil in den glans der nieuwheid, straten die, der bouwvarordeningjuist niet schennend, in breedte de huizenhoogte evenaren, een koopmannetje met een wagen, onderhandelend met een dienstmeiBJ',, a*n den overkant een agent van politie, die aan dienstbode en koopman slechts een deel van zy'a aandacht wijdt en een meneer met hoogen of anderen hoed, wandelstok en glimmende laarzen, ziedaar zoowat het universeele beeld, dat de Haagsche buitenwijken aanbieden. Bouwkundig is daaromtrent verder mede te deelen, dat geheele rijen huizen, onder n kroonly'st staan, en deze gemeengchfippeUjkheid zich vaak uitstrekt tot de verdere architectuur, met een getrouwheid, die ons zou doen droomen in de veelgewaardeerde commu nistische maatschappy te zyn verhuisd. Maar van dit soort bouwerij, die eigenlijk slechts geno'.en wordt door den bewoner van bedoelde wijken, wilde ik nu niet spreken; ze is een plaag M een zegen van. alle steden, die bui'ten de banden hunner vroegere vestingwallen of grachten geborsten zijn; ook wil ik het niet hebben o/er de manier waarop men .bij den aanleg van nieuwe wijken, het euvel der eentonigheid tracht te voorkomen, door, naar het klassieke voorbeeld der Amsterdameche halve-eirkel-grachten, de straten te doen rondbuigen of zig-zag-gewys elkander te doen snyden, maar verder toch saam te stellen uit even eenvormige huizen, een eigenaardig heid, die dan ook aan die der goedkoopte wel onvermydelyk verbonden zal zijn. Op het aspect van de stad heeft deze auto matische bouweiij in onze polders, geen invloed en het zal de taak van veel latere geslachten zyn, op het thans opgerichte materiaal, de be ginselen hunner arcbitectonie in toepassing te brengen. Het laatste is nu gaande in die straten, die voor twintig jaar de nieuwe wy'ken'' heetten, en toen voorspeld weiden vóór den dood hunner bonwheeren reeds te zyn ineengestort; en... nu geannexeerd door w:nkeliers van allerlei sla», cö^ staan en als winkelhuizen worden verfraaid. Meestentyls verkecren die straten nog in dat stadium hunner ontwikke ling, waarin de wiukel de passage opzoekt; vooreerst schynt de toestand nog ver verwyderd, dat de schreden der wandelenden over de aantrekkelijkheid der uitgestalde waar worden geleid. Na zich gewrongen te hebben doo- de nauwe gangen die naby de zoogen. Groote Kerk het stadhuis aan het verkeer opsnlaat, en na bedreigd te zyn door omnibus en tram, auto mobiel of vrachtwagen, richt zich de stroom van nieuwsteedsche Hagenaars in Westelyke richting door de wijdere Prinsestraat, en de straat, die daarna het grootste deel van den vloed voorgan gers ten deel valt, is de Piet Heinstraat, en hare verlengingen, naar andere zeehelden gedoopt. Daar nu is 't, dat het materiaal door voor ouders bijeengebracht, door de zonen bewerkt wordt, naar de beginselen der moderne architectonie; daar verrijzen, elk oogenblik, de nieuwe winkelgeveltjes, waaraan de beginselen der moderne versieringskunst zijn beproefd, en niet te licht bevonden. Er was slechts een eerste aanleiding toe noodig, om in die richting een algemeene bedrjjrigheid te doen ontstaan; en zooals bijna van zelve spreekt, was het Aïarchitect Berlage, die den eersten stoot hier gaf. De naar Haagscbe afmetingen, kolossale romp van het gebouw der bekende verzeke ringsmaatschappij, dat hy oprichtte op den hoek van het Kerkplein en de frinsestraat, was een wonder, zoo niet van vindingrijkheid en moderne smiak, dan toch van durf, want de q'iasigothieke kerk, het stadhuis in renaissance stijl, en die klomp architectuur, vormden een trio, in gemis aan eenparigheid, niet minder ry'k dan de vier windstreken. Er kwamen nog andere dingen bij, die de zaak minder aannemely'k maakten, zoo o.a. de wapentjes, waarmee de gevel was b ^dekr, die in bazar acbtige nieuwheid glansden op den achtergrond va i roode baksteen, mpt witte voegen, enz , maar over deze zaken ook zetten de Hagenaars zich heen; en in een café, op den liuek van het Noordeinde en de Papeutraat, een sp^kslagerswinkel in de Spuisbaat, en nog een paar andere nieuwe gevels, gaf 's-Gravenhage blijk van zijn aannemelijkheid. Ea toch. bepaald invloed had de Berlagiaatsehe sty'l niet op de Haagsche bouworde, wat men, ten spyt vau het heel mooi beginsel dezer architectuur, gelukkig mag heeten. Maar hij had de band van beboudensgezin-dheid tösh gebrok-n en andere bouwheeren plukten de vi uchten van die kloeke daad. Di elementen voor den nieuwen Uaagschen bouwstijl werden aangevoerd door andere spoorzoakers. Kurstens, wat 't in de Hoogstraat de goedgelukte en steeds nog ge waardeerde navolging van den berg Hanckar, in zandsteen, voor een groot deel opgetrokken, en met fraaie gesmesJ-ijzeren ornamenten versierd, op een even oorspronkelijke als smaakvolle wijze. Het huis werd in beslag genomen door een handel, waarvan de niet steeds zeer verfijnde smaak vergoed werd door de kostbare degelijkheid der aangeboden waar; en zoo vormde men een scheel dat alleszins geschikt werd tot voorbeeld van andere wi'ikelhuizen te dienen; indien de waarheid daar van niet dadehjk ingezien werd, het uitblyven vau protesten en spotternij°n bevorderden toch de groeiende waardeering van dit b uwgenre, zoodat men onder andere goede dipg,n het | den architect wel Ira vergaf, zich het auteur schap van dien goeden vondst te hebben toe1 geëigend. Na er.kele maanden tijrts was er dan j ook niet veel meer noodig om de mode ten i gunste van het nieuwe gevel soort te doen | zwenken; en toen daarop de veelzydige Thorn i Prikker, in de gevel voor Arts-and-Crafts ook nog ! op andere wy«e de schoonheid van de zandi steen had doen zien, waren de beide elementen, ! waaruit het Haagsche winkel typ 3 zou worden saamgesteli, weldra aangeland in de gezegende terreinen der algem»ene waardeering. Da handen van vele onbekende architecten ma noeuvreerden met de zandsteen, de ijzerwerk versieringen en soms ook met de Berlagiaansche roode baksteen met witte voegen; en hier en daar wat minderwaardig dan 't in die eerste puien was geschied, verrijzen nu telkens weer, de nieuwe winkels, die in het doodsch, zielloos milieu der residentiestraten, dadelyk opvallen als een morlerneuse liefelijkheid. Een gelukkig, heugelijk verschijnsel mag het dan ook heeten die die liefhebberij in moderne gevels zoo gaande is, en elke winkelier bij de stichting van zijne zaak het bijna noodzakelijk vindt zijn huis te doen inrichten door een architect, die met de nieuwe opvattingen is aangedaan, waarin men een bewijs kan vinden dat het algemeene publiek deze verwijdering van het oude waardeert. Vele van die vroeger zoo doodsche straten worden nu verlevendigd op een wyze, die later als de smaak rijper is geworden, misschien niet meer als geheel ver dedigbaar zal worden beschouwd, maar op het oogenblik toch aantrekt als elke nieuwe vondst. Zooals g«z?g'l, zandsteen en de yzerwerkversierinar zijn de zaken, die 't meest gezocht blaken te zyn; maa- toch ook andere goede voorbeelden vonden navolging; zoo in de PietHeinstraat, een tachelwinkel, op 't voorbeeld van het Rotterdamsche Witte Huis, geheel met witte tegels belegd; en een eind verder, nog een paar winkels, die door dezelfde glanzende witheid aantrekkelijk blijken. En ook het ver leden vernieuwt zich hier en daar: zoo zagen we in de Zeestraat een kappers-winkel met rococo-versieringen, die den Figaro wel een huiselyk gevoel zullen verschaffen. Waan- en andere wijzen mogen nu tegen deze algemeene beoefening van de nieuwerwetsche bouworde hunne bezwaren aanvoeren, het zal hen weinig baten, want de noodwendige gang van zaken heeft ze reeds weerlegd. Het is waar, streng opgevat, gaat het moeilijk aan onder een eerste verdieping van een in revo lutie-stijl gebouwd huis, een fantasie-geveltje te duwen, dat daarmee hél niet harmonieert; maar ziehier, misschien na die der goedkoopte de eerste verdienste dier hyper-rationeele bouwwy'ze: haar aanzicht is zoo neutraal, en er spreekt zoo'n absolute afwezigheid van alle karakter uit, dat op een plastische dissonant, gevolg van die gewraakte combinatie, toch al heel weinig kans bestaat. En dan, zoo zegt men, het algemeen aanzicht onzer deftige" wijken, waarin zich nu slechts nog een enkele winkel waagt, wordt door die moderne bouw wijze gestoord ... het is waar een Prinsegracht met een Berlage. huis, zou de vergelijking met de vlag op een aschkar kunnen doorstaan; maar het place aux jeunes rust nu eenmaal ook als een vloek op oude huizen, en waar de tand des tijds er aan knaagt, waarom zou de menschelijke geest ze ook niet mogen belagen? Laat 't zóó voortgaan, de symbolische stijl zoo heette dat immers vroeger? overwint ook in het aspect vaa den Haag het oude; telkens weer ziet men, ook in de oude winkel straten, een nieuwe gevel onthuld; en in de nieuwere, daar eerst zijn we met vollen ijver bezig, de eentonigheid, die onze vaders hebben aangebracht, met de vondsten onzer jonge begeester.ng te verdrijven; en het duurt niet lang meer, of het visioen dat eens een oude knorrepot, de geloovigen als een dreigende toe komst voorhield, wordt waarhei.1: reeksen van schoone winkels, waarin Tooropiaan^rhe g* kapte jjffrouwen dan misschien burgeressen" geheeten bieden ons de etherische spijzen voor onzen geest en onze maag; de straten lyken luchtige alleeën; uit Jotos-vonnige lantaarnpalen glanst 's avonds bet electrisch licht; en met een lelie-vormig wapen tuchtigt de bobhy"' den van nectar bedwelmde, dien aldus van de algemeene vreugde zyn deel ook welwillend wordt toegadiend. Vergeef me, lezer, dïmismaakte fantazie; ze is van een vijand van de symboliek. T>i Ooievaar. GENERAAL JOUBERT. f De gevangenneming van Cronjémet zijn heldhaftige schare van Transvalers en Vrijstaters is voor de Zusier Republieken eeu zware slag geweest. Ku nu volgt een tweede slag: de dood van den beroemden C >muiandant Generaal Petrus Jacobua Joubert. Menigmaal gedurende den oorlog was reeds het gerucht van zijn verwonding of zijn dood van Engrlscbe zijde verspreid, maar geeu vijandelijke kogel heeft aan het leven van dezen held een einde gemaakt; hij stierf aan eene ingewandsziekte, op het oogenblik, waarop het vaderland zijne diensten het minst kon missen. Een troost is het, te beden ken, dat de geest, die hnn bezielde, ook zijne wakkere strijdmakkers vervult ia den strijd, die met zoo ongelijke stoffelijke middelen wordt gevoerd, maar wrarin het bewustzijn van goed recht, de geestdrift voor eene goede zaak en de onverzette lijkheid van den nationalen wil, de kracht der zwakkere partij vertienvoudigen. Een troost, te bedenken, dat in dezelfde school, die den eenvoudige», ongeleerden .Boer vormde tot een strateeg van zoogroote beteekenis, dat Europeesche beroepsmilitairen het een eer eti een voorrecht achtten bij hem in de leer te gaan, ook andere commandanten zijn gevormd, die bereid zijn om zijne voet-tappen te drukken, en door hun laudgenooten niet minder ge erd en gehoorzaamd zullen worden, dan Joubert en Cronjézelven. Joubert, wiens voorvaderen tot de uit geweken Fransche Hugenoten behoorden, en wiens grootvader een der leiders van den eersten »trek" was geweest, is op 20 Januari 1831 geboren, ei) kwam met zijne familie eerst in 1847 op het tegenwoordig gebied der Zuid-Afiikaansche .Republiek, in welke hij Jater'eene zoo grooie rol zou spelen. Den vuurdoop ontving Piet Jou bert den populairen naam »31im Oom Piet" kreeg hij eerst veel later in het gevecht tegen het Kafferhoofd Setchili, waaraan o->k de destijds (1852) 27 jarige Paul Kruger als veldkornet deelnam. Het vorige jaar was hij gehuwd met de draagster van een anderen beroemden Transvaalschen naam, Mej, Botha, die haren gemaal bij zijn latere veldtochten getrouw heeft ter zijde gestaan en die, met haar kloeke, scherpe oogen het eerst de »Rooinekkies-' op den Amajuba ontdekte. Eerst vele jaren na dien eersten veld tocht trad Joubert als politiek man op den voorgrond. Het was in 1877, toen Sir heophilus Shepstone, met heimelijke instemming van president Burgers, b^zig was, de annexatie van de Transvaal voor te bereiden, en toen Joubert president van den Volksraad was. Alle pogingen om Joubert, goedschiks of kwaadschiks, tot de erkenning van den op 12 April 1877 geproclameerden nieuwen toestand ie bren gen, leden schipbreuk op de echte Boerenonverzettelijkheid van «Slim Oom Piet.'' In 1878 werd hij met Kruger en Bok naar Engeland gezonden, om intrekking der annexatie te verkrijgen. Het eerste bezoek van de deputatie gold den Britschen High Commissioner in Kaapstad, Sir Bartle Frere. Aan het slot van een onderhoud zeide de Britsche hoof'dambtenaar: »Onder de Engelsche vlag kunt ge alles krijgen wat ge wilt, maar die vlag blijft over het land waaien." ^Misschien wel over het land," ant woordde Joubert «maar niet over het volk." Dit historisch antwoord heeft na tweeen-twintig jaren nog niets van zijne beteekenis verloren. Een jaar later (18 Maart 1879) zeide hij op de volksbijeenkomst te Kleiufontein bij Pretoria: »De Hooge Commissaris wil, dat gij u zult onderwerpen, en gij kunt alles krijgen wat gij begeert, maar onder Engelsche vlag. Ik kan u dit, met de geschiedenis van Zuid-Afrika voor oogen, niet aanraden. ir Bartle Frere wil, dat ge zult weten, wat wij in Engeland heb ben gezien. Zeer goed; wij hebben gezien, dat Engeland machtig is, zóó machtig, dat het schijnt als of we ons evenmin tegen Engeland kunnen verzetten alsmrt de hand aan den hemel reiken. Maar ik zie een hoogere hand boven ons, en indien Engeland zoo sterk was, dat het mij tot stof kon vermorzelen, dan zou ik, met Hnre hulp, liever vermorzeld worden, dan mijn vrijheid opgeven.'1 \\eder een historisch woord, en thans de leuze van alle Transvalers en Vrijstaters. Hoogst interessant was het onderhoud, in September 1879 tusschen Sir Garnet Wolseley (den tegenwoordigen Lord Wolseley) te Wakkerstroom gevoerd. Wij verwijzen daarvoor naar de zeer belangrijde studie, door den heer J. A. Wor/nser in de Mannen en Vrouwen van Beieekenis gppubliceerd. De onbuigzaamheid van den patriot ging daarin bij Joubert gepaard met de handigheid van den staatsman. De oorlog, die tot het her^t^l van de onafhankelijkheid der Zuid-Afrikaansche Republiek zou leiden, stelde de voortref felijke eigenschappen van Joubert in een helder licht. »Commandant-£;eEeraal Joubert" schrijft de l eer Wormser m het aangehaalde werkje //ia>n dadelijk al c(e uooditre maatregelen ruet de uitnemende bezadigde wijsheid en het aan geboren knjsjsmansta'eut, die hem kenmerkten. Als generaal doet hij alles zoo vlug mogelijk, maar nooij overijld. Zijn vlugheid is soms zeer laiigzaam. Al zijn beweging ;n hebhea slechts iii (i )«l: deu vijand zo^vtei mngvjijk afbieuk te doen en zelf zoo min moaehjk. mannen te verliezen, «f zelfs te wa^en. Dat is niet enkel taktifk; Joubert, is z<er goedhartig en Uur: i/Bloed is zoo kustoaar," zfide hij mij, toen hij over zijn manier van vechten sprak; »ik ben zuinig op manueu." De Boeren^eteraal kan dat, zijn, want al zijn ouderhoorigen zijn geboren krijgslieden, die in d-.u gueri la-oorlof, waarvoor hun land als 't ware gemaakt, is, zelf weten wat ze doen moeten. Bovendim wordfii hun supe rieuren met va i hooger hand aangesteld, maar ze kii'/en zelf tot, komouandauteu de medeburgers ia wie zij liet mets'e v^itruuwea hebben. Ver der kenüen allen eikandtr; hun commando's zijn i u kleine groepjes gesplitst die steeds vereenigd vechten; zij zijn in den vollen zin des woords elkanders spitsbroeders. Z,e kunnen op eikaars geotfendheid rekenen. En nooit hebben ze een bu'tenlandsch'-n vijand bestreden, zonder vai den eersten tot den laatsten grondig te weten waarvo »r ze m 't, vuur kwamen ea het van harte te willen. De Boer vecht, onover winlijk, zoo (ra hij de overtuiging heeft: ,,Goi wil hei!" En heeft hij die zekerheid in zijn geweten niet, dan zou hij als eeu konijn dood geslagen kuunen worje;>, zoi.d^r daartegen een vinger te verroeren. Voor zijn generaal geeft de Botr n-et liefde en zonder aarzeling zijn leven. Toen ha!f November het valsch alarm ons opscunkte dat generaal Joubert zich gewaagd had en gesneuveld was, zei dadelijk een geboren Kapeuaar mij: /Onmogelijk is het, natuurlijk niet,, niair wel hoogst onwaarschijnlijk. Alle Boereu zullen met liefde den generaal onvoor waardelijk gehoorzameu, maar indien hij zich waagde, zouden ze zoader aarzelen tegen hem in verzet komen en hem zijns ondanks uit het gevaar wegsleepen." Dat heeft Jouoert voor een goad deel daaraan te danken, dat allen weten hoe ^zuinig op mannen" hij is." Joubert is sedert 1883 telkens de tegencandidaat geweest vau Kruger voor het presidentschap, en onafgebroken vice pre sident der Republiek, Commandant-Gene raal en Superintendent der Naturellen gebleven. Heeft de verhouding tusschen den president en den vice-president wel eens wat te wenschen overgelaten, het geen bij twee zulke onbuigzame naturen geen wonder is, beiden hebben hun buiten gewone begaafdheden steeds zonder voor behoud gesteld in dienst van het vader land, dal zij bovea alles liefhadden. Als de geest van Kruger en Joubert de Boeren blijft bezielen, is hunne zaak zeker niet verloren. Telegraafkabels en gulta-percha. De Brit heeft het eind van de telegraaflijnen in banden en maakt een slim en iiiet zeer ndderlnk misbruik van dat monopolie" alduf J lat Handelsblad van 15 Maarc in Van dag tot dag". Van monopolie" in den eigenlijken zin des woords Kan siechis sprake zijn, inuien het ande reu omnogeiyk ware coucurreeren de kabels aan te leggen eii dit is niet het geval. Terwijl bet aanleggen van eigen kabels niet in handen van E igciand een werkelijk inter nat i jnaal belang is, is toch Nederland u e aan gewezene om daartoe over te gaan en dus de enorme vowdeelen te plukken die het bezit vau een eigen kabel op zou leveren. In De Ingenieur van 17 IJec. 1»99 schreef de ingenieur Dulour een artikel om hie op te wnzeu, terwyl in Het IlandelMad vau 18 L)ec. 1099 de luitenant van net Indische leger Le Eoy schreef over een kabelfabriek Daarbij is het gebleven en voor dit grootsche en teven» zoo vooweelige doel hebbun zelfs de oproepingen tot voorloopige bespreking ont broken, die ieder met genoegen zal gelezen hebben omtrent de oprichting van eigen stoomvaartlijnen op Zuid-Afrika door den heer Van Reesewa. liet kabelvraagstuk is eigenlijk meer een gutta-percha-vraagatuk, daar de gutta-percha het beste isoleerinateriaal voor oe kabels is. Van alle in den handel voorkomende guttapercha wordt dan ook ook 90 pCt. voor de kabeU gebruikt. Per Engelsche rnylkabel beeft men zeker een picol gutta-percha noodig, kostende ongeveer 500 dollars, zoodat men begriipt welk enorm kapitaal alleen reeds aaa gutta-percha voor zulk een kabel noodig is, Tot nu toe is de geheele getah-handel waarvan Singapore de voornaamste marktplaats is in En gelsche handen en zou dus eene eventueel op te richten llo.landsche Kabelmaatschappij zeker groote moeilijkheden ondervinden bij haar aan koop van de benoodigde getah. Daar tegenover s:aat echter dat de gutta-percha hooldzakelyk in Ned. Indié' geproduceerd wordt en dat de cultuur er van zich enorm uitbreidt a door de stijgende prijs van het product a door de geringe risico. De oude methode van de boomen, llamboeng of Karet genaamd, te vellen ter verkryging van het sap is reeds lang verlaten. Da daarop volgende van het sap door insnijding in de bast af te tappen waardoor een volwassen boom v»n GO tot 1(JO dollars gutta per jaar geeft is ook weer verdrongen. Tegenwoordig worden twee maal per jaar de bladeren vac den boom geplukt en daaruit volgens het patent van den heer Itigols de gutta-percha bereid. Volgens deze metbode werkt o.a. ojk de GuttvPercha Maimfacturing Co (Limited) te Bangkok die de Pulo uin onderneming aankocht en daar een fabriek vestigde. Voor de bereiding van 60UO picois gutta werd berekend alle kosten inbe grepen 1.1.28500 dollars, gevende een netto winst van 971500 dollars per jaar of' 150 pCt. van het a»ndeelen kapitaal van GOUOO dollars. Tusschen 1843 en 189 L is er alleen voor de electrische industrie gebruikt: 10.3600^0 Ibs. gom vau Isonandra percba. Gedurende 48 jaar kan een boom slechts vier maal gekapt worden, zoodat voor deze hoeveelheid goin 5.600UOO boomen noodig waren, want nooit geeft een gekapte boom meer dan l Eng. pond gutta; een 15 jarige boom slechts 3 a 4 ozs. onzuivere natte gutta. The India Rubber and Guttaperdia Trades Journal besprak de methode van Yungfleitch en Serullas, om de gutta uit de bladen te ver krijgen, en zegt, dat iedere boom tweemaal 's jaars best 200 Ibs. gedroogde bladeren kan opleveren, waarin pl.m. 9 pCt. gom, zoodat de opbrengst wordt 86 Ibs. per jaar, tegenover vroeger % oz. Reeds van 4 a ft jarige boomen is dan negen ons gom per jaar te verkrijgen. Van een boom, waardeloos voor de stambehandeling wegens te grooten ouderdom, kan nog gemakkelijk 8?% pond gutta uit de bladen verzameld worden. In n dag kry'gt men dus vijfmaal meer gutta, dan de inianders op hunne oude wijze in een halve eeu v verzamelden. Waar nu die oude methode toch al winst gevend was, begrypt men het enorme voordeel dezer nieuwe hladmethode Niet alleen dus voor het eigenlyke doel der kabels maar ook voor steun der zoo winstge vende en voar ladie zoo gewichtige guttapercha cultuur verdient het idee > an een eigen kabel krachtige sympathie. Bij het publiek is echter de guttacultuur' vrijwel onbekend; de tabak mij. Langkat Soekaranda heeft een gutta-percha aanplanting van ruim 5000 boomen, doch heeft daarmede nog geen klinkende reswltate bereikt De te Medan opgerichte maat schappij ter bereiding van gutia uit de bladen is hier vry'wel onbekend en de regeering be perkt hare werkzaamheid op dit gebied vry'wel tot het bezitten van een proefaanplanting. De regeering weigerde zelfs in erfpacht uit te geven een der onbewoonde eilandjes om daarvan te ma'ten een groote gutta-percha plantage. Zeer zeker zal het ortzaggelijke misbruik dat Engeland van hare kabelpositie maakte, een misbruik dat de Ltcomotitf niet onaar dig noemde eene kabelblokkade, er toe leiden dat ook niet-Engelsche kabels aangelegd zullen worden. Laten wy daarom den wensch uitspreken, dat wegens de enorme voordeelen die dit medebrengt, die nieuwe kabel niet zal zijn eene Fransche of Duitsche kabel, maar een Hollandache en dat dus invloedrijke mannen hunne krachten en tijd zullen willen geven ora deze zaak tot uitvoering te brengen. P. J. DE BEUÏNE PLOOS VAN AMSTBL. Sociale aangzlc.g<>,nficbïn. llllllllllllllllllllltlltlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIHIIIIIIIHIIinillIIIIIIMW Aisterteclie naaisters. II. (Slot). Het is in onze maatschappij van vrijen arbeid nu eenmaal zoo, dat de toestand der arbeiders zoo slecht mogelijk moet wezen, tenzij met die vrijheid in den arbeid gebroken wordt. De voortbrengiugsraethode, die op de mededinging berust en dus niet ander» is dan een strijd van allen tegen allen, sloeg die allen dan ook uiteen tot evenzooveleindividuen.afzonderl'n'k-etaande en -handelende wezeos, die omtrent zich zelve konden besluiten wat zij wilden. Dit is in het kort de grondslag der hoogte, of beter laagte, der loonen, ook in het vak waarop wij hier het oog hebben. Zulk een vrij individu immers moet zich onderhouden en wanneer hij (jok »vrij" is van wat men terecht »kapitaal" noemt (omdat het de »hoof'd"zaak onzer samenleving is), zal hij zno vrij moeten zijn het eenige dat hij heelt, zijn kracht om te werken, aan te bieden aan iemand die hem ervoor betalen wil. Zoodra hij die aanbieding doet echter is hij er zeker van dat tegelijkertijd te doen met vele anderen, en die mededinging maakt de bedongen betaling zoo laag als het maar eventjes kan. I^der ia gedwon gen ziehier wat er van de vrijheid over blijft zoo laag mogelijk te gaan, en heeft hij dus andere inkomsten, wel dan slaat hij zijn eischen af tot zijn gezamenlijke inkomsten zoo laag mogelijk zijn. Een dergelijk geval doet zich bij de naasters, en bij vrouwelijken arbeid in het algemeen, voor in zeer sterke mate. Vooreerst omdat ze nog thuis wonen en hun loon met dat van het huisgezin samenvloeit, of omdat er echtgenooten of zoons zijn, die aan de ge zinsinkomsten medehelpen, en in de derde plaats omdat, zooals ik reeds vtrleden week aangaf, de mogelijkheid : niet slechts zijn arbeidskracht maar ook zijn lichaam te verkoopen den prijs voor de eerste'kan doen dalen. Al waren er maar enkelen, die die droevige noodjakelijkheid onder gingen, dan reeds is voor alle anderen de marktprijs van hun arbeid veel lager ge worden. Het eenige middel daartegen is het doen ophouden dier mededinging, het aan banden leggen van de individueele vrijheid om zich zoo laag te laten betalen als men verkiest, of als men moét. En hét is weder de voortbrengingswijze van onzen tijd, die de middelen daartoe als vanzelve heeft aangeboden. Want berust ze aan den eenen kant op de mededinging en scheidt zij dus de menschen, aan den, anderen is de fabriek haar belangrijkste hulpmiddel en deze vereenigt de menseden juist. Deze brengt steeds grooter massa's arbeiders te zamen en doet hen dagelijks gevoelen, dat samenwerking: de grondslag1 is van de voortbrenging. Dit gevoel heelt zijn uitwerking dan ook nimmer gemist op de arbeiders. Overal in de geschie denis zien wij, hoe zij zich aaneensluiten zoodra en waar de voortbrenging hen in grooter getal samenbrengt. Die aaneensluiting is de tegenhanger van de concurrentie, is de uitwerking van een der beide beginselen van onze voortbrengingsmanier en zoodoende is ze in staat den invloed van de concurrentie te niet te doen voor een deel tenminste. Zoolang in het naaistervak de fabriek niet was verschenen zoolang de huisarbeid er onbeperkt heerschte, was het de mededin ging, die het op alle punten van de samen werking won. En volgens wat ik hierboven schreef volkomen natuurlijk. Zoodra de fabriek verscheen moest dat anders worden, en is dat ook anders geworden. Het begon met de kleermakers, die een boud stichtten in 't voorjaar van '9G. De naaisters volgden een jaar later. Het had heel wat bezwaren in zooals trouwens reeds uit de jeugd dezer Vereenigingeii blijkt. De typografen vereenigden zich reeds in 'GC, de meubelmakers in '71. Maar deze bracht de fabriek ook zooveel eerder samen dan de naaisters. Het werken in het groot,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl