De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 1 april pagina 5

1 april 1900 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Ko. H88 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. heeft om er over te gaan nadenken, blijken voor de verklaring van den oorsprong of den vorm lang niet zoo eenvoudig te zy'n als zy' er uitzien. Zij, die zich met lexicographie bezig honden, zijn meer dan anderen in staat om de juistheid van het gezegde te staven; ja, er zy'n slechts weinige artikelen, waarbij niet de eene of andere moeilijkheid zich voor* doet, welke bf het juist begrepen of de nauw keurige verklaring van een oogenschijnlijk zeer eenvoudigen term of uitdrukking in den weg staat. Voor een deel zy'n die moeilijkheden hierin gelegen, dat het beeld, waaraan de uit drukking is ontleend, ons niet helder voor oogen staat, of de juiste blik op of voorstelling van de gebezigde beeldspraak ons ontgaat; voor een ander deel komen zy daaruit voort, dat aan den vorm der uitdrukking iets ont breekt, hetwelk niet met logische gevolg trekkingen kan worden gevonden, maar slechts door een historisch onderzoek, en dan nog vaak alleen als men het geluk heeft opmerk zaam te worden op eene oogenschynlyk niets ter zake doende bijzonderheid. De eerste soort van moeilijkheden zullen aanmerkelijk voor ons verminderen, indien het boek zal voltooid zy'n, met welks bewerking dr. Stoett zich bezighoudt, waarvan de inhoud is eene ver klaring van Ndl. spreekwijzen, spreekwoordelijke zegswyzen enz., en waarvan wij na de door den schrijver op dit gebied geleverde proeven veel mogen verwachten." Het hier bedoelde boek is thans gereed. Het bevat meer dan 2000 spreekwijzen, spreek woorden, gezegden en uitdrukkingen, die in de schrijftaal of in de spreektaal, ook in die van het volk, gebruikt worden en naar wier oorsprong en juiste beteekenis menigeen tever geefs heeft geraden of gezocht, uit "gebrek aan kennis van de oudere taal, uit te weinig be lezenheid in vroegere geschriften, vooral kluchten en pamfletten, uit onbekendheid met f de verschillende dialecten, met oude zeden en gebruiken, met het vroegere rechtswezen, met het zeewezen, met het oude volksgeloof, met sprookjes en vertellingen enz., waaruit tal van uitdrukkingen en gezegden moeten worden verklaard. De »Soe. Dem. Arb. Party" heeft haar blad veranderd in een dagblad, waarvan het derde proefnummer is uitgekomen. Vijfmaal per week zal het byblad als Familieblad verschijnen; het zesde byblad van de week zal gewijd zijn aan beginselvragen. Het is thans de tijd waarop de verschillende bad plaatsen in het buitenland de aandacht van het Hollandsche publiek vragen voor hunne inrichtingen. Zoo vindt men by dit nummer bygevoegd een prospectus waarin de badplaats Kissingen de voordeelen uiteenzet, welke een verblijf in den a.s. zomer aldaar oplevert. IIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllMllllllltlMIIIIIHUIII DAMEjS. mnimiMMinm miMIIIMHIIIIimiMMMIIIMIIMMIirmiMMUIIMMHimiM IMIIMHHIIIIIIMIIItllllllllllMnill De onw en fle Leyensyerzefcering. i. In het interessante werk van den heer mr. J. van Schevichaven over de levensverzekering, getiteld: Fan leven en sterven" vond ik eenige opmerkingen omtrent de vrouw, die my' naar pen en papier deden grijpen en my' 't volgende deden neerschrijven. B.v. op bldz. 157, De tegenstand der vrouw en hare bezwaren." Volgens de ondervinding van den geachten schrijver vinden agenten van levensverzeke ringen, by het sluiten van verzekeringen, den meesten tegenstand bij de vrouw. De schrijver zelf zoekt den oersprong van deze tegenkanting in wantrouwen, teergevoe ligheid en bijgeloof. De vrouw," zegt hij verder, laat zich leiden door haar gevoel en niet door haar verstand." (bldz. 160). En op een andere plaats: De vrouw in het algemeen is meer dan de man, een kind van het verleden en het heden, doch blikt zy' in de toekomst minder diep en ver." My' dunkt op deze verontschuldigingen, die eigenlyk veel van beschuldigingen hebben, valt wel iets ai te dingen. Teergevoeligheid kan men de moderne vrouw 't allerminst ver wijten ; in die eigenschap kan men geen excuses vinden van haar onthouding in zake verzeke ringen. En de geheele vrouwenbeweging waarvan de kern is, behalve de vrijmaking der vrouw, het zorgen voor haar toekomst, ,door ervoor te werken, bewyst, dat de vrouw wel degelijk aan de toekomst denkt. Dat de vrouw zich tegen 't sluiten van levens verzekeringen of 't nemen van lyfrenten zou verzetten naar beweren van den schrijver, komt m. i. evenmin voort uit wantrouwen of bygeloof. Ik zou eerder dit zeggen: De, voor zichzelf werkende en voor haar toekomst zor gende, vrouw is betrekkelijk nieuw, ze heeft dus nog te kampen met de traditie, waarvan zy doortrokken is, als ik 't zoo eens noemen mag, met de traditioneele vooroordeelen, die haar in hart en nieren zitten. En volgens die traditie was de man in de maatschap huwe lijk" genoemd, en in de groote maatschap, maatschappij" geheeten, de verantwoordelijke persoon. Wat de hedendaagsche vrouw leeren moet is zich te gewennen aan verantwoordelijkheid. Vroeger was de man met het beleid der zaken belast; in gewichtige stappen, het leven der kinderen betreffende, werd de vader ge raadpleegd. De hand van de dochter werd aan Papa gevraagd. De man moest bepalen of zy'n levensomstandigheden en die zijner aanstaande het toelieten den geëngageerden staat in den huwelykschen staat te veranderen. Want hy was aansprakelijk. Maar nu, dat de bakens verzet zijn, dat de vrouw niet langer een zwijgende rol in de tragedie van 't leven wordt toegekend, nu dat züzelve handelend optreedt, nu dient zy ook een deel der verantwoordelijkheid te dragen en dient zy zich, in de allereerste plaats, te gewennen aan het verzekerings-systeem, dat zich hoe langer hoe meer doet kennen als een onmisbare factor in ons tegenwoordig bestaan. Ik, voor my, kan my niet voorstellen, dat de vrouw er zich tegen verzetten zou, doch de ondervinding van vakmannen bewyst het tegendeel. En daarom een woord tot opwekking aan, de vrouw, met betrekking tot de verzekering. Al aanstonds moet ik aan 't splitsen gaan, en evenals een rechtgeaard prediker myn tekst de vrouw en de verzekering" gaan verdeelen in, juister gaan uitbreiden tot: de gehuwde vrouw en de ongehuwde vrouw. ... en hier tegenover, de verzekering. Volgens de Engelsche (oude-vrijsters) theorie dat: any two pence halfpenny madam goes before a spinster." geef ik de eerste plaats aan de mevrouw l Dus verhef ik mijzelve tot agentesse eener levensverzekering maatschappij en klop ik aan in de echtelijke woning van den heer en mevrouw X. De tegenstand gast van mevrouw uit, haar dienen we dus te over tuigen. Zou het niet raadzaam zy'n, mevrouw, dat meneer X een gedeelte van zijn jaarlijksch inkomen op zijde zou leggen als premie voor een levensverzekering, in geval hy voor u mocht overlyden ?" Tegenwerping n (ik citeer deskundigen): Wy sparen liever zelf, ik heb 't niet op een maatschappij." Wantrouwen is hier aan 't woord l Pardon, mevrouw, u spaart niet, die tijden zyn voorby, de rente standaard is lager geworden, de levensbehoeften zyn toegenomen. Vroeger maakte u 5 a 6 pCt. van 't geen uw vader u mee ten huwelijk gaf (of u heeft nagelaten), thans is u heel bly 3 pCt. te' maken. Vroeger maakte men enkel huwelijksreisjes in uw stand, tegenwoordig maakt men zomerreisjes, elk jaar gaat u er eens uit, dat is noodig in onze nerveuse eeuw en, in plaats van by 't opmaken van de jaarlyksche balans, effec ten te koopen, koopt meneer uw gemaal rond reisbiljetten voor zichzelf en familie. Dat is Amerikaansch, mevrouw, als ik 't u eens zeggen mag. Wy leven in de laatste 40 jaar (u niet, want u is natuurlijk lang geen 40) geheel op zyn Amerikaansch. We geven vry wel uit, wat we verdienen." De Amerikanen zyn een heel practisch volk," begint mevrouw, niettegenstaande myn klein complimentje, gepiqueerd. Juist, mevrouw, dat is een waar woord. Yankee Doodle is praktisch, hy leeft er op los als een vroolyk Fransje, hy geniet van 't tegen woordige . . . maar hij verliest de toekomst niet uit 't oog. Maar daarvoor laat hy de verzekerings-maatschappij zorgen. Laat ons broeder Jonathan navolgen, mevrouw, laat me neer X zyn leven, verzekeren." Mevrouw is verteederd, zoo zelfs, dat ze tranen stort, die als diamantdruppelen aan haar wimpers blijven hangen. Dat is de teergevoeligheid l Mevrouw, meneer zal er geen seconde eerder om sterven, en hy zal er slechts te rustiger om leven, want zal de gedachte: Als ik er eens niet meer ben, dan zyn myn vrouw en kinderen tenminste verzorgd," hem niet menig maal gerust doen inslapen, wanneer muizenissen zich aan zyn brein opdringen ? Geloof my, mevrouw, toen de Genestet zong: *Er is een tijd van komen, Er is een tijd van gaan," toen verkondigde hy daarmede niets nieuws, wy allen weten dit van kinds af en er is geen levend wezen, die niet eens aan zyn dood denkt, maar als men bytyds een behoorlijke levensverzekering sluit, dan behoeft men den tijd van gaan" niet met angst te zien naderen. Scheiden is hard; het is misschien het grootste wee aan 't menschdom opgelegd; maar indien iets 't bittere van de scheiding zou kunnen verzachten voor den huisvader, dan is 't wel 't denkbeeld, dat zijn heengaan enkel een materieel verlies zal zijn. Als hy weet, dat zijn weduwe niet zal behoeven te bedelen by ryke familie-leden, dat zij niet afhankelijk van hun genade zal behoeven te zyn; als hij weet, dat zyn kinderen dezelfde opvoeding zullen blijven genieten, want mevrouw, een der eerste artikelen van onze (verzekerings ) wet is: In de levensverzekering wordt ons liet middel geboden, het materieel te gronde gaan onzer famtliën na onzen dood te voorkomen.'1 Mevrouw is gewonnen by'na nog niet geheel. 't Is alles goed en wel," zegt ze, er is veel waars in wat u betoogt, maar weet u wat 't is? Myn man heeft nu een flink inkomen. Om my zooveel te waarborgen na zyn dood, zou hy zich verbazende opofferingen moeten getroosten..." Ah! ja, doch veroorloof my, mevrouw het doel der Levensverzekering is niet weelde aan te kweeken, maar gebrek te weren." Gebrek... Ja, mevrouw, gebrek, zooals onze samen leving nu georganiseerd is. Vergeef my, dat ik in herhalingen treed, maar sparen is een werkwoord, dat langzamerhand uit onze woor denboeken zal verdwynen; het is de vraag of Kollewyn, die zoo voor vereenvoudiging is, het nog wel in 't zy'ne zal opnemen. Wie niet spaart, vergadert niets. Het huishouden leeft er lustig op los, de man sterft en... het ge brek klopt aan de deur. En dan zegt u laat ons liever generaliseeren, en dus minder wreed zyn ,dan zegt de vrouw, de weduwe: Ja, we hebben niet kunnen sparen". En ziet u, dat is 't mooie van de levensverzekering. Die zegt: Je zult me een deel van je inkomen afstaan, je moet... ik ben onverbiddelijk als... de dood en als de huisheer." Werkelijk, mevrouw, daar moet 't toe komen de vrouw der toekomst, of beter misschien, het echtpaar der toekomst zal, by 't opmaken van zyn budget, zeggen: Zooveel aan huiehuur, zooveel aau de levensverzekering". En evenmin als u naar de comedie zoudt gaan of een reisje zoudt maken voor 't geld, dat u klaar hadt liggen voor den huisheer, zult u 't in vervolg doen vtor 't geen u afge zonderd hebt als premie voor een levensver zekering". Ik zal er met myn man over spreken". Doe dat, mevrouw; bedenk dat de invloed der vrouw steeds ten goede moet zijn, ook in deze". Den Haag, Maart 1900. THÉBÈSE HOVEN. (SM volgt). Iets oyer Deenscne vrouwenarbeid. Hoewel ook bij ons de leuze »Arbeid adelt" niet langer meer een holle phrase is, en steeds meer het begrip doordringt, dat werken voor geld geen schande is, bestaat in Denemarken reeds veel langer het gebruik, dat ieder meisje of vrouw, die niet haar werkkring thuis vindt, die daar buiten zoekt. Geen vooroordeel verbiedt de Deensche vrouw het vak te kiezen, waarvoor ze de meeste roeping gevoelt. Om een voorbeeld te noemen, een jonge dame uit den eerste stand (haar vader is admiraal) is in Kopenhagen als vroedvrouw gevestigd; dat belet niet dat ze nog geregeld de hofbals bezoekt. En wordt ze door haar betrekking daarvan geroepen, wat nood, in een oogenblik is het balkleed voor de een voudige kleeding van de vroedvrouw verwisseld. Talryke voorbeelden zou ik kunnen geven van dames uit de aanzienlijkste families, die in betrekking zyn in een zaak, of zich aan een of ander vak gewijd hebben. Zeer verschillend zijn de werkkringen, die de Deensche vrouwen zich gekozen hebben. Zyn naar verhouding, evenals bij ons, het grootste aantal vrouwen naaisters, of arbeidster in fabrieken, er zyn ook die een vak gekozen hebben, waar tot nog toe geen vrouwen werk zaam in waren. Onder ander munten in Denemarken reeds verscheidene vrouwen als meubelmaaksters uit. Twee jonge vrouwen staan zelfs aan het hoofd van hunne eigen meubelzaken in Kopenhagen. Beide dames, juffrouw Christensen en juffrouw Horseböl zijn gewoon als leerling begonnen; en hebben daarna lang als knecht gewerkt, voo~dat ze zich vestigen. 't Is aardig te hooren, hoe het denkbeeld om meubelmaker te worden (dat toen ook nog vreemd was in Denemarken) by juffrouw Horseböl opkwam en hoe ze dat ten uitvoer bracht. Ze was begonnen met slöjd te leeren, dil werk wekte by haar den lust op om verder te gaan en meubelmaakster te worden; daarom ging ze van haar geboorteplaats Ribe naar Kopenhagen en werkte daar eenige jaren als leerling. Toen ze twintig jaar was, deed ze haar proefstuk als gezel. (In Denemarken heerscht het gebruik dat alle leerlingen een proefstuk afleveren voor dat ze tot gezel bevorderd worden, vaak ook maakt een gezel een meesterstuk voor dat hy zich vestigt). Toen wilde ze graag de vreemde kunstindustrie leeren kennen en trok als gezel naar Duitschland en Frankrijk. Groot was daar vaak de verbazing als ze zich aanmeldde en als gezel om werk vroeg. In Duitschland gelukte het haar evenwel toch het vooroordeel tegen een vrouwelijke meubelmaakster te over winnen; in Parijs kon ze echter geen werk krijgen by een Franschen meester. Dapper hield ze evenwel vol. By haar terugkomst in Denemarken begon ze een zaak, eerst op zeer bescheiden voet, maar nu na eenige jaren is die door haar bekwaamheid en energie zeer uitgebreid. Ze geeft werk aan een meesterknecht, ongeveer twintig knechten en verscheidene leerlingen, waaronder ook drie vrouwelijke. Hoewel ook by ons vele teekenaressen op fabrieken werkzaam zijn, wil ik nog even iets vertellen van den arbeid der zeventig vrouwen, die op de bekende porseleinfabriek van de firma Bing en Gröndahl werken. Door de tentoonstelling die in Januari te Kopenhagen gehouden werd van de voorwerpen, die naar de Parysche wereldtentoonstelling gezonden worden, is ook in Denemarken daar meer de aandacht op gevestigd. Op die tentoonstelling toch nam de inzen ding van de porseleinfabriek van B.ng en Gründahl een eerste plaats in en wekte de algemeene bewondering door de fnssche, oorspronkelijke teekeningen, de sierlykheid der vormen, de veelzydighe d der motieven en modellen der uitgestalde voorwerpen. En het meeste, zoo niet alles, was werk van vrouwen, waaronder enkele ware kunstenaressen zyn. Reeds toen in 1853 deze, ook in het bui tenland zoo gunstig bekende fabriek opgericht werd, was al het decoratiewerk uitsluitend aan vrouwen opgedragen. Toen nu de fabriek zich later zeer uit breidde, werd het aantal vrouwelijke werksters zeer vergroot; zoowel voor het blauwschilderen (het bekende Kopenhaagsch porselein) als voor het schilderen boven het glazuur (vooral voor het laatste werden dames gevorderd, die eerst een flinke opleiding daarvoor genoten hadden) worden dames aangesteld. In de vier verschil lende ateliers der fabriek werken nu dagelijks twintig kunstenaressen, twintig blauw-schil deressen, achttien andere teekenaressen en nog een groot aantal gewone arbeidsters, samen zeventig vrouwen. Eigenaardig en kenmerkend is het, dat mevrouw Bing, de vrouw van den directeur der fabriek, zelf het oppertoezicht over al het werk houdt; met merkwaardig talent weet ze voor elk van haar arbeidsters het geschikte werk te vinden. B. NOBT. De yereeiiini tot opeflini yan verwaar loosde Meren in net Msgezin. In Frankrijk bracht onlangs de Minister van Handel, Millerand, ter sprake de vele misbruiken die waren ingeslopen, bij de op voeding van kinderen in gestichten en kloosters. Hy wilde inspeuteur8(trices) benoemen, om een grondig onderzoek in te stellen naar de bestaande toestanden. Hier te lande wordt ook al meer en meer door velen, niet alleen het wenschelijke, maar ook het noodzakely'ke ingezien, van een dergely'ken maatregel. Toen echter verleden jaar de nieuw opgerichten bond tot kinderbescherming tot stand kwam, werd er op de eerstgehouden verga dering openly'k gezegd, door al of niet toege treden directeuren van liefdadige instellingen o. a. den heer Pierson van Zetten, dat hy geen controle, van welken aard ook, ooit zou dulden !.. Verschil van opinie dus! Zoolang kinderen in gestichten worden opgevoed; zoolang zij slechts als een nummer te boek staan en met datzelfde nummer op mouw of kraag, als een molenpaard in het gareel moeten loopen, zal er van opvoeding voor zooverre het karakter betreft, nooit sprake kunnen zyn. Geheel onvoorbereid treden zy op een leeftyd, waarop zelfs de meest zorgvuldig opgevoede jonge mensch, juist groote behoefte aan steun heeft, een hun geheel onbekende wereld in. Menschenkennis hebben ze niet opgedaan; het leven kennen ze niet met zijn strijd en zorgen! Geen wonder, dat zy vaak al heel gauw struikelen en vallen. Het is bekend, dat onder de prostituees heel veel vrouwen te vinden zyn, groot gebracht in gestichten. Gunstiger is meestal de uitkomst, wanneer de verlaten kinderen in de huishouding worden opgevoed. Ze worden aldaar niet beschouwd als automaten, die er geen eigen meening op na mogen houden en slechts hun opzichters slaafs hebben te gehoorzamen; maar van hun jeugd af deelen zy in lief en leed, met hel gezin waarin zij zijn geplaatst. Daardoor wordt hun karakter gevormd en worden zy gemaakt tot bruikbare leden in de maatschappij. In Frankrijk heeft men dezelfde meening en met oog op het wenschelyke dat kinderen in het huisgezin worden opgevoed, is l' Union franfaise pour Ie sauvetage de TEnfance, tot stand gebracht, Zy ontvangt na een twaalfjarig bestaan reeds middelen genoeg, om acht honderd kinderen op het land uit te besteden. «Vroeger werden diezelfde kinderen opge voed voor het kwade, of zij waren aan een onduldbaar lyden ten prooi!" zoo meldt hei verslag. »Een kindje van twee jaar was vo wonden, veroorzaakt door speldeprikken haar door een ontaarde moeder toegebracht, opda zij door haar schreien het medelijden der voorbijgangers zou opwekken l" L'Union wil geen gestichten bouwen, waar de kinderen worden groot gebracht, geheel onbekend met de wereld, waarin zy later moeten leven! Maar zy heeft de kinderen geplaatst in misgezinnen waar, onder controle de kinderen worden opgevoed. Behalve de bydragen wordt er jaarlijks een fancy-fair gehouden ten voordeele der stichting. Ook hier te lande is een dergelyke vereeniging werkzaam. Ik bedoel die van: «Opvoeding van half verweesde, verwaarloosde of verlaten kinderen n het huisgezin." Het bestuur plaatst, voor zooverre de gel delijke middelen dit veroorlooven, kinderen alleen in die huisgezinnen, waarvan het over,uigd is, dat zy goed worden opgevoed. In het jaarverslag van '98 het nieuwe is nog niet verschenen staat het volgende te zen: «Het gedrag en de vorderingen der verjleegden gaven weinig teleurstellingen. Over iet algemeen waren de resultaten der opvoeding unstig. In '98 werden 25 jongens en 8 meisjes door de vereeniging verpleegd. Een groot aantal moest worden afgeschreven, omdat er geen geld is I Door liefdevolle gaven werd het bestuur in staat gesteld, een doorgangshuis te Bussum te stichten, waar de verwaarloosde schepseltjes een onderkomen vinden, totdat een geschikt gezin ter verpleging is gevonden ! Wat beteekent het: drie en dertig kinderen; waar uit gebrek aan gebrek aan geld, zoovelen onverzorgd moeten blyven ? Het bestuur ontvangt veel blyken van sympathie en daardoor is het mogelijk gewor den iets tot stand te brengen. Uit de statistiek bly'kt, dat er in 1898 niet minder dan 1408 kinderen beneden den leeftijd van 16 jaar door het kantongerecht werden veroordeeld ! En, is het nu niet beter een ziekte te voorkomen, dan die te moeten genezen ? Gebrek aan goede leiding en het verblijf in een gevaarlijke omgeving, maken het aanvan kelijk onschuldige kind tot een misdadiger. Is het nu niet ons aller plicht mede te werken tot een goed doel? De vereeniging heeft haar secretariaat ge vestigd Marnixkade 49, Amsterdam. De mini mum contributie is gesteld op ? 2.50 in het jaar. VERA.. llliiiimiimillHiliii iitMlllllilitllliiUHlMimil Sarah Bernhardt. Edmond Rostand. jiVAiglon". Bal in den Hvfburg. Toiletten eng. Sara Bernhardt wie kent haar niet ? althans van naam 'l Sarah, met haar onver gankelijke jeugd, haar onverstoorbare werk kracht, haar nimmer sluimerenden kunstzin. In haar eigen theater is men druk aan het repeteeren van «l'Aiglon", het nieuwe stuk van Edmond Rostand, van den bevoorrechten dichter die zich in korten ty'd een beroemden naam wist te maken. In »la Princesse lointaine" en in »la Samaritaine" voelde men aanstonds dat hier een machtig talent aan het woord was. Sarah Bernhardt noemde Rostand den dichter der toekomst; haar voorspelling luidt, dat er een dag zal aanbreken, waarop men den naam van Edmond Rostand met grooter bewondering, met dieper eerbied zal uitspreken dan dien van Victor Hugo. Met zyn »Cyrano de Bergerac" was Rostand er. Geen sprake meer van een dichter »die er nog moest komen" ; Edmond Rostand was er, omstraald van luister, overladen met lauwe ren. Of hy in »Cyrano" zijn hoogtepunt bereikt heeft ? dat juist, zal ons de toekomst onthullen. Met typisch fransche drukte en lawaaiachtige opgewondenheid zitten de Parijzenaars reik halzend te hunkeren naar «l'Aiglon" drama in zes bedryven, in verzen. Sarah en Edmond togen verleden jaar naar Schönbrun; daar snuffelden zy in archieven, daar brachten zij uren achtereen door in paleis en ridderzaal; zy bestudeerden wapenen en kostuums, maakten aanteekeningen, bekeken scherp-aandachtig schilderyen, die MarieLouise en haar zoon, den hertog van Reichstadt, »l'Aiglon", op verschillende leeftijden voorstellen. De twee kunstenaars overlegden en bespraken samen veel en velerlei en keerden naar Parijs terug, voldaan over de bronnen waaruit zy hadden mogen putten. Sarah is niet jong meer; ook dat weten wij alle maal, maar het is een feit, dat er by de repetities van «l'Aiglon" van de niet meer jeugdige vrouw bezieling, gloed, geestdrift uitgaat; zij leeft zoo geheel-en-al haar rol, dat zy die met haar spelen, n-en-al verrukking zyn over het talent van hun kunstzuster. Als hertog van Reichstadt vergiet Sarah werkelijke, geen tooneel - tranen ; zy lydt, siddert, dweepten spreekt op een wy'ze zóó schoon en aangrijpend dat het soms gebeurt, dat hy, of zy die den hertog van Reichstadt de repliek moeten geven, Sarah in verrukking bewonderem aanstaren en het antwoord schuldig blyven De auteur, by de repetities aanwezig, luister met piëteit naar de wy'ze, waarop Sarah Bernhardt zich meester heeft weten te maken van een rol, die elk niet buitengewoon arties zou verpletteren. Voor den auteur zyn die repetities vermoeiend en vol emotie, want behalve auteur is Edmond Rostand een vol maakt acteur. Soms speelt hy voor een uitge lezen kring van vrienden en kennissen me zyn mooie, jonge vrouw op meesterlijke wy'ze »la Scène du balcon" uit »Cyrano de Bergerac' Wy' hopen van harte, dat de vermoeienissen m aandoeningen die -Rostand in den laatsten yd ondergaat, zyn gezondheid niet zullen jenadeelen. In de laatste dagen waren de jerichten daaromtrent niet zoo rooskleurig; relukkig schijnt er nu in zyn toestand aan merkelijke verbetering te zyn. Ty'dens eene der repeties trachtte een toopman in regenschermen tot Sarah Bernhardt door te dringen. Zy' had hem gevraagd naar en zeer eigenaardig model van stok voor een mrapluie. Eenige malen reeds trachtte de toopman, met een verzameling stokken ge wapend, Sarah thuis te treffen, maar aan mar woning vond hy' steeds svisage de bois". Toen nam hy een kloek besluit en toog met zy'ne stokken naar het theater van Sarah Bern hardt. «Daar is iemand om u te spreken," fluisterde men haar toe, op het tooneel. Sarah nam niet de minste notitie van dit bericht. De toopman werd ongeduldig en waagde het nog eens de aandacht van de actrice te trekken, door haar de reden van zyn komst te doen mededeelen. Toen plots! een uitbarsting van de zenuwachtige, driftige, goedhartige en spilzieke Sarah »Laat die vent toch naar den duivel loopen ! maar zyn stokken mag hy' hier aten, die koop ik allemaal!" By Edmond Rostand valt niet te ontkennen een zekere preciositeit in het vernuftig in elkaar zetten van een scherp woorden-steekspel. Lees, als gy wilt, nog eens de tirade van »Cyrano" over zijn »neus" en het ram melend relaas van den »homme météore" die den graaf de Guiche een kwartiertje aan de praat moet houden, ty'dens dat het huwelijk voltrokken wordt tusschen Roxane en Christian de Neuvillette. Grappig en geestig, maar voor den toehoorder een niet geringe hersengymnastiek om al die sierlijke uitweidingen te volgen en te begrypen. Onder meer is ook in »l'Aiglon" een opeen stapeling van een beetje gemaniereerde zetten, die wel sluiten als een bus maar ook de onver deelde aandacht van het publiek vorderen om ze naar waarde te schatten. De hertog van Reichstadt spot met zyne quasi-vryheid: J'admire ce mait Sentcz-vuus tont cc que cc mais vcut dirc !" Mon Dien, je ne suis pas prisunnier, mais - vuil;\ ! Mats. . . . Pas jirisonuier, mais. . . . En nu volgt een heele periode over het »pas prisonnier, mais In het eerste bedryf van »l'Aiglon" verschijnt Sarah Bernardt in 't zwart. Om eerlijk de waarheid te zeggen, valt dan haar leeftijd niet heelemaal weg te ^y'feren ; maar, in de overige bedryven verschynt zy ten tooneele in den witten, zeerflatteerenden, schitterenden Oostenrykschen uniform. Dan is zy de jonge officier; jeugdig, sierlyk, vlug, vol gratie, onberispelijk in eiken stand en gebat r. De eischen eener strenge hof-etiquette drukken dikwy'ls den vorst of de vorstin die moeten glimlachen, terwyl weedom in hun zielen schrynt. Feest-gewaad, hel-verlichte zalen, bloemen-geur en dans-muziek pas sen niet by de smartelyke overpeinzingen van den bejaarden, beminnelijken en zwaar be proefden Frans Josef. Toch moet de hof maarschalk op gezette tyden, in naam des keizers uitnoodigingen rondzenden voor diners, soirees en bals. Zoo had den zesden Februari een zooge naamd huiselyk bal plaats in den Hof burg te Weenen. Schoone vrouwen, kostbare toiletten, schitterende uniformen, blauwe rokken met gouden knoopen en stemmige zwarte rokken die de kamerheeren des keizers dragen om de huiselijkheid van het feest te doen uitkomen, bewogen zich in de balzaal die er verrukkelijk uitzag. Tusschen de slanke, witte marmer zuilen was een overvloed van prachtige, hooge palmen, oranjeboomen en laurieren; een bonte mei geling van heerlyk geurende bloemen, ge kweekt in de keizerlijke oranjerieën en winter tuinen. De hertogin Thyra van Cumberland ver scheen aan den arm des keizers. Zy droeg een kleed van licht-lila satijn, bedekt door met zilver geborduurde witte tulle; witte rozen gingen schuil in de sierlijke golvingen van de tulle, die als een blanke sluier luchtig over het satynen kleed was neergeworpen. De aartshertogin Maria Josefa droeg een kleed van mat-groen satijn; prachtige motieven van zilver brocaat in tunica vorm over den rok. Witte chrysanthen op 't corsage. De aartshertogin Isabella verscheen in een schitterend toilet van zacht-blauw zy'den brocaat, fonkelend van diamanten. De vorstin Metternich?Sandor was gekleed in wit satin impérial eveneens stralend van diamanten; een prachtige rand marabout om den rok en points d'Alencon op 't corsage. Vorstin Titi Metternich zag er beeldig uit in een kleed van zeer licht groen satijn, ge heel bedekt door zy'den gaas in dezelfde tint, doorwerkt met goudborduursel, hier en daar opgenomen door bleekrose strikken. Deze en andere toiletten waren vervaard gd door de hofleveranciers G. en E. Spitzer. Ook door het huis L. en H. Laufer waren prachtige japonnen geleverd, onder anderen die van de aartshertoginnen Christine en Marianne, doch ters van de aartshertogin Isabella. Beide zagen er betooverend uit in haar witte guipure toi letten ; niets dan een eenvoudige touffe witte margrieten ter hoogte van den ln.ker schouder. Vorstin Dietrichstein Dolgorucky droeg een verrukkelyk toilet van ivoor-kleurige Cleopatra-zyde met goud geborduurde entredeux. CAPKICE. 's GSLGSLO is TD o s lis t

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl