De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 1 april pagina 8

1 april 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

D E A MS TER D AM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1188 k cultyur-ondernemingen vind ik weer hooger koers TOOT Badas. De reden deelde ik vroeger mede. Het dividend van deLindbonw mpüNgoepit gevestigd alhier is vastgesteld op 33% pCt., zoodat als slotdividend nog te ontvangen is jf 135 per aandeel. Tabakswaarden wat gedrukt. De eerste taxaties vielen niet mede. Men weet evenwel sedert lang dat de inschnjïera erg darren spotten mwt de taxateurs. Tot voorzichtigheid in deze rubriek heb ik vroeger herhaaldelijk aangespoord. De nieuwe mpijen staan zeide ik meermalen over 't algemeen te hoog. Da Bssoeki Tabakmpij keert 6 pCt. dividend uit. Aanieefhouders der Padang Tabak mpij zullen 5 pCt. dividend kannen knippen, terwyl voor de aandeelhouders der Sumatra Ctiltuurmpij 16 pCt. beschikbaar zal gesteld worden, nadat de landconcessie geheel is afge schreven. Herfings in liquidatie-voorstellen-periode. Petroleum waarden hoogar : Java-petroleum mpÜzelfs 10 pCt, KosiBklyke 5 pCt, Moeara 3 pCt, Sumatrr-Palembang 2 pCt; lager: Amst. Run , Ned. Rum.. Russian Sshibaieff. D* laatstgenoemde mpij zal waarschunly-k haar aandeelenkapitaal met 4 millioen pond vergrooten in verband met de cisehen van den toenemenden bloei dezer mpij. De vorig* week mocht ik ook tot mijn ge noegen wijzen op beduidende koersverbeffiog _van de aand. Java Petroleum mpij. Mijn verwondering deed me vragen : >Hoe zou de koersverhefötng verkregen zyn?" Vanbeveegde zijde werd mij inlichting toegezegd. Ik ben benieuwd en hoop op goed bericht. Scbeapraartmpijen, weinig of niets veranderd Da stoomvaartmpij. Triton geeft 350 duizend 5 pCts oblig. £ pari uit. Inschrijving 5 April b$ R Mees & Zonen te Rotterdam ea bij de A oester d. Bank te Amsterdam. Het vorige jaar werd 81/2 pCt. dividend uitgekeerd. Aangaande Nederl. Amerik. hyp. bank lees ik bereids goede berichten. Ik wil het jaar verslag afwachten. Zyn de geschillen met den directeur, betreffende de boekhouding, geheel in der minne beslecht ? A' d a m, 29 Maart 1900. D. STIGTEB. ???MHliiHHimiiiiiiiiimilitimiiHiiiiii ....... iiiiiiiiiiimiiiuiiuiimmi Een Haagsclie Roman. JBj> <Jert Vyver der Sfinx, door Mr. H. L. RIGAIC, CBKTON. Uitgave van N. Veenstra, 's Gravenhage. Och ja, dit is weer eens een Haagsche roman l Het staat er wel niet extra opg 'drukt, maar het lizt er toch over dik en troebel. Natuurlyk, als er een loman uit den Haag komt, zoo moet dat een zijn uit de voorname, tijnbedorven standen. Dat kan nu eenmaal, naar het schijnt, niet anders. Voor de meeste menschen bestaat 's Gravenhaage alleen uit geparfumeerde kringen, bestaat er geen ander zieieteven dan de csrcle van fija-geganteerde nietsdoeners Cteen wonder, voor romanciers ligt j er déstof om't grabbelen. Eenmaal op't'gebied der perversiteit, behoeft de fantasie geen vleu gelen aangebonden te worden. De uitmonsterirrg van het boek met paradewoorden maakt toch alles smakelijk, moet bet althans doen. Gelukkig is ons publiek nog niet geheel bedorven en velen weten wel onderscheid te makei tusschen eerlijke realiteit en effjctzoekendëschryvery. Dit boek ia hét onbeduidendste wat tot dus verre over de Haagsche milieu's geschreven werd. Het staat in zijne verwatering van Ouïla en coupeurs-schrijftrant beneden gewoon feuilletonwerk, al komen er enkele regels in voor, die niet zoo geheel slecht zijn. Van geen enkele zieletoestaüd of karakterontleding wut de auteur iets terecht te brengen. Nergens dringt hij verder door dan tot wat speculatieve details; in alles blijft hij hangen aan de hopelooz? oppervlakkigheid. Als het een tooneelstuk was, zou men het betitelen met de benaming van moderne draak. Allerlei effektdingen worden brutaal uitgestald, zonder eenige diepfe of onderstrooming. Deze Haagsche roman is weer eens een boek, omdat het in moderne woorden werd saamgeHanst, wat gereedelu'k aan spotzuchtigen aa ileiding kan geven om op de jongere litte ratuur te blrjven schelden. W\j willen gaarne gelooven, dat er in Den Haag merr»chen rondloopen, zooals hier door den auteur b'schreven wordt, maar da waarde van litteratuur bestaat toch niet in het vermelden van gewaagde daadzaakjc-i zonder eenige kern. Die dingen kan men evengoed vernemen uit het gemengde nieuws van rfe krant, bg buurvrouw of bestendster. De Haagsche high-life is natuurlijk niet beter dan ergens anders, maar Den Haag is toch geen wereld milieu,en de voorvallen dienen dm waarschijnlijk te blijven. Een geschiedenis vertellen gelijk m'. Rigail Certon djet, is geen bepaling van Haagsche toestanden en evenmin een ken schetsing der nerterlandsche high-life. Het is een op tffect-jagend neerschrijven van woorden, gepeperd met voorvallen uit de chronique scandaleuse der groote wereld, die moa;plijk te Parijs en te Londen leeft, en wa>rvan dan natuurlijk ook wel enkeïe exemplaren naar den Haag kunnen zijn overgewaaid. Maar die voorvallen, zoo ijl en er.kel tentoongesteld, brengen het boek tot geen hoogere waarde dan een babbelpraatja. Voor het overige heeft mr. R gail C.'rton, wiens raam we tot nu toe nog niet in onze litteratuur hoorden, te bedenken, dat naschrijven van Couperus, zonder diens analyse en fijne woordsinaak te hebban, allerminst aanbivelenswaard is te meer waar Couperus zijn weinig nederlandsche menschen en toestanden alleen weet te redden door zijn bijzondere gave van analyse en zijn verfijaje woordkeus. Bestaat er een mr. Rigail Certon, of is het een pseu doniem? De wijzo van schrijven doet anders vermoeden, dat een of ander geroutineerd maar afgezakt schry'ver, het nu maar eens op deze wijze probeert. In dat geval zou nog te veel eer aan dit bojk zijn gegeven. G, VAN HULZEN. Mms hïillelimin BromQteijer. Ia langen tijd zag ik hem niet. Sinds Treub pro fessor is geWorden, heeft hij mij niets meer te vragen gehad. Om welke reden weet ik niet, maar het schout wel, dat hij mij een niet zoo groote autoriteit acht in het Staat huishoudkundige als in de practfsche onderwer pen, waarover ik zoo nu en dan mijn licht voor hem deed opgaan; het kan echter ook. zijn, dat in het Staathuis houdkundige hem ailes helder is, zoodat daarbij geen kwesties voor hem overbliiven, en hii m\i dus niets te vragen heeft. 't Laatste zal het wezen, want al deel ik nu niet dadelijk een prijsje uit, zelfs niet aan hoogleeraren, ik moet zeggen, een van huis uit wetenschappelijker man dan mijn vrifind de professor heb ik zelden ontmoet. Toen hij nu bij me verscheen, had ik alle aanleiding, om wat ik van hem dacht aanstonds ook uit te spreken, daar ik meende, dat hij rapport kwam halen op hetgeen hii in een paar nummers van het Sociaal Weekblad, die mij van zijnentwege toegezonden waren, had geschreven of laten schrijven. Weergaas, zei ik na hem cordiaal de hand te hebben gedrukt en naar zrjn gezondheid te hebben geïnformeerd, je hebt daar Borgesius en Pierson aardig te pakken gehad over dat ontwerpje be treffende art. 243 der gemeentewet, met die mop over »soep met quasi-geleerde bal letjes". Je bent me een snaak, hoor. Hoe kom je daaraan ? Klaas heeft zich dat nog al aangetrokken; hij schreef' me er over, en gaf hatelijk genoeg te kennen, dat hij ook wel eens soep had gezien heelemaal zonder balletjes. Ik heb hem daarop geantwoord, dat kan wel zijn. maar dat zou dan zeker geen soep van Treub wezen ... Zeg dat niet, zei Treub -lachend, want het zou toch wel kunnen voorkomen, mijnheer Brom meijer ; immers, als ik iemand soep, altoos in het wetenschappelijke, voorzet, drijft er minstens een halve varkenspoot in. Ik glim lachte op mijn beurt en vervolgde: dat, is het juist, wat me ook nu weer zoo getroffen heeft. Waar je tegenoverPiersons Borgesius' knoeiwérk, dat precies er uitziet als bestond er ten opzichte van het draagvermogen bij de belastingen geen wetenschap, ze nog eens je handboek onder den neus hebt geduwd, met die klare formule: classificeer de inko mens naar een meetkundige reeks en laat de progressie naar een rekenkun dige reeks zich bewegen, m. a. w. gedraag je bij de belastingkwestie als ware zij arithmetica, met deze eenvoudige, maar zuiver wetenschappelijke beperking, dat je de reeksen laat ophouden, waar ze je te lastig beginnen te worden. Hoe kom je toeh aan die wetenschappelijke uitvindsels? Ze waaien je, ge^of ik, zoo maar aan en sterk vooral, dat jij nu vijftien jaar geleden dit al gevonden hebt, en Klaas, die het ook altijd zoo druk heeft over zijn wetenschap pelijke progressie, maar niet snapt, dat er ? lllllllllllltlllllmlIIIIMIUMIIHIItlllllllHIIIIIIIIIIMIItllHMMHIIIIIHIIIIIIIt voor elke rekensom nooit meer dan n uitkomst kan zijn. 't Zelfde heb ik al eens gedacht toen je Sprenger van Eijk in den weg zat, met het personeel; toen was 't ook je handboek, dat zoo duidelijk het mobilair als een onbedriegelijken grondslag voor belastinghelfing naar draagvermogen aan wees, en al die zoogenaamde geleerde bollen begrepen maar niet dat het personeel een uitstekende belasting kon worden, als men uitging van de onderstelling van het feit, verbeterde Treub dat er een vaste verhou ding bestaat lusscheu de waarde van iemands meubeltjes en wat hij verdient. Juist die wetenschappelijkheid van je, die telkens zoo duidelijk blijkt, heeft me voor je inge nomen, en ik wil je wel verklaren, dat ik daarom met waar genoegen je hier als professor aan 't werk zie; jij behoort niet als_zoovelen tot de lui die het nog leeren moeten; je weet het eenvoudig omdat je het weten wilt; en zoo sla je den bal niet mis, net zoo min als ooit een dier profeten zich vergiste, van het oude testament. Die andere wetenschappelijke lui hebban hun heele leven noodig om in dat brokske weten schap, waarvoor ze zich interesseeren, thuis te komen, en op de hoogte te blijven van wat zij noemen hun studievak; maar jij houdt er nog een stuk of wat dingen daarbij aan de hand, en toch overtref je je 's ge lijken. Je hebt te veel tijd voor studie, en je zou je doodeenvoudig moeten vervelen, wanneer er niet wat anders voor je te doen viel als man van de praktijk. 'Dat komt omdat je grootendeels in en door de praktijk gevormd bent,.. Juist, riep Treub uit, pre cies hetzelfde heb ik in mijn pleidooi voor v. Voorthuijzen gezegd,... de praktijk ... de praktijk maakt den inspecteur en den pro fessor ook. Zeker, hernam ik, ook in wat jullie de wetenschap noemt, de praktijk is het en die moet het zijn, en dat vind ik ook weer zoo duivelsch flink in je hou ding tegenover dien nieuwen privaat-docent. Die vent komt nietje concurreeren. Treub schud 1de het hoofd, neen, vervolgds ik, ontken dat maar niet, althans niet hier, bij mij, onder vier oogen. Jullie in staathuis houdkunde conourreeren net zoo goed als wij in koffie, huiden, suiker, rijst en petro leum. En wat doet nu die mededinger ? Hij vertelt natuurlijk, dat jij en jecorifraters't mis hebben, en dat aan een heele zaal vol tegelijk. Een gewone professor, zooals de meesten, met geen oogen voor de praktij k, zou hem stilletjes hebben laten praten, of tegen over 's mansonwijze beweringen zijn geleerde betoogen hebben gesteld; want, mijn waarde, wat is onpractischer dan de wetenschap ? Maar jij, kind van de praktijk, gaat regel recht een anderen koers uit. Maakt hij reclame, zo) zeg je bij je zelf, dan zal ik hem toonen, dat ik op het Amstelveld ook niet heelemaal een vreemdeling ben en Kakadoris mij somtijds niet te vergeefs onder zijn gehoor heeft geteld. Mijn stu denten, schrijf je, zijn veel He ernstig otn zoo'n pariijman, zoo'n propagandist" te hebben begeerd en dat kan je schrijven, want anders zouden ze jou studenten niet zijn; die heele openbare les van hem is»een vergissing", een slechte les" ... De studen ten, zoo ga je voort, zullen je niet blijven hooren, mannetje je ben t te ondegelijk, n iet wetenschappelijk, zie je, zooals ik?je bent maar prosejietenjager. Tien tegen een dat de lui, die niet gelijk jij en ik door de praktijk zijn geworden wat zij zijn, je onkiesch zullen vinden ; maar wanneer je nu eenmaal zoo wetenschappelijk bent als jij, en je kent het foefje van de propaganda daarbij, en je heele corpus staat er, otn zoo te zeggen, naar, om dwars door een ander zijn kamp zich ban. iiutmiiiimiiii imilllltlimillllllllillimiW Uit Friesland Zntö-Oflstlioek (Aplsclia). Onder dit opschrift schrijft de heer Brink huis, burgemeester der Friesche gemeente Ooststellingwerf ons thans 't volgende: Oosterwolde, 26 Maart 1930. Aan de Redactie van De Amsterdammer. Geachte Redactie! 't AVas in no. 1135 van Zondag den 26 Maart 1899, dat ik naar aanleiding van pon stukske van mej. Brouwer?Kre.iiet o?er App<;lschaster toestanden in de gelegenheid werd gesteld enkele mededeelingen te doen omtrent de verarmde en bijna gansch vergeten gemeente Ooststellingwerf, uitmakende het grootste deel van Frieslands Zuid-Oosthoek. Aan 't slot van myn schrijven zeide ik o. a. komt er geen krachtdadige hulp, dan zal verdere verarming dezer overigens schoone, miar geheel geïsoleerde en van alle hulpmiddelen ontbloote streek, niet uitblyven." Wij zyn sedert een jaar verder. Wanneer we niet allaen oog hebben voor het kwade, maar ook het goede weten te zien en op te merken, d*n moeten we met dankbaar heid en waardeering getuigen, dat het voor Frieslands Zuid-Oosthoek een vruchtbaar jaar is geweest. Ia werkelijkheid kau inen zeggen: het da^het in den Oosten'. Met warmte ge denken we do milde gevers en geefsters, die mej. Brouwer-Krediet indertijd in staat hebben gesteld in 't dorp Appelscha, naar ik vertrouw goed te doen, door 't verstrekken van kleedingstukken etc. aan de armste gewinnen, gezinnen die ook het noodigste moeten derven. Maar oek in ruimeren kring valt veel goeds te constateeren. De geëerde phüantroop, de heer Jinsen, liet ook zijn oog op deze streken vaüen. In 't verarm Ie voormalig veendorp Haulerwijk werd, namei.s Z Ed. ongeveer 40 il.A. ongecultiveerde grond aangekocht, met het doel, dien productief te doen maken. Hierdoor werd, men zegge wat men wil, aan tal van arbeiders in de wintermaanden werk verschaft Van hoeveel belang dit is, zal men kunnen nagaan, als men weet, dat Haulerwyk met ru;m 1600 inwoners, 24J aangeslagenen telt in den hooidel ijken omslag, waaronder niet mind-r dan 16^ beneden een inkomen van f 300, ter wijl er maar 18 resten, die op een inkomen van boven de ?000 zijn geschat. Me dunkt, veelzeggende cijfers, nietwaar ? In Januari werd nog door 115 en in Februari door 85 arbeiders aan 't hier bedoelde werk deelgenomen tegen een dagloon van 65 ets.. zo>dat er per week ruim ?300 a ?40) werd uitbetaald, waar anders niets te verdienen viel, en neringdoenden op crediet moesten leveren. Al is daarmede de nijpende armoede, die in dit dorp hier en daar heerschf, nog niet geweerd toch wenschikhier iiiimiiiiHiiiiiiiiiitiiiiiiuiiiHiiiiMiintiitiiiiiii heen te ellebogen, nou ja, je zou wel een gek moeten wezen als je bij zoo'n gelegen heid het zwijgen bewaarde en niet op je kruiwagen staande, uitriep: Bieren en burgers, jullie bent tegoed voor dien kwak zalver, ik zal je de verstandskies plombeeren; en ben je ziek, hier heb ik de orivervalschte wetenschappelijke levenselixer bij die daar, krijg je geen waar voor je geld! Het was Woensdagochtend, nog even vóór de raadszitting, dat TYeub bij mij kwam ; hij had haast en zocht, mij op om iets anders mtt mij ie bespreken; zoo had hij weinig oor voor de warme loftuiting waarmee ik hem ontving. Het was de zaak-v. Voorthuyzen, die hem bezig hield, en al spoedig vertelde hij mij, dat hij op Sjoerds raad nog even bij mij aanwipte, om te hooren of ik niet enkele raadsleden door mijn invloed kon bewegen te stemmen tegen de motie-Heineken c. s. al. 2. U heeft waarschijnlijk mijn zedelijke mishandeling gelezen, begon hij, minder correct dan ik van hem gewoon was. Je zedelijke mishandeling! zei ik, en daarop gaf' Treub me een overzicht van de zaak en van zijn daden als Weihouder, waaruit mij bleek dat hij zelf' de reorga nisatie van het bouwtoezicht had ontwor pen ; dat v. Vooïthuyzen een self'-made man was; dat hij hem zelfs had leeren kennen als clubgenoot, en dat hij persoonlijk hem had geroepen tot de betrekking, welke v. V. thans vervult. Dan mag je inderdaad wel spreken van you zedelijke mishande ling'' als oud-ambtenaar, antwoordde ik, maar hiervan wilde Treub 11 iets weten. Ik, zoo ging hij voort, sta geheel buiten de zaak; aan mij zelf gelieve u hierbij niet te denken. Het is de mishandeling van een ambtenaar, meer niet, maar ook niet minder, en dat is mij genoeg. Ik kan er niet tegen dal een mensch, wie hij ook zij, zedelijk mishandeld wordt, al ware 't ook iemand, die mij in den weg stond, of' niet naar mijn pijpen wilde dansen. Keken er op, ik zelf heb nooit iemand zedelijk mis handeld; zelfs niet die oude juffrouw, waar van ze indertijd zoo'n drukte hebben ge maakt, omdat ik gezegd had, dat zij niet meer warm kon worden; ja, wil u wel gelooven, dat ik, als ik Hprenger van Eyk, Pierson of' Bleys, of wien ook, onder het mes moest nemen, onder het mes zeg ik, maar ik bedoel onder mijn borstel om ze wat af te schuieren ik meermalen in stilte gebeden heb: lieve hemel geef toch dat ik hun geen haartje krenke of ook maar een streekje te veel schrobben zal. Maar als je nu zelf' zoo bent, en je ziet een raad, een gemeenteraad, waaronder er zijn, die je naar den katheder hebben gestuurd, om je voor goed uit den groenen zetel te krijgen, je liefsten ambtenaar, dien je hebt moeten achterlaten, mishandelen, dan voel je toch hoe ver de misdaad gaan kan; indien je ten minste niet heelemaal van staal of'steen bent, en als Jantje Rechtuit elke hinderlaag vervloekt, en aan alle beentjeslichterij den dood hebt gezworen, getrouw aan je bovenste beginsel, van je tafelstoel tot aan je graf. Ik liet mij verder door hem inlichten, want ik was niet te best op de hoogte. De reorganisatie van het bouwtoezicht in '95 bleek alles behalve afdoende, zei hij, en dat was rue te vergeven, wantal berijenuook in de praktijk geworden watje bent, zoo'n werkje is niet voor de poes; maar dat zou, ook al waren er nog meer huizen ingestort, niet tot zoo veel herrie aanleiding hebben gegeven, had .Blooker niet de stommigheid begaan om die commissie van deskundigen te ontstemmen, en was er later door Van verbetering, een heldere zonnestraal, te constateeren. En ik hoop eerlang 't zelfde van 't dorp Appelscha te mogen getuigen, want ook hier zijn, namens dea heer Jansen, 'M H.Are dalgronden gekocht, die nog aangemaakt" moeten worden, en waaruit dus althans voor eenigen tfcd arbeil" zal voortvloeien. Hier zou op dit gebied en het verbeteren van wegen en voetpaden, het in orde maken van ver waarloosde afwateringsslooten nog zeer veel te doen vallen, dan zouden er wellicht arbeids krachten te kort schieten, maar de boer is hier niet gefortuneerd en men weet, wat er dan van al deze dingen komt. Dat 't in dezen hier en daar soms mangelt aan gebrek aan ondernemingsgeest en aan goeden wil, moet intusschen ook worden erkend. Ook van Regeeringswege is gelukkig deze streek 't laatste jaar niet vergeten. Had ik vroeger te klagen over het gering subsidie ad f3300.?ter tegemoetkoming in de zeer hooge onderwijskosten der gemeente in vertiouding van hare geringe draagkracht, ook hierin, en ik maak er met erkentelijkheid gewag van, is ver'ieiering gekomen. Bij Kon. Besluit van 6 Sept. 1899, no. 20, werd over dat jaar het subsidie gebracht op f8000.?. Of de gemeente met haar 13 scholen hiermede nu voldoeude gebaat is, waar de uitkeeringswet haar weinig hulp heeft geboden, word. nog betwijfeld, al kau ik daarover momentelijk moeiehjk een be toog leveren, wijl tot mijn leedwezen het hier gevolgde fi.iantiëel beleid al laat ik't gaarne in zijne waarde niet mijne instemming heeft. Maar nog op andere en veel krachtiger wijze wil de Kegeering deze arme en afge legen streek te gemoat komen. Ik begroet hier met vreugde het thans bij de 2s Kamer der Staten-Generaal ingediende wetsontwerp tot het verleenen van euii renteloos voorschot uit 's Rijks Schatkist ten bedrage van -?.-, der kos ten tot een minimum bedrag van ? l.UOO.LOO voor d^n aanleg van de Stoooitramw^gen Wijnjeterp?OosterwoMe?Sinil.ie?Assen ; usterwolde?Sceenwijk; en hmitde?Meppel, Dat zal blijken gewis een af joend middel te zijn om den Zuid Ojsthoek van Friesland en westelijk Drenthe op te beuren. H>>cv<.el we hier by elders ten achteren zijn en h:>e noodig we beter communicatie-middelen behoeven, blijke wel hierin' , dat Oosterwolde, de huofiplaats van Ooststellingweif, 5 uur gaans ver wijderd ligt van 't naaste spoorwegstation As sen of Wolvega en 4 uur van 't naakte tramwegstation Gorrejiji. En behalve een trek schuit en een omuibusdienst drie maal per week op Gorretlijk, hebben we hier g^tn ander algemeen vervoermiddel. Al heefc dan oak de Minister als een gevolg van de geringe draag kracht der betrokken plattelandsgemeenten een iiooger renteloos voorschot moeten voor stellen, dan meestal gebruikelijk is, ik twij fel er niet aan, ot alle Kamerleden zullen het beseffen en het er over eens zijn, dat hier inderdaad krachtige Rijkshulp noodig en nut tig is. Ha i ik onrecht, M. de R.! toen ik hierboven met erkentelijkheid getuigde: het daghet in den oosten". Ea toch, toch Voorthuizen geen blur/der gemaakt; een blunder van theoretischen aard, zooals je bijeen practicus door de vingers moet zien, en ik zelf er desnoods ook wel een enkele voor mijn rekening kan hebhen. En ot ze nu mijn bouwtoezicht aftakelen, Blooker wippen en Meinesz 't leven zuur maken, dat zal ik me niet zóó aantrekken, maar nu ze mijn insptcteur, om zoo'n akelig vergissinkje niet langer willen erkennen als den aangewezen hoofdleider van het bouw toezicht., in een stad als Amsterdam, ge voe! ik, dat er van die afschuwelijke per soonlijkheden in het spel zijn, die ik, juist omdat ik zelf de onpersoonhjkheid in per soon ben, te keer moet gaan op de meest onpersoonlijke wijs. Hij wond zich meer en meer op, en ik trachtte hem neer te zetten, doch slaafde daarin niet. Gelukkig liep het tegen beurs tijd en had ik, zoo ik meende, een geschikte reden, om dit gesprek af te breken, maar Treub was nog volstrekt niet uitgepraat; hij stond er op mij naar den Dam te geleiden, ui op dien gang verzekerde ik hem, dat als het van mij afhing v. Voorthuuen geen haar zou worden gekrenkt. Ja antwoordde Treub, u, met uw nobele aspiraties, zou zooveel goed kunnen doen, als u u wat meer met de gemeentezaken bemoeien wilde, nu mijn stem op het Prinsenhof niet meer gehoord wordt, moest de uwe daar niet ontbreken. Want, mijnheer Brom neger, wat nu in den Raad voorvalt is nog maar een begin, u zal zien het is de opening van een reactietijdperk, sinds mijn heengaan is de Riad zoo verminderd van gehalte... Wij waren tot voor de Beurs genaderd, doch Treub stak zijn arm door den mijne, en vroeg, zoo vrien delijk als hij dat maar kon, gaat u nu eens even met mij mee. [k keek op mijn horloge en zei: neen, dat zou me een kwartje kosten, en een beurskwartje, mijnheer Treub, is zelfs voor een millionair nog meer dan een lapje van duizend; maar hij drong zoo hartelijk er op aan, dat ik eindelijk toegaf.... en daar voerde Treub mij het aardige houten gebouwtje, dat zoo glunder tegen de Koren beurs lacht, voorbij, tot aan de schutting van de nieuwe Beurs; eerst links en, na me vandaar een kijkje gegeven te heb ben rechts, zoodat ik drie zijden van 't gebouw had kunnen zien, waarop hij mij aankeek, als wilde hij mij van 't gelaat lezen hoe ik dat gewrocht voiid. Daar ik niet aanstonds antwoordde, zei hij: natuurlijk, zoolang een gebouw niet, af is, zou 't voorbarig zijn er een oordeel over uit te spreken, maar dit durf ik nu toch wel verklaren : in n opzicht en in 't voornaamste opzicht ben ik met mijn bouwmeester geslaagd; als deze tempel van Mercurius voltooid is. zal de heele wereld moeten erkennen, Treub gaf aan Amsterdam een soliede Beurs, soliede gelijk hier de Handel is ... een Beurs, geen gevangenis, geen entrepot, geen kazerne neen, een Beurs niet een toren, met een fabrieks-of handels merk op de sluitsteenen en met een driedubbele rij van ramen, zooals je die alleen kunt vinden aan een... Bc.urs. Maar ga nu eens verder, en wandel dit spik splinternieuwe straatje in, hier van't BiblehiV.el tot aan het Politie-bureau; let eens op wat een beteekenisvolle, rustige, stille, haast doodsche verkeersweg. Dat is nu ?mijn schepping. Daar heb ik Amsterdam nifcébegiftigd. Geloot me. dezen doorgang beschouw ik, ongedoopt als hij nog is, als mijn monument. Wie heeft het aangedurfd zoo iets te voorschijn te roepen in 't hartje van een zich verjongende wereldstad? Maar ik wil eerlijk zijn ea mijzelf niet te veel op het stoeltje zetten. Daar was een aaumogen we niet voldaan terneer gasn zitten. W\j moeten blijven werken en strijden voor verbeteringen. Daar is nog zooveel in uitge putte s reken als hie.r, dat de aandacht vaaagt. Ik denk hier aau de woningkwestie, en her haal, wat ik vroeger ia dit blad schreef: Men moet een» komen zien hoe velen wonen en welke slaapplaatsen ze hebben." Dikwijls niet eens beschut tegen ha den wind en regen. Er zijn zoogenaamde hutten of keten, di<i weinig meejr zajn dan holen. Zulke verbl^fplaatsen om het woord woning" niet te gebruiken dienden van overheidswege onbe woonbaar te worden verklaard. Maar eene dergelrjke bepaling bestaat hier niet; trouwens d.t middel is in eene plattelandsgemeente als deze nog dikwijls erger dan de kwaal, want met Onbewoonbaarverklaring is nog geen beter onderdak verkregen, vooral niet als de gemeente zelf arm is en dus moeilijk bijspringen kan Nu is het denkbeeld geopperd, om te Appelscha althans de minste dier woningen, te verbeteren en bewoonbaar te m»ken. Reeds dadelijk is er alle uitzicht, dat het ook tot eene uitvoering zal kunnen komen, dank zij de voor dit doel verleenden krachtigen en zeer gewaardeerden steun van H. M. de Koningin en de toegezegde medewerking van ingezetenen. Maar laat mij het maar zeggen, er komt, volgens de gemaakte berekening, nog ongeveer ? 125 tekort. Hoe dit bedrag te vinden 't lic weet niet beter te duen M. o.e R. l dan er hier de aandacht op te vestigen. O, ik weet we), daar zijn nog de dappere boeren, de werkelooze diamantbewer kers en wat niet al, maar, naast hetgeen hier voor gedaan wordt en gedaan moet worden. is er allicht nog deze of gene, die ook ons in ons streven met een penningske te hulp wil komen. Hier is gelukkig voorloopig met weinig te helpjn. Die dasrtoe na lezing mijner mededeeling roeping mocht gevoelen, gelieve zijne of hare byrtrage te zenden aan den heer K. K. Jo:'g*m», opzichter te Appelscha, die zich met de uitvoering van het besproken plan, welwil lend heeft belast. Hij zal aan de redactie van dit blad gaarne verantwoording willen doen van de ontvangen bydrag'n en te^eas tijdig; kennis geven, wanneer wij financieel zijn ge holpen. Laat mij ten slotte, geachte Redactie ! u nog: hartelijk dank zeggen voor de ruimte, die gij mij andermaal in u» blad wel hebt willen afstaan. Bij voortduring de belangen van dit deel van Friesland, dat, naar het zich l*at aanzien, eerlang een betere toekomst zal tegeuiostgaan, beleefd aanbevelende, teeken ik, Hoogachtend, uw Ed. dw. dienaar, BRINKHUIS. lllllmltllllllllllMHHIIIIIIHIIIHIflimlII leiding, een vingerwijzing. Ook dit hobbelig pad is evenals de Beurs zelve symbolisch ; het plan daartoe sproot voort uit dezelfde gedachte; het is n met dat gebouw; je zoudt het niet kunnen missen, wanneer je den Handel wil geven wat hem toekomt, hem i 11 beeld brengen gelijk hij is. Hier Treujb wees op den achter muur rijst de Beurs in haar onloochenbaar karakter van soliediteit. Het stabiele, het onwrikbare van dien schier eindeloozen steenklomp getuigt van den aard van uw wezen als handelsman, van u Mrinheer Brommeijer, van de Bocht, zoo ge wilr, van Mercurius zelf. Daar links ziet ge in het Damrak den breeden heirweg, waarlangs de handel streeft, zooals hij zich doet ken nen in zijn verschijning: vol leven, bewe ging, gedruisch, luchtig zich reppend met de vleugeltjes aan den voet, in 't volle licht,. belust op buit. Maar hiermee is zijn beeld slechts ten deele getcekend. Hij heeft ook een stille, een gedrukte, en meer sombere zij. Hij kent zijn moeilijke oogenblikken, zijn beproevingen, zijn dagen van over peinzing, zijn uren van boete en berouw.. de handel heeft ook behoefte aan een plekje, waar hij zich kan terugtrekken al» hij vleugellam is geslagen, een kamerke, waar niemand hem zoeken zou ... Ja wel, zeide ik, je hebt gelijk; naast een beurs past een bankroetiersstraatje ? met een politiebureau aan 't eind. Vat u nu de symboliek van mij en den bouw meester? glimlachte Treub. Ik kon nog juist mijn beurskwartje uitwinnen en holde zonder bshoorlijk afecheid te hebben ge nomen voort, maar hoe gehaast ook, moest ik toch ijog even bij me zelf erkennen : laten ze van dien beursbouw daar, zeggen wat ze willen, maar het plan zit weerga's goed in mekaar. Ook in deze praktijk is Treub een reus. 't Doet me nu maar genoegen, dat hij met zijn Baurs zoo'n succes heeft, want met die van Voorthuyzen's geschiedenis schijnt hij zich toch wel iets te hebben vergaloppeerd Hooggeëerde Heer, schrtef hij mij, na afloop van de raadszitting, ik wou voor een lief ding, dat ik mijn hand maar,niet in dat wespennest had gestoken. Van alle kanten, zoeken ze me nu. Van Yoorthuyzen zelf zegt, hadt jij maar gezwe gen, nu praat de heele wereld over rnijn fout. Meinesz schreef me: »nooit zoude de zaak zulk een ernstig karakter verkregen hebben, haddet gij de raadsleden niet ver bitterd, want mr. Heineken's motie werd nu aangenompn, blootelijk gewijzigd naar den vorm. Uwe cliënt werd geenszins «gerehabiliteerd'' en wat moet ik nu aiitwoarden op de vraag van mr. Heineken, of ik den laster nitt zal stuiten, die uit gaat van mijn bureaux ?" Dat heeft men er van als men om zijn lieveling blank te wasschen, zijn buurman zwart maakt, zei Kruseman, en een ander weer, wanneer Meinesz ons nu in den steek laat, is dat mee jou schuld. Ach, Mijnheer Brommfciier, wees in onze dagen eens een ridder, en heb een al te edelmoedig hart... ! Ik gevoel al het onaangename vari de positie voor Treub, maar wat duivel, wat deed hij als practicus zich ook zoo bloot te geven. De ridderlijkheid en de edelmoedigheid behooren immers heelemaa! niet tot de praktij/,'. Nu, dat zijn Beurs hem trooste!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl