Historisch Archief 1877-1940
D E A MS TER D AM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1188
k
cultyur-ondernemingen vind ik weer hooger
koers TOOT Badas. De reden deelde ik vroeger
mede.
Het dividend van deLindbonw mpüNgoepit
gevestigd alhier is vastgesteld op 33% pCt.,
zoodat als slotdividend nog te ontvangen is
jf 135 per aandeel.
Tabakswaarden wat gedrukt. De eerste
taxaties vielen niet mede. Men weet evenwel
sedert lang dat de inschnjïera erg darren
spotten mwt de taxateurs. Tot voorzichtigheid
in deze rubriek heb ik vroeger herhaaldelijk
aangespoord. De nieuwe mpijen staan zeide
ik meermalen over 't algemeen te hoog.
Da Bssoeki Tabakmpij keert 6 pCt. dividend
uit. Aanieefhouders der Padang Tabak mpij
zullen 5 pCt. dividend kannen knippen,
terwyl voor de aandeelhouders der Sumatra
Ctiltuurmpij 16 pCt. beschikbaar zal gesteld
worden, nadat de landconcessie geheel is afge
schreven.
Herfings in liquidatie-voorstellen-periode.
Petroleum waarden hoogar : Java-petroleum
mpÜzelfs 10 pCt, KosiBklyke 5 pCt, Moeara
3 pCt, Sumatrr-Palembang 2 pCt; lager:
Amst. Run , Ned. Rum.. Russian Sshibaieff.
D* laatstgenoemde mpij zal waarschunly-k
haar aandeelenkapitaal met 4 millioen pond
vergrooten in verband met de cisehen van
den toenemenden bloei dezer mpij.
De vorig* week mocht ik ook tot mijn ge
noegen wijzen op beduidende
koersverbeffiog _van de aand. Java Petroleum mpij.
Mijn verwondering deed me vragen : >Hoe zou
de koersverhefötng verkregen zyn?"
Vanbeveegde zijde werd mij inlichting toegezegd.
Ik ben benieuwd en hoop op goed bericht.
Scbeapraartmpijen, weinig of niets veranderd
Da stoomvaartmpij. Triton geeft 350 duizend
5 pCts oblig. £ pari uit. Inschrijving 5 April
b$ R Mees & Zonen te Rotterdam ea bij de
A oester d. Bank te Amsterdam. Het vorige
jaar werd 81/2 pCt. dividend uitgekeerd.
Aangaande Nederl. Amerik. hyp. bank lees
ik bereids goede berichten. Ik wil het jaar
verslag afwachten. Zyn de geschillen met den
directeur, betreffende de boekhouding, geheel
in der minne beslecht ?
A' d a m, 29 Maart 1900. D. STIGTEB.
???MHliiHHimiiiiiiiiimilitimiiHiiiiii ....... iiiiiiiiiiimiiiuiiuiimmi
Een Haagsclie Roman.
JBj> <Jert Vyver der Sfinx, door Mr.
H. L. RIGAIC, CBKTON. Uitgave van
N. Veenstra, 's Gravenhage.
Och ja, dit is weer eens een Haagsche roman l
Het staat er wel niet extra opg 'drukt, maar
het lizt er toch over dik en troebel.
Natuurlyk, als er een loman uit den Haag komt,
zoo moet dat een zijn uit de voorname,
tijnbedorven standen. Dat kan nu eenmaal, naar
het schijnt, niet anders. Voor de meeste
menschen bestaat 's Gravenhaage alleen uit
geparfumeerde kringen, bestaat er geen ander
zieieteven dan de csrcle van fija-geganteerde
nietsdoeners Cteen wonder, voor romanciers ligt
j er déstof om't grabbelen. Eenmaal op't'gebied
der perversiteit, behoeft de fantasie geen vleu
gelen aangebonden te worden. De uitmonsterirrg
van het boek met paradewoorden maakt toch
alles smakelijk, moet bet althans doen. Gelukkig
is ons publiek nog niet geheel bedorven en
velen weten wel onderscheid te makei tusschen
eerlijke realiteit en effjctzoekendëschryvery.
Dit boek ia hét onbeduidendste wat tot dus
verre over de Haagsche milieu's geschreven
werd. Het staat in zijne verwatering van
Ouïla en coupeurs-schrijftrant beneden gewoon
feuilletonwerk, al komen er enkele regels in
voor, die niet zoo geheel slecht zijn.
Van geen enkele zieletoestaüd of
karakterontleding wut de auteur iets terecht te brengen.
Nergens dringt hij verder door dan tot wat
speculatieve details; in alles blijft hij hangen
aan de hopelooz? oppervlakkigheid. Als het
een tooneelstuk was, zou men het betitelen
met de benaming van moderne draak. Allerlei
effektdingen worden brutaal uitgestald, zonder
eenige diepfe of onderstrooming.
Deze Haagsche roman is weer eens een
boek, omdat het in moderne woorden werd
saamgeHanst, wat gereedelu'k aan spotzuchtigen
aa ileiding kan geven om op de jongere litte
ratuur te blrjven schelden.
W\j willen gaarne gelooven, dat er in
Den Haag merr»chen rondloopen, zooals hier
door den auteur b'schreven wordt, maar da
waarde van litteratuur bestaat toch niet in het
vermelden van gewaagde daadzaakjc-i zonder
eenige kern. Die dingen kan men evengoed
vernemen uit het gemengde nieuws van rfe
krant, bg buurvrouw of bestendster. De Haagsche
high-life is natuurlijk niet beter dan ergens
anders, maar Den Haag is toch geen wereld
milieu,en de voorvallen dienen dm waarschijnlijk
te blijven. Een geschiedenis vertellen gelijk
m'. Rigail Certon djet, is geen bepaling van
Haagsche toestanden en evenmin een ken
schetsing der nerterlandsche high-life. Het is
een op tffect-jagend neerschrijven van woorden,
gepeperd met voorvallen uit de chronique
scandaleuse der groote wereld, die moa;plijk te
Parijs en te Londen leeft, en wa>rvan dan
natuurlijk ook wel enkeïe exemplaren naar
den Haag kunnen zijn overgewaaid. Maar die
voorvallen, zoo ijl en er.kel tentoongesteld,
brengen het boek tot geen hoogere waarde dan
een babbelpraatja.
Voor het overige heeft mr. R gail C.'rton,
wiens raam we tot nu toe nog niet in onze
litteratuur hoorden, te bedenken, dat naschrijven
van Couperus, zonder diens analyse en fijne
woordsinaak te hebban, allerminst
aanbivelenswaard is te meer waar Couperus zijn weinig
nederlandsche menschen en toestanden alleen
weet te redden door zijn bijzondere gave van
analyse en zijn verfijaje woordkeus. Bestaat
er een mr. Rigail Certon, of is het een pseu
doniem? De wijzo van schrijven doet anders
vermoeden, dat een of ander geroutineerd
maar afgezakt schry'ver, het nu maar eens op
deze wijze probeert. In dat geval zou nog te
veel eer aan dit bojk zijn gegeven.
G, VAN HULZEN.
Mms hïillelimin BromQteijer.
Ia langen tijd
zag ik hem niet.
Sinds Treub pro
fessor is
geWorden, heeft hij
mij niets meer te
vragen gehad. Om
welke reden weet
ik niet, maar het
schout wel, dat hij
mij een niet zoo
groote autoriteit
acht in het Staat
huishoudkundige
als in de
practfsche onderwer
pen, waarover ik
zoo nu en dan
mijn licht voor
hem deed opgaan;
het kan echter
ook. zijn, dat in
het Staathuis
houdkundige hem
ailes helder is,
zoodat daarbij geen kwesties voor hem
overbliiven, en hii m\i dus niets te vragen heeft.
't Laatste zal het wezen, want al deel ik
nu niet dadelijk een prijsje uit, zelfs niet
aan hoogleeraren, ik moet zeggen, een van
huis uit wetenschappelijker man dan mijn
vrifind de professor heb ik zelden ontmoet.
Toen hij nu bij me verscheen, had ik
alle aanleiding, om wat ik van hem dacht
aanstonds ook uit te spreken, daar ik
meende, dat hij rapport kwam halen op
hetgeen hii in een paar nummers van het
Sociaal Weekblad, die mij van zijnentwege
toegezonden waren, had geschreven of laten
schrijven. Weergaas, zei ik na hem
cordiaal de hand te hebben gedrukt en naar
zrjn gezondheid te hebben geïnformeerd,
je hebt daar Borgesius en Pierson aardig
te pakken gehad over dat ontwerpje be
treffende art. 243 der gemeentewet, met die
mop over »soep met quasi-geleerde bal
letjes". Je bent me een snaak, hoor. Hoe
kom je daaraan ? Klaas heeft zich dat nog
al aangetrokken; hij schreef' me er over,
en gaf hatelijk genoeg te kennen, dat hij ook
wel eens soep had gezien heelemaal zonder
balletjes. Ik heb hem daarop geantwoord,
dat kan wel zijn. maar dat zou dan zeker
geen soep van Treub wezen ... Zeg dat
niet, zei Treub -lachend, want het zou toch
wel kunnen voorkomen, mijnheer Brom
meijer ; immers, als ik iemand soep, altoos in
het wetenschappelijke, voorzet, drijft er
minstens een halve varkenspoot in. Ik glim
lachte op mijn beurt en vervolgde: dat, is
het juist, wat me ook nu weer zoo getroffen
heeft. Waar je tegenoverPiersons Borgesius'
knoeiwérk, dat precies er uitziet als bestond
er ten opzichte van het draagvermogen bij
de belastingen geen wetenschap, ze nog eens
je handboek onder den neus hebt geduwd,
met die klare formule: classificeer de inko
mens naar een meetkundige reeks en
laat de progressie naar een rekenkun
dige reeks zich bewegen, m. a. w. gedraag
je bij de belastingkwestie als ware zij
arithmetica, met deze eenvoudige, maar
zuiver wetenschappelijke beperking, dat
je de reeksen laat ophouden, waar ze je te
lastig beginnen te worden. Hoe kom je toeh
aan die wetenschappelijke uitvindsels? Ze
waaien je, ge^of ik, zoo maar aan en sterk
vooral, dat jij nu vijftien jaar geleden dit
al gevonden hebt, en Klaas, die het ook
altijd zoo druk heeft over zijn wetenschap
pelijke progressie, maar niet snapt, dat er
? lllllllllllltlllllmlIIIIMIUMIIHIItlllllllHIIIIIIIIIIMIItllHMMHIIIIIHIIIIIIIt
voor elke rekensom nooit meer dan n
uitkomst kan zijn. 't Zelfde heb ik al eens
gedacht toen je Sprenger van Eijk in den
weg zat, met het personeel; toen was 't ook
je handboek, dat zoo duidelijk het mobilair
als een onbedriegelijken grondslag voor
belastinghelfing naar draagvermogen aan
wees, en al die zoogenaamde geleerde bollen
begrepen maar niet dat het personeel een
uitstekende belasting kon worden, als men
uitging van de onderstelling van het feit,
verbeterde Treub dat er een vaste verhou
ding bestaat lusscheu de waarde van iemands
meubeltjes en wat hij verdient. Juist die
wetenschappelijkheid van je, die telkens
zoo duidelijk blijkt, heeft me voor je inge
nomen, en ik wil je wel verklaren, dat ik
daarom met waar genoegen je hier als
professor aan 't werk zie; jij behoort niet
als_zoovelen tot de lui die het nog leeren
moeten; je weet het eenvoudig omdat je het
weten wilt; en zoo sla je den bal niet mis,
net zoo min als ooit een dier profeten zich
vergiste, van het oude testament. Die andere
wetenschappelijke lui hebban hun heele
leven noodig om in dat brokske weten
schap, waarvoor ze zich interesseeren, thuis
te komen, en op de hoogte te blijven van
wat zij noemen hun studievak; maar jij
houdt er nog een stuk of wat dingen daarbij
aan de hand, en toch overtref je je 's ge
lijken. Je hebt te veel tijd voor studie, en
je zou je doodeenvoudig moeten vervelen,
wanneer er niet wat anders voor je te doen
viel als man van de praktijk. 'Dat komt
omdat je grootendeels in en door de praktijk
gevormd bent,.. Juist, riep Treub uit, pre
cies hetzelfde heb ik in mijn pleidooi voor
v. Voorthuijzen gezegd,... de praktijk ...
de praktijk maakt den inspecteur en den pro
fessor ook. Zeker, hernam ik, ook in wat
jullie de wetenschap noemt, de praktijk is
het en die moet het zijn, en dat vind
ik ook weer zoo duivelsch flink in je hou
ding tegenover dien nieuwen privaat-docent.
Die vent komt nietje concurreeren. Treub
schud 1de het hoofd, neen, vervolgds ik,
ontken dat maar niet, althans niet hier, bij
mij, onder vier oogen. Jullie in staathuis
houdkunde conourreeren net zoo goed als
wij in koffie, huiden, suiker, rijst en petro
leum. En wat doet nu die mededinger ? Hij
vertelt natuurlijk, dat jij en jecorifraters't
mis hebben, en dat aan een heele zaal vol
tegelijk. Een gewone professor, zooals de
meesten, met geen oogen voor de praktij k, zou
hem stilletjes hebben laten praten, of tegen
over 's mansonwijze beweringen zijn geleerde
betoogen hebben gesteld; want, mijn waarde,
wat is onpractischer dan de wetenschap ?
Maar jij, kind van de praktijk, gaat regel
recht een anderen koers uit. Maakt hij
reclame, zo) zeg je bij je zelf, dan zal ik
hem toonen, dat ik op het Amstelveld ook
niet heelemaal een vreemdeling ben en
Kakadoris mij somtijds niet te vergeefs
onder zijn gehoor heeft geteld. Mijn stu
denten, schrijf je, zijn veel He ernstig otn
zoo'n pariijman, zoo'n propagandist" te
hebben begeerd en dat kan je schrijven,
want anders zouden ze jou studenten niet
zijn; die heele openbare les van hem is»een
vergissing", een slechte les" ... De studen
ten, zoo ga je voort, zullen je niet blijven
hooren, mannetje je ben t te ondegelijk, n iet
wetenschappelijk, zie je, zooals ik?je bent
maar prosejietenjager. Tien tegen een dat
de lui, die niet gelijk jij en ik door de praktijk
zijn geworden wat zij zijn, je onkiesch zullen
vinden ; maar wanneer je nu eenmaal zoo
wetenschappelijk bent als jij, en je kent
het foefje van de propaganda daarbij, en je
heele corpus staat er, otn zoo te zeggen, naar,
om dwars door een ander zijn kamp zich
ban.
iiutmiiiimiiii
imilllltlimillllllllillimiW
Uit Friesland Zntö-Oflstlioek (Aplsclia).
Onder dit opschrift schrijft de heer Brink
huis, burgemeester der Friesche gemeente
Ooststellingwerf ons thans 't volgende:
Oosterwolde, 26 Maart 1930.
Aan
de Redactie van De Amsterdammer.
Geachte Redactie!
't AVas in no. 1135 van Zondag den 26 Maart
1899, dat ik naar aanleiding van pon
stukske van mej. Brouwer?Kre.iiet o?er
App<;lschaster toestanden in de gelegenheid werd
gesteld enkele mededeelingen te doen omtrent
de verarmde en bijna gansch vergeten gemeente
Ooststellingwerf, uitmakende het grootste deel
van Frieslands Zuid-Oosthoek. Aan 't slot van
myn schrijven zeide ik o. a. komt er geen
krachtdadige hulp, dan zal verdere verarming
dezer overigens schoone, miar geheel geïsoleerde
en van alle hulpmiddelen ontbloote streek, niet
uitblyven." Wij zyn sedert een jaar verder.
Wanneer we niet allaen oog hebben voor het
kwade, maar ook het goede weten te zien en
op te merken, d*n moeten we met dankbaar
heid en waardeering getuigen, dat het voor
Frieslands Zuid-Oosthoek een vruchtbaar jaar
is geweest. Ia werkelijkheid kau inen zeggen:
het da^het in den Oosten'. Met warmte ge
denken we do milde gevers en geefsters, die
mej. Brouwer-Krediet indertijd in staat hebben
gesteld in 't dorp Appelscha, naar ik vertrouw
goed te doen, door 't verstrekken van
kleedingstukken etc. aan de armste gewinnen, gezinnen
die ook het noodigste moeten derven. Maar
oek in ruimeren kring valt veel goeds te
constateeren. De geëerde phüantroop, de heer
Jinsen, liet ook zijn oog op deze streken
vaüen. In 't verarm Ie voormalig veendorp
Haulerwijk werd, namei.s Z Ed. ongeveer 40 il.A.
ongecultiveerde grond aangekocht, met het
doel, dien productief te doen maken. Hierdoor
werd, men zegge wat men wil, aan tal van
arbeiders in de wintermaanden werk verschaft
Van hoeveel belang dit is, zal men kunnen
nagaan, als men weet, dat Haulerwyk met ru;m
1600 inwoners, 24J aangeslagenen telt in den
hooidel ijken omslag, waaronder niet mind-r
dan 16^ beneden een inkomen van f 300, ter
wijl er maar 18 resten, die op een inkomen
van boven de ?000 zijn geschat. Me dunkt,
veelzeggende cijfers, nietwaar ? In Januari werd
nog door 115 en in Februari door 85 arbeiders
aan 't hier bedoelde werk deelgenomen tegen
een dagloon van 65 ets.. zo>dat er per week
ruim ?300 a ?40) werd uitbetaald, waar anders
niets te verdienen viel, en neringdoenden op
crediet moesten leveren. Al is daarmede de
nijpende armoede, die in dit dorp hier en daar
heerschf, nog niet geweerd toch wenschikhier
iiiimiiiiHiiiiiiiiiitiiiiiiuiiiHiiiiMiintiitiiiiiii
heen te ellebogen, nou ja, je zou wel een
gek moeten wezen als je bij zoo'n gelegen
heid het zwijgen bewaarde en niet op
je kruiwagen staande, uitriep: Bieren en
burgers, jullie bent tegoed voor dien kwak
zalver, ik zal je de verstandskies
plombeeren; en ben je ziek, hier heb ik de
orivervalschte wetenschappelijke levenselixer
bij die daar, krijg je geen waar voor
je geld!
Het was Woensdagochtend, nog even
vóór de raadszitting, dat TYeub bij mij
kwam ; hij had haast en zocht, mij op om
iets anders mtt mij ie bespreken; zoo had
hij weinig oor voor de warme loftuiting
waarmee ik hem ontving.
Het was de zaak-v. Voorthuyzen, die
hem bezig hield, en al spoedig vertelde hij
mij, dat hij op Sjoerds raad nog even bij
mij aanwipte, om te hooren of ik niet
enkele raadsleden door mijn invloed kon
bewegen te stemmen tegen de
motie-Heineken c. s. al. 2. U heeft waarschijnlijk
mijn zedelijke mishandeling gelezen, begon
hij, minder correct dan ik van hem gewoon
was. Je zedelijke mishandeling! zei ik, en
daarop gaf' Treub me een overzicht van de
zaak en van zijn daden als Weihouder,
waaruit mij bleek dat hij zelf' de reorga
nisatie van het bouwtoezicht had ontwor
pen ; dat v. Vooïthuyzen een self'-made man
was; dat hij hem zelfs had leeren kennen
als clubgenoot, en dat hij persoonlijk hem
had geroepen tot de betrekking, welke v. V.
thans vervult. Dan mag je inderdaad
wel spreken van you zedelijke mishande
ling'' als oud-ambtenaar, antwoordde ik,
maar hiervan wilde Treub 11 iets weten. Ik,
zoo ging hij voort, sta geheel buiten de
zaak; aan mij zelf gelieve u hierbij niet
te denken. Het is de mishandeling van
een ambtenaar, meer niet, maar ook niet
minder, en dat is mij genoeg. Ik kan
er niet tegen dal een mensch, wie hij ook zij,
zedelijk mishandeld wordt, al ware 't ook
iemand, die mij in den weg stond, of' niet
naar mijn pijpen wilde dansen. Keken er
op, ik zelf heb nooit iemand zedelijk mis
handeld; zelfs niet die oude juffrouw, waar
van ze indertijd zoo'n drukte hebben ge
maakt, omdat ik gezegd had, dat zij niet
meer warm kon worden; ja, wil u wel
gelooven, dat ik, als ik Hprenger van Eyk,
Pierson of' Bleys, of wien ook, onder het
mes moest nemen, onder het mes zeg ik,
maar ik bedoel onder mijn borstel om ze
wat af te schuieren ik meermalen in stilte
gebeden heb: lieve hemel geef toch dat ik
hun geen haartje krenke of ook maar een
streekje te veel schrobben zal. Maar als
je nu zelf' zoo bent, en je ziet een raad,
een gemeenteraad, waaronder er zijn, die
je naar den katheder hebben gestuurd, om
je voor goed uit den groenen zetel te krijgen,
je liefsten ambtenaar, dien je hebt moeten
achterlaten, mishandelen, dan voel je toch
hoe ver de misdaad gaan kan; indien je
ten minste niet heelemaal van staal of'steen
bent, en als Jantje Rechtuit elke hinderlaag
vervloekt, en aan alle beentjeslichterij den
dood hebt gezworen, getrouw aan je bovenste
beginsel, van je tafelstoel tot aan je graf.
Ik liet mij verder door hem inlichten,
want ik was niet te best op de hoogte.
De reorganisatie van het bouwtoezicht in
'95 bleek alles behalve afdoende, zei hij, en
dat was rue te vergeven, wantal berijenuook
in de praktijk geworden watje bent, zoo'n
werkje is niet voor de poes; maar dat zou,
ook al waren er nog meer huizen ingestort,
niet tot zoo veel herrie aanleiding hebben
gegeven, had .Blooker niet de stommigheid
begaan om die commissie van deskundigen
te ontstemmen, en was er later door Van
verbetering, een heldere zonnestraal, te
constateeren. En ik hoop eerlang 't zelfde van
't dorp Appelscha te mogen getuigen, want ook
hier zijn, namens dea heer Jansen, 'M H.Are
dalgronden gekocht, die nog aangemaakt"
moeten worden, en waaruit dus althans voor
eenigen tfcd arbeil" zal voortvloeien. Hier
zou op dit gebied en het verbeteren van wegen
en voetpaden, het in orde maken van ver
waarloosde afwateringsslooten nog zeer veel te
doen vallen, dan zouden er wellicht arbeids
krachten te kort schieten, maar de boer is
hier niet gefortuneerd en men weet, wat er
dan van al deze dingen komt. Dat 't in dezen
hier en daar soms mangelt aan gebrek aan
ondernemingsgeest en aan goeden wil, moet
intusschen ook worden erkend.
Ook van Regeeringswege is gelukkig deze
streek 't laatste jaar niet vergeten. Had ik
vroeger te klagen over het gering subsidie ad
f3300.?ter tegemoetkoming in de zeer hooge
onderwijskosten der gemeente in vertiouding
van hare geringe draagkracht, ook hierin, en
ik maak er met erkentelijkheid gewag van, is
ver'ieiering gekomen. Bij Kon. Besluit van
6 Sept. 1899, no. 20, werd over dat jaar het
subsidie gebracht op f8000.?. Of de gemeente
met haar 13 scholen hiermede nu voldoeude
gebaat is, waar de uitkeeringswet haar weinig
hulp heeft geboden, word. nog betwijfeld, al
kau ik daarover momentelijk moeiehjk een be
toog leveren, wijl tot mijn leedwezen het hier
gevolgde fi.iantiëel beleid al laat ik't gaarne
in zijne waarde niet mijne instemming
heeft. Maar nog op andere en veel krachtiger
wijze wil de Kegeering deze arme en afge
legen streek te gemoat komen. Ik begroet
hier met vreugde het thans bij de 2s Kamer
der Staten-Generaal ingediende wetsontwerp
tot het verleenen van euii renteloos voorschot
uit 's Rijks Schatkist ten bedrage van -?.-, der kos
ten tot een minimum bedrag van ? l.UOO.LOO
voor d^n aanleg van de Stoooitramw^gen
Wijnjeterp?OosterwoMe?Sinil.ie?Assen ;
usterwolde?Sceenwijk; en hmitde?Meppel,
Dat zal blijken gewis een af joend middel te
zijn om den Zuid Ojsthoek van Friesland en
westelijk Drenthe op te beuren. H>>cv<.el we
hier by elders ten achteren zijn en h:>e noodig
we beter communicatie-middelen behoeven,
blijke wel hierin' , dat Oosterwolde, de
huofiplaats van Ooststellingweif, 5 uur gaans ver
wijderd ligt van 't naaste spoorwegstation As
sen of Wolvega en 4 uur van 't naakte
tramwegstation Gorrejiji. En behalve een trek
schuit en een omuibusdienst drie maal per
week op Gorretlijk, hebben we hier g^tn ander
algemeen vervoermiddel. Al heefc dan oak de
Minister als een gevolg van de geringe draag
kracht der betrokken plattelandsgemeenten
een iiooger renteloos voorschot moeten voor
stellen, dan meestal gebruikelijk is, ik twij
fel er niet aan, ot alle Kamerleden zullen het
beseffen en het er over eens zijn, dat hier
inderdaad krachtige Rijkshulp noodig en nut
tig is. Ha i ik onrecht, M. de R.! toen
ik hierboven met erkentelijkheid getuigde:
het daghet in den oosten". Ea toch, toch
Voorthuizen geen blur/der gemaakt; een
blunder van theoretischen aard, zooals je
bijeen practicus door de vingers moet zien, en
ik zelf er desnoods ook wel een enkele voor
mijn rekening kan hebhen. En ot ze nu
mijn bouwtoezicht aftakelen, Blooker
wippen en Meinesz 't leven zuur maken,
dat zal ik me niet zóó aantrekken, maar
nu ze mijn insptcteur, om zoo'n akelig
vergissinkje niet langer willen erkennen als
den aangewezen hoofdleider van het bouw
toezicht., in een stad als Amsterdam, ge
voe! ik, dat er van die afschuwelijke per
soonlijkheden in het spel zijn, die ik, juist
omdat ik zelf de onpersoonhjkheid in per
soon ben, te keer moet gaan op de meest
onpersoonlijke wijs.
Hij wond zich meer en meer op, en ik
trachtte hem neer te zetten, doch slaafde
daarin niet. Gelukkig liep het tegen beurs
tijd en had ik, zoo ik meende, een geschikte
reden, om dit gesprek af te breken, maar
Treub was nog volstrekt niet uitgepraat; hij
stond er op mij naar den Dam te geleiden, ui
op dien gang verzekerde ik hem, dat als het
van mij afhing v. Voorthuuen geen haar
zou worden gekrenkt. Ja antwoordde Treub,
u, met uw nobele aspiraties, zou zooveel
goed kunnen doen, als u u wat meer met
de gemeentezaken bemoeien wilde, nu mijn
stem op het Prinsenhof niet meer gehoord
wordt, moest de uwe daar niet ontbreken.
Want, mijnheer Brom neger, wat nu in den
Raad voorvalt is nog maar een begin, u
zal zien het is de opening van een
reactietijdperk, sinds mijn heengaan is de Riad
zoo verminderd van gehalte... Wij waren
tot voor de Beurs genaderd, doch Treub stak
zijn arm door den mijne, en vroeg, zoo vrien
delijk als hij dat maar kon, gaat u nu eens
even met mij mee. [k keek op mijn horloge en
zei: neen, dat zou me een kwartje kosten, en
een beurskwartje, mijnheer Treub, is zelfs
voor een millionair nog meer dan een lapje
van duizend; maar hij drong zoo hartelijk
er op aan, dat ik eindelijk toegaf.... en
daar voerde Treub mij het aardige houten
gebouwtje, dat zoo glunder tegen de Koren
beurs lacht, voorbij, tot aan de schutting
van de nieuwe Beurs; eerst links en,
na me vandaar een kijkje gegeven te heb
ben rechts, zoodat ik drie zijden van 't
gebouw had kunnen zien, waarop hij mij
aankeek, als wilde hij mij van 't gelaat
lezen hoe ik dat gewrocht voiid. Daar
ik niet aanstonds antwoordde, zei hij:
natuurlijk, zoolang een gebouw niet, af is,
zou 't voorbarig zijn er een oordeel over
uit te spreken, maar dit durf ik nu toch wel
verklaren : in n opzicht en in 't voornaamste
opzicht ben ik met mijn bouwmeester
geslaagd; als deze tempel van Mercurius
voltooid is. zal de heele wereld moeten
erkennen, Treub gaf aan Amsterdam een
soliede Beurs, soliede gelijk hier de Handel
is ... een Beurs, geen gevangenis, geen
entrepot, geen kazerne neen, een Beurs
niet een toren, met een fabrieks-of handels
merk op de sluitsteenen en met een
driedubbele rij van ramen, zooals je die
alleen kunt vinden aan een... Bc.urs. Maar
ga nu eens verder, en wandel dit spik
splinternieuwe straatje in, hier van't
BiblehiV.el tot aan het Politie-bureau; let eens
op wat een beteekenisvolle, rustige, stille,
haast doodsche verkeersweg. Dat is nu
?mijn schepping. Daar heb ik Amsterdam
nifcébegiftigd. Geloot me. dezen doorgang
beschouw ik, ongedoopt als hij nog is, als
mijn monument. Wie heeft het aangedurfd
zoo iets te voorschijn te roepen in 't hartje
van een zich verjongende wereldstad? Maar
ik wil eerlijk zijn ea mijzelf niet te veel
op het stoeltje zetten. Daar was een
aaumogen we niet voldaan terneer gasn zitten.
W\j moeten blijven werken en strijden voor
verbeteringen. Daar is nog zooveel in uitge
putte s reken als hie.r, dat de aandacht vaaagt.
Ik denk hier aau de woningkwestie, en her
haal, wat ik vroeger ia dit blad schreef:
Men moet een» komen zien hoe velen wonen
en welke slaapplaatsen ze hebben." Dikwijls
niet eens beschut tegen ha den wind en regen.
Er zijn zoogenaamde hutten of keten, di<i
weinig meejr zajn dan holen. Zulke
verbl^fplaatsen om het woord woning" niet te
gebruiken dienden van overheidswege onbe
woonbaar te worden verklaard. Maar eene
dergelrjke bepaling bestaat hier niet; trouwens
d.t middel is in eene plattelandsgemeente als
deze nog dikwijls erger dan de kwaal, want
met Onbewoonbaarverklaring is nog geen beter
onderdak verkregen, vooral niet als de gemeente
zelf arm is en dus moeilijk bijspringen kan Nu
is het denkbeeld geopperd, om te Appelscha
althans de minste dier woningen, te verbeteren
en bewoonbaar te m»ken. Reeds dadelijk is er
alle uitzicht, dat het ook tot eene uitvoering
zal kunnen komen, dank zij de voor dit doel
verleenden krachtigen en zeer gewaardeerden
steun van H. M. de Koningin en de toegezegde
medewerking van ingezetenen. Maar laat mij
het maar zeggen, er komt, volgens de gemaakte
berekening, nog ongeveer ? 125 tekort. Hoe
dit bedrag te vinden 't lic weet niet beter te
duen M. o.e R. l dan er hier de aandacht op
te vestigen. O, ik weet we), daar zijn nog de
dappere boeren, de werkelooze diamantbewer
kers en wat niet al, maar, naast hetgeen hier
voor gedaan wordt en gedaan moet worden.
is er allicht nog deze of gene, die ook ons in
ons streven met een penningske te hulp wil
komen. Hier is gelukkig voorloopig met weinig
te helpjn. Die dasrtoe na lezing mijner
mededeeling roeping mocht gevoelen, gelieve zijne
of hare byrtrage te zenden aan den heer K. K.
Jo:'g*m», opzichter te Appelscha, die zich met
de uitvoering van het besproken plan, welwil
lend heeft belast. Hij zal aan de redactie van
dit blad gaarne verantwoording willen doen
van de ontvangen bydrag'n en te^eas tijdig;
kennis geven, wanneer wij financieel zijn ge
holpen.
Laat mij ten slotte, geachte Redactie ! u nog:
hartelijk dank zeggen voor de ruimte, die gij
mij andermaal in u» blad wel hebt willen
afstaan. Bij voortduring de belangen van dit deel
van Friesland, dat, naar het zich l*at aanzien,
eerlang een betere toekomst zal tegeuiostgaan,
beleefd aanbevelende, teeken ik,
Hoogachtend,
uw Ed. dw. dienaar,
BRINKHUIS.
lllllmltllllllllllMHHIIIIIIHIIIHIflimlII
leiding, een vingerwijzing. Ook dit hobbelig
pad is evenals de Beurs zelve symbolisch ;
het plan daartoe sproot voort uit dezelfde
gedachte; het is n met dat gebouw; je
zoudt het niet kunnen missen, wanneer je
den Handel wil geven wat hem toekomt,
hem i 11 beeld brengen gelijk hij is.
Hier Treujb wees op den achter
muur rijst de Beurs in haar onloochenbaar
karakter van soliediteit. Het stabiele, het
onwrikbare van dien schier eindeloozen
steenklomp getuigt van den aard van uw
wezen als handelsman, van u Mrinheer
Brommeijer, van de Bocht, zoo ge wilr, van
Mercurius zelf. Daar links ziet ge in het
Damrak den breeden heirweg, waarlangs
de handel streeft, zooals hij zich doet ken
nen in zijn verschijning: vol leven, bewe
ging, gedruisch, luchtig zich reppend met
de vleugeltjes aan den voet, in 't volle licht,.
belust op buit. Maar hiermee is zijn beeld
slechts ten deele getcekend. Hij heeft ook
een stille, een gedrukte, en meer sombere
zij. Hij kent zijn moeilijke oogenblikken,
zijn beproevingen, zijn dagen van over
peinzing, zijn uren van boete en berouw..
de handel heeft ook behoefte aan een
plekje, waar hij zich kan terugtrekken al»
hij vleugellam is geslagen, een kamerke,
waar niemand hem zoeken zou ...
Ja wel, zeide ik, je hebt gelijk; naast
een beurs past een bankroetiersstraatje ?
met een politiebureau aan 't eind. Vat u
nu de symboliek van mij en den bouw
meester? glimlachte Treub. Ik kon nog
juist mijn beurskwartje uitwinnen en holde
zonder bshoorlijk afecheid te hebben ge
nomen voort, maar hoe gehaast ook, moest
ik toch ijog even bij me zelf erkennen :
laten ze van dien beursbouw daar, zeggen
wat ze willen, maar het plan zit weerga's
goed in mekaar. Ook in deze praktijk is
Treub een reus.
't Doet me nu maar genoegen, dat hij
met zijn Baurs zoo'n succes heeft, want
met die van Voorthuyzen's geschiedenis
schijnt hij zich toch wel iets te hebben
vergaloppeerd Hooggeëerde Heer, schrtef
hij mij, na afloop van de raadszitting, ik
wou voor een lief ding, dat ik mijn hand
maar,niet in dat wespennest had gestoken.
Van alle kanten, zoeken ze me nu. Van
Yoorthuyzen zelf zegt, hadt jij maar gezwe
gen, nu praat de heele wereld over rnijn
fout. Meinesz schreef me: »nooit zoude de
zaak zulk een ernstig karakter verkregen
hebben, haddet gij de raadsleden niet ver
bitterd, want mr. Heineken's motie werd
nu aangenompn, blootelijk gewijzigd naar
den vorm. Uwe cliënt werd geenszins
«gerehabiliteerd'' en wat moet ik nu
aiitwoarden op de vraag van mr. Heineken,
of ik den laster nitt zal stuiten, die uit
gaat van mijn bureaux ?" Dat heeft men
er van als men om zijn lieveling blank
te wasschen, zijn buurman zwart maakt,
zei Kruseman, en een ander weer, wanneer
Meinesz ons nu in den steek laat, is dat
mee jou schuld. Ach, Mijnheer
Brommfciier, wees in onze dagen eens een ridder,
en heb een al te edelmoedig hart... !
Ik gevoel al het onaangename vari de
positie voor Treub, maar wat duivel,
wat deed hij als practicus zich ook zoo
bloot te geven. De ridderlijkheid en de
edelmoedigheid behooren immers heelemaa!
niet tot de praktij/,'.
Nu, dat zijn Beurs hem trooste!