De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 8 april pagina 8

8 april 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AM S T E R D A M M E R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. Gelouterd, door GOTDO FILIUS, met illustratiën van WILLBM STEELUSK. Amster dam. Boekhandel voorheen Höveker en Wormaer. Dit boek is in de eerste plaats geschreven en uitgegeven voor de leden der Vereeniging ter bevordering van Christelijke lectuur. Voor hen kost het maar ? 1.40 of gebonden ? 1.75, terwijl hun die geen lid van de vereeniging zijn f 1.75 voor een ingenaaid en f 2 25 voor een gebonden exemplaar wordt in rekening gebracht. Of het in de Christelijke" kringen algemeen bijval zal vinden is nog niet volkomen zeker, want de geloovigen z\jn lichtgeraakt en Guido Filius is niet blind voor de gebreken van de menschen die hij den scheldnaam terecht als «eretitel aanvaardende de lijnen noemt. HU schreei met de bedoeling om de bekrom penheid, den geestelijken hoogmoed ook wel de min of meer bewuste huichelarij van sommige .orthodoxe lui'' te bestraffen en om de Chris telijke" kringen, die naar zijn oordeel in de laatste jareii gelouterd" zijn, nader tot elkander te brengen, misschien wel tot n kerkverband. Er liggen op dit gebied voetangels en klemmen. En wat zullen zij zeggen, die door Guido Filius niet tot de Christenen gerekend worden, de beschaafde ongeloovigen", die genoeg belangstellen in Christelijke lectuur om zijn boek te koopen en te lezen? Ik vrees, dat zij min ot meer teleurgesteld zullen zijn. Die ongeloovigen" zijn ook menschen. Onder hen zjjn er, teeder van hart, vol mededoogen voor zwakken en verdrukten. Ofschoon zij vreemdelingen zijn in ChristeUtke kringen," bidden zij pp hun manier. Zeker heel gebrekkig, maar zij doen het toch. Zij kunnen de tale Kanaans niet spreken, en, als zjj 't konden, zouden zij het toch niet doen, omdat 't nu eenmaal hunne taal niet is, maar zij verstaan wel een Christen, als hij in deze taal .getuigt" van wat h\j werkelijk geroeid heeft: van zijn rouw en berouw, van zyn vrees en zijn hoop. Die vreemde taal en zonderlinge vormen hebben dan zelfs een eigenaardige be koring voor ongeloovigen, die begrijpen wat er achter zit. Zoo hebben zij bijv. met groot genot, de Christenen" zouden zeggen: met grooten zegen, gelezen Jan Maclaren's Harten yan goud"; hun eigen hart ging erbij open. Gelouterd" heett hun dit genot niet ge geven, en zal 't ook niemand verschaffen zel's niet in de kringen, waarvoor het in de eerste plaats geschreven is Daarvoor is te weinig humor in het boek en ook komt te zelden wat de menschen zeggen, regelrecht uit hun hart. Een van de vrome vrouwtjes, juffr. Groot, voor wie de schrijver volle sympathie vraagt, moet naïef verbeelden, als zij de aandacht van 2 volwassea jongens in haar dierbare toespraak herhaaldelijk op het jonge meitje vestigt, dat bij haar een visite maakt, maar ondanks deze naïveteiten blijft de toespraak een preekje, dat Guido Filius gemaakt heeft om de lezers aan 't verstand te brengen, dat zij aan de Afge scheiden gemeente niet genoeg hebben, maar verlangend moeten smeeken om de oprichting van de heele kerk des Heeren. Dirk, de hoofdpersoon uit het verhaal, voelt zich aanvankelijk niet best t'huis in het vrome gezelschap, dat in zijn ouderlijke woning bijeen komt. Als de lieden, vertrokken zijn, zegt zijn moeder, ofschoon ze door de vrome gesprekken meer verbijsterd dan gesticht is: Och, of gij ook nog eens mocht kunnen zeggen: uw volk is mijn volk en uw God is mijn (jod! wairop de jongen antwoordt: dat zou ik dan 't liefst tot u zeggen, moeier, zooals Kuth tot Naöini. Dat was ten minste gevat en hartelijk. Als hij bekeerd is, wordt hij minder ongekunsteld. Reeds zyn overgang, de genadige leiding zijner ziele uit de duisternis tot het licht is, mij dunkt ook voor een bekeerde, onbegrijpelijk. Of wat zegt gy van zijn zielesiryd, zooals die geteekend wordt op pag. 128? Hij stond niet meer altijd. Hij lag soms onder, hy was vaak schuldig. En dan veroordeelde hrj zich zelven. En dan ontzegde hij zich zelven het recht om te bidden, oin Gods woord te lezen, of ter kerk te gaan. Dan joeg hij zich zelven voort. Dan werkte al de macht van zijn wil aan zijn eigen vernietiging. Van de Afgescheidene liep hy naar de Hervormde Kerk; van de Hervormde naar de Kemonstranttche; eenmaal naar den schouwburg; en eindelijk nergens meer heen." Was de arme jongen niet diep genoeg ge zonken, toen hij naar de Kemonstrantsche Kerk was afgedwaald? Moest hrj ook nog, al was het dan maar eenmaal, naar de comedie, om eindelijk ... o diepte van ellendigheid! nergens meer heen te gaan? Ja, Guido Filius, zeg vrij: wat bleef erover van Dirk! Niet veel! en nu mag de schrijver vertellen, dat zijn held door de duisternis heen tot bet licht'kwam, men leert niet kennen een levend mensch, meu leest alleen dd beschrijving van een bekeeringsweg in de geijkte termen. Ja, ook des jongelings verliefdheid moet dogmatisch worden gerechtvaardigd door de rnededeeling, dat hy in Hanna niet slechts het kit,d Gods, inaar ook de mensch Gods, ook de maagd, ook het ondanks den zondeval nog bekoorlijke schepsel Gods mocht en moest beminnen. Van Dirk blijk niets over dan een pop, dien Guido Filius heeft gestoken .in het kleed van zijn volk." De moeder en Hanna. zoo Btaat er op pag. 162, genoten samen Dirk; 't zij zoo, maar het zal mij mtevallen, als de Uzers rnee Dirk genieten. Wat klinkt dat kannibaalsch ! Hiermee zij niet gezegd, dat in het boek niets te prijken is. De verschrikkingen van de cholera epidemie in 1866 te Utrecht, de dood van vrouw (iilter de huisjesmelkster, die in het cholera huis om een droppel water smacht, het tyrannieke op treden vaa baron van Koppel ais lid eener gezondheidscommissie, zijn zeer verdienstelijk beschreven. Maar aan den indruk, dien het boek maakt, schaadt, dat het niet n geheel is. Het bestaat uit twee stukken, die maar met een dunnen draad aan elkaar verbonden zijn. De verbin ding van deze twee stukken doet denken aan het bekend geval van den dominé, die het eerste deel van zijn preek af had en ook wei wist wat hij in het tweede zou zetten, maar den overgang" van het eene tot het andere riet vinden kon. Een collega bezocht hem gelukkig en hielp hein uit den nood, door een voudig aan het geschrevene toe te voegen : en zoo komen wij als van zelf tot het tweede deel onzer rede. Een dergelijk hulpmiddel gebruikt onze auteur op pag. 184 om zijn lezers te verplaatsan in een heel anderen kring waarin ten slotte Dirk opduikt. Ook in dit tweede deel mist men de vaste hand van den kunstenaar, die in beeld weet te brengen wat hij zag. Een aantal woorden worden gebruikt om den lezer een blik te doen slaan In het hart van l'-uiline van Duerstede, maar men krögt geen helder inzicht, als de beschrijving van haar zieleleven wordt samen gevat in deze regels (pag. 218): Er streel iets in haar en om haar en met baar en tegen haar. Zij was er het voorwerp van. Zij werd er het onderwerp niet in. Zij leed. Ja, dragen zelfs kon zy niet, omdat zij niet wist. Zij leed het leven, het geestelijk leven, dat hooger Geest, Gods Heilige Geest in het verborgen van haar ziele werkte, maar dat in haar geest nog niet haar bezitting werd; dat het getuigenis van haar Geeat miste; dat slechts worstelde met en in en tegen haar." Zulke zinnen zijn wel te verstaan, maar zij teekenen niet. Ik sprak zoo lang over dit boek, omdat ik hoop dat de schrijver 't nog eens zal beproeven ons te verplaatsen in zijn kring. Evenals dorpsnpvellen menigeen niet slechts een provinciaal dialect, maar het hart van de buitenhii hebben doen verstaan, zoo moeten goede verhalen ook den weigezinden ongeloovigen niet alleen de tale Kanaans, maar ook het hart dar fijnen" leeren kennen, onder wie zoo velen achting en liefde verdienen. Dit is een schoone taak waarin dunkt my Guido Filiui tot no£ toe is te kort geschoten. Het boek wordt vertier! door de illustraties, vooral door de kleine prentjes boven de hoofd stukken. Z. v. H. Joseph in Dothan. De katholieke vereeniging «Leo XIII1' hoopt 22 April a.s., in Maison Stroucken, uit te voeren: Joseph in Dothan, van Joost v. d. Vondel. Introducties ad ? l.?en ? 0.50 kun nen worden aangevraagd by den secretaris, J. A. W. Sorel, Reinwardtstraat 88. Vereenigingen, de kunst dienende of leer lingen van inrichtingen van onderwijs (mits by eenig aantal) kunnen tegen den halven prijs kaarten verkrijgen. De aanvrage dient echter ty'dig te geschieden by den secretaris. NIEUWE UITGAVEN. De Leerplichtiuet en de daarbij bchnorende Verordeningen met aanteekeningen, voornamelijk ontleend aan de schriftelijke en mondelinge gedachtenwisseling tusschen Regeering en Staten-Ganeraal, met alphabetisch register, door mr. S. J. BLALTOJ? TEN CATE en P. LABAS, zal verscbynen te Groningen bij J. B. Wolters. De schetsen van den heer B. Canter over bedelaars en bedelary zullen weldra als boek verschynen <m tegen geringen prys voor de lezers van De Telegraaf als premie verkrijg baar worden gesteld. Naar wij vernemen heeft de heer Canter zich niet alleen verge noegd met het enkele reporterswerk, maar doet hij tevens eenige middelen aan de hand, die in het droeve bestaan van onze bedelaars j verbetering zullen kunnen brengen. Doel en werken der bouwonderneming »Jordaan'\ Eene bijdrage op het gebied van het woningvraagstuk. Fotografisch j'iarboek en almanak voor het jaar l'JOO, Apeldoorn, Laurens Hausma, foto grafische bibliotheek, No. 8. Theoretisch en practiseh Handboek der pro- , jectie, door J. J. M. M. VAN DEN BERG. Apal- j doorn. Laurens Hansma. j LUJ; geïll. tijdschrift voor fotografie, XIc ; jnarg. afl. 7. Amsterdam, Boek-, Kunst- en , Handelsdrukkerij v h Gebr. Binger. Handboek voor Bloeiiituinen en Jiuitenplaatsent naar Witte's handboek voor den bloementuin, bewerkt door Emcus, met 150 illustraties. Zwolle, W. E. J. Tjeenk Willink. \ Geïllustreerde SJwol Flora roor Nede-'land, \ door II. HKTKEI.S Groningen, l'. Noordbuff. l Dd Spreektuah'eredelingnbond. Kluchtspel in n bedrijf, door C. P. BKASDT VAX DOURNE. Amsterdam, H. J. W. Beent. | Europa, ati. 4, 6'3s jaargang. Dordrecht, Blussé& Co. Catalogus der Boekerij van het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem. Ned. Maatsch. ter bevordering van Nijverheid. Geïllustreerd Weekblad voor ft>toi)r«iie, Ta jaarg. No. 13. Apeldoorn, Laurens ilansma. De Crisis in Z'iid-Afrika door dr A. Ken-En uit de lltcite dm Dnix Monde*, vertaald door C. K. ELOL'Ï, Ie druk, Amsterdam, Boekh. v,h Hoveker & Wormser. Satan itber llnyland von ALKXAXJIEJ: LicirTE'NBERG. Leipzig, Verlag von Otto Weber. Inhoud van Tijdschriften. Wetenschappelijke Vladen, April. Oorzaken j van oorlogen; De wetenschappelijke geest; l Letterkunde zonder letterschrift; Koning Milan; j De hedendaagsche scheikunde; Het oudste Egypte; Theologische Engelsche romans. Eigen Haard, No. 11. Maartje Bot, door Geertruida Carelsen, 11. liet ontzaglijke. (Bij de plaat). Een kritiek oogenblik, naar eene schilderij van Léon Mayet. Waarmede onze vaderen maaltijd hielden en hoe, door Jeru de Vries. (Slot). De Zuster-Republie ken in Zuid-Afrika, door J. A. Wormser, met portret van Generaal Joubert en afbeeldin gen. Uit de Vogelenwereld, door G. S. de C., j. De Siboga-expeditie, met afbeeldingen naar schetsteekeningen van den Luit. ter Zee C. E, Horens van Heyningen. Verscheiden heid. Feuilleton. iiiminiiniiiiimiiniiiiimiMiiiiiM De tetabeilig naar Itet DuitscJi, van JUZEV W IL L o .M r T/ EU. Oiöenhaas kalfscotelet varkenskarbonade iamsbout piepkuiketi gebraden eendvogel. De nerveuse lange kellner in 'de kale frak staat wiebelend voor den besluiteloost gast, die met een donker gezicht de tpijskaart be studeert. Kalfscotelet kan ik u aanraden! zegt de keiler. Dolii'lmarm's gezi::ht wordt nog donkerder. Onthoud t-ens en voor goed. dat ik niets van je kaificotelet hebbon moet, antwoordt hij. Nooit, D(> kellner zwijgt. Een poos daarna vraagt Dobelmanr.. van de kaart opziende : Hoe is de varkenskarbonade V 1,'iizonder aan te bevelen! verzekert de kellner, terwijl hu vol bevalligheid met het smoezelige servet zwaait. Natuurlijk, dat zeg je altyM, mompelt Dobelmann en verdiept zich, zonder op het stijgend ongeduld van den kellner te letten, opnieuw in de lectuur der kaart. Breng mij een halve eendvogel, malseh! beveelt de kieskeurige gast eindelijk. Pardon, eendvogel is er niet meer, doktor wil u me even permitteeren ? Met die woorden neemt de kellner hem de kaart uit de hand en schrapt" met een pot lood den eendvogel. Dobelmann slaat met de vuist op het tafeltje en maakt aanstalten om in een lange, verheven redevoering zijn gevoel te luchten. Aannemen" klinkt het op dit oogenbliii van een naburig tafel je. Met ee.i haastig: Pardon, kom direct weerom!" ontsnapt de kellner aan Dobelmann's kwaad humeur. Deze neemt de kaart weer op en staart er naar, in gepeins verloren. Ja, op dit moment kon hij als alle Zondagen in het gezellig eetzaattje bij Winkler zitten, naast diens be minnelijke vrouw' Bij de vleescbpotten van Egypte kon hij zitten, terwijl hij nu in de woestijn versmacht. Ach, Angelina! De droefgeestige droomer onder den kastanje boom, in den tuin der restauratie schrikt eens klaps op. Een zwaarlijvig heer staat voor hem, ziet hem toornig aan en zegt: Mannelijk is het niet, mijn waarde! Alles behalve mannelijk! Als je iets tegen ons hebt, moeot je er ruiterlijk voor uitkomen l Dat mag men van een oud vriend verlangen. Maar eensklaps alle betrekk n-?en af breken zonder eenige verklaring zich achter kinderachtige uitvluchten verschuilen gebrek aan tijd voorwenden dat is laf. Ik voor mij, zou je eenvoudig laten loopen. Maar mijn vrouw beweert in haar onverstoorbaar optimisme, dat je een fatsoenly ke, nette kerel bent, en dat er een of ander misverstand moet heersenen en kort en goed, ze staat er op, dat je van mid dag bij ons eet. Ik zoek je al den geheelea morgen, en als je niet dadelijk zonder tegen spreken meegaat, dan kan je voor mijn part naar... Ik ben diep getroffen door mevrouw Angelika's vriendelijkheid, en je kunt overtuigd zijn, dat het mij heel wat kost, neen te zeggen. Op dit oogenbl k stuift de lange kellner op de spijskaart toe, die Dobelmann in de hand houdt en rchrapt het piepkuiken, om terstond, als door furiën voortgezweept, weer weg te rennen. Ah! zeg je neen? vraagt Winkler verbaasd, zich met moeite inhoudend. En mag men weten, waarom ja neen zegt V Dat is niet in twee woorden gezegd. Het is een heele geschiedenis. Wees zoo goed en ga zitten, dan zal ik je die historie ver tellen. Piccolo, breng meneer een glas Pilsener. Een klcintja! voegt Winkler er met een blik op zijn horloge bij. En Dobelroann begon te vertellen: van zijn ouderlijk huis, van zijn kinderjaren, van een ouden professor, die in het huis tegenover hem woonde en van wien men zeide, dat hij de geheele wereldgeschiedenis in zijn hoofd had, hetgeen den kleinen jongen geweldig imponeerde. Zeg ! dat wordt langdradig, viel Winkler hem in de rede. Ik kan me onmogelijk voor stellen, dat dit iets met de zaak te maken heeft. Het hoort er bij, geloof me, maar ik zal het zoo kort mogelijk maken Die oude pro fessor rian was een aller^oedigst mensch en heel dikwijls liep hij onzen voortuin in, om even een praaije met mijn moeder te maken. Eens liaalde hij bij zulk een gelegenheid een doosje uit zijn zak en zei tegen mij: Klais, daar zit je bescbermheiligff in, 'k hoop dat je hem in eere zult hou len. En werkelijk, op een blaadje zi'verpapicr in het doosje lag te.tpoppetje, b nt füeolaas, heelemaal van caoeolaad. lütie het nog duidelijk voor mij, zijn myter eti zyn bisschopstaf waren van bo/en verguld. Ik was dolblij met het aardige Sint Niklaasje en werd niet moede hem telkens weer uit zijn doosje te halen tn te bewonderen. Maar dat hij van chocolaad was, dat werd zijn verdurf. Kerst likte ik er maar evemjes aan, maar den vol genden morgen kon ik de verzoeking niet langer weerstaan en knabbelde een hoekje van den grond weg. Het smaak'e heerlijk en daar ik bij mijzelven spitsvondig redeneerde, dat Sint Niklaas eerst hooger bagon, meende ik ook de rest van den grond zonder g«vaar te kunnen afknabbelen. Eerst toen dit gebeurd uvas, besefte ik te laat, dat de heilige geen voeten meer had. Weer kwam de kellner aangerend, greep naar de kaart, schrapte ossenhaas en ijlde verder. Ue schade, ging de verteller voort, was natuurlijk niet te herstellen, en ei.lia ! het einde was, dat van het Sint-ÏS'iklausje niets anders overbleef, dan het vergulde haakje van zijn staf. Toen, ja, kwelde niij liet geweten. Ik kwam mij zelveu voor als Khï.'i, nadat liij zijn broeder ceeit vermo.ird, of ais Ju'las, den verrader. Het was mij ellendig te moede en toen 's ruid>)ags de prolessor in den tuin kwaui, wilde ik wegloopen. Maar hij, met zijn lange beenen, had me al heel gauw ingehaalil, doorbotend keek hij mij aan un vroeg: Waar heb je je besciieriutieLlsj^e V" Ik zwteg. Je hebt em opgegeten !" riep de professor. Daar stond ik, rood van schaamte, met neergtslagen ougen en knikte ja. Hij nam mij hij de hand en zei: Slim, ilim. Nu, schrei maar niet Klaas, ge lukkig heb ik er nog een, dien wil ikjoguvun, maar je moet me beloven je hand t r op dat je hem niet zult opeten '. D*t btloof.ie ik hem dan ook van harte en m diepe boetvaardigheid en toen gat hij mij iets ingcpakts : het wiis een pracht.g Sini-Nicolaasbecldje van porcelein. Nu, en verder 'i Niets verder. Dat is de geschiedenis, die ik je vertellen wilde. Je wilt zeker wel gelooven, dat ik, getrouw aan mijn belolte, den tweeden int-Nicolaas niet heb opgegeten. Even zeker kun je mij op mijn woord gelooven, dat ik jelui huw niet zou vennijden, ais Angelika als je vrouw van porcelein was. B-.gryp me niet verkeerd, zij zeil vermoedt hoegei.aamd niets, maar voor mij vuur mij is zy niet van parseiein. Ergo je vat V" Wn.kler deed wei, akot hij er niets van begreep, maar drukte zijn vriend tot ai.icheid b:jzonder haitclijk de hand. Toen Nic.ulaiis uobelmann weder alleen was, kwam de L>:lëe kellner, wierp ZK-.'I op de spy'skaart, schrapte lamsbout en zei: Permitteer, dokler? kallscoteiet is nog't eenigste. LLERLEI Ter Gedachtenis aan P. J. Joubert. Eene commissie, be&taatide uit de heeren: jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland, te 's Gravenhage; J. Drost, te Rotterdam; prof mr. S. J. Fockema Andreae, te Leiden; O. Knmerlinph Onnes, te Amsterdam; prof dr. H. K-irn, te LMden; D. Laan, te Wormerveer; G. Mes dag Jaczn., te Groningen; G. A. A Middelberg, te Baarn ; G. L. W. Peters, te Uotterdam ; A. S. van Riesema, te Rotterdam; J. II Rovers, te Amsterdam; D. H. Schmüll, te Amsterdam ; mr. II. Verkouteren, te Amsterdam; J. S. Vermaes, te Leeuwarden; mr. G. Vissering, te Amsterdam; J. A. Wormser, te Amsterdam; jhr. mr. W. C. A. Alberda van Ekenstein, te Groningen, wenscht gelden te verzamelen, ten einde aan mevr. Joubert het eenig bestaande geschilderd portret van haren be reurden echt genoot aan te bieden, onder voorwaarde, dat het later een eereplaats kry'ge in een openbaar gebouw. Algemeen bekend is, dat dit portret, van de hand onzer begaafde landgenoote Mej. Therèse Schwartze, ook als kunstwerk ons vadeiland waardig zal vertegenwoordigen. Zij vertrouwen door ruime bijdragen in staat te worden gesteld om het de beste bestemming te doen bereiken, die er huns inziens aan kan worden gegeven. Met het ontvangen en te gelegener tijl ver antwoorden der bijdragen belasten zy zich, met name de penningmeester der coinmissie, mr. G. Vissering, aan zijn adres Keizers gracht 160, Amsterdam. Mancini bij Bismarck. In de Auova Antologia worden doorGrazia Pierantoni-Mancini, de beroemde dochter van den beroemden Italiaanschen staatsman, eenige brieven medegedeeld, in 1867 door haren vader geschreven. In een dezer brieven wordt een aardig tooneeltje beschreven, dat in Bismarck's dienstwoning plaats had, toen Mancini hem daar een afscheidsbezoek bracht. Er werd juist muziek gemaakt; de heer von Keudell, de bekende diplomaat, zat aan de piai.o. j Mancini ging met zwijgenden groet zitten en , luisterde naar Von Keudell's meesterlijk ppel. ' Toen het stuk geëindigd was, kwam Bismarck op zijn bezoeker toe en schudde hem hartelyk de hand. »Ja" zeide hij »de liefde voor ' de muziek, die men bij ons te lande in alle rangen en standen vindt, is een hoofdsieraad van Duitschland. En het is hier geen plato nische liefje, zooals bij u in Italië; de muziek wordt hier ernstig bestudeerd, en velen, zooals bij voorbeeld hier Keudell, zijn echte kunstenaars, al hebben zij een gansch ander beroep. Het stuk, dat ge zoo even hebt gehoord, is een nog onbekend werk van den grooten Rossir.i, een nocturne, waarvan hij het oor spronkelijke handschrift te l'arijs aan Keudell heeft ten geschenke gegeven. Behalve Keudell , heeft in heel Europa nog niemand die nocturne gespeeld". _ _ i Glimlachend antwoordde Mancini: »Uwe Excellentie doet onze Italiaansche staatslieden onrecht. Ik ben een der jongsten e:i minst ; beteekenenden van hen, maar velen van mijn nmbtgenooten zijn uitstekende muiiekkenyieis. En wat de nocturne betreft, ik betwijfel of zij nog onbekend is; mij ten minste is zij wél bekend". . : Verwonderd stond Von Keudell van de piano op; Mancini nam dadelijk zijn plaats in en , speelde, tot aller verbazing, het moeielijke muziekstuk zonder zich een oogenblik te ver gissen, ofschoon hij het zoo even voor de : eerste maal in zijn leven had gehoord! En ; toen de Italiaansche diplomaat eenigen tijd later te Florence was teruggekomen, speelde_ bet inderdaad nog niet uitgegeven stuk op nieuw uit het hoofd, zoodat de jonge moeatro Rendano het naar zijn dictee kon opschrijven. 's Lands \Yeci'baai-hcid. La force d'iine arnu'-n t.stdai. s ton intérieur Is on pis daus sou ix cnuur. Tengevolge dezen wederreehlelijken, dus ook bijzonder treurigen oorlog, waarbij de Boeren zoo bexvouderiiigswaaniig hun haard verdedigen, is bij ons het denkbeeld van volkssuijdvaardig- en weerbaarheid zeer op den voorgroridgetreden, dus ook van volksoei'eningen. natuurlijk in de eerste plaats in het schieten. Wij zijn dan ook voorstanders daarvan, maar wil men zoo mogelijk tot gunstige resultaten komen, dan is de eerste ver eischte invoering van Algemeeüe_ dienst plicht en wel zoo spoedig doenlijk._ En dat met eene inlijving voor tien jaien zonder herhalingsoefening, wat niets geen vruchten afwerpt, maar noodelo'is schatten gelds kost. A'n die tien jarei , overgang in de eerste reserve tot aan het -lOe jaar om dan in de tweede te komen tot aan het Oe. In alle deelen van ons land schietbanen oprichten, met verplichting aan beide reserves om aan de schietoefeningen deel te nemen op strall'e van boete of gevangen zetting bij willekeurige onttrekking, even als nu nog bij de schutterij geschiedt bij het niet deelnemen aan de voorgeschreven oelcningen, zullende voorzeker ook Dineer lust en neiging bestaan tot schietoefeningen dan tol de onbeduidende, niets opleverende excercitiën die de schutterij of en aan doet. Op die manier zal na verloop van tijd, de geheele mannelijke bevolking ge durende een tijd werkelijk soldaat zijn ge weest, dus hebben geleerd wat _ dienen, discipline, zamenwerking enz. zijn, hoe zich in het veld UUT alle. omstandigheden te K-hikken en te redden, de eerste nood zakelijke onderrichten in het schieten vol ledig ge-had, om bij de volks schietoefeningen zich dan meer bepaald in het juist treffen te oefenen, zijnde ook niet nood zakelijk dat eeu ieder tot op 1000 meter en verder een scherpschutter zij, doch wel tot op 300 a 400 een goed schutter. Dan moet men al zeer tevreden zijn. Gedurende den tijd die elke lichting onder de wapens is, zullen de manschappen, na de details excercitiëo, waaraan niet die ouderwetsche uuiformiieit behoort te wolden besteed, moeten worden gi oefend, in de eerste plaats in het schieten, voorts in velddienst, o.a. in het daarsteilen van veldkeukens en koken van de soep door ieder man in zijn eetketel. Alle noodelooze posten moeten vervallen. Aan de jongelingen van 1G jaar tot aan hunne inlijving bij de militie, zootnede aan alle mannen boven de 50 jaren, zal de gelegenheid moeten worden gegeven om ook aan de volks-schietoefeningen deel te nemen, kunnende echter voor hen geen strafbepaling worden gemaakt bij het niet opkomen, moetende dat overgelaten worden aan hun eigen bewustzijn van zucht naar onafhankelijkheid, dus begrip van ook zich nog te aioeten oefenen en blijven oefenen in die eerste vereischte, namelijk het schieten. Zoodoende zullen wij te eeniger tijd, al» ons land bedreigd wordt, zoo noodig tot een levée en masse kunnen overgaan, waarvan een ieder dan een tijdje soldaat is geweest en daarna altijd door aaa schietoefeningen heefc deelgenomen. Door de nieuwe voorgestelde leger organisatie gelooven wij niet aan weer baarheid meer te zullen winnen dan met de bestaande. Alleen zou die het voor deel hebben dat voortaan de opvolgende Ministers, dan niet meer om en om kun nen opbouwen en afbreken. De landweer zal wel een broertje en een zu^je zijn met de schutterij, daar die evenmin aan krijgswetten zal kunnen onderworpen zijn. Wij zijn overtuigd dat met weglating van schutterij, landweeer en al dat gedoetje, wij beter weerbaar zullen zijn met bet vorenstaande door ons omschreven, terwijl dan ook veel kosten worden uitgewonnen ten bate van algemeene dienstplicht en volks-schietoefe.ningen. En zooveel is zeker, zoolang die niet zijn ingevoerd, zullen wij denkbeeldig, maar niet werkelijk weer baar zijn. Onze laatste hoop is ook op de stelling Amsterdam. Maar als het zoo ver gekomen is, heeft de vijand 'V-i van ons land in bezit, kan er dan op kosten van ongelijk leven en uithouden tot. Amsterdam het niet langer kan uithouden. De zoogenaamde groote manoeuvres,. zooalc die jaarlijks plaats vinden, hebben, wat ook door vele andere militairen en oud-militairen wordt beweerd, geen essen tieel nut en kosien ook ongeloof'elijk veel geld. Daarentegen telken jare oefeningen van zuiver defensieve aard houden, o. a, in het gebruik tukken, zoowel individueel als met troepjes, van onze grooteen kleine wateren, dijken en duinen, die in vele streken van ons land overvloedig zijn en zoo meer, terwijl liet tirailleren ook zeer een vereischte is. Wij houden ons te veel op met het aanhoudend veranderen van de uniform, zijnde o. a. in de laatste '2 a .'.S jaren zulks ook wel '2 a 3 maal reeds geschied, zonder dat evenwel het practische en zelfs het sierlijke daarin uitkomen. Ook het houden van inspecties is een onzer stokpaardjes. De kompagriies-, bataillons-, regiments-, divisie-kominandanten, zoomede de inspec teurs zelven houden om en om inspecties, die zich nog wel in hoofdzaak bepalen tot het nagaan of de zindelijkheid op de kleeding en in de kazernes goed betracht wordt, of alles mooi gepoetst is, of in alle onbeduidende zaken uniformiteit heerscht. of de administratie (de quiutessence in ons leger) goed in orde is en netjes aan gehouden wordt met al de omslachtigheid, zittende ook daarin de kracht van onze weerbaar- en strijdvaardigheid. Leest Stokvischorders van Lodewijk Mulder. K. H. KOEST/K, Oiiil-Kni/ttci» der Mariniers. 10 Maart 11)00. Rotterdam, i'T Maart 11)00. Geachte Redactie, Uiv laatste plaat was ongetwijfeld een zeer gelukkige inval, door uw bekwamen teekenaar, tot in Marianne's knooplaarnjes toe, geestig uitgewerkt, liet onderschrift eischt echter een kleir.o verbetering. De derde regel moet wezen: Zeg dan «buurman, 'k ga n:\ar bed; Op mijn gehengsn wilde ik intusschen niet erehee! vt-rtrjuwen. Ik bloeg daarom Mr. J. var. Lennep, Dramatische Werken, dl. I, op en vond, dat ik mij niet bedrogen had M:iar hierbij ontdekte ik nog wat anders. Bij Van henr.ep luidt het vers-jp, dat gezongen werd op de wijie: La hunne acenlure, Ofjué' aldus: Wordt uw buurman aangerand, Vraagt hij om defensie, Staat zijn huis of schuur in brand, Saieekt hij adsistenlie, Zeg dan: vriend! ik ga naar bed! Zie, hoe dat je zelf het redt. Dat's non-interventie, kind.' Dat's non-interventie. Wanneer ik nu bedenk, dat ik 'n kleine 10 jaar geleden die regels altijd hoorde in den vorm, door u aangehaald, met mijn wijziging er in, en ik ze vergelijk met het oorspronkelijke, dat van 't jaar '30 is, dan kan men hieruit opmaken, in hoe betrekkelijk korten jd citaten een zekeren plooi kunnen aannemen. die er in den loop der jaren niet meer uitgaat. Wil deze kleine mededeeling beschouwen als een bewijs van de belangstelling, waarmede uwe geesteskinderen worden nagegaan en mij. met hoogachting gelooven, U ff D w. K o 11. Dr. B. J. GOEDHART.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl