Historisch Archief 1877-1940
DE AM S T E R D A M M E R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.
Gelouterd, door GOTDO FILIUS, met
illustratiën van WILLBM STEELUSK. Amster
dam. Boekhandel voorheen Höveker en
Wormaer.
Dit boek is in de eerste plaats geschreven
en uitgegeven voor de leden der Vereeniging
ter bevordering van Christelijke lectuur. Voor
hen kost het maar ? 1.40 of gebonden ? 1.75,
terwijl hun die geen lid van de vereeniging
zijn f 1.75 voor een ingenaaid en f 2 25 voor
een gebonden exemplaar wordt in rekening
gebracht.
Of het in de Christelijke" kringen algemeen
bijval zal vinden is nog niet volkomen zeker,
want de geloovigen z\jn lichtgeraakt en Guido
Filius is niet blind voor de gebreken van de
menschen die hij den scheldnaam terecht
als «eretitel aanvaardende de lijnen noemt.
HU schreei met de bedoeling om de bekrom
penheid, den geestelijken hoogmoed ook wel de
min of meer bewuste huichelarij van sommige
.orthodoxe lui'' te bestraffen en om de Chris
telijke" kringen, die naar zijn oordeel in de
laatste jareii gelouterd" zijn, nader tot elkander
te brengen, misschien wel tot n kerkverband.
Er liggen op dit gebied voetangels en
klemmen.
En wat zullen zij zeggen, die door Guido
Filius niet tot de Christenen gerekend worden,
de beschaafde ongeloovigen", die genoeg
belangstellen in Christelijke lectuur om zijn
boek te koopen en te lezen?
Ik vrees, dat zij min ot meer teleurgesteld
zullen zijn. Die ongeloovigen" zijn ook
menschen. Onder hen zjjn er, teeder van hart,
vol mededoogen voor zwakken en verdrukten.
Ofschoon zij vreemdelingen zijn in
ChristeUtke kringen," bidden zij pp hun manier. Zeker
heel gebrekkig, maar zij doen het toch. Zij
kunnen de tale Kanaans niet spreken, en, als
zjj 't konden, zouden zij het toch niet doen,
omdat 't nu eenmaal hunne taal niet is, maar
zij verstaan wel een Christen, als hij in deze
taal .getuigt" van wat h\j werkelijk geroeid
heeft: van zijn rouw en berouw, van zyn vrees
en zijn hoop. Die vreemde taal en zonderlinge
vormen hebben dan zelfs een eigenaardige be
koring voor ongeloovigen, die begrijpen wat er
achter zit. Zoo hebben zij bijv. met groot
genot, de Christenen" zouden zeggen: met
grooten zegen, gelezen Jan Maclaren's Harten
yan goud"; hun eigen hart ging erbij open.
Gelouterd" heett hun dit genot niet ge
geven, en zal 't ook niemand verschaffen zel's
niet in de kringen, waarvoor het in de eerste
plaats geschreven is Daarvoor is te weinig
humor in het boek en ook komt te zelden wat
de menschen zeggen, regelrecht uit hun hart.
Een van de vrome vrouwtjes, juffr. Groot,
voor wie de schrijver volle sympathie vraagt,
moet naïef verbeelden, als zij de aandacht van
2 volwassea jongens in haar dierbare toespraak
herhaaldelijk op het jonge meitje vestigt, dat
bij haar een visite maakt, maar ondanks deze
naïveteiten blijft de toespraak een preekje, dat
Guido Filius gemaakt heeft om de lezers aan
't verstand te brengen, dat zij aan de Afge
scheiden gemeente niet genoeg hebben, maar
verlangend moeten smeeken om de oprichting
van de heele kerk des Heeren.
Dirk, de hoofdpersoon uit het verhaal, voelt
zich aanvankelijk niet best t'huis in het vrome
gezelschap, dat in zijn ouderlijke woning bijeen
komt. Als de lieden, vertrokken zijn, zegt zijn
moeder, ofschoon ze door de vrome gesprekken
meer verbijsterd dan gesticht is: Och, of gij
ook nog eens mocht kunnen zeggen: uw volk
is mijn volk en uw God is mijn (jod! wairop
de jongen antwoordt: dat zou ik dan 't liefst
tot u zeggen, moeier, zooals Kuth tot Naöini.
Dat was ten minste gevat en hartelijk. Als hij
bekeerd is, wordt hij minder ongekunsteld.
Reeds zyn overgang, de genadige leiding zijner
ziele uit de duisternis tot het licht is, mij
dunkt ook voor een bekeerde, onbegrijpelijk.
Of wat zegt gy van zijn zielesiryd, zooals die
geteekend wordt op pag. 128? Hij stond niet
meer altijd. Hij lag soms onder, hy was vaak
schuldig. En dan veroordeelde hrj zich zelven.
En dan ontzegde hij zich zelven het recht om
te bidden, oin Gods woord te lezen, of ter
kerk te gaan. Dan joeg hij zich zelven voort.
Dan werkte al de macht van zijn wil aan zijn
eigen vernietiging. Van de Afgescheidene liep
hy naar de Hervormde Kerk; van de Hervormde
naar de Kemonstranttche; eenmaal naar den
schouwburg; en eindelijk nergens meer heen."
Was de arme jongen niet diep genoeg ge
zonken, toen hij naar de Kemonstrantsche Kerk
was afgedwaald? Moest hrj ook nog, al was
het dan maar eenmaal, naar de comedie, om
eindelijk ... o diepte van ellendigheid! nergens
meer heen te gaan?
Ja, Guido Filius, zeg vrij: wat bleef erover
van Dirk!
Niet veel! en nu mag de schrijver vertellen,
dat zijn held door de duisternis heen tot bet
licht'kwam, men leert niet kennen een levend
mensch, meu leest alleen dd beschrijving van
een bekeeringsweg in de geijkte termen. Ja,
ook des jongelings verliefdheid moet dogmatisch
worden gerechtvaardigd door de rnededeeling,
dat hy in Hanna niet slechts het kit,d Gods,
inaar ook de mensch Gods, ook de maagd, ook
het ondanks den zondeval nog bekoorlijke
schepsel Gods mocht en moest beminnen. Van
Dirk blijk niets over dan een pop, dien Guido
Filius heeft gestoken .in het kleed van zijn
volk." De moeder en Hanna. zoo Btaat er op
pag. 162, genoten samen Dirk; 't zij zoo, maar
het zal mij mtevallen, als de Uzers rnee Dirk
genieten. Wat klinkt dat kannibaalsch !
Hiermee zij niet gezegd, dat in het boek
niets te prijken is.
De verschrikkingen van de cholera epidemie
in 1866 te Utrecht, de dood van vrouw (iilter
de huisjesmelkster, die in het cholera huis om
een droppel water smacht, het tyrannieke op
treden vaa baron van Koppel ais lid eener
gezondheidscommissie, zijn zeer verdienstelijk
beschreven.
Maar aan den indruk, dien het boek maakt,
schaadt, dat het niet n geheel is. Het bestaat
uit twee stukken, die maar met een dunnen
draad aan elkaar verbonden zijn. De verbin
ding van deze twee stukken doet denken aan
het bekend geval van den dominé, die het
eerste deel van zijn preek af had en ook wei
wist wat hij in het tweede zou zetten, maar
den overgang" van het eene tot het andere
riet vinden kon. Een collega bezocht hem
gelukkig en hielp hein uit den nood, door een
voudig aan het geschrevene toe te voegen : en
zoo komen wij als van zelf tot het tweede
deel onzer rede.
Een dergelijk hulpmiddel gebruikt onze auteur
op pag. 184 om zijn lezers te verplaatsan in
een heel anderen kring waarin ten slotte Dirk
opduikt.
Ook in dit tweede deel mist men de vaste
hand van den kunstenaar, die in beeld weet te
brengen wat hij zag. Een aantal woorden worden
gebruikt om den lezer een blik te doen slaan
In het hart van l'-uiline van Duerstede,
maar men krögt geen helder inzicht, als de
beschrijving van haar zieleleven wordt samen
gevat in deze regels (pag. 218): Er streel
iets in haar en om haar en met baar en tegen
haar. Zij was er het voorwerp van. Zij werd
er het onderwerp niet in. Zij leed. Ja, dragen
zelfs kon zy niet, omdat zij niet wist. Zij leed
het leven, het geestelijk leven, dat hooger
Geest, Gods Heilige Geest in het verborgen van
haar ziele werkte, maar dat in haar geest nog
niet haar bezitting werd; dat het getuigenis
van haar Geeat miste; dat slechts worstelde
met en in en tegen haar." Zulke zinnen
zijn wel te verstaan, maar zij teekenen niet.
Ik sprak zoo lang over dit boek, omdat ik
hoop dat de schrijver 't nog eens zal beproeven
ons te verplaatsen in zijn kring. Evenals
dorpsnpvellen menigeen niet slechts een provinciaal
dialect, maar het hart van de buitenhii hebben
doen verstaan, zoo moeten goede verhalen ook
den weigezinden ongeloovigen niet alleen de
tale Kanaans, maar ook het hart dar fijnen"
leeren kennen, onder wie zoo velen achting en
liefde verdienen.
Dit is een schoone taak waarin dunkt
my Guido Filiui tot no£ toe is te kort
geschoten.
Het boek wordt vertier! door de illustraties,
vooral door de kleine prentjes boven de hoofd
stukken.
Z. v. H.
Joseph in Dothan.
De katholieke vereeniging «Leo XIII1' hoopt
22 April a.s., in Maison Stroucken, uit te
voeren: Joseph in Dothan, van Joost v. d.
Vondel. Introducties ad ? l.?en ? 0.50 kun
nen worden aangevraagd by den secretaris,
J. A. W. Sorel, Reinwardtstraat 88.
Vereenigingen, de kunst dienende of leer
lingen van inrichtingen van onderwijs (mits
by eenig aantal) kunnen tegen den halven prijs
kaarten verkrijgen. De aanvrage dient echter
ty'dig te geschieden by den secretaris.
NIEUWE UITGAVEN.
De Leerplichtiuet en de daarbij bchnorende
Verordeningen met aanteekeningen, voornamelijk
ontleend aan de schriftelijke en mondelinge
gedachtenwisseling tusschen Regeering en
Staten-Ganeraal, met alphabetisch register, door
mr. S. J. BLALTOJ? TEN CATE en P. LABAS,
zal verscbynen te Groningen bij J. B. Wolters.
De schetsen van den heer B. Canter over
bedelaars en bedelary zullen weldra als boek
verschynen <m tegen geringen prys voor de
lezers van De Telegraaf als premie verkrijg
baar worden gesteld. Naar wij vernemen
heeft de heer Canter zich niet alleen verge
noegd met het enkele reporterswerk, maar
doet hij tevens eenige middelen aan de hand,
die in het droeve bestaan van onze bedelaars j
verbetering zullen kunnen brengen.
Doel en werken der bouwonderneming
»Jordaan'\ Eene bijdrage op het gebied van het
woningvraagstuk.
Fotografisch j'iarboek en almanak voor het
jaar l'JOO, Apeldoorn, Laurens Hausma, foto
grafische bibliotheek, No. 8.
Theoretisch en practiseh Handboek der pro- ,
jectie, door J. J. M. M. VAN DEN BERG. Apal- j
doorn. Laurens Hansma. j
LUJ; geïll. tijdschrift voor fotografie, XIc ;
jnarg. afl. 7. Amsterdam, Boek-, Kunst- en ,
Handelsdrukkerij v h Gebr. Binger.
Handboek voor Bloeiiituinen en
Jiuitenplaatsent naar Witte's handboek voor den
bloementuin, bewerkt door Emcus, met 150 illustraties.
Zwolle, W. E. J. Tjeenk Willink. \
Geïllustreerde SJwol Flora roor Nede-'land, \
door II. HKTKEI.S Groningen, l'. Noordbuff. l
Dd Spreektuah'eredelingnbond. Kluchtspel in
n bedrijf, door C. P. BKASDT VAX DOURNE.
Amsterdam, H. J. W. Beent. |
Europa, ati. 4, 6'3s jaargang. Dordrecht,
Blussé& Co.
Catalogus der Boekerij van het Museum
van Kunstnijverheid te Haarlem. Ned. Maatsch.
ter bevordering van Nijverheid.
Geïllustreerd Weekblad voor ft>toi)r«iie, Ta
jaarg. No. 13. Apeldoorn, Laurens ilansma.
De Crisis in Z'iid-Afrika door dr A. Ken-En
uit de lltcite dm Dnix Monde*, vertaald door
C. K. ELOL'Ï, Ie druk, Amsterdam, Boekh.
v,h Hoveker & Wormser.
Satan itber llnyland von ALKXAXJIEJ:
LicirTE'NBERG. Leipzig, Verlag von Otto Weber.
Inhoud van Tijdschriften.
Wetenschappelijke Vladen, April. Oorzaken j
van oorlogen; De wetenschappelijke geest; l
Letterkunde zonder letterschrift; Koning Milan; j
De hedendaagsche scheikunde; Het oudste
Egypte; Theologische Engelsche romans.
Eigen Haard, No. 11. Maartje Bot, door
Geertruida Carelsen, 11. liet ontzaglijke.
(Bij de plaat). Een kritiek oogenblik, naar
eene schilderij van Léon Mayet. Waarmede
onze vaderen maaltijd hielden en hoe, door
Jeru de Vries. (Slot). De Zuster-Republie
ken in Zuid-Afrika, door J. A. Wormser, met
portret van Generaal Joubert en afbeeldin
gen. Uit de Vogelenwereld, door G. S. de C.,
j. De Siboga-expeditie, met afbeeldingen
naar schetsteekeningen van den Luit. ter Zee
C. E, Horens van Heyningen. Verscheiden
heid. Feuilleton.
iiiminiiniiiiimiiniiiiimiMiiiiiM
De tetabeilig
naar Itet DuitscJi,
van JUZEV W IL L o .M r T/ EU.
Oiöenhaas kalfscotelet
varkenskarbonade iamsbout piepkuiketi gebraden
eendvogel.
De nerveuse lange kellner in 'de kale frak
staat wiebelend voor den besluiteloost gast,
die met een donker gezicht de tpijskaart be
studeert.
Kalfscotelet kan ik u aanraden! zegt de
keiler.
Dolii'lmarm's gezi::ht wordt nog donkerder.
Onthoud t-ens en voor goed. dat ik niets
van je kaificotelet hebbon moet, antwoordt hij.
Nooit,
D(> kellner zwijgt.
Een poos daarna vraagt Dobelmanr.. van de
kaart opziende :
Hoe is de varkenskarbonade V
1,'iizonder aan te bevelen! verzekert de
kellner, terwijl hu vol bevalligheid met het
smoezelige servet zwaait.
Natuurlijk, dat zeg je altyM, mompelt
Dobelmann en verdiept zich, zonder op het
stijgend ongeduld van den kellner te letten,
opnieuw in de lectuur der kaart.
Breng mij een halve eendvogel, malseh!
beveelt de kieskeurige gast eindelijk.
Pardon, eendvogel is er niet meer, doktor
wil u me even permitteeren ?
Met die woorden neemt de kellner hem de
kaart uit de hand en schrapt" met een pot
lood den eendvogel.
Dobelmann slaat met de vuist op het tafeltje
en maakt aanstalten om in een lange, verheven
redevoering zijn gevoel te luchten. Aannemen"
klinkt het op dit oogenbliii van een naburig
tafel je. Met ee.i haastig: Pardon, kom direct
weerom!" ontsnapt de kellner aan Dobelmann's
kwaad humeur.
Deze neemt de kaart weer op en staart er
naar, in gepeins verloren. Ja, op dit moment
kon hij als alle Zondagen in het gezellig
eetzaattje bij Winkler zitten, naast diens be
minnelijke vrouw' Bij de vleescbpotten van
Egypte kon hij zitten, terwijl hij nu in de
woestijn versmacht. Ach, Angelina!
De droefgeestige droomer onder den kastanje
boom, in den tuin der restauratie schrikt eens
klaps op. Een zwaarlijvig heer staat voor hem,
ziet hem toornig aan en zegt:
Mannelijk is het niet, mijn waarde! Alles
behalve mannelijk! Als je iets tegen ons hebt,
moeot je er ruiterlijk voor uitkomen l Dat mag
men van een oud vriend verlangen. Maar
eensklaps alle betrekk n-?en af breken zonder
eenige verklaring zich achter kinderachtige
uitvluchten verschuilen gebrek aan tijd
voorwenden dat is laf. Ik voor mij, zou
je eenvoudig laten loopen. Maar mijn vrouw
beweert in haar onverstoorbaar optimisme, dat
je een fatsoenly ke, nette kerel bent, en dat er een
of ander misverstand moet heersenen en
kort en goed, ze staat er op, dat je van mid
dag bij ons eet. Ik zoek je al den geheelea
morgen, en als je niet dadelijk zonder tegen
spreken meegaat, dan kan je voor mijn part
naar...
Ik ben diep getroffen door mevrouw
Angelika's vriendelijkheid, en je kunt overtuigd
zijn, dat het mij heel wat kost, neen te zeggen.
Op dit oogenbl k stuift de lange kellner op
de spijskaart toe, die Dobelmann in de hand
houdt en rchrapt het piepkuiken, om terstond,
als door furiën voortgezweept, weer weg te
rennen.
Ah! zeg je neen? vraagt Winkler verbaasd,
zich met moeite inhoudend. En mag men
weten, waarom ja neen zegt V
Dat is niet in twee woorden gezegd.
Het is een heele geschiedenis. Wees zoo goed
en ga zitten, dan zal ik je die historie ver
tellen. Piccolo, breng meneer een glas Pilsener.
Een klcintja! voegt Winkler er met een
blik op zijn horloge bij.
En Dobelroann begon te vertellen: van zijn
ouderlijk huis, van zijn kinderjaren, van een
ouden professor, die in het huis tegenover hem
woonde en van wien men zeide, dat hij de
geheele wereldgeschiedenis in zijn hoofd had,
hetgeen den kleinen jongen geweldig imponeerde.
Zeg ! dat wordt langdradig, viel Winkler
hem in de rede. Ik kan me onmogelijk voor
stellen, dat dit iets met de zaak te maken heeft.
Het hoort er bij, geloof me, maar ik zal
het zoo kort mogelijk maken Die oude pro
fessor rian was een aller^oedigst mensch en
heel dikwijls liep hij onzen voortuin in, om even
een praaije met mijn moeder te maken. Eens
liaalde hij bij zulk een gelegenheid een doosje
uit zijn zak en zei tegen mij: Klais, daar
zit je bescbermheiligff in, 'k hoop dat je hem
in eere zult hou len. En werkelijk, op een blaadje
zi'verpapicr in het doosje lag te.tpoppetje,
b nt füeolaas, heelemaal van caoeolaad. lütie
het nog duidelijk voor mij, zijn myter eti zyn
bisschopstaf waren van bo/en verguld. Ik was
dolblij met het aardige Sint Niklaasje en werd
niet moede hem telkens weer uit zijn doosje
te halen tn te bewonderen. Maar dat hij van
chocolaad was, dat werd zijn verdurf. Kerst
likte ik er maar evemjes aan, maar den vol
genden morgen kon ik de verzoeking niet
langer weerstaan en knabbelde een hoekje van
den grond weg. Het smaak'e heerlijk en daar
ik bij mijzelven spitsvondig redeneerde, dat Sint
Niklaas eerst hooger bagon, meende ik ook de
rest van den grond zonder g«vaar te kunnen
afknabbelen. Eerst toen dit gebeurd uvas,
besefte ik te laat, dat de heilige geen voeten
meer had.
Weer kwam de kellner aangerend, greep naar
de kaart, schrapte ossenhaas en ijlde verder.
Ue schade, ging de verteller voort, was
natuurlijk niet te herstellen, en ei.lia ! het
einde was, dat van het Sint-ÏS'iklausje niets
anders overbleef, dan het vergulde haakje van
zijn staf. Toen, ja, kwelde niij liet geweten.
Ik kwam mij zelveu voor als Khï.'i, nadat liij
zijn broeder ceeit vermo.ird, of ais Ju'las, den
verrader. Het was mij ellendig te moede en
toen 's ruid>)ags de prolessor in den tuin kwaui,
wilde ik wegloopen. Maar hij, met zijn lange
beenen, had me al heel gauw ingehaalil,
doorbotend keek hij mij aan un vroeg: Waar heb
je je besciieriutieLlsj^e V" Ik zwteg. Je hebt
em opgegeten !" riep de professor. Daar stond
ik, rood van schaamte, met neergtslagen ougen
en knikte ja. Hij nam mij hij de hand en zei:
Slim, ilim. Nu, schrei maar niet Klaas, ge
lukkig heb ik er nog een, dien wil ikjoguvun,
maar je moet me beloven je hand t r op
dat je hem niet zult opeten '. D*t btloof.ie
ik hem dan ook van harte en m diepe
boetvaardigheid en toen gat hij mij iets ingcpakts :
het wiis een pracht.g Sini-Nicolaasbecldje
van porcelein.
Nu, en verder 'i
Niets verder. Dat is de geschiedenis, die
ik je vertellen wilde. Je wilt zeker wel
gelooven, dat ik, getrouw aan mijn belolte, den
tweeden int-Nicolaas niet heb opgegeten. Even
zeker kun je mij op mijn woord gelooven, dat
ik jelui huw niet zou vennijden, ais Angelika
als je vrouw van porcelein was. B-.gryp me
niet verkeerd, zij zeil vermoedt hoegei.aamd
niets, maar voor mij vuur mij is zy niet
van parseiein. Ergo je vat V"
Wn.kler deed wei, akot hij er niets van
begreep, maar drukte zijn vriend tot ai.icheid
b:jzonder haitclijk de hand.
Toen Nic.ulaiis uobelmann weder alleen was,
kwam de L>:lëe kellner, wierp ZK-.'I op de
spy'skaart, schrapte lamsbout en zei:
Permitteer, dokler? kallscoteiet is nog't
eenigste.
LLERLEI
Ter Gedachtenis aan
P. J. Joubert.
Eene commissie, be&taatide uit de heeren:
jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland, te 's
Gravenhage; J. Drost, te Rotterdam; prof mr. S.
J. Fockema Andreae, te Leiden; O.
Knmerlinph Onnes, te Amsterdam; prof dr. H. K-irn,
te LMden; D. Laan, te Wormerveer; G. Mes
dag Jaczn., te Groningen; G. A. A
Middelberg, te Baarn ; G. L. W. Peters, te Uotterdam ;
A. S. van Riesema, te Rotterdam; J. II Rovers,
te Amsterdam; D. H. Schmüll, te Amsterdam ;
mr. II. Verkouteren, te Amsterdam; J. S.
Vermaes, te Leeuwarden; mr. G. Vissering, te
Amsterdam; J. A. Wormser, te Amsterdam;
jhr. mr. W. C. A. Alberda van Ekenstein, te
Groningen, wenscht gelden te verzamelen, ten
einde aan mevr. Joubert het eenig bestaande
geschilderd portret van haren be reurden echt
genoot aan te bieden, onder voorwaarde, dat
het later een eereplaats kry'ge in een openbaar
gebouw.
Algemeen bekend is, dat dit portret, van de
hand onzer begaafde landgenoote Mej. Therèse
Schwartze, ook als kunstwerk ons vadeiland
waardig zal vertegenwoordigen.
Zij vertrouwen door ruime bijdragen in staat
te worden gesteld om het de beste bestemming
te doen bereiken, die er huns inziens aan kan
worden gegeven.
Met het ontvangen en te gelegener tijl ver
antwoorden der bijdragen belasten zy zich,
met name de penningmeester der coinmissie,
mr. G. Vissering, aan zijn adres Keizers
gracht 160, Amsterdam.
Mancini bij Bismarck.
In de Auova Antologia worden doorGrazia
Pierantoni-Mancini, de beroemde dochter van
den beroemden Italiaanschen staatsman, eenige
brieven medegedeeld, in 1867 door haren vader
geschreven. In een dezer brieven wordt een
aardig tooneeltje beschreven, dat in Bismarck's
dienstwoning plaats had, toen Mancini hem
daar een afscheidsbezoek bracht. Er werd
juist muziek gemaakt; de heer von Keudell,
de bekende diplomaat, zat aan de piai.o. j
Mancini ging met zwijgenden groet zitten en ,
luisterde naar Von Keudell's meesterlijk ppel. '
Toen het stuk geëindigd was, kwam Bismarck
op zijn bezoeker toe en schudde hem hartelyk
de hand. »Ja" zeide hij »de liefde voor '
de muziek, die men bij ons te lande in alle
rangen en standen vindt, is een hoofdsieraad
van Duitschland. En het is hier geen plato
nische liefje, zooals bij u in Italië; de muziek
wordt hier ernstig bestudeerd, en velen, zooals
bij voorbeeld hier Keudell, zijn echte
kunstenaars, al hebben zij een gansch ander beroep.
Het stuk, dat ge zoo even hebt gehoord, is
een nog onbekend werk van den grooten
Rossir.i, een nocturne, waarvan hij het oor
spronkelijke handschrift te l'arijs aan Keudell
heeft ten geschenke gegeven. Behalve Keudell ,
heeft in heel Europa nog niemand die nocturne
gespeeld". _ _ i
Glimlachend antwoordde Mancini: »Uwe
Excellentie doet onze Italiaansche staatslieden
onrecht. Ik ben een der jongsten e:i minst ;
beteekenenden van hen, maar velen van mijn
nmbtgenooten zijn uitstekende muiiekkenyieis.
En wat de nocturne betreft, ik betwijfel of zij
nog onbekend is; mij ten minste is zij wél
bekend". . :
Verwonderd stond Von Keudell van de piano
op; Mancini nam dadelijk zijn plaats in en ,
speelde, tot aller verbazing, het moeielijke
muziekstuk zonder zich een oogenblik te ver
gissen, ofschoon hij het zoo even voor de :
eerste maal in zijn leven had gehoord! En ;
toen de Italiaansche diplomaat eenigen tijd later
te Florence was teruggekomen, speelde_ bet
inderdaad nog niet uitgegeven stuk op nieuw
uit het hoofd, zoodat de jonge moeatro Rendano
het naar zijn dictee kon opschrijven.
's Lands \Yeci'baai-hcid.
La force d'iine arnu'-n t.stdai. s
ton intérieur
Is on pis daus sou ix cnuur.
Tengevolge dezen wederreehlelijken, dus
ook bijzonder treurigen oorlog, waarbij de
Boeren zoo bexvouderiiigswaaniig hun haard
verdedigen, is bij ons het denkbeeld van
volkssuijdvaardig- en weerbaarheid zeer
op den voorgroridgetreden, dus ook van
volksoei'eningen. natuurlijk in de eerste
plaats in het schieten.
Wij zijn dan ook voorstanders daarvan,
maar wil men zoo mogelijk tot gunstige
resultaten komen, dan is de eerste ver
eischte invoering van Algemeeüe_ dienst
plicht en wel zoo spoedig doenlijk._ En
dat met eene inlijving voor tien jaien
zonder herhalingsoefening, wat niets geen
vruchten afwerpt, maar noodelo'is schatten
gelds kost. A'n die tien jarei , overgang
in de eerste reserve tot aan het -lOe jaar
om dan in de tweede te komen tot aan
het Oe.
In alle deelen van ons land schietbanen
oprichten, met verplichting aan beide
reserves om aan de schietoefeningen deel
te nemen op strall'e van boete of gevangen
zetting bij willekeurige onttrekking, even
als nu nog bij de schutterij geschiedt bij
het niet deelnemen aan de voorgeschreven
oelcningen, zullende voorzeker ook Dineer
lust en neiging bestaan tot schietoefeningen
dan tol de onbeduidende, niets opleverende
excercitiën die de schutterij of en aan doet.
Op die manier zal na verloop van
tijd, de geheele mannelijke bevolking ge
durende een tijd werkelijk soldaat zijn ge
weest, dus hebben geleerd wat _ dienen,
discipline, zamenwerking enz. zijn, hoe
zich in het veld UUT alle. omstandigheden
te K-hikken en te redden, de eerste nood
zakelijke onderrichten in het schieten vol
ledig ge-had, om bij de volks
schietoefeningen zich dan meer bepaald in het juist
treffen te oefenen, zijnde ook niet nood
zakelijk dat eeu ieder tot op 1000 meter
en verder een scherpschutter zij, doch wel
tot op 300 a 400 een goed schutter. Dan
moet men al zeer tevreden zijn. Gedurende
den tijd die elke lichting onder de wapens
is, zullen de manschappen, na de details
excercitiëo, waaraan niet die ouderwetsche
uuiformiieit behoort te wolden besteed,
moeten worden gi oefend, in de eerste plaats
in het schieten, voorts in velddienst, o.a.
in het daarsteilen van veldkeukens en
koken van de soep door ieder man in
zijn eetketel. Alle noodelooze posten moeten
vervallen.
Aan de jongelingen van 1G jaar tot
aan hunne inlijving bij de militie, zootnede
aan alle mannen boven de 50 jaren, zal
de gelegenheid moeten worden gegeven om
ook aan de volks-schietoefeningen deel te
nemen, kunnende echter voor hen geen
strafbepaling worden gemaakt bij het niet
opkomen, moetende dat overgelaten worden
aan hun eigen bewustzijn van zucht naar
onafhankelijkheid, dus begrip van ook
zich nog te aioeten oefenen en blijven
oefenen in die eerste vereischte, namelijk
het schieten.
Zoodoende zullen wij te eeniger tijd, al»
ons land bedreigd wordt, zoo noodig tot
een levée en masse kunnen overgaan,
waarvan een ieder dan een tijdje soldaat
is geweest en daarna altijd door aaa
schietoefeningen heefc deelgenomen.
Door de nieuwe voorgestelde leger
organisatie gelooven wij niet aan weer
baarheid meer te zullen winnen dan met
de bestaande. Alleen zou die het voor
deel hebben dat voortaan de opvolgende
Ministers, dan niet meer om en om kun
nen opbouwen en afbreken.
De landweer zal wel een broertje en
een zu^je zijn met de schutterij, daar die
evenmin aan krijgswetten zal kunnen
onderworpen zijn.
Wij zijn overtuigd dat met weglating
van schutterij, landweeer en al dat gedoetje,
wij beter weerbaar zullen zijn met bet
vorenstaande door ons omschreven, terwijl
dan ook veel kosten worden uitgewonnen
ten bate van algemeene dienstplicht en
volks-schietoefe.ningen. En zooveel is zeker,
zoolang die niet zijn ingevoerd, zullen wij
denkbeeldig, maar niet werkelijk weer
baar zijn.
Onze laatste hoop is ook op de stelling
Amsterdam. Maar als het zoo ver gekomen
is, heeft de vijand 'V-i van ons land in
bezit, kan er dan op kosten van ongelijk
leven en uithouden tot. Amsterdam het
niet langer kan uithouden.
De zoogenaamde groote manoeuvres,.
zooalc die jaarlijks plaats vinden, hebben,
wat ook door vele andere militairen en
oud-militairen wordt beweerd, geen essen
tieel nut en kosien ook ongeloof'elijk veel
geld. Daarentegen telken jare oefeningen
van zuiver defensieve aard houden, o. a,
in het gebruik tukken, zoowel individueel
als met troepjes, van onze grooteen kleine
wateren, dijken en duinen, die in vele
streken van ons land overvloedig zijn en
zoo meer, terwijl liet tirailleren ook zeer
een vereischte is.
Wij houden ons te veel op met het
aanhoudend veranderen van de uniform,
zijnde o. a. in de laatste '2 a .'.S jaren zulks
ook wel '2 a 3 maal reeds geschied, zonder
dat evenwel het practische en zelfs het
sierlijke daarin uitkomen. Ook het houden
van inspecties is een onzer stokpaardjes.
De kompagriies-, bataillons-, regiments-,
divisie-kominandanten, zoomede de inspec
teurs zelven houden om en om inspecties,
die zich nog wel in hoofdzaak bepalen
tot het nagaan of de zindelijkheid op de
kleeding en in de kazernes goed betracht
wordt, of alles mooi gepoetst is, of in alle
onbeduidende zaken uniformiteit heerscht.
of de administratie (de quiutessence in
ons leger) goed in orde is en netjes aan
gehouden wordt met al de omslachtigheid,
zittende ook daarin de kracht van onze
weerbaar- en strijdvaardigheid. Leest
Stokvischorders van Lodewijk Mulder.
K. H. KOEST/K,
Oiiil-Kni/ttci» der Mariniers.
10 Maart 11)00.
Rotterdam, i'T Maart 11)00.
Geachte Redactie,
Uiv laatste plaat was ongetwijfeld een zeer
gelukkige inval, door uw bekwamen teekenaar,
tot in Marianne's knooplaarnjes toe, geestig
uitgewerkt, liet onderschrift eischt echter een
kleir.o verbetering. De derde regel moet wezen:
Zeg dan «buurman, 'k ga n:\ar bed;
Op mijn gehengsn wilde ik intusschen niet
erehee! vt-rtrjuwen. Ik bloeg daarom Mr.
J. var. Lennep, Dramatische Werken, dl. I,
op en vond, dat ik mij niet bedrogen had
M:iar hierbij ontdekte ik nog wat anders.
Bij Van henr.ep luidt het vers-jp, dat gezongen
werd op de wijie: La hunne acenlure, Ofjué'
aldus:
Wordt uw buurman aangerand,
Vraagt hij om defensie,
Staat zijn huis of schuur in brand,
Saieekt hij adsistenlie,
Zeg dan: vriend! ik ga naar bed!
Zie, hoe dat je zelf het redt.
Dat's non-interventie, kind.'
Dat's non-interventie.
Wanneer ik nu bedenk, dat ik 'n kleine
10 jaar geleden die regels altijd hoorde in
den vorm, door u aangehaald, met mijn wijziging
er in, en ik ze vergelijk met het oorspronkelijke,
dat van 't jaar '30 is, dan kan men hieruit
opmaken, in hoe betrekkelijk korten jd
citaten een zekeren plooi kunnen aannemen.
die er in den loop der jaren niet meer uitgaat.
Wil deze kleine mededeeling beschouwen
als een bewijs van de belangstelling, waarmede
uwe geesteskinderen worden nagegaan en mij.
met hoogachting gelooven,
U ff D w.
K o 11. Dr. B. J. GOEDHART.