De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 15 april pagina 5

15 april 1900 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. H90 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. vak der Romantiek. By beiden is het uit storting der innigste en teederste zielsaan doeningen, de klacht van het gewonde gemoed, schier verbrijzeld door ruwe zelfzucht en jam merlijke bekrompenheid. In mijne aanvullingen van het zonder myne medewerking herdrukte artikel zou ik op nog heel wat artisten der laatste jaren hebben ge wezen. De arbeid van Marcellus Emants zou door my inzonderheid gewaardeerd zijn om zyn gedachtenrykdom. Toen hij begon met zyn stout episch-allegorisch gedicht: Lilith scheen de hoogste vlucht niet te stout voor hem. Terstond daarop staafde hij, dat zy'n talent even buigzaam als veerkrachtig was. Zijne dramatische arbeid splitste zich in ern stige historische stukken: Juliaan de Afvallige en Adolf van Gelder, en kortere moderne blijspelen. Mij dunkt, dat hij nimmer zoo goed geïnspireerd was, als toen h\j in n bedrijf zy'n Onder Ons schreef, een satire op het modéréfamilieleven vol snijdenden spot. En dan zou nog herinnerd moeten worden, dat Emants alleruitstekendste reisnovellen en eene psychologische studie in epischen vorm onder den titel: Fanny heeft voltooid. Naast Emants .staan verschillende dichters, dagelijks nog aangroeiend in getal. Toch zou het gepast zyn geweest te spreken van de dichters M. G. L. van Loghem, Boele van Hensbroek, Albert Verwey en F. van Eeden. Van Loghem, die zich Fiore della Neve noemde, openbaarde zijne ingenomenheid met den warmen gloed der zuidelyke erotiek; Boele van Hensbroek zijne groote kunstvaardigheid in eene smaakvolle vertaling van Ilamerling's Amor und Psyche; Verwey en Van Eeden gaven in hunne bundels Persephone en Ellen vele hoogst oorspronkelijke, zeer persoonlijke gedichten. En dan zou er natuurlijk gesproken worden van ons in bloei toenemend tooneel, van de tegenwoordige lauweren door de Koo en Hey'ermans behaald, maar ook van Glanor, die in 1873 met uitgaan het tijdvak van de herle ving der dramatische kunst inwijdde. En ook hier komt een drom van mededingende kun stenaars, te talrijk wellicht om ze allen recht te doen. Misschien zou het dan het best geweest zijn een drietal stukken, mij bovenal voor den geest zwevende, te noemen. Ik bedoel twee drama's van W. G.vanNouhuys: Eerloos en Het Goudvischje en een stuk van mevrouw Snijder van Wissenkerke: Lotos. Het flinke gespierde en juiste van toon en taal bij Van Nouhuys staat waardig naast het fijne en innige in het sentiment van Lotos. Den WelEdelen Heer Rensburg. WelEdele Heer, Het spijt mij ten zeerste, dat ik zoo koppig ben om u niet te volgen in de bypaadjes van den ingeslagen weg; te meer spijt het mij, daar u uzelve zooveel moeite hebt getroost om een lange reeks van aanhalingen over te schrijven, die m.i. meestal niet ad rem zijn. De quaestie is immers niet wat de oorsprong is van den Talai-lama; ook niet sedert welken tijd zoo'n personaadje zijn début gemaakt heeft in de Boeddhistische wereld; maar enkel en alleen ot hij bestaat of niet; m .a. w. of de Boeddhisten ook een opperhoofd hebben zooals b.v. de Roomsch-Katholieken, de Mahommedanen of de Russische Kerk. In uw stuk over Verburgh's Apotheose scheent u te betwijfelen of dit zóó was; die onzekerheid betrof, zooals ik uit uw schrijven opmaakte, slechts den tegenwoordigen staat van zaken. Ik heb getracht dien twijfel weg te nemen, en gezegd, wat ik door pe.rsoonlnke ondervinding met de Boed dhisten in Klein-Tibet natuurlijk stelt dat land niet de heele Boeddhistische wereld voor heb opgedaan. In mijn bewering, dat de Talaï-lama een Paus, of Tsaar of Sultan is ik heb die twee laatste benamingen in mijn eerste schrijven niet geplaatst, omdat wy' weten waarover het gaat heb ik slechts een be ginsel uitgedrukt, waaraan de praktijk, zooals nu uitgevoerd in Lhassa, sterkte en grondslag geeft, laat staan dat zij het afbreekt of ver nietigt. Want waarom voogden en regenten voor het verzorgen en plaats-bekleeden van een minderjarige, zoo die niet bestaat? Waar om al die intriges, waaraan u zoo goed zy't geweest uw zegel van betrouwbaarheid te hechten, indien die intriges niet noodig zyn om den minderjarige niet als Talai-lama te laten fungeeren, wanneer hy meerderjarig is? De werking der chineesche regeering, dunkt mij ten minste, toont ook aan, dat zij van het bestaan van een Talai-lama als opperhoofd af weet, daar zy tracht door hare werking en kuiperijen deze opperheerschappij te onder mijnen. Men werkt slechts een zaak tegen, "wanneer die bestaat. Men gebruikt geen kui perijen om hersenschimmige beginsels te niet te doen of niet in praktyk te brengen. Zóó ten minste oordeelen de Boeddhisten in KleinTibet, zoo ook oordeel ik en vele anderen met mij denken op dezelfde manier; n.l. dat in be ginsel het Talai-lama-schap bestaat, schoon men tracht door sluwheid en list dat beginsel te doen verdwijnen. Natuurlijk zoo u verkiest is er niemand, die u beletten zal, de tegenover gestelde opinie te houden. Ik dacht u een dienst te bewijzen door myn schryven, maar zulks is, schijnt het, niet gelukt. En moeten wij nu veronderstellen dat de Opperheerschappij van den Talai-lama uitge voerd of wel door voogden en regenten zoo hij minderjarig is, ofwel door hem zelf, zoo hij zyn meerderjarigheid bereikt heeft haar kracht uitoefent op iederen Boeddhist, die in de wereld woont? Zoo iets zou ik niet durven beweren. Maar volgens myn zegsmannen, Boeddhisten geboren in Klein-Tibet, dat gedurende de zomermaanden in aanhoudende verbinding staat met Lhassa wegens den handel, en ook wegens het heen en weer reizen der abten van de verschillende kloosters van Klein-Tibet en Lhassa voert de Talai-iama de opper heerschappij uit n over de Noordelijke n over de Zuidelijke afdeelingen der Boeddhis tische wereld met uitzondering misschien van Japan. De reden van dit misschien is, omdat mijn Boeddhistische vrienden over 't algemeen daarover ook twijfelden of daarvan niet zeker waren. Die opperheerschappij moet echter niet te streng worden opgevat. De verschillende Boeddhistische sekten huldigen den Talai-lama als haar opperhoofd, vooral omdat zij allen op de een of andere manier Boeddha aanhangen als haar leermeester in het geloof, en de Talailama wegens zyn inkarnatie in de nauwste be trekking staat met Boeddha. Bi geloof dat de oorzaak van ons verschil te vinden is in de verscheidenheid van de bronnen, waaruit we putten. Ik beschouw, dat, om het hedendaagsche geloof van een volk goed te kennen, men niet alleen de geschiedboeken moet raadplegen, maar wel degelijk aannemen wat kundige en vertrouwbare bely'ders van dit geloof bevestigen. Geschiedenis toch handelt over het verleden; het tegen woordige kunnen alleen de levende geloovigen verklaren. Ook moet men niet te voorbarig zyn om gevolgtrekkingen te maken of over eenkomsten te sluiten tusschen punten van verschillende gelooven. Zoo men door grondige kennis niet zeker is gerechtvaardigd te zyn, zou men spoedig in dwaling kunnen geraken. Zoo schrijft u b.v. dat de Madonna der Katho lieken overeenkomt met Kwannon de JapanBoeddhistische godin der genade"!! Het jeugdigste katholieke kind, dat den Katechismus voor eenigen tyd goed heeft gevolgd, zou u kunnen doen begrypen in welke groote dwaling u gevallen waart. Misschien kan dit kind nog niet eens lezen of schryven; zeker weet het niets af van de moeielijkheden, die de Boeddhistische godsdienst oplevert; maar toch zou het u kunnen zeggen, dat er volgens de katholieke leer geen godinnen bestaan; drft Maria een schepsel is, zooals wij zyn; dat'de Almachtige God geen godin of god kan maken van een schepsel; dat genade een gave\is van God, die (genade) door geen schepsel kan ge maakt of gegeven worden. Dit gelooven de katholieken; en dan volgens hun geloof is het toch zeker de grootste onzin om van Maria te spreken als een Godin der genade"; laat staan een overeenkomst te zien tusschen de gezegende Moeder van den Verlosser der wereld en een heidensche godin. Hierbij neem ik van u afscheid; want nog meer verwarring van princiep en grootere dwa lingen zouden wellicht het gevolg kunnen worden van verder schrijven. Met beleefde groeten, M. DONSBN. Missiehuis, Roosendaal (N.-B.) 2 AprU 1900. Hiermede sluiten wy de gedachtenwisseling over den Talai-lama. RED. Boekverkooping te Leiden. Door de firma Burgersdyk en Niermang te Leiden zal van 2 tot 7 Mei a.s. eene boekverkooping gehouden worden, die veel belang stelling verdient. Twee bibliotheken komen dan onder den hamer nl. die van wijlen dr. P. J. Cosy'n, hoogleeraar in het Gothisch, An gelsaksisch en Oudsaksisch aan de leidsche universiteit en de muziekbibliotheek van wylen den heer J. C. Boers, muziekdirecteur te Delft. De eerste rubriek, 1507 nrs. groot, be vat slechts werken over taal- en letterkunde, vooral Germaansche talen als Gothisch, Oudsaksisch, Friesch, Engelsch, Angelsaksisch (zeer belangryk), Hoogduitsch, Nederlandsen, enz. Verder over Romaansche taal- en letterkunde, Slavisch, verzameling werken over spreek woorden enz. Vele van de beste standaard werken en tijdschriften zyn hier vertegenwoor digd. De literatuur over sommige der onderafdeelingen is zoo goed als compleet aanwe zig. De tweede rubriek over muziekliteratuur is niet minder rijk. Zelden kwam eene der gelijke verzameling werken over geschiedenis van de muziek, theorie, compositieleer, zangkunsl, geschiedenis der muziekinstrumenten, vooral vun het orgel, praktische muziek als kerkmuziek, volksliederen, waarbij vele zeldzaamheden, ten verkoop. De laatste afdee lingen zooals kunst-, pracht- en plaatwerken, geschiedenis en aardrijkskunde, theologie enz. bevatten mede,menig gezocht werk. YOOEl DAME£. .AJ-weer een., Ze zijn de plaag van onzen tijd; daar over zijn we 't allemaal eens. Ze zijn op alle mogelijke manieren verwenscht en vervloekt. We dulden ze, ja, omdat ze »een nood zakelijk kwaad" heeten. En ze heeten »een noodzakelijk kwaad", omdat er geen onder ons is die er wat beters op weet. En hoeveel knappe koppen hebben daarop niet al zitten soezen! Wij mannen, we praten er voortdurend over hoe we ze zullen beperken, verbete ren; hoe we het wreed ongelijke en het dom loterijachtige eraan zullen ontnemen. We beginnen ze af te schaffen voor de kleine kinderen. In Amsterdam ge weet nu al waar ik 't over heb; ik heb 't weer over examens in Amsterdam, dat in zooveel opzichten het land een voorbeeld is, heeft men ze afgeschaft voor de twaalf jarigen die naar de H. B. S. gaan; gedeel telijk tenminste. En wat lees ik nu? Wie zullen er nu geëxamineerd worden in plaats van de kinderen ? V .., pardon, ik heb gevloekt toen ik het las, maar dat kan ik hier niet doen. In plaats van de kinderen komen nu de KINDEEJUFFROUWEN aan de beurt! 't Is om zijn oogen niet te gelooven. Maar staan dan al die vrouwen buiten het begrip van de nooden van hun tijd? Is er eene onder hen die haar naam zou willen opgenomen zien in eene commissie ter bevordering van het militairisme, of' het kapitalisme of het pauperisme ? En weten ze niet dat het examinisme een bijna even erge kwaal van onze maatschappij dreigt te worden als deze drie? ? Het examinisme, dat is de domme bevoor? rechting van feitenkennis boven gevoel, l_ boven gemoedsleven, boven tact, boven karakter, boven liefde, boven schoonheidszin. Het examinisme, dat is de heillooze con sequentie van het. klassenstelsel onzer maat schappij, dat na zooveel klassen van geleerden, van onderwijzers en van ambte naren gemaakt te hebben, nu klassen zal fabriceeren van kinderjuffrouwen: geëxa mineerde en pngeëxamineerde. De laatste zullen, ten minste als deze examen beweging »aan hare bedoeling beantwoordt", weldra voor een oortje thuis liggen. Er zal geen vraag meer naar wezen. En het zal niet lang meer duren of er zal evenmin nog vraag wezen naar ongeëxamineerde keuken meiden. Of is daarvoor misschien al een examen zonder dat ik 't weet? Zoo niet, was 't dan wellicht niet geïndiceerd geweest met de keukenmeiden^te beginnen in plaats van met de bonnes? "l Van de kinderen, Traar heeft toch reeds de moeder eenig verstand van, zou men zoo meenen; van etenkoken allicht minder. De >oud-leerlingen der kookscholen'' (ook al 'n titel!) niet te nagesproken. In elk geval, de sprong yau apothekeressen en verpleegsters tot kinderjuffrouwen is min stens even groot als tot keukenprinsessen, winkeldochters, stovenzetsters, strijkvrouwen en^kaarsenfabriekmeiden, die alle meen ik nog maar ongegeneerd zonder examendiploma rondloopen. Maar mis schien vormen de naaisters een overgang; ik weet dat allemaal zoo niet. Zullen de dames van dezen uitval nog iets ander» zeggen, dan dat hij ongemanierd is (waarvoor ik beleefd verschooning ver zoek) ? Hoogstens, vrees ik, dat ik erg... «overdrijf." Wat 'n idee ook, om 't zoo hoog op te nemen. Wie kan er nu zooveel drukte maken over zoo'n dood-eenvoudig examentje, dat alleen zal loopen over... Ja, waarover? Dat is een tweede quaestie. Laat ons zien. I. Theorie. a. Ecnige kennis van den !K>U\V van liet mcnschclijk lichaam. b. Algemeene begrippen omtrent gezondheidsleer, de ciscbeu der lichamelijke verzorging van het kind. en kennis van de eerste hulp bij ongelukken, c. AlgemeeDe begrippen omtrent opvoedkunde. d. Kennis van de röbel-methode. II. Practijk. a. Behandeling van het.jonge kind. goede verzorging van het lichaam, vooral ten opzichte van reinheid. b. Vaardigheid in de Fröbel-ocfeningcu en spelen. c. Lezen, vertellen en stellen;'t laatste moet blijken uit het schrijven van een brief ol' eenvoudig opsiel. d. Naaien (zoomen, stikken, band tegen zetten, een stukje in/etten. knoopsgaten maken, merken, eenige vaardigheid iu het gebruik der naaimachine). e. Knippen naar model van een kinderkleeilingstnk met berekening van de hoeveelheid benoodigde slot'. /! Breien (iubreien van stukjes en van een hieltje.) t/. Mazen (overmazen, rechts en avereehls, een stukje inzetten en aanniazeu). k. Behandeling van de droge kinderwiisch, opmaken e u strijken; weten hoe jaeger, thinel en andere fijne wollen storten moeten gevvasscheu worden. Is de candidate in het bezit van de akte L. O., dan is zij vrijgesteld van c; bezit zij de akte nuttige handwerken, dan van d, e, f en g. Bovenstaand program is wat uitvoeriger dan dat in 't vorig nummer van dit week blad. Ik heb het gevonden op blz. 287 van den pas verschenen 2e druk van : J. W. van Mameren Kz., «Leiddraad bij de keuze van een ambt, betrekking of be roep" (een boek om van te ijzen: 480 blad zijden, alleen over examens, enkel in Nederland! brr!) En bij Van Mameren vond ik ook de toevoeging omtrent de vrijstellingen, die niet onaardig is. Onder wijzeressen zijn vrijgesteld van c. Welke c? De theoretische of de practische of allebei ? Ze schijnen niet vrijgesteld van theorie a: eenige kennis van den bouw vanhetmeuschelijk lichaam. Hoewel ze daar allicht meer van geleerd hebben dan voor een kinderjuffrouw noodig is te weten. Ik wil over dit examenprogram niet veel zeggen. Het spreekt voor zichzelf. Het is immers zeer natuurlijk dat de juffrouw dit alles behoort te weten als ze in dienst komt. Anders zou de mevrouw zich er mee moeten bemoeien het haar te leeren, en had dan geen tijd naar de kinderjuf frouwen-cursus te gaan, waar ze lid van de commissie van toezicht is. En als ze daar geen tijd voor had, dan liep die cur sus in de war. Zoodat ik maar zeggen wil, dat alles in 't honderd zou loopen als iedere mevrouw zich bemoeide met haar eigen juffrouw. Bovendien is 't bij de keuze van een juffrouw veel gemakkelijker te vragen: waar is uw diploma ? dan te gaan informeeren naar persoonlijkheid, humeur, karakter. Men mag niet te veel verlangen en zal dus op deze laatste punten wat door de vingers moeten zien als het blijkt uit dat diploma dat de juffrouw theoretisch en practisch goed kan fröbelen (alle kin deren moeten immers alleen fröbelen leeren, geen andere spelletjes), dat zij »algemeene begrippen" heeft omtrent gezondheidsleer en opvoedkunde en dat zij niet van plan is haar tijd te verlummelen als de kinderen naar bed zijn, maar dan een stukje kan gaan in- of een bandje tegen-zetten, averechts overmazen, of toonen dat zij weet hoe een jaegertje gewasschen moet worden. Kort om, zoodat van haar gezegd kan worden: Het pad der deugd wijst zij ons aan, Wie zou niet gaarne medegaan? En in verloren oogenblikken Leert zij ons naaien, stoppen en stikken. Rotterdam. J. F. N. Diefstal. tYounp Womeris Help Society" te Londen. Keuken. Neen! waarschijnlijk heeft die sloof nooit een letter van Zola gelezen, dus, ook niet zyn Fécondité. Vóórdat Emile Zola dit werk in 't licht gaf, had zij, het arme, hongerige schepsel, arbeidster in een fabriek voor ver duurzaamde levensmiddelen, het hare gedaan om Frankrijk te behoeden voor ontvolking. Moeder Konijn op-ende-op; waarschijnlijk een geloovige ziel, die in 't Gods-bestuur niet wfl of durft ingrijpen. Zij baarde een-entwintig kinderen! ... 't Is om van te rillen I »Elle a payó de sa personne et méritéde la patrie," dat staat vast. De rechters van haar land zyn streng voor haar geweest. Geen stem verhief zich om verzachtende omstandig heden te pleiten. Uit alle nieuwsbladen grynst ons tegen het naargeestig relaas van de moeder dereen-entwintig kinderen, die zich vergreep aan drie liter boontjes en voor deze wandaad gestraft werd met twee dagen gevangenisstraf. Welk hardvochtig wezen heeft deze arme loonslavin aangeklaagd ? Zy verdient zes stuivers, zegge dertig centen daags en moet voor dat hongerloon den God-ganschen dag groenten schoonmaken. Wér is zij in gezegende (?) omstandigheden. De aanblik van die reus achtige vaten vol blanke, frissche boonen, werd haar te machtig. »Boonen-soep I hè! zoo'n lekker boonensoepje" overlegde ze by zich-zelf. Het water kwam haar in den mond, haar slap, vermoeid, uitgemergeld lichaam schokte van verlangen naar zoo'n Koningsmaal! Zwangere vrouwen voelen soms in zich het zinneloos hunkeren naar een of ander gerecht. Zy bezweek voor de verleiding en stal drie liter boontjes.... Voor de rechtbank gedaagd, bekende zy haar vergrijp en werd met twee dagen ge vangenis gestraft. Natuurly'k. Het recht moet zyn loop hebben. Jameson, Rhodes en Chamberlain bewegen zich vry en vroolyk als vogels in de lucht... maar die stelen ook geen boontjes. Zoo'n fransch, mager boonensoepje zou hen niet smaken. Ook heb ik nooit gehoord, dat het edelaardig drietal honger heeft, wél dorst; een niet te lesschen goud-dorst. De eigenaar van die fabriek ly'dt misschien ook aan die kwellende dorst. Het kriebel jeuken van den honger heeft zijn maag waarschynlijk nooit gefolterd. Foei! etens-waren stelen! en dat in zyn fabriek! neen, hoor! hy zou er geen doekjes om winden! mallig heid ! Ziekelyke philantropie ! Die steelt, moet weten wat er op zit I hij zou haar openlijk aanklagen, ten afschrik-wekkend voorbeeld voor de andere arbeidsters.... Lesch uw dorst! en sluimer zacht! in uw gevoel van recht, beminnelijke fabrieks-eigenaar ! Goddank! door dikke schaduwen van on rechtvaardigheid en geweld breekt hier-en-daar een lichtstraal. Het licht der barmhartigheid, het zachte licht ontstoken door menschen wier ziel medelyden kent; in wier boezem brandt het begeeren hun naasten op te beuren, te steunen, te koesteren, te verkwikken geestelijk en licha melijk. Er worden onder »the upper ten" nog menschen gevonden, die uitmunten door goed heid en liefdadigheid, die voelen dat het hun plicht is, zich te ontfermen over de misdeelde broeders en zusters ; die hun best doen zich bemind te maken, wie men hun rijkdom niet alleen vergeeft, maar van harte gunt, om dat zy een gedeelte van hnn geld afstaan om licht en vreugde te brengen in het somber, treurig bestaan der loon-slaven. Aan de mildheid der bewoners van het WestEnd heeft de «Young Women's Help Society" haar bestaan te danken. Twee groote huizen werden aangekocht en uiterst doelmatig inge richt voor de fabriekarbeidsters, om haar avond uren te komen doorbrengen in warme, goed verlichte, ruime vertrekken. Voor een spot prijsje wordt in dat gezellig »home" warm voedsel en drinken verstrekt. Op de boven verdiepingen zijn zindelijke slaap-vertrekken om meisjes te huisvesten die ziek, of tydelijk buiten werk zyn. Vreemdelingen wordt ook nacht-verbly'f aangeboden. Na een week proef-tijd, kan men als lid van deze vereeniging worden aangenomen; men stort dan een bedrag van vier stuivers als intree-geld. Beneden is de praat-zaal, een uitstekend butïet, ruime keuken en een flinke kamer waar de meisjes haar kleeren en schoenen kunnen schuieren, en gezicht en handen wasschen, zoodat zij frisch en netjes aan de lange tafels kunnen plaats nemen. Dan gaan zij eten, praten, spelletjes doen, lezen en handwerken. De avond is de Woensdag-avond, want dan worden eenvoudige, nuttige en begrijpelijke lezingen en voordrachten gehouden. Wat een dankbaar publiek! Men ziet die ouwe jkernstige gezichten opgericht, aandachtig-luisterend opgericht; zij vergeten dat het leven haar niet voert langs rozen-paden ; willig laten zij zich meevoeren naar het land der fantasie; zij genieten, zij zijn gelukkig. Trotsch zijn zy op haar lidmaatschap; trotsch op haar ver eeniging. Zij oefenen zich in fatsoenlijk spreken en leeren elkaar het vloeken af. Geen wanklank geen ruw woord zou u by een bezoek hinde ren; soms zoudt gy moeten glimlachen om haar naïve vragen en om de kennelijke moeite die zy zich geven, toch vooral fatsoenlijk te spreken. Natuurlyk werden deze gunstige gevolgen niet in-eens verkregen. Wie met de heffe van het volk in aanraking komt, die ondervindt dat honger en gebrek, wantrouwen, ongevoeligheid, ruwheid en cynisme kweeken. MiUtr het geduld, de verdraagzaamheid en de beminnelijke overredingskracht van een edelgezinde vrouw behalen op-den-duur over winningen die verbaasd doen staan. Van ganscher harte wenschen wij dat de kloeke, onzelfzuchtige vrouwen, die zich aan het hoofd van die vereeniging stelden, met blijmoedig heid haar werk zullen voortzetten. » * * Kurken. Zijn kurken te groot voor een flesch, laat ze dan een paar minuten in kokend water liggen; ze worden zacht en kunnen ge makkelijk in de flesch worden geslagen. Vernis voor swart-strooien Jweden. Stamp twee ons beste, zwarte zegellak tot fijn poeder en voeg er vier eetlepels zuiveren wy'ngeest by. Doe het in een flesch en zet het op het for nuis tot de lak gesmolten is. Smeer vervol gens met een klein schuiertje het vernis op den hoed en laat hem daarna in de zon droogen. Dit vernis geeft aan oude hoeden een fraaien glans en de vereischte stijfheid zoodat ze er als nieuw uitzien. CAPBICE. ? IMItlllllUIIIIIIIIIIIIMHIItMlttllllMIIIIIIIHI vnazzonvm. Naar aanleiding van mevr. Th. Hoven's De vrouw en de Levens verzekering" II (slot). Ik kan niet nalaten terug te komen op het stuk van mevrouw in de Groene van de vorige week. Het doel is toch zeker om vele vrouwen op te wekken tot nadenken over haar toekomst. Ik geloof, dat mevr. Hoven niets liever zou willen, ean dat vele ongefortuneerde werkende vrouwen na lezing er van. tarieven van levens verzekering-maatschappijen aanvroegen. En wat zal het gevolg daarvan zijn dat velen ontzettend teleurgesteld worden. Het is zoo gemakkelijk neergeschreven dat: «zonder vanaf uw twintigste of vijf-en-twintigste, elk jaar iets af van 't geen ge verdient, opdat ge, op uw vijftigste jaar een BEHOORLIJK inkomen zult hebben". Maar kan die mooie belofte van een behoorlijk inkomen op vyftigjarigen leeftijd vervuld worden ? Ik zou ieder willen aansporen zich by een soliede maatschappij te verzekeren, want mevr. Hoven heeft gelijk, elke gulden, dien men in zijn jeugd voor een lijfrente stort, wordt een goud tientje voor den ouden dag. Maar evenzoo ijverig als ik iedere vrouw daartoe zou willen opwekken, even vurig zou ik willen trachten haar de volgende woorden van mevr. Hoven uit het hoofd te praten: «Zoodra de ongehuwde vrouw de vier kruisjes achter den rug heeft, kan ze gerust zeggen, dat haar leven voorbij is. Maar ze kunnen zich toch niet allemaal verdrinken de stumpers ze moeten nog blijven voortvegeteeren tot de dood, de eenige barm hartige, die niet laag neerziet op... oude vrijsters zich over haar ontfermt". En dat werd geschrven van het eind van de negentiende eeuw! Maar gelukkig zien wij om ons heen tal van vrouwen, die mevrouw Hovens woorden logenstraffen. Ach, hoofden van scholen, directrices van inrichtingen, pleegzusters en onderwijzeressen, naaisters en schoonmaaksters wat zoudt ge er droevig aan toe zijn als mevrouw Hoven gely'k had. Hebt ge het wel goed begrepen als ge boven de veertig zy't, dan hebt ge opgehouden te leven, dan vegeteert ge slechts. In het stuk wordt gezegd als men jong is, is het heel gemakkelijk zijn brood te verdienen, ik zou er bij willen voegen als men een goede opleiding genoten heeft. De geest van den tijd is om zich steeds verder te ontwikkelen. Wie vroeger te vreden was met een akte lager onderwys, tracht er nu een voor middelbaar by te ver overen. Zou een onderwijzeres van 45 jaar, die uitstekend «klaarmaakt" voor examens, haar leerlingental zien verminderen ? Zou een be paald bekwame naaister van over de 40 elk jaar eenige rekeningen minder te schrijven hebben? Men doet meer kwaad dan, men denkt, 't met energie te dooden! Ik stel my vooreen 25jarigekinderjuifrouw. Zie, ze zit op Zondagavond alleen op de kinderkamer. Mevrouw brengt haar de cou ranten, waaronder De Groene. Ze leest het stuk over levensverzekering. Ja, dat is mooi, ze wil heel zuinig zyn en ieder jaar een goed sommetje voor een lijfrente geven, morgen zal ze een tarief aanvragen. Veertig jaar, zou dan haar leven al voorbij zyn. Ze moest er werkelijk om lachen. Het tarief werd geraadpleegd. De ont goocheling kwam. Tarieven van andere maat schappijen werden aangevraagd, maar de uit komst bleef dezelfde. Om op 50-jarigen leeftyd een rente van ?100 'sjaars te hebben, moest zy 25 jaar lang betalen ? 39.45 per jaar. Wel kreeg zy dan een aandeel in de winst, maar daar mocht zy toch niet vast op rekenen. By een andere maatschappij was de premie eenige guldens lager, maar dan ook geen winstaandeel. «Een behoorlyk inkomen," had zij gelezen en by zich zelf vas|gesteld een ? 500 'sjaars. Ze had gerekend ? 300 voor huisvesting en ? 200 voor al het overige. Dat was «onbezorgd." Dat zou dus zyn op zyn minst ongeveer ? 125 'sjaars om te betalen. Ze schrikte er van en ze verdiende ? 200! Dan haar eischen maar wat lager gesteld, maar hoe ze ook rekende, ze zag wel, dat ze op 50 jarigen leeftijd nooit onbezorgd zou kunnen leven. En weer klonk het haar in de ooren, »dat ze na haar veertigste eigenlyk »op" was." Ze lachte er niet meer om. Ze schreide heete tranen om het somber toekomstbeeld: vroeg oud, verdrongen door anderen, gebrek als zij oud was! Waarom niet liever de energie opgewekt dan haar gedood! Laat de vrouw de beste jaren voor de veertig gebruiken om zich te ontwikkelen, om verder te komen, laten zij trachten uit te munten in het vak, dat zij gekozen heeft, die «verzekering" zal haar helpen tot zy 55 a 60 jaren is. Dan kan zij rustig genieten van den onbezorgden dag, dien zy zich door het koopen van een lijfrecte of het aangaan van een of andere verzekering veroverd heeft. Ik twy'fel niet of menige vrouw zal moeilijke jaren door moeten, maar ik weet zeker dat deze minder zwaar zullen vallen dan de jaren van 40?50 die mevrouw Hoven de onge huwde vrouw voorspiegelt. Ik geloof' zeker, dat de loonen zullen stijgen, dan kan de vrouw de lijfrente waarvoor zij spaart, vroeger laten ingaan, maar hartelijk hoop ik, dat zy nooit zal ondervinden, dat na de vier kruisjes, haar leven svoorby" is. Leve de levensverzekeringen, maar weg met zulk een kille, nare levensbeschouwing! C. B. Geachte Redactie. Wees zoo vriendelijk om ter voorkoming van misverstand het bericht van mej. Th. v. R. in no. 1188 geplaatst eenigszins aan te vullen. Door my werden namens het Chr. Nat. Boerencomitéin het Handelsblad, de Nieuwe Kott. Cour., Het Vaderland, Het Dagblad en de Standaard berichten en advertentiën geplaatst, waarin medewerking werd gevraagd om aan het verzoek van mevrouw Steyn te voldoen. Bovendien werden door allerlei dag- en weekbladen deze berichten overgenomen. Van een »anti-revolutionair onder onsje" kan dus geen sprake zyn. Voorts is mej. Th. v. R. wel wat al te vrij in haar bericht. Voor de goederen hier bedoeld is een nadere omschrijving zeer noodig. Ie zyn ze aan kleur gebonden en zijn rood en zwart contrabande, donker grijs is 't beste. 2e moet er op de maat gelet worden: de lengte der bouffantes is twee meter de breedte veer tig centimeter. 3e moeten de goederen voor dit doel bestemd gezonden worden aan den heer H. J. Emous N. Z. Voorburgwal 326. Wanneer men nu daarop let dan is het om het even of de bouffantes door «vrije" of an dere vrouwen gebreid worden. Hoogachtend Uw dw. dien. JB. VAN OVERSTEEG. Lid v. h. Chr. Nat. Boerencomité. Amsterdam, 10 April 1900. Cctoeto is lo o slist t

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl