Historisch Archief 1877-1940
No. H90
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
vak der Romantiek. By beiden is het uit
storting der innigste en teederste zielsaan
doeningen, de klacht van het gewonde gemoed,
schier verbrijzeld door ruwe zelfzucht en jam
merlijke bekrompenheid.
In mijne aanvullingen van het zonder myne
medewerking herdrukte artikel zou ik op nog
heel wat artisten der laatste jaren hebben ge
wezen. De arbeid van Marcellus Emants zou
door my inzonderheid gewaardeerd zijn om
zyn gedachtenrykdom. Toen hij begon met
zyn stout episch-allegorisch gedicht: Lilith
scheen de hoogste vlucht niet te stout voor
hem. Terstond daarop staafde hij, dat zy'n
talent even buigzaam als veerkrachtig was.
Zijne dramatische arbeid splitste zich in ern
stige historische stukken: Juliaan de Afvallige
en Adolf van Gelder, en kortere moderne
blijspelen. Mij dunkt, dat hij nimmer zoo goed
geïnspireerd was, als toen h\j in n bedrijf
zy'n Onder Ons schreef, een satire op het
modéréfamilieleven vol snijdenden spot. En
dan zou nog herinnerd moeten worden, dat
Emants alleruitstekendste reisnovellen en eene
psychologische studie in epischen vorm onder
den titel: Fanny heeft voltooid.
Naast Emants .staan verschillende dichters,
dagelijks nog aangroeiend in getal. Toch zou
het gepast zyn geweest te spreken van de
dichters M. G. L. van Loghem, Boele van
Hensbroek, Albert Verwey en F. van Eeden.
Van Loghem, die zich Fiore della Neve noemde,
openbaarde zijne ingenomenheid met den
warmen gloed der zuidelyke erotiek; Boele
van Hensbroek zijne groote kunstvaardigheid
in eene smaakvolle vertaling van Ilamerling's
Amor und Psyche; Verwey en Van Eeden
gaven in hunne bundels Persephone en Ellen
vele hoogst oorspronkelijke, zeer persoonlijke
gedichten.
En dan zou er natuurlijk gesproken worden
van ons in bloei toenemend tooneel, van de
tegenwoordige lauweren door de Koo en
Hey'ermans behaald, maar ook van Glanor, die in
1873 met uitgaan het tijdvak van de herle
ving der dramatische kunst inwijdde. En ook
hier komt een drom van mededingende kun
stenaars, te talrijk wellicht om ze allen recht
te doen. Misschien zou het dan het best
geweest zijn een drietal stukken, mij bovenal
voor den geest zwevende, te noemen. Ik bedoel
twee drama's van W. G.vanNouhuys: Eerloos en
Het Goudvischje en een stuk van mevrouw
Snijder van Wissenkerke: Lotos. Het flinke
gespierde en juiste van toon en taal bij Van
Nouhuys staat waardig naast het fijne en innige
in het sentiment van Lotos.
Den WelEdelen Heer Rensburg.
WelEdele Heer,
Het spijt mij ten zeerste, dat ik zoo koppig
ben om u niet te volgen in de bypaadjes van
den ingeslagen weg; te meer spijt het mij,
daar u uzelve zooveel moeite hebt getroost
om een lange reeks van aanhalingen over te
schrijven, die m.i. meestal niet ad rem zijn.
De quaestie is immers niet wat de oorsprong
is van den Talai-lama; ook niet sedert welken
tijd zoo'n personaadje zijn début gemaakt heeft
in de Boeddhistische wereld; maar enkel en
alleen ot hij bestaat of niet; m .a. w. of de
Boeddhisten ook een opperhoofd hebben zooals
b.v. de Roomsch-Katholieken, de
Mahommedanen of de Russische Kerk. In uw stuk over
Verburgh's Apotheose scheent u te betwijfelen
of dit zóó was; die onzekerheid betrof, zooals
ik uit uw schrijven opmaakte, slechts den
tegenwoordigen staat van zaken. Ik heb getracht
dien twijfel weg te nemen, en gezegd, wat ik
door pe.rsoonlnke ondervinding met de Boed
dhisten in Klein-Tibet natuurlijk stelt dat
land niet de heele Boeddhistische wereld voor
heb opgedaan. In mijn bewering, dat de
Talaï-lama een Paus, of Tsaar of Sultan is
ik heb die twee laatste benamingen in mijn
eerste schrijven niet geplaatst, omdat wy' weten
waarover het gaat heb ik slechts een be
ginsel uitgedrukt, waaraan de praktijk, zooals
nu uitgevoerd in Lhassa, sterkte en grondslag
geeft, laat staan dat zij het afbreekt of ver
nietigt. Want waarom voogden en regenten
voor het verzorgen en plaats-bekleeden van
een minderjarige, zoo die niet bestaat? Waar
om al die intriges, waaraan u zoo goed zy't
geweest uw zegel van betrouwbaarheid te
hechten, indien die intriges niet noodig zyn
om den minderjarige niet als Talai-lama te laten
fungeeren, wanneer hy meerderjarig is?
De werking der chineesche regeering, dunkt
mij ten minste, toont ook aan, dat zij van het
bestaan van een Talai-lama als opperhoofd af
weet, daar zy tracht door hare werking en
kuiperijen deze opperheerschappij te onder
mijnen. Men werkt slechts een zaak tegen,
"wanneer die bestaat. Men gebruikt geen kui
perijen om hersenschimmige beginsels te niet
te doen of niet in praktyk te brengen. Zóó
ten minste oordeelen de Boeddhisten in
KleinTibet, zoo ook oordeel ik en vele anderen met
mij denken op dezelfde manier; n.l. dat in be
ginsel het Talai-lama-schap bestaat, schoon men
tracht door sluwheid en list dat beginsel te
doen verdwijnen. Natuurlijk zoo u verkiest is
er niemand, die u beletten zal, de tegenover
gestelde opinie te houden. Ik dacht u een
dienst te bewijzen door myn schryven, maar
zulks is, schijnt het, niet gelukt.
En moeten wij nu veronderstellen dat de
Opperheerschappij van den Talai-lama uitge
voerd of wel door voogden en regenten zoo hij
minderjarig is, ofwel door hem zelf, zoo hij
zyn meerderjarigheid bereikt heeft haar
kracht uitoefent op iederen Boeddhist, die in
de wereld woont? Zoo iets zou ik niet durven
beweren. Maar volgens myn zegsmannen,
Boeddhisten geboren in Klein-Tibet, dat gedurende
de zomermaanden in aanhoudende verbinding
staat met Lhassa wegens den handel, en ook
wegens het heen en weer reizen der abten
van de verschillende kloosters van Klein-Tibet
en Lhassa voert de Talai-iama de opper
heerschappij uit n over de Noordelijke n
over de Zuidelijke afdeelingen der Boeddhis
tische wereld met uitzondering misschien van
Japan. De reden van dit misschien is, omdat
mijn Boeddhistische vrienden over 't algemeen
daarover ook twijfelden of daarvan niet zeker
waren. Die opperheerschappij moet echter niet
te streng worden opgevat. De verschillende
Boeddhistische sekten huldigen den Talai-lama
als haar opperhoofd, vooral omdat zij allen op
de een of andere manier Boeddha aanhangen
als haar leermeester in het geloof, en de
Talailama wegens zyn inkarnatie in de nauwste be
trekking staat met Boeddha.
Bi geloof dat de oorzaak van ons verschil
te vinden is in de verscheidenheid van de
bronnen, waaruit we putten. Ik beschouw,
dat, om het hedendaagsche geloof van een volk
goed te kennen, men niet alleen de
geschiedboeken moet raadplegen, maar wel degelijk
aannemen wat kundige en vertrouwbare
bely'ders van dit geloof bevestigen. Geschiedenis
toch handelt over het verleden; het tegen
woordige kunnen alleen de levende geloovigen
verklaren. Ook moet men niet te voorbarig
zyn om gevolgtrekkingen te maken of over
eenkomsten te sluiten tusschen punten van
verschillende gelooven. Zoo men door grondige
kennis niet zeker is gerechtvaardigd te zyn,
zou men spoedig in dwaling kunnen geraken.
Zoo schrijft u b.v. dat de Madonna der Katho
lieken overeenkomt met Kwannon de
JapanBoeddhistische godin der genade"!! Het
jeugdigste katholieke kind, dat den Katechismus
voor eenigen tyd goed heeft gevolgd, zou u
kunnen doen begrypen in welke groote dwaling
u gevallen waart. Misschien kan dit kind
nog niet eens lezen of schryven; zeker weet
het niets af van de moeielijkheden, die de
Boeddhistische godsdienst oplevert; maar toch
zou het u kunnen zeggen, dat er volgens de
katholieke leer geen godinnen bestaan; drft
Maria een schepsel is, zooals wij zyn; dat'de
Almachtige God geen godin of god kan maken
van een schepsel; dat genade een gave\is van
God, die (genade) door geen schepsel kan ge
maakt of gegeven worden. Dit gelooven de
katholieken; en dan volgens hun geloof is het
toch zeker de grootste onzin om van Maria te
spreken als een Godin der genade"; laat
staan een overeenkomst te zien tusschen de
gezegende Moeder van den Verlosser der wereld
en een heidensche godin.
Hierbij neem ik van u afscheid; want nog
meer verwarring van princiep en grootere dwa
lingen zouden wellicht het gevolg kunnen
worden van verder schrijven.
Met beleefde groeten,
M. DONSBN.
Missiehuis, Roosendaal (N.-B.)
2 AprU 1900.
Hiermede sluiten wy de gedachtenwisseling
over den Talai-lama. RED.
Boekverkooping te Leiden.
Door de firma Burgersdyk en Niermang te
Leiden zal van 2 tot 7 Mei a.s. eene
boekverkooping gehouden worden, die veel belang
stelling verdient. Twee bibliotheken komen
dan onder den hamer nl. die van wijlen dr.
P. J. Cosy'n, hoogleeraar in het Gothisch, An
gelsaksisch en Oudsaksisch aan de leidsche
universiteit en de muziekbibliotheek van
wylen den heer J. C. Boers, muziekdirecteur te
Delft. De eerste rubriek, 1507 nrs. groot, be
vat slechts werken over taal- en letterkunde,
vooral Germaansche talen als Gothisch,
Oudsaksisch, Friesch, Engelsch, Angelsaksisch (zeer
belangryk), Hoogduitsch, Nederlandsen, enz.
Verder over Romaansche taal- en letterkunde,
Slavisch, verzameling werken over spreek
woorden enz. Vele van de beste standaard
werken en tijdschriften zyn hier vertegenwoor
digd. De literatuur over sommige der
onderafdeelingen is zoo goed als compleet aanwe
zig. De tweede rubriek over muziekliteratuur
is niet minder rijk. Zelden kwam eene der
gelijke verzameling werken over geschiedenis
van de muziek, theorie, compositieleer,
zangkunsl, geschiedenis der muziekinstrumenten,
vooral vun het orgel, praktische muziek als
kerkmuziek, volksliederen, waarbij vele
zeldzaamheden, ten verkoop. De laatste afdee
lingen zooals kunst-, pracht- en plaatwerken,
geschiedenis en aardrijkskunde, theologie enz.
bevatten mede,menig gezocht werk.
YOOEl DAME£.
.AJ-weer een.,
Ze zijn de plaag van onzen tijd; daar
over zijn we 't allemaal eens.
Ze zijn op alle mogelijke manieren
verwenscht en vervloekt.
We dulden ze, ja, omdat ze »een nood
zakelijk kwaad" heeten. En ze heeten
»een noodzakelijk kwaad", omdat er geen
onder ons is die er wat beters op weet.
En hoeveel knappe koppen hebben daarop
niet al zitten soezen!
Wij mannen, we praten er voortdurend
over hoe we ze zullen beperken, verbete
ren; hoe we het wreed ongelijke en het
dom loterijachtige eraan zullen ontnemen.
We beginnen ze af te schaffen voor de
kleine kinderen. In Amsterdam ge
weet nu al waar ik 't over heb; ik heb 't
weer over examens in Amsterdam, dat
in zooveel opzichten het land een voorbeeld
is, heeft men ze afgeschaft voor de twaalf
jarigen die naar de H. B. S. gaan; gedeel
telijk tenminste.
En wat lees ik nu?
Wie zullen er nu geëxamineerd worden
in plaats van de kinderen ? V .., pardon,
ik heb gevloekt toen ik het las, maar dat
kan ik hier niet doen. In plaats van
de kinderen komen nu de
KINDEEJUFFROUWEN aan de beurt!
't Is om zijn oogen niet te gelooven.
Maar staan dan al die vrouwen buiten
het begrip van de nooden van hun tijd?
Is er eene onder hen die haar naam zou
willen opgenomen zien in eene commissie
ter bevordering van het militairisme, of'
het kapitalisme of het pauperisme ?
En weten ze niet dat het examinisme
een bijna even erge kwaal van onze
maatschappij dreigt te worden als deze drie?
? Het examinisme, dat is de domme
bevoor? rechting van feitenkennis boven gevoel,
l_ boven gemoedsleven, boven tact, boven
karakter, boven liefde, boven
schoonheidszin.
Het examinisme, dat is de heillooze con
sequentie van het. klassenstelsel onzer maat
schappij, dat na zooveel klassen van
geleerden, van onderwijzers en van ambte
naren gemaakt te hebben, nu klassen zal
fabriceeren van kinderjuffrouwen: geëxa
mineerde en pngeëxamineerde. De laatste
zullen, ten minste als deze examen beweging
»aan hare bedoeling beantwoordt", weldra
voor een oortje thuis liggen. Er zal geen
vraag meer naar wezen. En het zal niet
lang meer duren of er zal evenmin nog
vraag wezen naar ongeëxamineerde keuken
meiden. Of is daarvoor misschien al een
examen zonder dat ik 't weet? Zoo niet,
was 't dan wellicht niet geïndiceerd geweest
met de keukenmeiden^te beginnen in plaats
van met de bonnes? "l
Van de kinderen, Traar heeft toch reeds
de moeder eenig verstand van, zou men
zoo meenen; van etenkoken allicht minder.
De >oud-leerlingen der kookscholen'' (ook
al 'n titel!) niet te nagesproken. In elk
geval, de sprong yau apothekeressen en
verpleegsters tot kinderjuffrouwen is min
stens even groot als tot keukenprinsessen,
winkeldochters, stovenzetsters,
strijkvrouwen en^kaarsenfabriekmeiden, die alle
meen ik nog maar ongegeneerd zonder
examendiploma rondloopen. Maar mis
schien vormen de naaisters een overgang;
ik weet dat allemaal zoo niet.
Zullen de dames van dezen uitval nog
iets ander» zeggen, dan dat hij ongemanierd
is (waarvoor ik beleefd verschooning ver
zoek) ? Hoogstens, vrees ik, dat ik erg...
«overdrijf." Wat 'n idee ook, om 't zoo
hoog op te nemen. Wie kan er nu zooveel
drukte maken over zoo'n dood-eenvoudig
examentje, dat alleen zal loopen over...
Ja, waarover? Dat is een tweede quaestie.
Laat ons zien.
I. Theorie.
a. Ecnige kennis van den !K>U\V van liet mcnschclijk
lichaam.
b. Algemeene begrippen omtrent gezondheidsleer,
de ciscbeu der lichamelijke verzorging van het kind.
en kennis van de eerste hulp bij ongelukken,
c. AlgemeeDe begrippen omtrent opvoedkunde.
d. Kennis van de röbel-methode.
II. Practijk.
a. Behandeling van het.jonge kind. goede verzorging
van het lichaam, vooral ten opzichte van reinheid.
b. Vaardigheid in de Fröbel-ocfeningcu en spelen.
c. Lezen, vertellen en stellen;'t laatste moet blijken
uit het schrijven van een brief ol' eenvoudig opsiel.
d. Naaien (zoomen, stikken, band tegen zetten, een
stukje in/etten. knoopsgaten maken, merken, eenige
vaardigheid iu het gebruik der naaimachine).
e. Knippen naar model van een kinderkleeilingstnk
met berekening van de hoeveelheid benoodigde slot'.
/! Breien (iubreien van stukjes en van een hieltje.)
t/. Mazen (overmazen, rechts en avereehls, een
stukje inzetten en aanniazeu).
k. Behandeling van de droge kinderwiisch, opmaken
e u strijken; weten hoe jaeger, thinel en andere fijne
wollen storten moeten gevvasscheu worden.
Is de candidate in het bezit van de akte
L. O., dan is zij vrijgesteld van c; bezit
zij de akte nuttige handwerken, dan van
d, e, f en g.
Bovenstaand program is wat uitvoeriger
dan dat in 't vorig nummer van dit week
blad. Ik heb het gevonden op blz. 287
van den pas verschenen 2e druk van :
J. W. van Mameren Kz., «Leiddraad bij
de keuze van een ambt, betrekking of be
roep" (een boek om van te ijzen: 480 blad
zijden, alleen over examens, enkel in
Nederland! brr!) En bij Van Mameren
vond ik ook de toevoeging omtrent de
vrijstellingen, die niet onaardig is. Onder
wijzeressen zijn vrijgesteld van c. Welke c?
De theoretische of de practische of allebei ?
Ze schijnen niet vrijgesteld van theorie a:
eenige kennis van den bouw
vanhetmeuschelijk lichaam. Hoewel ze daar allicht
meer van geleerd hebben dan voor een
kinderjuffrouw noodig is te weten.
Ik wil over dit examenprogram niet veel
zeggen. Het spreekt voor zichzelf. Het
is immers zeer natuurlijk dat de juffrouw
dit alles behoort te weten als ze in dienst
komt. Anders zou de mevrouw zich er
mee moeten bemoeien het haar te leeren,
en had dan geen tijd naar de kinderjuf
frouwen-cursus te gaan, waar ze lid van
de commissie van toezicht is. En als ze
daar geen tijd voor had, dan liep die cur
sus in de war. Zoodat ik maar zeggen
wil, dat alles in 't honderd zou loopen als
iedere mevrouw zich bemoeide met haar
eigen juffrouw. Bovendien is 't bij de keuze
van een juffrouw veel gemakkelijker te
vragen: waar is uw diploma ? dan te gaan
informeeren naar persoonlijkheid, humeur,
karakter. Men mag niet te veel verlangen
en zal dus op deze laatste punten wat
door de vingers moeten zien als het blijkt
uit dat diploma dat de juffrouw theoretisch
en practisch goed kan fröbelen (alle kin
deren moeten immers alleen fröbelen leeren,
geen andere spelletjes), dat zij »algemeene
begrippen" heeft omtrent gezondheidsleer
en opvoedkunde en dat zij niet van plan
is haar tijd te verlummelen als de kinderen
naar bed zijn, maar dan een stukje kan gaan
in- of een bandje tegen-zetten, averechts
overmazen, of toonen dat zij weet hoe een
jaegertje gewasschen moet worden. Kort
om, zoodat van haar gezegd kan worden:
Het pad der deugd wijst zij ons aan,
Wie zou niet gaarne medegaan?
En in verloren oogenblikken
Leert zij ons naaien, stoppen en stikken.
Rotterdam. J. F. N.
Diefstal. tYounp Womeris Help Society"
te Londen. Keuken.
Neen! waarschijnlijk heeft die sloof nooit
een letter van Zola gelezen, dus, ook niet
zyn Fécondité. Vóórdat Emile Zola dit werk in
't licht gaf, had zij, het arme, hongerige
schepsel, arbeidster in een fabriek voor ver
duurzaamde levensmiddelen, het hare gedaan
om Frankrijk te behoeden voor ontvolking.
Moeder Konijn op-ende-op; waarschijnlijk
een geloovige ziel, die in 't Gods-bestuur niet
wfl of durft ingrijpen. Zij baarde
een-entwintig kinderen! ... 't Is om van te rillen I
»Elle a payó de sa personne et méritéde
la patrie," dat staat vast. De rechters van
haar land zyn streng voor haar geweest. Geen
stem verhief zich om verzachtende omstandig
heden te pleiten.
Uit alle nieuwsbladen grynst ons tegen het
naargeestig relaas van de moeder
dereen-entwintig kinderen, die zich vergreep aan drie
liter boontjes en voor deze wandaad gestraft
werd met twee dagen gevangenisstraf. Welk
hardvochtig wezen heeft deze arme
loonslavin aangeklaagd ? Zy verdient zes stuivers,
zegge dertig centen daags en moet voor dat
hongerloon den God-ganschen dag groenten
schoonmaken. Wér is zij in gezegende (?)
omstandigheden. De aanblik van die reus
achtige vaten vol blanke, frissche boonen, werd
haar te machtig.
»Boonen-soep I hè! zoo'n lekker
boonensoepje" overlegde ze by zich-zelf. Het water
kwam haar in den mond, haar slap, vermoeid,
uitgemergeld lichaam schokte van verlangen
naar zoo'n Koningsmaal! Zwangere vrouwen
voelen soms in zich het zinneloos hunkeren
naar een of ander gerecht. Zy bezweek voor
de verleiding en stal drie liter boontjes....
Voor de rechtbank gedaagd, bekende zy
haar vergrijp en werd met twee dagen ge
vangenis gestraft. Natuurly'k. Het recht moet
zyn loop hebben. Jameson, Rhodes en
Chamberlain bewegen zich vry en vroolyk als
vogels in de lucht... maar die stelen ook
geen boontjes. Zoo'n fransch, mager
boonensoepje zou hen niet smaken. Ook heb ik nooit
gehoord, dat het edelaardig drietal honger
heeft, wél dorst; een niet te lesschen goud-dorst.
De eigenaar van die fabriek ly'dt misschien
ook aan die kwellende dorst. Het kriebel
jeuken van den honger heeft zijn maag
waarschynlijk nooit gefolterd. Foei! etens-waren
stelen! en dat in zyn fabriek! neen, hoor!
hy zou er geen doekjes om winden! mallig
heid ! Ziekelyke philantropie ! Die steelt, moet
weten wat er op zit I hij zou haar openlijk
aanklagen, ten afschrik-wekkend voorbeeld
voor de andere arbeidsters.... Lesch uw
dorst! en sluimer zacht! in uw gevoel van
recht, beminnelijke fabrieks-eigenaar !
Goddank! door dikke schaduwen van on
rechtvaardigheid en geweld breekt hier-en-daar
een lichtstraal. Het licht der barmhartigheid,
het zachte licht ontstoken door menschen wier
ziel medelyden kent; in wier boezem brandt het
begeeren hun naasten op te beuren, te steunen, te
koesteren, te verkwikken geestelijk en licha
melijk. Er worden onder »the upper ten" nog
menschen gevonden, die uitmunten door goed
heid en liefdadigheid, die voelen dat het hun
plicht is, zich te ontfermen over de misdeelde
broeders en zusters ; die hun best doen zich
bemind te maken, wie men hun rijkdom
niet alleen vergeeft, maar van harte gunt, om
dat zy een gedeelte van hnn geld afstaan
om licht en vreugde te brengen in het somber,
treurig bestaan der loon-slaven.
Aan de mildheid der bewoners van het
WestEnd heeft de «Young Women's Help Society"
haar bestaan te danken. Twee groote huizen
werden aangekocht en uiterst doelmatig inge
richt voor de fabriekarbeidsters, om haar avond
uren te komen doorbrengen in warme, goed
verlichte, ruime vertrekken. Voor een spot
prijsje wordt in dat gezellig »home" warm
voedsel en drinken verstrekt. Op de boven
verdiepingen zijn zindelijke slaap-vertrekken
om meisjes te huisvesten die ziek, of tydelijk
buiten werk zyn. Vreemdelingen wordt ook
nacht-verbly'f aangeboden.
Na een week proef-tijd, kan men als lid
van deze vereeniging worden aangenomen;
men stort dan een bedrag van vier stuivers
als intree-geld.
Beneden is de praat-zaal, een uitstekend
butïet, ruime keuken en een flinke kamer waar
de meisjes haar kleeren en schoenen kunnen
schuieren, en gezicht en handen wasschen,
zoodat zij frisch en netjes aan de lange tafels
kunnen plaats nemen. Dan gaan zij eten, praten,
spelletjes doen, lezen en handwerken.
De avond is de Woensdag-avond, want dan
worden eenvoudige, nuttige en begrijpelijke
lezingen en voordrachten gehouden. Wat een
dankbaar publiek! Men ziet die ouwe
jkernstige gezichten opgericht,
aandachtig-luisterend opgericht; zij vergeten dat het leven haar
niet voert langs rozen-paden ; willig laten zij
zich meevoeren naar het land der fantasie;
zij genieten, zij zijn gelukkig. Trotsch zijn zy
op haar lidmaatschap; trotsch op haar ver
eeniging.
Zij oefenen zich in fatsoenlijk spreken en
leeren elkaar het vloeken af. Geen wanklank
geen ruw woord zou u by een bezoek hinde
ren; soms zoudt gy moeten glimlachen om
haar naïve vragen en om de kennelijke moeite
die zy zich geven, toch vooral fatsoenlijk te
spreken. Natuurlyk werden deze gunstige
gevolgen niet in-eens verkregen. Wie met de
heffe van het volk in aanraking komt, die
ondervindt dat honger en gebrek, wantrouwen,
ongevoeligheid, ruwheid en cynisme kweeken.
MiUtr het geduld, de verdraagzaamheid en
de beminnelijke overredingskracht van een
edelgezinde vrouw behalen op-den-duur over
winningen die verbaasd doen staan. Van
ganscher harte wenschen wij dat de kloeke,
onzelfzuchtige vrouwen, die zich aan het hoofd
van die vereeniging stelden, met blijmoedig
heid haar werk zullen voortzetten.
» *
*
Kurken. Zijn kurken te groot voor een
flesch, laat ze dan een paar minuten in kokend
water liggen; ze worden zacht en kunnen ge
makkelijk in de flesch worden geslagen.
Vernis voor swart-strooien Jweden. Stamp
twee ons beste, zwarte zegellak tot fijn poeder
en voeg er vier eetlepels zuiveren wy'ngeest by.
Doe het in een flesch en zet het op het for
nuis tot de lak gesmolten is. Smeer vervol
gens met een klein schuiertje het vernis op
den hoed en laat hem daarna in de zon
droogen. Dit vernis geeft aan oude hoeden
een fraaien glans en de vereischte stijfheid
zoodat ze er als nieuw uitzien.
CAPBICE. ?
IMItlllllUIIIIIIIIIIIIMHIItMlttllllMIIIIIIIHI
vnazzonvm.
Naar aanleiding van mevr. Th. Hoven's
De vrouw en de Levens
verzekering" II (slot).
Ik kan niet nalaten terug te komen op het
stuk van mevrouw in de Groene van de vorige
week. Het doel is toch zeker om vele vrouwen
op te wekken tot nadenken over haar toekomst.
Ik geloof, dat mevr. Hoven niets liever zou
willen, ean dat vele ongefortuneerde werkende
vrouwen na lezing er van. tarieven van levens
verzekering-maatschappijen aanvroegen. En
wat zal het gevolg daarvan zijn dat velen
ontzettend teleurgesteld worden. Het is zoo
gemakkelijk neergeschreven dat: «zonder vanaf
uw twintigste of vijf-en-twintigste, elk jaar
iets af van 't geen ge verdient, opdat ge, op
uw vijftigste jaar een BEHOORLIJK inkomen
zult hebben". Maar kan die mooie belofte
van een behoorlijk inkomen op vyftigjarigen
leeftijd vervuld worden ? Ik zou ieder willen
aansporen zich by een soliede maatschappij
te verzekeren, want mevr. Hoven heeft gelijk,
elke gulden, dien men in zijn jeugd voor een
lijfrente stort, wordt een goud tientje voor den
ouden dag. Maar evenzoo ijverig als ik iedere
vrouw daartoe zou willen opwekken, even
vurig zou ik willen trachten haar de volgende
woorden van mevr. Hoven uit het hoofd te
praten: «Zoodra de ongehuwde vrouw de vier
kruisjes achter den rug heeft, kan ze gerust
zeggen, dat haar leven voorbij is. Maar ze
kunnen zich toch niet allemaal verdrinken
de stumpers ze moeten nog blijven
voortvegeteeren tot de dood, de eenige barm
hartige, die niet laag neerziet op... oude
vrijsters zich over haar ontfermt".
En dat werd geschrven van het eind van de
negentiende eeuw! Maar gelukkig zien wij om
ons heen tal van vrouwen, die mevrouw Hovens
woorden logenstraffen.
Ach, hoofden van scholen, directrices van
inrichtingen, pleegzusters en onderwijzeressen,
naaisters en schoonmaaksters wat zoudt ge er
droevig aan toe zijn als mevrouw Hoven gely'k
had. Hebt ge het wel goed begrepen als ge
boven de veertig zy't, dan hebt ge opgehouden
te leven, dan vegeteert ge slechts. In het stuk
wordt gezegd als men jong is, is het heel
gemakkelijk zijn brood te verdienen, ik zou er
bij willen voegen als men een goede opleiding
genoten heeft. De geest van den tijd is om
zich steeds verder te ontwikkelen. Wie vroeger
te vreden was met een akte lager onderwys,
tracht er nu een voor middelbaar by te ver
overen. Zou een onderwijzeres van 45 jaar,
die uitstekend «klaarmaakt" voor examens, haar
leerlingental zien verminderen ? Zou een be
paald bekwame naaister van over de 40 elk
jaar eenige rekeningen minder te schrijven
hebben?
Men doet meer kwaad dan, men denkt,
't met energie te dooden!
Ik stel my vooreen 25jarigekinderjuifrouw.
Zie, ze zit op Zondagavond alleen op de
kinderkamer. Mevrouw brengt haar de cou
ranten, waaronder De Groene. Ze leest het
stuk over levensverzekering. Ja, dat is mooi,
ze wil heel zuinig zyn en ieder jaar een goed
sommetje voor een lijfrente geven, morgen zal
ze een tarief aanvragen. Veertig jaar, zou dan
haar leven al voorbij zyn. Ze moest er werkelijk
om lachen.
Het tarief werd geraadpleegd. De ont
goocheling kwam. Tarieven van andere maat
schappijen werden aangevraagd, maar de uit
komst bleef dezelfde. Om op 50-jarigen leeftyd
een rente van ?100 'sjaars te hebben, moest
zy 25 jaar lang betalen ? 39.45 per jaar. Wel
kreeg zy dan een aandeel in de winst, maar
daar mocht zy toch niet vast op rekenen. By
een andere maatschappij was de premie eenige
guldens lager, maar dan ook geen winstaandeel.
«Een behoorlyk inkomen," had zij gelezen en
by zich zelf vas|gesteld een ? 500 'sjaars.
Ze had gerekend ? 300 voor huisvesting en
? 200 voor al het overige. Dat was «onbezorgd."
Dat zou dus zyn op zyn minst ongeveer ? 125
'sjaars om te betalen. Ze schrikte er van en
ze verdiende ? 200! Dan haar eischen maar
wat lager gesteld, maar hoe ze ook rekende,
ze zag wel, dat ze op 50 jarigen leeftijd nooit
onbezorgd zou kunnen leven. En weer klonk
het haar in de ooren, »dat ze na haar veertigste
eigenlyk »op" was." Ze lachte er niet meer
om. Ze schreide heete tranen om het somber
toekomstbeeld: vroeg oud, verdrongen door
anderen, gebrek als zij oud was!
Waarom niet liever de energie opgewekt
dan haar gedood! Laat de vrouw de beste
jaren voor de veertig gebruiken om zich te
ontwikkelen, om verder te komen, laten zij
trachten uit te munten in het vak, dat zij
gekozen heeft, die «verzekering" zal haar
helpen tot zy 55 a 60 jaren is. Dan kan zij
rustig genieten van den onbezorgden dag, dien
zy zich door het koopen van een lijfrecte of
het aangaan van een of andere verzekering
veroverd heeft.
Ik twy'fel niet of menige vrouw zal moeilijke
jaren door moeten, maar ik weet zeker dat
deze minder zwaar zullen vallen dan de jaren
van 40?50 die mevrouw Hoven de onge
huwde vrouw voorspiegelt.
Ik geloof' zeker, dat de loonen zullen stijgen,
dan kan de vrouw de lijfrente waarvoor zij
spaart, vroeger laten ingaan, maar hartelijk
hoop ik, dat zy nooit zal ondervinden, dat
na de vier kruisjes, haar leven svoorby" is.
Leve de levensverzekeringen, maar weg met
zulk een kille, nare levensbeschouwing!
C. B.
Geachte Redactie.
Wees zoo vriendelijk om ter voorkoming van
misverstand het bericht van mej. Th. v. R. in
no. 1188 geplaatst eenigszins aan te vullen.
Door my werden namens het Chr. Nat.
Boerencomitéin het Handelsblad, de Nieuwe Kott.
Cour., Het Vaderland, Het Dagblad en de
Standaard berichten en advertentiën geplaatst,
waarin medewerking werd gevraagd om aan
het verzoek van mevrouw Steyn te voldoen.
Bovendien werden door allerlei dag- en
weekbladen deze berichten overgenomen. Van
een »anti-revolutionair onder onsje" kan dus
geen sprake zyn.
Voorts is mej. Th. v. R. wel wat al te vrij
in haar bericht. Voor de goederen hier bedoeld
is een nadere omschrijving zeer noodig.
Ie zyn ze aan kleur gebonden en zijn rood
en zwart contrabande, donker grijs is 't beste.
2e moet er op de maat gelet worden: de lengte
der bouffantes is twee meter de breedte veer
tig centimeter.
3e moeten de goederen voor dit doel bestemd
gezonden worden aan den heer H. J. Emous
N. Z. Voorburgwal 326.
Wanneer men nu daarop let dan is het om
het even of de bouffantes door «vrije" of an
dere vrouwen gebreid worden.
Hoogachtend Uw dw. dien.
JB. VAN OVERSTEEG.
Lid v. h. Chr. Nat. Boerencomité.
Amsterdam, 10 April 1900.
Cctoeto is lo o slist t