Historisch Archief 1877-1940
No 119-1
D E A M STERDAM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Iweicfing van het aantal knechts in
befcekenis verloor, des ie meer zette zich die
gedachte vaat, en zonder twijfel heeft de
ontzaglijke uitbreiding, die dit stelsel van
jroduerie na de toepassing van den stoom
(reeft gevonden, ook het, gevoel van die
tegenstelling sterk doen toenemen.
Immers is eenmaal de scheiding ingetre
den tusschen arbeider en arbeidsproduct
dan wordt voor elke nieuwe generatie de
herstelling van die verbinding moeilijker.
Steeds verder raken beide van elkaar af
en nu zien wij dan ook dat. de arbeiders,
ai*t zooals vroeger de minder gelukkigen,
minder bedeelden zijn, maar dat zij zijn
TcHkoraen zonder bezit, rjroletariërs dus.
Met het intreden van dit laatste verschijn
sel doet ook de arbeidersbeweging zijn
intrede, die het verzet is tegen deze absolute
ktrlpeloosheid door de aaneensluiting der
fciïlpeloozen.
Deze arbeidersbeweging is dus niets an
ders dan de uitdrukking van de vanzelf
doot de pToductiemanier geschapen tegen
stelling tusschen arbeiders ter eener en
pfttroo-ms ter anderer zijde, en laat zich dan
oöfc in het meest duidelijke punt dier
tegenstelling de loonquaestie het aller
eerst gevoelen. Daarna komen al die andere
grieven, van overwerk en nachtwerk,
verfenging van den arbeidsdag enz. enz" die
flWer indirect de winst van den werkgever
doen stijgen ten koste van den arbeider.
El fee cent als het ware, die door den
arbeider van den patroon wordt verkregen
tol loonsverhooging, elke minuut tot ver
korting van den arbeidsdag, zijn even zoo
?**!« Verliezen voor den patroon. En dat
niet alleen. Bij elke maal dat de patroon
toegeeft, schept hij een antecedent voor
een volgend toegeven, heeft hij gebroken
met zijn vooropgesteld beginsel, dat hij
alleen zal te beslissen hebben in zaken,
die de arbeidsverhoudingen betreffen.
In dit laatste ligt inderdaad zijn kracht.
jD'e arbeidzoefcenden zijn in zoo groote hoe
veelheid aanwezig, dat ieder arbeider,
concurreeren moet met zijn mede zich aan bie
dende lotgenooten en daarom is het vrije
arbeidscontract, waarbij de werkgever boven
dien onderhandelt met den individueelen
arbeider steeds in het voordeel van den
eerste, daar de tweede zoo laag mogelijk
inoet gaan bij zijn eischen.
Komt echter voor dien eenling in de
plaats te staan de vereeniging van alle
arbeiders eener werkplaats, dan vermindert
de gustige positie aanmerkelijk en wanneer
de afbeiderscereeniging zich uitstrekt over
alle arbeiders in een vak dan verliest, ze
al wederom heel wat, ja bijna alles. Zoo
zien wij steeds organisatie der arbeiders
toenemen tengevolge van de economische
noodzakelijkheid om hunne positie te ver
sterken tegenover die van den patroon.
Meent men nu. dat waar de zaken zoo
staan een bemiddelend lichaam een botsing
an voorkomen V Een machtsquaestie regelt
men niet in def minne; slechts dan, wan
neer omtrent de verhouding van de machts
posities geen twijfel rm-er kan bestaan, is
een schikking, een formuleering mogelijk.
En geen van beide partijen kan zich daar
toe bereid gevoelen, voordat ze langs den
weg van machtsmiddelen de sterkte van
haar tegenpartij en hare eigene heeft be
proefd. Deze weg is de staking van het
Werk door de arbeiders of hunne
uitsluiEEN MODDERSPAT
BOOR
P A R V U S.
Nóg besrreep zij niet hoe het, over haar ge
komen was; hoe het over Liidt had kunnen
komen ....
Reeds als zér jong meisje imponeerde zij.
Alle mannen met wie zij in aanrakiue kwam,
hadden regptct, voor haar. Zij was hél mooi.
Geen kwijuend uiterlijk; een frisch, fljo-gevorind
gelaat omwuifd door blond krullend haar, bezield
door een paar grijs-blauwe OJÜCD.
Prettige, opsn, geestige oo^en die lachten,
vóór dat de grappige nüdsdeeling in
oirsproukelijke, vernuftig; bewoorliugeu over haar roode
lippen was gedarteld. Oogen die tintelden vau
levenslust, wanneer hsar sonore lach langs haar
witte tanden parelde. Zij was hartelijk, met iets
positiefs i:i Imar woorden, die nooit, scherp, iioo,t
hatelijk klonken. Zij vocht, met opgeslagen viziir;
soms uitdagend, daa afwerend met schalke
gratie, wat tot. een vernieuwden aanval [prik
kelde. Steeds wist zij deu juisteu toon te triil';ii.
Beleefd en innemend voor jong en oul kwam
iedereen ouder haar beker,ng. Zij gaf geen kenne
lijke voorkeur aan deu eeu of den ander.
Niemand kon zich beroemen op uUoadere
gunsten ; zelden had men te klagen over
achterafzetting zonder oorzaak.
Werden haar luimige woorden of haar
oiigedwonsen optreden verkeerd begrepen, vond de
vernuftloozc hierin aanleiding tot burgerlijke
familiariteit, dai vonkten de grijs-blauwe oogen,
dan schoten zij stralen vau opvlammende ver
ontwaardiging en onverholeu weerzin.
Diéhaar kenden, waagden z;.c:i geen tweede
mail aan die hooghartige tuchtiging. Doir de
macht de zij uitoefende, was zij zic'i onaan
tastbaar gciau gevoelen. Zoo verliepen de jaren
liarer jonkheid. Reeds naderde Adrienue Leuders
de deitig en nóg was zij geheel vrij.
Zij was niet ten huwelijk gevraagd en zij
zelf vond dit zeer natuurlijk.
Over dames wier hand talloos veelmalen
gevraag! wordt en die haar trouwlustige
!»anbidders den een vóór den aider ui'i, afwijzen,
kon Adrieune zich vroolijk maken. Op zekeren
avond, ten huize vau mevrouw de weduwe
Geedink, kwam het blauwtje van doctor
Kroonberg Ier sprake.
Hoe is 't mogelijk, zei Adrienne, dat een
vrouw, uit pure ijdelheid gevoelens colporteert,
die zij feitelijk niet bezit. Hoe wil een vrouw
zich zóó vernederen 1e huichelen in woorden,
blikken en gebaren, allén om te kunnen wijzen
op een stuk-of-wat door haar bedankte
huwelykscandidaten?...
Mijn mede-zusters zijn volleerd in 't veinzen
óf mannen zijn ijdel enoui,o>zel! Hun ijdelheid
neemt blosjes, lieve woordjes, veelzeggende blik
ken, bekoorlijke stem-dalmgeii en behaagzieke
beWegiukjes grif aan als een hulde aan lui i
persoonlijken invloed. Hun onnoozelheid doet
ze geen kaf van koorn onderscheiden."
«Och, kom, Adrienne, zei freule van Cantstein,
staan wij jongemeisjes niet weerloos tegenover
tin g door rfe werkgevers.
Hoe goed het ook zijn zoude, en hoe gaarne
men het zich idealistisch zou willen denken,
een vriendschappelijke, een werkelijk vriend
schappelijke verhouding tusschen de klasse
der arbeiders en die van de werkgevers is
niet meer mogelijk. Vroeger was dat wat
anders, toen hadden beiden een gezamen
lijk belang: het vervaardigen van een g, ed
product. IN u is het belang des werkgevers
het verkrijgen van zooveel winst als hem
moge'ijk toeschijnt het belang van den
arbeider zich een KOO goed mogelijk btstaau
te verschaffen ten koste dier winst. Het
product, dat eertijds beiden verbond, valt
nu geheel buiten beschouwing, het is slechts
de produktietechniek die hen samenbrengt.
Bij dat wegvallen van alle gezamenlijk
belang en het steeds meer op den voor
grond trtden van het scheidende beginsel:
het kapitaal als hoof'df'actor in de itiding
der productie, kan van zulk een goeden
omgang geen sprake meer zijn. De strijd
spitst zich steeds metr toe.
(Slot volgt) H.
MnM ia de Hoofdstad.
De »Goede Week" was op muzikaal gebied
terecht een stille week. DJ vloed van con
certen werd voor een oogenblik gestremd en
dit geeft mij aanleiding eenige regelen te wij
den aan dat genre van muziek dat eigenlijk in
de Goede week meer dan elk ander soort onze
aandacht vraagt, nl. de kerkelijke muziek.
In het tijdperk dat de muziek zich als kunst
begon te ontwikkelen, n.l. in het begin der
XVe eeuw, waren het meestal teksten ontleend
aan de Katholieke liturgie, die den
toenmaligen componisten, hoofdzakelijk priesters of
kloosterlingen, aanleiding gaven tot het ont
vouwen hunner talenten. Guillaume Dufay
(1400 1470) componeerde missen en motetten.
Jacob Obrecht (1430-150")) de bagaafde Ut
rechtenaar volgde dit voetspoor. Van hem is
door de Vereeniging voor Noord-Nederlands
Muziekgeschiedenis tot dusver uitgegeven de
»Missa fortuna desperata" en eene
passiemuziek naar het evangelie van Mattheus, waar
over straks meer. Moge de tijd niet verre
meer zijn, dat zijne werken, zooveel mogelijk
compleet, uitgegeven vóór ons liggen.
Josquin de Pres (1450?15:21) componeerde
naast vele soortgelijke werken op kerkelijk
gebied, ook het «Stabat mater dolorosa". den
beroemden «Sequens" van den GUIenser monnik
Jacopone da Todi (1240 -1300)
Men kin echter veilig beweren dat de uiting
der muzikaal-kerkelijke kunst in het tijdvak
van Palestrina (1526?1594) haar hoogtepunt
bereikte. Daze toch heeft, in een ontelbaar
aantal werken, bijna al wat uit de liturgische
teksten geschikt was voor muzikale behande
ling, gecomponeerd en zichzelven daarmede bij
het nageslacht een gedenkteeken gesticht, dat
onvergankelijk is door zijn majestueuse
schoonMitfliiMniimiimiimiiHiiiiiiriiimiiMtiMiiiiiiiHiiiiNiiMiimii min!
de mannen? Hun liofmakerij en fl rUtion worden
niet altijd met den trouwdag bekroond!"
,/Bekroond ót' gestnfr,!" klonk AJrienne's
vroolijke stem ten a itwoord.
Da ac!it-eu-dertig-jitr,ge kaptein Verbrujge
keek haar een oogeiiblik: aari en vroeg: //Juf
vrouw Lenders, u heeft, geen groo'c illusies
over het huwelijk, gelojf ik?"
Mijn illusies zijn groot, maar, ik zie tot
mijn spijt, dikwijls geaoe/, dat, het, huwelijk
meer een straf dan eeii beloon ing is, u niet?
Jufvrouw L^ndeis, ik ben tiet niet, met, u
eens... Er zijn zér gelukk'ge huwelijken . . .
jrZ;ker!" zei B;Uy van Cautstem door
haatzwarte wimpers turend.
Maar, mijn lirve B;ts, hoe kan jij (iairover
oordeeleu? Ik heb tien jaar langer om mij heen
gekeken."
//Tien jaar! u overdrijft weer e:n beetje," zei
kapitein Verbrut'ge hoffelijk.
//Volstrekt, niet, meneer Verbriiïge. Fivule
van Cahtsteiu zal er wel niets tegen hebben
dat, haar benijdenswaardige twintig jaar gerele
veerd worden en ik erken daiknaar dat bet,
mijn Schepper geviel mij reeds dertig ja ir het,
leven te laten genieten."
Heb-je nooit wroeging, Adrienne dat, je zin
op je itje geniet?" vroeg de gaM.vrouw, de
zich kwalijk m La ir weduw-s'.aat kun voeg-.n.
Helder als een fris.'clie beek
aa-istckeiijkvroolijk, klaterde Adiicnne's lacher.
Neen, maar! Kora, die romantische wroeging
vauj,)U H kostelijk!" en AdrienneV oogenjiib-lden
mee 111 het sympathiek geiuid vau haar laolici
en haar woorden.
Hoe kiin ik wroeging gevoelen over iets,
waarawi ik part noch deel heb: Een blank
geweteu acht ik het hoogste geluk, maar, ik ver
klaar je in allen ernst, dat ik dood-ouschuldig
beu aan mijn alléii-iiju. Tour s;: marier il faut
'.re a deux !"
//Beu ja noot, gevraagd, Adrieime?" vroeg
Bet.»y, met eerlijke verbazing op haar ouwelijk,
bleek gezichtje.
Nooit!" antwoordde Adrienne met u'tjagend
aplomb. //Ik kan er nederig ouder blijven,
maar het is nu eenmaal zoo".
//Men moet zoeken, zóóiaug zoeken, tot men
een voeg in den muur ontdekt, daann het
breekijzer plaatsen; men moet de zwakke zijde
van een vrouw weten te ontdekken eu diiur
aanvallen."
Heel dicht aan haar oor, zoodat zijn adem
lane;s haar nekharen sidderde, werden die woorden
gillirsterd door den advocaat, Ariton Helliuga.
Mevrouw Hellinga was niet. tegenwoordig.
Eeu van haar vele migrainc-aanvallen had haar
genoodzaakt thuis te blijven.
Mr, Atiloa Hellinga was een niau van
tweeen-veertig jaar. Groot, slank, met bleek,
baardeloos gelaat. Zijn kastanje-bruin haar was kort
geknipt en vertoonde op Jen kruin iets mér
dan nturing tot kaalheid, /iju mond was ecu
harde rechte lijn, zonder n g bochtje. /iju
dunne, gladde lippen strakten Om korte,
vas'taanéagesloten gele tanden. In zijn licht-bruim:
oogen lag meedoogenloos sarcasme.
Loerend en slim gluurden die oogen rond en
het felst keken zij, wanneer do oogleden een
weinig werden toegeknepen. Langzaam en zelf
bewust vloeiden de woorden peremplorisch over
zijn ijle lippen. Zija fraai gebogen, aristocra
tische neus kromde zich minachtend over zij u
onbehagelijkeu moul. Zijn geliat was
oubeheid. Onuitputtelijk is de bron waaruit men
zich steeds kan laven met meesterwerken van
den eersten rang, indien rneri het voorrecht
heeft de werken van den Praenestijnschen
meester te kennen.
Niet het minst zijn het die episoden uit de
liturgische teksten, die betrekking hebben op
het lijiisn en sterven van Christus, welke den
grootmeester geïnspireerd hebben tot het
scheppen zijner verheven toongedichten. Mis
schien baart het verwondering dat van Pillestrina
geen passie-compositie bestaat zrjn
tijdgenooten Vittoria en Soriano hebben echter de
woorden, die in de pas-tiën der E/angelisten
aan het volk in den mond gelegd worden,
op muziek gebracht; terwijl dan de woorden
van CuriHtus, van den Evangelist en van
Pötrus, Pilatus, enz. door de dienstdoende
geestelijken choraiiter werden gezongen. Op
deze wijse wordt heden ten dage de Passie
op Goudtin Vrijdag in de Katholieke kerken
nog vaak uitgevoerd.
Er heerscht echter groot verschil in de wijze
van bewerking zooals die door Obrecht. en de
beide genoemde meesters uit R)me, Vittoria
en Soriano is tot stand gebracht. DO eerste
heeft n.l. het geheele varhaal van den evan
gelist met de woorden van Christus en Pilatus
en het volk enz. als «motet" vierstemmig ge
componeerd, zoodat het feitelijk voor den dienst
nooit geschikt is geweest. Men kan ook ner
gens viuden, dat het als zoodanig ooit is uit
gevoerd.
Feitelijk mag men dus tot hiertoe twee
gei.res van passitcompositiën erkennen, die
hoegenaamd niets mee elkaar gemeen hebben
m e bewerking. Later voegde zich hieraan
nog een derde wijze van befaar. daling, welke
zich vooral kenmerkt door het gebruik van
het koraal, zooals het in de protestantsche
kerkmuziek voorkomt. Johann Sabastiaan Bich
is de man die, het voetspoor volgend van Hei
irich Sctiütz (1585 1672) deze
oratoriumof koraal-passieui u ziek tot hare hoogste ont
wikkeling heelt gebracht.
Van nog vroegeren tijd dateeren de «geeste
lijke tooneelspelen", ook wel «Mysteriën"
g3Loeuid. Zij hadden ten doel het volk op
aanschouwelijne wijze vertrouwd te maken n.et
belangrijke gebeurtenissen uit het Jeven van
heiligen en ook het lijden van Christus nam
weldra, zoo met de eenigste dan toch de
belarigrijKste plaats in, bij die mysterie-spelen.
De kerkelijke overheid moedigde deze gewijde
tooneelspelen aan, j>i zij stond ook de mede
werking van leckeii toe, overtuigd dat daar
door de geest van het Christendom dieper zou
doordringen in de harten der geloovigen. Ten
gevolge daarvan vormden zich corporatiën, die
zich ten doel stelden dergelijke opvoeringen
te bevorderen o.a. in l;)81t te Parijs de
»Confrèrie de la Passion" onder de hooge bescher
ming van koning Karel VI. Ojk de muziek
kreeg hierbij hoe langer hoe meer invloed,
vooral toen daaraan later toegevoegd werden de
»planctus Mariae" of weeklagingen van Maria,
die met haar elegisch karakter eenigermate
kunnen vergeleken worden met de later door
Bach ingevoerde med tatiën dersTö^hter Zion''.
Het is niet moeilijk uisschen deze Myste
riën en de heden ten dage nog bloeiende
«Passiespelen", zooals ze dit jaar wederom in
het Beiersch dorp O ler- Aoimergau worden op
gevoerd,een muziek-historisch verban d te zoeken.
Doch keeren wij weder terug tot om:e
eieigenlijke »Passiemuziek"'
Daar ik in het voorgaand nummer de uit
voering der Mattheus-passion van Bach
beiiiMuitmiliiillillllililui
wegelijk als eni eips-masker. Wilde inen twee
meut-ciien, hemelsbreed vau elkaar virchilleud,
innerlijk als uiterlijk, sch-rp tegenover elkander
plia'sen, geen beier tweetal denkbaar dan
Adrii-ii! e Leuders en Aiit.ou Hfliiiiga.
Lang had het, geiuurd, vóór dat Adrienre
haar aikeer zoover had kunnen betrugtinu om
deu man van hair kostscli ol-vnendm gewoon
toe te spreken en te be laudeleü. Telkei s weer
voelde zij, dat een in-acht-ui-rnpii der
beleefdhtids-vormeu haar krac'it bijna, te boven ging.
Hellinga werkte onbarmoiusc'i op haar. Zijn
nimmer ui -d-:-pljoi-kpnien, zijn kille
zelfbelieerschiiu; elke impulsie verstijvend, zijn
zelfiugeuoiiieijlifid, ziju voortdureid over zich-zelf
spreken, zijr. aanmatigend zich anderen icn
voorbeeld stellen, ergerde haar, prikkelde haar
tot verzet; lokte het leelijke iu liaar naar buiten ;
tartte haar zoodanig, dat, zij, kinderlijk-besc'iaamd
iemand door.eea bits t'ezejjde of scherp antwoird
te kwet?-en, hem impsrtmenties naar het hoofd
slingerde eu tóoh een kriebelend onvol laan
g-jvoel had, er met genoeg te hebben gelegd.
Alet d ep-r loden blos op haar walgen, met
fonkelend oo^, met trillende stem snerpten ds
uitvallen over haar lippen, tc'.keus wanneer
zij in woor len-strijd met hem verviel. Herhaal
delijk nam zij zien voor, de scn niteü, h.ver ziel
door zoo ouvYinpathiic'ie au irakii'g niet te laten
vertroebelen. Zij dwong zich, niet te luisteren,
wanneer hij in het algenein sprak. Hij zag
haar D >g ngen, hij genoot, van haar machteloos
worstelen; du i biologeerde hij hair met, zijn
gluur-oogen en dwmg haar, niet alleen tot
luisteren, maar met tergende overmac it hield
hij ha ir blikkeu die zich dan ia wreveleu
ootmoed verduisterden, op zich gcveitisd.
»\V;'r. zect He hnga?'' vroeg mevrouw Geedink,
uieiuvsgieri,'. Met, half toegeknepen
oogendoorboorde Hellinga Adrieune's gezicht.
Met eiiergiekeu ruk het hoofd in den nek
werpen i klonk het, bits uit haar mond: Laat
hij dat zelf herhalen".
U sc'iijnt boos over hetgeen meneer Hellinga
u ii.fiuiï-terde''.
Ja, meneer Verbrugse, dat ilnisteren, ergert
nin. In een algemeen gesjirek vind ik dat niet
loyaal."
, Vooral onbegrijpelijk, jufvrouw Lenders,
want, wat mca « durft influisteren, zal wel vau
de da'ci n mogen verkondigd worden. Daaiom
doet meneer Hellinga ons te kort, door zijn
gfcstighedeu alleen voor v. verstaanbaar te
maken".
Een vochte glavs wemelde in A'irieiine's
ocgen; liaar mondhoeken trilden van moeilijk ts
beiieerSL'hen nervositeit. TiJC'i gelukte het haar,
op kalmeu toon eu met een vlucht g lachje uit
te brengen: Is dai.k u voor uw vnendelijkeu
steun, meneer Verbrugee.
En wie ztgt n dat ik geestig was?"
hervatte llellnma op saTeiid-langzamen toon,
zich eveneens tot Verbrug^e wendend.
Ik neem niet aan, meneer Hellinga, dat u
ecu vrouw iets anders dan geestigheden zou
durven influisteren. Beleedigeud zullen uw
woorden niet gewte=t zijn is 't wel, jufvrouw
Lenders r"
Die vraaz, trillend van ingehouden woede,
klonk bijna smeekend om bevestiging. Gaarne
zou Verbrugge de gelegenheid hebben gegre
pen den autipathieken advocaat aau te vallen.
Dreigend, grommend als een getergde karrehond,
had hij dien bleekeu man naar de keel willen
sproken heb, behoef ik hierbrj niet langer stil ,
te staan en kan ik eenige regelen wijden aan j
de een en twintigste uitvoerirg van het onder
mijne leiding staande Klein-Koor a cappella,
waarop o a. het derde en schoonste deel der
Passio van Obrecht fragmentarisch werd uit
gevoerd.
Er storden Obrecht geen instrumenten ten
dienste, om kleur en schakeering te brengen,
in het passieverhaal. Slechts vier eenvoudige
menschensternmen kon hij daartoe aanwenden.
Daarom ook werden de woorden, door Caristus
gesproken, niet wezenlijk anders muzikaal
behandeld dan de woorden der moordenaars
naast hem aan het kruis, of die der
overige personen, voorkomende in het passie
verhaal. Begrijpelijk echter is het dat men
de woorden van Christus langzamer en zachter,
niet meer innigheid en te gelijk waardigheid
zal doen weergeven. Het is juist de inrjgheid
van Oorecht, die op uitvoerenden zoowel als
toehoorders zulk een grooten indruk teweeg
brengt. Elk idee van pompeuse mi<j«Kteit en
reunachtig technisch materiaal, gelijk bij Bich,
is hier buitengesloten en de teedere vroomheid
van den Utrechtschen meester alleen is in
staat een impressie te maken, die, al is zij
niet zoo grootbcb, toch niet minder diep behoeft
te wezen.
Behalve deze Passie waren het nog de be
roemde Improperiën eu een der schoonste
Limer.tatiën van Palestrina, die steik de aan
dacht trokken op bedoelde uitvoering.
De Improperiën door hunnen eenvoud en
het sobere gebruik der muzikale hulpmiddelen
het stuk beweegt zich bijna voortdurend
in zeer gawone vierstemmige accoorden en
! de Lamertatie door den rijkdom in
deklankschakeerir.g en door schoone en verrassende
stem-combinatiën.
Orlando di Lasso was vertegenwoordigd door
een zijner schoonste zesstemmige motetten,
die hem in al zijn mannelijke kracht en fier
heid deden kennen, nl. uoor zijn Tn morde
Oltceti. Voorts stonden er nog een paar werkjes
op het programma van Marcantouio Ingegneri,
een componist tot voor korten tij l nog weinig
bekend, doch sedert een paar jaren plotseling
beroemd geworden. Het is nl. den kundigen
Palestrina-ktüii er dr. Kr. X. Haberl, gesteund
door den Akener Domkapelmeester dr. Boeker,
mogen gelukken vast te stellen, dat de 27
Responsoriöu der Goede week, welke door enkelen
aan Palestrina werden toegeschreven en ook
onder den tilel »op«ra dubia" voorkomen i.i
de groote Palestrina-uitgave, in werkelijkheid
gecomponeerd zijn door li.gegneri. Het feit
alleen, dat die Uesponsoriën aan den grooten
meester van Pmenoste werden ((ingeschreven,
pleit reeus voor hunne buitengewone eigen
schappen.
Wat nu de uitvoerirg zelve betreft, ik zal
mij natuurlijk, evenals vroeger onthouden eene
bespreking hiervan te leveren. Hoewel bij
deze eigenaardige muziek, die geen publiek
domein is en voor de meesten zelfs tot het
terra incognitti behoort, niemand beter in staat
zou zijn een beoordeeli g te geven, dan j aist
de leider, die toch wel het meest is doorge
drongen in bet karakter i'ier knust en net
meest vertrouwd kan geacht worden met de
moeilijkheden, die overwonnen moeten worden.
Wél echter wil ik r.iet verzwijgen dat bij
deze uitvoering alle gelukkiga omstandigheden
schenen samen te werken om een geneel te
verkrijgen, dat door absolute reinheid van
intonatie, en stemming mij in hooga mate
bevredigde.
vliegen. Ziedend, schuimbekkend had hij hem
de kleirsn vau het lijf willen scheuren, hem
willen ou*b'ojteu, da i snuffelend speuren ter
linkerzijde van de b>rs'kas eu de p!aais aiu
toonen, waiti' hij meende te zuilen vinden Li;f,
braidpunt vau «Loprechtheid eu geniepurheid
vau den vaal-getibteu mau met il3 slu p
bewegiugeu en ('e gluur-;,ogen.
Als Verbrujge zag, hoe die loerende
smuloogeu wellustig te gast gingen waunosr zij
met intense onbescheidenheid laigs Adii nne's
boezem gleden, jeukten ziju ha'idei-, dan gonsden
dolf- geluiden in zijn ooren van eerlijk soldaut
en fatsoenlijk mail, dan bekroop hem de lust,
Hellinga af te ranselen . . .
»Beleedi^end waren meneer Hellinga's woor
den niet," antwoordde Adnennc, kia^kloos.
Met eeu grijnslaehje om zijn strakke lippen
heiva'te Hellmea: v\ atn;eer je ooit door ieuiaud
beleidigd wordt A Irieune, is je kanipvechter
gevonden . . .
Keurt u mij de eer waard, voor u op te
komen, jufvrmw L-nders ? .. .
«Gaarne! m'iiner Verbnigge" en haar hand
n i's trek k end naar den kaptein vatte zij ia
cordialen druk ziji.e Uilieuie vingers.
Betsy, je hebt immers je muziek meegebracht,
wil je wat, ziiceii"? vroeg mevrouw Geednk,
die met pijnlijke g( w larwordirigeu van ver
te irikte gastvrouw het gesprek gevolgd had,
zondir hit te kunnen wenden.
Freule, nias ik bet voorrecht hebben, u (e
accompagiiceren?" ternxie Helliuga en met aan
stellerige hc'iiinlijkheid haar ziju arm biedtnd,
geleidde hij Bet>y ia ir de piano.
Wat zal 'r. zijn, lieve freule?" maar zonder
haar antwoord af te wachten, baukts hij eenige
dwarrel-aceoordeu, ieelijk, mal, grillig, verward.
De accoorden giggen over in loopjes, hortend,
rammelend, krioelend vau fouten; niet heesch
keel-;e!uid galmde hij een melodie van eigen
maaksel. Ongevraagd droug hij den aauwezenden
dit barbaar.-ch co.iccrt op. Wat deerden hem de
inensclien? Hij hoorde en voelde allén zich.zelf.
//Wel verdomd . . . barstte Yerbrugge los en
met j zet was hij bij de piano, waar Betty,
met Bhi/e verrukking het vteemdsoortig getjingel
als een openbaring in zich opnam.
//Meneer He.'linga, freule van Cantstein werd
verzocht itts te zingen...
L'ardon! ais ik eenmaal voor de piano zit..
//U'eet u blijkbaar van geen uitscheiden;
maar het, zou ous aangenaam zijn de freule te
hooren zingen .. .
//JY.rnmer dat, u meneer Hellinga iu zijn
improvisatie stoort, list was zoo mooi, zoo
vreemd" protesteerde Betsy op sentinieutcclen
vlei-tooi:.
,Dames, vindt u de improvisatie van meneer
Hellincaook mooi?" vroeg Verbrugje spotacïitig.
Hél vreemd eu onbegrijpelijk, zoo als wij
dat, vau hem gewend zijn; hij is beter
woordclan toonkuii-teiiaar1'.
E:i u jufvrouw Lenders, wat ze;l u?
Mijn oordeel over ziju musiceereu is hem
bekend . . .
Een oo-deel nóg vleiender d au het uwe,
kaptein", vulde Hellinga aan.
t.Goddank !" prevelde Verbrugge die weer naast
mevrouw Geedink plaats nam.
//Eu mi komt dat
beste-lieve-geduldigeengel-van-pen-kind aau de beurt" en met weer
zinwekkende vrijpostigheid van man van middel
baren leeftijd tegenover hél jong meisje, aaide
Tot mijn leedwezen was ik verhinderd de
matinee bij te wonen, welke 2an Paasehdag in
het Concertgebouw gehouden werd en waar
mejuff. Frida Kindier uit Berlijn (piano) en
onze gevierde tenor Jac. Urlus hunne mede
werking verleenden.
Ook hftb ik nog steeds gewacht op eene her
haling der opvoering van »H«lga", de opera
van den heer Móich. De eerste opvoering
viel op een Vrijdig en dan heb ik niet de
beschikking over mijn tijd. Ik hoop zeer dat
ik nog gelegenheid zal hebben eene uitvoering
bij te wonen, %óór het sluiten van het seizoen.
ANÏ. AVEKKAMP.
De Muurschilderingen van Derkfnderen
in het Trappenhuis van het gebouw
der algemeene maatschappij van
levensverzekering en lijfrente
te Amsterdam.
De 103 en 103 waren voor genoodigden de
thans voltooide muurschilderingen van Der
kinderen in het gebouw der levensverzekering
op het Damrak, ter bezichtiging gesteld. En
toen we in het Trappenhuis, nu ontdaan van
stellingen en ladders, Dttrkinderens werk in
zijn geheelen omvang konden beschouwen,
stonden *e verbaasd over den grooten samen
hang die hier bestond, tusschen architectuur
en schilderkunst. Het is zeer duidelijk dat dit
de eonige wij'.e is waarop men een goed geheel
kan verkrijgen, maar zelden kon dunkt mij
beter verband getroffen worden, dan tusschen
B^rlage als architect en Derkinderen, als
schilder; die een hoogere wijding geeft aan
het door der bouwmeester ontworpen monument.
De heer Jan Veth schrijft hierover in een
toelichting tot deze schilderingen: Zou wat
hen bindt niet wel het meest in zekere ge
meenschappelijke genegenheid voor
Romaansche kunst, en in beider overtin'jdbeid dat zij
in die periode bet beste uitgangspunt voor
hun streven zullen vinden, moeten worden ge
zocht 'l Moaelijk is dit het geval, maar in hoofd
zaak geloof ik moet men het hierin zoeken, dat
beiden zich zeer juist rekenschap gaven van
de groote eenheid die in ieder goei kunst
werk moet heerschen en de daaruit volgende
juiste plaats, die de decoratieve schilderkunst
moet innemen ten opzichte van het bouwwerk.
Maar niet alleen om de opvatting en wijze van
behandeling; ook om o'e keuze der onderwerpen
en de uitvoering zelve moeten we in dit werk
van Derkinderen zien, als het ware een aan
vulling, een verduidelijkipg van de architec
tuur, niet een eigenmachtig optreden, maar
een onderdeel dat dient om het geheel te
versterken.
In de verschillende tableaux hef ft de schil
der het leven geteekend, in vreugde en droef
heid, in weelde en armoe, en zijn beelden
zijn, hoe verheven gedacht, juist door hun een
voud van begrip voor ieder duidelijk. De rijkdom
stelt hij ons voor, niet als het gezegend zijn
met aardsche goederen, maar als de essence
der weelde, als geluk, in een krachtigen jon
gen man, die met de rechterhand een slanke
jonkvrouw omvat houdt, die zich zachtkens
den gordel ontgespt.
Het ligt niet in onze bedoeling achtereen
volgens de verschillende voorstellingen te be
spreken, hiertoe verwijzen we liever naar het
hoekje van den heer J. Veth (bij den heer
C. M. van Gagh verschenen), dat behalve
contourteekeningerJ der tableaux, op de beste
«imiiiiMiiiinimiiiliiiimii ..... luinitiiiiiiiiiiiiiHMiiiiMiitiiiiiiiti
Hellin?a Be'sy's smalle handjes en bracht zs
aa'i ?ijn lippen.
God b-waar-me, Nora, wat een aansteiler!
grauwde Verbrugge.
lK zal jullie mair r.iet meer samen vragen,
Htrmtn, want, dat gaat heelemaal u:tt tusseheii
jullie.
,/^eeu! asjeblieft niet! allemachtig wat een
kerel . . .
Beti-y's schriel sopraautje p:epts hél zuiver.
tjes met weemoedige iuuig'ieid Brahm's
Wiegelied.
Adrieime voelde haar rust'ge vastberadenheid
herleven.
//A's ik een man wss, meneer Verhrusee,
trok ik tt geil ILllmga even strijdlustig te velde
als u."
Den volgenden dag ontving Adrienne een
briefje van haar vriendin, Johanna Hellinea.
Amsterdam, 20 Maart 189S.
L/m Jen!
Wat is er gebeurd?! Ik begrijp er niets
van. Auton kwam gister-avond woedend thuis.
Ziju humeur is nog ongenietbaar en i och vraagt
hij in ij, je te zeggen dat wij er op rekenen,
dat je van middag komt eten, om daarna met
ons driiëa naar ds opera te gaan en Madier
te li'.oreu als Cleopatra. Dat laatste zal een
genot zijn. Etta Madier is een snoesje, zingt
héc dig eu is in die rol onverbeterlijk, zooals
ik hoor. Toe, kom ! ik vind het zoo heerlijk,
je bij ons te hebben. Als Antou nog zoo kor
zelig is, moet, j; het, mij niet ten kwade duidt n !
Jeu! handhaaf je vrijheid! -- bedenk je tien
keer, avant de passer deviut M. Ie maire.
Weiger ^niet. Kom! alléu-zijn met mijn brom
beer viad ik afschuwlijk. Kom vroeg, dan
drinken wij een kopje thee voor den eten.
Je lit- f hebbent/e
Jo IL?de B.
Adrienne zat met het briefje in de hand,
met strakke oogen voor zich uit te kijken.
\Vat had die man met haar voor?...
Moest zij hem vandaag weer ontmoeten ?
Dat opiringen vau zijn gezelschap begon haar
te hinderen.
Kift gaan : . . .
W;i'. als verontschuldiging aanvosren?
Verhinderd was zij niet.
Vrij _ in haar doen-en-laten, allén wonend,
was zij aan niemand rekenschap verschuldigd,
kon zij haar leven inrichten zooals zij verkoos.
Haar vriendin allén laten met een
humeurigen man ?! Dat was in strijd met Laar go
'dhatt;g:ieid.
//Ik ben dwaas met mijn kinderachtigen angst
voor dien man . .
Ik g;i."
Snel sprong ze overeind, scheurde een blaadje
uit een blocnotes en krabbelde met potlood:
Jiestc Jo!
Ik kom ... ter wille van jou. Een t
te-até'e met een kribbigen echtgenoot lijkt me
geen pretje. Een heerlijk idee, Cleopatra te
gaan zien. Dat heb jij zeker bedacht. Is je
hoofdpijn heelemaal over r Ik kom tegen
vier uur.
ADIUEKKE.
(Slot volgt).