De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 22 april pagina 3

22 april 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No 119-1 D E A M STERDAM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Iweicfing van het aantal knechts in befcekenis verloor, des ie meer zette zich die gedachte vaat, en zonder twijfel heeft de ontzaglijke uitbreiding, die dit stelsel van jroduerie na de toepassing van den stoom (reeft gevonden, ook het, gevoel van die tegenstelling sterk doen toenemen. Immers is eenmaal de scheiding ingetre den tusschen arbeider en arbeidsproduct dan wordt voor elke nieuwe generatie de herstelling van die verbinding moeilijker. Steeds verder raken beide van elkaar af en nu zien wij dan ook dat. de arbeiders, ai*t zooals vroeger de minder gelukkigen, minder bedeelden zijn, maar dat zij zijn TcHkoraen zonder bezit, rjroletariërs dus. Met het intreden van dit laatste verschijn sel doet ook de arbeidersbeweging zijn intrede, die het verzet is tegen deze absolute ktrlpeloosheid door de aaneensluiting der fciïlpeloozen. Deze arbeidersbeweging is dus niets an ders dan de uitdrukking van de vanzelf doot de pToductiemanier geschapen tegen stelling tusschen arbeiders ter eener en pfttroo-ms ter anderer zijde, en laat zich dan oöfc in het meest duidelijke punt dier tegenstelling de loonquaestie het aller eerst gevoelen. Daarna komen al die andere grieven, van overwerk en nachtwerk, verfenging van den arbeidsdag enz. enz" die flWer indirect de winst van den werkgever doen stijgen ten koste van den arbeider. El fee cent als het ware, die door den arbeider van den patroon wordt verkregen tol loonsverhooging, elke minuut tot ver korting van den arbeidsdag, zijn even zoo ?**!« Verliezen voor den patroon. En dat niet alleen. Bij elke maal dat de patroon toegeeft, schept hij een antecedent voor een volgend toegeven, heeft hij gebroken met zijn vooropgesteld beginsel, dat hij alleen zal te beslissen hebben in zaken, die de arbeidsverhoudingen betreffen. In dit laatste ligt inderdaad zijn kracht. jD'e arbeidzoefcenden zijn in zoo groote hoe veelheid aanwezig, dat ieder arbeider, concurreeren moet met zijn mede zich aan bie dende lotgenooten en daarom is het vrije arbeidscontract, waarbij de werkgever boven dien onderhandelt met den individueelen arbeider steeds in het voordeel van den eerste, daar de tweede zoo laag mogelijk inoet gaan bij zijn eischen. Komt echter voor dien eenling in de plaats te staan de vereeniging van alle arbeiders eener werkplaats, dan vermindert de gustige positie aanmerkelijk en wanneer de afbeiderscereeniging zich uitstrekt over alle arbeiders in een vak dan verliest, ze al wederom heel wat, ja bijna alles. Zoo zien wij steeds organisatie der arbeiders toenemen tengevolge van de economische noodzakelijkheid om hunne positie te ver sterken tegenover die van den patroon. Meent men nu. dat waar de zaken zoo staan een bemiddelend lichaam een botsing an voorkomen V Een machtsquaestie regelt men niet in def minne; slechts dan, wan neer omtrent de verhouding van de machts posities geen twijfel rm-er kan bestaan, is een schikking, een formuleering mogelijk. En geen van beide partijen kan zich daar toe bereid gevoelen, voordat ze langs den weg van machtsmiddelen de sterkte van haar tegenpartij en hare eigene heeft be proefd. Deze weg is de staking van het Werk door de arbeiders of hunne uitsluiEEN MODDERSPAT BOOR P A R V U S. Nóg besrreep zij niet hoe het, over haar ge komen was; hoe het over Liidt had kunnen komen .... Reeds als zér jong meisje imponeerde zij. Alle mannen met wie zij in aanrakiue kwam, hadden regptct, voor haar. Zij was hél mooi. Geen kwijuend uiterlijk; een frisch, fljo-gevorind gelaat omwuifd door blond krullend haar, bezield door een paar grijs-blauwe OJÜCD. Prettige, opsn, geestige oo^en die lachten, vóór dat de grappige nüdsdeeling in oirsproukelijke, vernuftig; bewoorliugeu over haar roode lippen was gedarteld. Oogen die tintelden vau levenslust, wanneer hsar sonore lach langs haar witte tanden parelde. Zij was hartelijk, met iets positiefs i:i Imar woorden, die nooit, scherp, iioo,t hatelijk klonken. Zij vocht, met opgeslagen viziir; soms uitdagend, daa afwerend met schalke gratie, wat tot. een vernieuwden aanval [prik kelde. Steeds wist zij deu juisteu toon te triil';ii. Beleefd en innemend voor jong en oul kwam iedereen ouder haar beker,ng. Zij gaf geen kenne lijke voorkeur aan deu eeu of den ander. Niemand kon zich beroemen op uUoadere gunsten ; zelden had men te klagen over achterafzetting zonder oorzaak. Werden haar luimige woorden of haar oiigedwonsen optreden verkeerd begrepen, vond de vernuftloozc hierin aanleiding tot burgerlijke familiariteit, dai vonkten de grijs-blauwe oogen, dan schoten zij stralen vau opvlammende ver ontwaardiging en onverholeu weerzin. Diéhaar kenden, waagden z;.c:i geen tweede mail aan die hooghartige tuchtiging. Doir de macht de zij uitoefende, was zij zic'i onaan tastbaar gciau gevoelen. Zoo verliepen de jaren liarer jonkheid. Reeds naderde Adrienue Leuders de deitig en nóg was zij geheel vrij. Zij was niet ten huwelijk gevraagd en zij zelf vond dit zeer natuurlijk. Over dames wier hand talloos veelmalen gevraag! wordt en die haar trouwlustige !»anbidders den een vóór den aider ui'i, afwijzen, kon Adrieune zich vroolijk maken. Op zekeren avond, ten huize vau mevrouw de weduwe Geedink, kwam het blauwtje van doctor Kroonberg Ier sprake. Hoe is 't mogelijk, zei Adrienne, dat een vrouw, uit pure ijdelheid gevoelens colporteert, die zij feitelijk niet bezit. Hoe wil een vrouw zich zóó vernederen 1e huichelen in woorden, blikken en gebaren, allén om te kunnen wijzen op een stuk-of-wat door haar bedankte huwelykscandidaten?... Mijn mede-zusters zijn volleerd in 't veinzen óf mannen zijn ijdel enoui,o>zel! Hun ijdelheid neemt blosjes, lieve woordjes, veelzeggende blik ken, bekoorlijke stem-dalmgeii en behaagzieke beWegiukjes grif aan als een hulde aan lui i persoonlijken invloed. Hun onnoozelheid doet ze geen kaf van koorn onderscheiden." «Och, kom, Adrienne, zei freule van Cantstein, staan wij jongemeisjes niet weerloos tegenover tin g door rfe werkgevers. Hoe goed het ook zijn zoude, en hoe gaarne men het zich idealistisch zou willen denken, een vriendschappelijke, een werkelijk vriend schappelijke verhouding tusschen de klasse der arbeiders en die van de werkgevers is niet meer mogelijk. Vroeger was dat wat anders, toen hadden beiden een gezamen lijk belang: het vervaardigen van een g, ed product. IN u is het belang des werkgevers het verkrijgen van zooveel winst als hem moge'ijk toeschijnt het belang van den arbeider zich een KOO goed mogelijk btstaau te verschaffen ten koste dier winst. Het product, dat eertijds beiden verbond, valt nu geheel buiten beschouwing, het is slechts de produktietechniek die hen samenbrengt. Bij dat wegvallen van alle gezamenlijk belang en het steeds meer op den voor grond trtden van het scheidende beginsel: het kapitaal als hoof'df'actor in de itiding der productie, kan van zulk een goeden omgang geen sprake meer zijn. De strijd spitst zich steeds metr toe. (Slot volgt) H. MnM ia de Hoofdstad. De »Goede Week" was op muzikaal gebied terecht een stille week. DJ vloed van con certen werd voor een oogenblik gestremd en dit geeft mij aanleiding eenige regelen te wij den aan dat genre van muziek dat eigenlijk in de Goede week meer dan elk ander soort onze aandacht vraagt, nl. de kerkelijke muziek. In het tijdperk dat de muziek zich als kunst begon te ontwikkelen, n.l. in het begin der XVe eeuw, waren het meestal teksten ontleend aan de Katholieke liturgie, die den toenmaligen componisten, hoofdzakelijk priesters of kloosterlingen, aanleiding gaven tot het ont vouwen hunner talenten. Guillaume Dufay (1400 1470) componeerde missen en motetten. Jacob Obrecht (1430-150")) de bagaafde Ut rechtenaar volgde dit voetspoor. Van hem is door de Vereeniging voor Noord-Nederlands Muziekgeschiedenis tot dusver uitgegeven de »Missa fortuna desperata" en eene passiemuziek naar het evangelie van Mattheus, waar over straks meer. Moge de tijd niet verre meer zijn, dat zijne werken, zooveel mogelijk compleet, uitgegeven vóór ons liggen. Josquin de Pres (1450?15:21) componeerde naast vele soortgelijke werken op kerkelijk gebied, ook het «Stabat mater dolorosa". den beroemden «Sequens" van den GUIenser monnik Jacopone da Todi (1240 -1300) Men kin echter veilig beweren dat de uiting der muzikaal-kerkelijke kunst in het tijdvak van Palestrina (1526?1594) haar hoogtepunt bereikte. Daze toch heeft, in een ontelbaar aantal werken, bijna al wat uit de liturgische teksten geschikt was voor muzikale behande ling, gecomponeerd en zichzelven daarmede bij het nageslacht een gedenkteeken gesticht, dat onvergankelijk is door zijn majestueuse schoonMitfliiMniimiimiimiiHiiiiiiriiimiiMtiMiiiiiiiHiiiiNiiMiimii min! de mannen? Hun liofmakerij en fl rUtion worden niet altijd met den trouwdag bekroond!" ,/Bekroond ót' gestnfr,!" klonk AJrienne's vroolijke stem ten a itwoord. Da ac!it-eu-dertig-jitr,ge kaptein Verbrujge keek haar een oogeiiblik: aari en vroeg: //Juf vrouw Lenders, u heeft, geen groo'c illusies over het huwelijk, gelojf ik?" Mijn illusies zijn groot, maar, ik zie tot mijn spijt, dikwijls geaoe/, dat, het, huwelijk meer een straf dan eeii beloon ing is, u niet? Jufvrouw L^ndeis, ik ben tiet niet, met, u eens... Er zijn zér gelukk'ge huwelijken . . . jrZ;ker!" zei B;Uy van Cautstem door haatzwarte wimpers turend. Maar, mijn lirve B;ts, hoe kan jij (iairover oordeeleu? Ik heb tien jaar langer om mij heen gekeken." //Tien jaar! u overdrijft weer e:n beetje," zei kapitein Verbrut'ge hoffelijk. //Volstrekt, niet, meneer Verbriiïge. Fivule van Cahtsteiu zal er wel niets tegen hebben dat, haar benijdenswaardige twintig jaar gerele veerd worden en ik erken daiknaar dat bet, mijn Schepper geviel mij reeds dertig ja ir het, leven te laten genieten." Heb-je nooit wroeging, Adrienne dat, je zin op je itje geniet?" vroeg de gaM.vrouw, de zich kwalijk m La ir weduw-s'.aat kun voeg-.n. Helder als een fris.'clie beek aa-istckeiijkvroolijk, klaterde Adiicnne's lacher. Neen, maar! Kora, die romantische wroeging vauj,)U H kostelijk!" en AdrienneV oogenjiib-lden mee 111 het sympathiek geiuid vau haar laolici en haar woorden. Hoe kiin ik wroeging gevoelen over iets, waarawi ik part noch deel heb: Een blank geweteu acht ik het hoogste geluk, maar, ik ver klaar je in allen ernst, dat ik dood-ouschuldig beu aan mijn alléii-iiju. Tour s;: marier il faut '.re a deux !" //Beu ja noot, gevraagd, Adrieime?" vroeg Bet.»y, met eerlijke verbazing op haar ouwelijk, bleek gezichtje. Nooit!" antwoordde Adrienne met u'tjagend aplomb. //Ik kan er nederig ouder blijven, maar het is nu eenmaal zoo". //Men moet zoeken, zóóiaug zoeken, tot men een voeg in den muur ontdekt, daann het breekijzer plaatsen; men moet de zwakke zijde van een vrouw weten te ontdekken eu diiur aanvallen." Heel dicht aan haar oor, zoodat zijn adem lane;s haar nekharen sidderde, werden die woorden gillirsterd door den advocaat, Ariton Helliuga. Mevrouw Hellinga was niet. tegenwoordig. Eeu van haar vele migrainc-aanvallen had haar genoodzaakt thuis te blijven. Mr, Atiloa Hellinga was een niau van tweeen-veertig jaar. Groot, slank, met bleek, baardeloos gelaat. Zijn kastanje-bruin haar was kort geknipt en vertoonde op Jen kruin iets mér dan nturing tot kaalheid, /iju mond was ecu harde rechte lijn, zonder n g bochtje. /iju dunne, gladde lippen strakten Om korte, vas'taanéagesloten gele tanden. In zijn licht-bruim: oogen lag meedoogenloos sarcasme. Loerend en slim gluurden die oogen rond en het felst keken zij, wanneer do oogleden een weinig werden toegeknepen. Langzaam en zelf bewust vloeiden de woorden peremplorisch over zijn ijle lippen. Zija fraai gebogen, aristocra tische neus kromde zich minachtend over zij u onbehagelijkeu moul. Zijn geliat was oubeheid. Onuitputtelijk is de bron waaruit men zich steeds kan laven met meesterwerken van den eersten rang, indien rneri het voorrecht heeft de werken van den Praenestijnschen meester te kennen. Niet het minst zijn het die episoden uit de liturgische teksten, die betrekking hebben op het lijiisn en sterven van Christus, welke den grootmeester geïnspireerd hebben tot het scheppen zijner verheven toongedichten. Mis schien baart het verwondering dat van Pillestrina geen passie-compositie bestaat zrjn tijdgenooten Vittoria en Soriano hebben echter de woorden, die in de pas-tiën der E/angelisten aan het volk in den mond gelegd worden, op muziek gebracht; terwijl dan de woorden van CuriHtus, van den Evangelist en van Pötrus, Pilatus, enz. door de dienstdoende geestelijken choraiiter werden gezongen. Op deze wijse wordt heden ten dage de Passie op Goudtin Vrijdag in de Katholieke kerken nog vaak uitgevoerd. Er heerscht echter groot verschil in de wijze van bewerking zooals die door Obrecht. en de beide genoemde meesters uit R)me, Vittoria en Soriano is tot stand gebracht. DO eerste heeft n.l. het geheele varhaal van den evan gelist met de woorden van Christus en Pilatus en het volk enz. als «motet" vierstemmig ge componeerd, zoodat het feitelijk voor den dienst nooit geschikt is geweest. Men kan ook ner gens viuden, dat het als zoodanig ooit is uit gevoerd. Feitelijk mag men dus tot hiertoe twee gei.res van passitcompositiën erkennen, die hoegenaamd niets mee elkaar gemeen hebben m e bewerking. Later voegde zich hieraan nog een derde wijze van befaar. daling, welke zich vooral kenmerkt door het gebruik van het koraal, zooals het in de protestantsche kerkmuziek voorkomt. Johann Sabastiaan Bich is de man die, het voetspoor volgend van Hei irich Sctiütz (1585 1672) deze oratoriumof koraal-passieui u ziek tot hare hoogste ont wikkeling heelt gebracht. Van nog vroegeren tijd dateeren de «geeste lijke tooneelspelen", ook wel «Mysteriën" g3Loeuid. Zij hadden ten doel het volk op aanschouwelijne wijze vertrouwd te maken n.et belangrijke gebeurtenissen uit het Jeven van heiligen en ook het lijden van Christus nam weldra, zoo met de eenigste dan toch de belarigrijKste plaats in, bij die mysterie-spelen. De kerkelijke overheid moedigde deze gewijde tooneelspelen aan, j>i zij stond ook de mede werking van leckeii toe, overtuigd dat daar door de geest van het Christendom dieper zou doordringen in de harten der geloovigen. Ten gevolge daarvan vormden zich corporatiën, die zich ten doel stelden dergelijke opvoeringen te bevorderen o.a. in l;)81t te Parijs de »Confrèrie de la Passion" onder de hooge bescher ming van koning Karel VI. Ojk de muziek kreeg hierbij hoe langer hoe meer invloed, vooral toen daaraan later toegevoegd werden de »planctus Mariae" of weeklagingen van Maria, die met haar elegisch karakter eenigermate kunnen vergeleken worden met de later door Bach ingevoerde med tatiën dersTö^hter Zion''. Het is niet moeilijk uisschen deze Myste riën en de heden ten dage nog bloeiende «Passiespelen", zooals ze dit jaar wederom in het Beiersch dorp O ler- Aoimergau worden op gevoerd,een muziek-historisch verban d te zoeken. Doch keeren wij weder terug tot om:e eieigenlijke »Passiemuziek"' Daar ik in het voorgaand nummer de uit voering der Mattheus-passion van Bach beiiiMuitmiliiillillllililui wegelijk als eni eips-masker. Wilde inen twee meut-ciien, hemelsbreed vau elkaar virchilleud, innerlijk als uiterlijk, sch-rp tegenover elkander plia'sen, geen beier tweetal denkbaar dan Adrii-ii! e Leuders en Aiit.ou Hfliiiiga. Lang had het, geiuurd, vóór dat Adrienre haar aikeer zoover had kunnen betrugtinu om deu man van hair kostscli ol-vnendm gewoon toe te spreken en te be laudeleü. Telkei s weer voelde zij, dat een in-acht-ui-rnpii der beleefdhtids-vormeu haar krac'it bijna, te boven ging. Hellinga werkte onbarmoiusc'i op haar. Zijn nimmer ui -d-:-pljoi-kpnien, zijn kille zelfbelieerschiiu; elke impulsie verstijvend, zijn zelfiugeuoiiieijlifid, ziju voortdureid over zich-zelf spreken, zijr. aanmatigend zich anderen icn voorbeeld stellen, ergerde haar, prikkelde haar tot verzet; lokte het leelijke iu liaar naar buiten ; tartte haar zoodanig, dat, zij, kinderlijk-besc'iaamd iemand door.eea bits t'ezejjde of scherp antwoird te kwet?-en, hem impsrtmenties naar het hoofd slingerde eu tóoh een kriebelend onvol laan g-jvoel had, er met genoeg te hebben gelegd. Alet d ep-r loden blos op haar walgen, met fonkelend oo^, met trillende stem snerpten ds uitvallen over haar lippen, tc'.keus wanneer zij in woor len-strijd met hem verviel. Herhaal delijk nam zij zien voor, de scn niteü, h.ver ziel door zoo ouvYinpathiic'ie au irakii'g niet te laten vertroebelen. Zij dwong zich, niet te luisteren, wanneer hij in het algenein sprak. Hij zag haar D >g ngen, hij genoot, van haar machteloos worstelen; du i biologeerde hij hair met, zijn gluur-oogen en dwmg haar, niet alleen tot luisteren, maar met tergende overmac it hield hij ha ir blikkeu die zich dan ia wreveleu ootmoed verduisterden, op zich gcveitisd. »\V;'r. zect He hnga?'' vroeg mevrouw Geedink, uieiuvsgieri,'. Met, half toegeknepen oogendoorboorde Hellinga Adrieune's gezicht. Met eiiergiekeu ruk het hoofd in den nek werpen i klonk het, bits uit haar mond: Laat hij dat zelf herhalen". U sc'iijnt boos over hetgeen meneer Hellinga u ii.fiuiï-terde''. Ja, meneer Verbrugse, dat ilnisteren, ergert nin. In een algemeen gesjirek vind ik dat niet loyaal." , Vooral onbegrijpelijk, jufvrouw Lenders, want, wat mca « durft influisteren, zal wel vau de da'ci n mogen verkondigd worden. Daaiom doet meneer Hellinga ons te kort, door zijn gfcstighedeu alleen voor v. verstaanbaar te maken". Een vochte glavs wemelde in A'irieiine's ocgen; liaar mondhoeken trilden van moeilijk ts beiieerSL'hen nervositeit. TiJC'i gelukte het haar, op kalmeu toon eu met een vlucht g lachje uit te brengen: Is dai.k u voor uw vnendelijkeu steun, meneer Verbrugee. En wie ztgt n dat ik geestig was?" hervatte llellnma op saTeiid-langzamen toon, zich eveneens tot Verbrug^e wendend. Ik neem niet aan, meneer Hellinga, dat u ecu vrouw iets anders dan geestigheden zou durven influisteren. Beleedigeud zullen uw woorden niet gewte=t zijn is 't wel, jufvrouw Lenders r" Die vraaz, trillend van ingehouden woede, klonk bijna smeekend om bevestiging. Gaarne zou Verbrugge de gelegenheid hebben gegre pen den autipathieken advocaat aau te vallen. Dreigend, grommend als een getergde karrehond, had hij dien bleekeu man naar de keel willen sproken heb, behoef ik hierbrj niet langer stil , te staan en kan ik eenige regelen wijden aan j de een en twintigste uitvoerirg van het onder mijne leiding staande Klein-Koor a cappella, waarop o a. het derde en schoonste deel der Passio van Obrecht fragmentarisch werd uit gevoerd. Er storden Obrecht geen instrumenten ten dienste, om kleur en schakeering te brengen, in het passieverhaal. Slechts vier eenvoudige menschensternmen kon hij daartoe aanwenden. Daarom ook werden de woorden, door Caristus gesproken, niet wezenlijk anders muzikaal behandeld dan de woorden der moordenaars naast hem aan het kruis, of die der overige personen, voorkomende in het passie verhaal. Begrijpelijk echter is het dat men de woorden van Christus langzamer en zachter, niet meer innigheid en te gelijk waardigheid zal doen weergeven. Het is juist de inrjgheid van Oorecht, die op uitvoerenden zoowel als toehoorders zulk een grooten indruk teweeg brengt. Elk idee van pompeuse mi<j«Kteit en reunachtig technisch materiaal, gelijk bij Bich, is hier buitengesloten en de teedere vroomheid van den Utrechtschen meester alleen is in staat een impressie te maken, die, al is zij niet zoo grootbcb, toch niet minder diep behoeft te wezen. Behalve deze Passie waren het nog de be roemde Improperiën eu een der schoonste Limer.tatiën van Palestrina, die steik de aan dacht trokken op bedoelde uitvoering. De Improperiën door hunnen eenvoud en het sobere gebruik der muzikale hulpmiddelen het stuk beweegt zich bijna voortdurend in zeer gawone vierstemmige accoorden en ! de Lamertatie door den rijkdom in deklankschakeerir.g en door schoone en verrassende stem-combinatiën. Orlando di Lasso was vertegenwoordigd door een zijner schoonste zesstemmige motetten, die hem in al zijn mannelijke kracht en fier heid deden kennen, nl. uoor zijn Tn morde Oltceti. Voorts stonden er nog een paar werkjes op het programma van Marcantouio Ingegneri, een componist tot voor korten tij l nog weinig bekend, doch sedert een paar jaren plotseling beroemd geworden. Het is nl. den kundigen Palestrina-ktüii er dr. Kr. X. Haberl, gesteund door den Akener Domkapelmeester dr. Boeker, mogen gelukken vast te stellen, dat de 27 Responsoriöu der Goede week, welke door enkelen aan Palestrina werden toegeschreven en ook onder den tilel »op«ra dubia" voorkomen i.i de groote Palestrina-uitgave, in werkelijkheid gecomponeerd zijn door li.gegneri. Het feit alleen, dat die Uesponsoriën aan den grooten meester van Pmenoste werden ((ingeschreven, pleit reeus voor hunne buitengewone eigen schappen. Wat nu de uitvoerirg zelve betreft, ik zal mij natuurlijk, evenals vroeger onthouden eene bespreking hiervan te leveren. Hoewel bij deze eigenaardige muziek, die geen publiek domein is en voor de meesten zelfs tot het terra incognitti behoort, niemand beter in staat zou zijn een beoordeeli g te geven, dan j aist de leider, die toch wel het meest is doorge drongen in bet karakter i'ier knust en net meest vertrouwd kan geacht worden met de moeilijkheden, die overwonnen moeten worden. Wél echter wil ik r.iet verzwijgen dat bij deze uitvoering alle gelukkiga omstandigheden schenen samen te werken om een geneel te verkrijgen, dat door absolute reinheid van intonatie, en stemming mij in hooga mate bevredigde. vliegen. Ziedend, schuimbekkend had hij hem de kleirsn vau het lijf willen scheuren, hem willen ou*b'ojteu, da i snuffelend speuren ter linkerzijde van de b>rs'kas eu de p!aais aiu toonen, waiti' hij meende te zuilen vinden Li;f, braidpunt vau «Loprechtheid eu geniepurheid vau den vaal-getibteu mau met il3 slu p bewegiugeu en ('e gluur-;,ogen. Als Verbrujge zag, hoe die loerende smuloogeu wellustig te gast gingen waunosr zij met intense onbescheidenheid laigs Adii nne's boezem gleden, jeukten ziju ha'idei-, dan gonsden dolf- geluiden in zijn ooren van eerlijk soldaut en fatsoenlijk mail, dan bekroop hem de lust, Hellinga af te ranselen . . . »Beleedi^end waren meneer Hellinga's woor den niet," antwoordde Adnennc, kia^kloos. Met eeu grijnslaehje om zijn strakke lippen heiva'te Hellmea: v\ atn;eer je ooit door ieuiaud beleidigd wordt A Irieune, is je kanipvechter gevonden . . . Keurt u mij de eer waard, voor u op te komen, jufvrmw L-nders ? .. . «Gaarne! m'iiner Verbnigge" en haar hand n i's trek k end naar den kaptein vatte zij ia cordialen druk ziji.e Uilieuie vingers. Betsy, je hebt immers je muziek meegebracht, wil je wat, ziiceii"? vroeg mevrouw Geednk, die met pijnlijke g( w larwordirigeu van ver te irikte gastvrouw het gesprek gevolgd had, zondir hit te kunnen wenden. Freule, nias ik bet voorrecht hebben, u (e accompagiiceren?" ternxie Helliuga en met aan stellerige hc'iiinlijkheid haar ziju arm biedtnd, geleidde hij Bet>y ia ir de piano. Wat zal 'r. zijn, lieve freule?" maar zonder haar antwoord af te wachten, baukts hij eenige dwarrel-aceoordeu, ieelijk, mal, grillig, verward. De accoorden giggen over in loopjes, hortend, rammelend, krioelend vau fouten; niet heesch keel-;e!uid galmde hij een melodie van eigen maaksel. Ongevraagd droug hij den aauwezenden dit barbaar.-ch co.iccrt op. Wat deerden hem de inensclien? Hij hoorde en voelde allén zich.zelf. //Wel verdomd . . . barstte Yerbrugge los en met j zet was hij bij de piano, waar Betty, met Bhi/e verrukking het vteemdsoortig getjingel als een openbaring in zich opnam. //Meneer He.'linga, freule van Cantstein werd verzocht itts te zingen... L'ardon! ais ik eenmaal voor de piano zit.. //U'eet u blijkbaar van geen uitscheiden; maar het, zou ous aangenaam zijn de freule te hooren zingen .. . //JY.rnmer dat, u meneer Hellinga iu zijn improvisatie stoort, list was zoo mooi, zoo vreemd" protesteerde Betsy op sentinieutcclen vlei-tooi:. ,Dames, vindt u de improvisatie van meneer Hellincaook mooi?" vroeg Verbrugje spotacïitig. Hél vreemd eu onbegrijpelijk, zoo als wij dat, vau hem gewend zijn; hij is beter woordclan toonkuii-teiiaar1'. E:i u jufvrouw Lenders, wat ze;l u? Mijn oordeel over ziju musiceereu is hem bekend . . . Een oo-deel nóg vleiender d au het uwe, kaptein", vulde Hellinga aan. t.Goddank !" prevelde Verbrugge die weer naast mevrouw Geedink plaats nam. //Eu mi komt dat beste-lieve-geduldigeengel-van-pen-kind aau de beurt" en met weer zinwekkende vrijpostigheid van man van middel baren leeftijd tegenover hél jong meisje, aaide Tot mijn leedwezen was ik verhinderd de matinee bij te wonen, welke 2an Paasehdag in het Concertgebouw gehouden werd en waar mejuff. Frida Kindier uit Berlijn (piano) en onze gevierde tenor Jac. Urlus hunne mede werking verleenden. Ook hftb ik nog steeds gewacht op eene her haling der opvoering van »H«lga", de opera van den heer Móich. De eerste opvoering viel op een Vrijdig en dan heb ik niet de beschikking over mijn tijd. Ik hoop zeer dat ik nog gelegenheid zal hebben eene uitvoering bij te wonen, %óór het sluiten van het seizoen. ANÏ. AVEKKAMP. De Muurschilderingen van Derkfnderen in het Trappenhuis van het gebouw der algemeene maatschappij van levensverzekering en lijfrente te Amsterdam. De 103 en 103 waren voor genoodigden de thans voltooide muurschilderingen van Der kinderen in het gebouw der levensverzekering op het Damrak, ter bezichtiging gesteld. En toen we in het Trappenhuis, nu ontdaan van stellingen en ladders, Dttrkinderens werk in zijn geheelen omvang konden beschouwen, stonden *e verbaasd over den grooten samen hang die hier bestond, tusschen architectuur en schilderkunst. Het is zeer duidelijk dat dit de eonige wij'.e is waarop men een goed geheel kan verkrijgen, maar zelden kon dunkt mij beter verband getroffen worden, dan tusschen B^rlage als architect en Derkinderen, als schilder; die een hoogere wijding geeft aan het door der bouwmeester ontworpen monument. De heer Jan Veth schrijft hierover in een toelichting tot deze schilderingen: Zou wat hen bindt niet wel het meest in zekere ge meenschappelijke genegenheid voor Romaansche kunst, en in beider overtin'jdbeid dat zij in die periode bet beste uitgangspunt voor hun streven zullen vinden, moeten worden ge zocht 'l Moaelijk is dit het geval, maar in hoofd zaak geloof ik moet men het hierin zoeken, dat beiden zich zeer juist rekenschap gaven van de groote eenheid die in ieder goei kunst werk moet heerschen en de daaruit volgende juiste plaats, die de decoratieve schilderkunst moet innemen ten opzichte van het bouwwerk. Maar niet alleen om de opvatting en wijze van behandeling; ook om o'e keuze der onderwerpen en de uitvoering zelve moeten we in dit werk van Derkinderen zien, als het ware een aan vulling, een verduidelijkipg van de architec tuur, niet een eigenmachtig optreden, maar een onderdeel dat dient om het geheel te versterken. In de verschillende tableaux hef ft de schil der het leven geteekend, in vreugde en droef heid, in weelde en armoe, en zijn beelden zijn, hoe verheven gedacht, juist door hun een voud van begrip voor ieder duidelijk. De rijkdom stelt hij ons voor, niet als het gezegend zijn met aardsche goederen, maar als de essence der weelde, als geluk, in een krachtigen jon gen man, die met de rechterhand een slanke jonkvrouw omvat houdt, die zich zachtkens den gordel ontgespt. Het ligt niet in onze bedoeling achtereen volgens de verschillende voorstellingen te be spreken, hiertoe verwijzen we liever naar het hoekje van den heer J. Veth (bij den heer C. M. van Gagh verschenen), dat behalve contourteekeningerJ der tableaux, op de beste «imiiiiMiiiinimiiiliiiimii ..... luinitiiiiiiiiiiiiiHMiiiiMiitiiiiiiiti Hellin?a Be'sy's smalle handjes en bracht zs aa'i ?ijn lippen. God b-waar-me, Nora, wat een aansteiler! grauwde Verbrugge. lK zal jullie mair r.iet meer samen vragen, Htrmtn, want, dat gaat heelemaal u:tt tusseheii jullie. ,/^eeu! asjeblieft niet! allemachtig wat een kerel . . . Beti-y's schriel sopraautje p:epts hél zuiver. tjes met weemoedige iuuig'ieid Brahm's Wiegelied. Adrieime voelde haar rust'ge vastberadenheid herleven. //A's ik een man wss, meneer Verhrusee, trok ik tt geil ILllmga even strijdlustig te velde als u." Den volgenden dag ontving Adrienne een briefje van haar vriendin, Johanna Hellinea. Amsterdam, 20 Maart 189S. L/m Jen! Wat is er gebeurd?! Ik begrijp er niets van. Auton kwam gister-avond woedend thuis. Ziju humeur is nog ongenietbaar en i och vraagt hij in ij, je te zeggen dat wij er op rekenen, dat je van middag komt eten, om daarna met ons driiëa naar ds opera te gaan en Madier te li'.oreu als Cleopatra. Dat laatste zal een genot zijn. Etta Madier is een snoesje, zingt héc dig eu is in die rol onverbeterlijk, zooals ik hoor. Toe, kom ! ik vind het zoo heerlijk, je bij ons te hebben. Als Antou nog zoo kor zelig is, moet, j; het, mij niet ten kwade duidt n ! Jeu! handhaaf je vrijheid! -- bedenk je tien keer, avant de passer deviut M. Ie maire. Weiger ^niet. Kom! alléu-zijn met mijn brom beer viad ik afschuwlijk. Kom vroeg, dan drinken wij een kopje thee voor den eten. Je lit- f hebbent/e Jo IL?de B. Adrienne zat met het briefje in de hand, met strakke oogen voor zich uit te kijken. \Vat had die man met haar voor?... Moest zij hem vandaag weer ontmoeten ? Dat opiringen vau zijn gezelschap begon haar te hinderen. Kift gaan : . . . W;i'. als verontschuldiging aanvosren? Verhinderd was zij niet. Vrij _ in haar doen-en-laten, allén wonend, was zij aan niemand rekenschap verschuldigd, kon zij haar leven inrichten zooals zij verkoos. Haar vriendin allén laten met een humeurigen man ?! Dat was in strijd met Laar go 'dhatt;g:ieid. //Ik ben dwaas met mijn kinderachtigen angst voor dien man . . Ik g;i." Snel sprong ze overeind, scheurde een blaadje uit een blocnotes en krabbelde met potlood: Jiestc Jo! Ik kom ... ter wille van jou. Een t te-até'e met een kribbigen echtgenoot lijkt me geen pretje. Een heerlijk idee, Cleopatra te gaan zien. Dat heb jij zeker bedacht. Is je hoofdpijn heelemaal over r Ik kom tegen vier uur. ADIUEKKE. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl