De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 29 april pagina 1

29 april 1900 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

ttf: JR.; N°. 1192 DE AMSTERDAMMER A°. 1900. i k\ WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND Onder Redactie van J. DB KOO en JUSTÜS YAN MAÜRIK Jr. Dit munteer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WAUENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Dit blad ii verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover h«t Grand Café, te Parijs. Zondag 29 April. Advertentiën van t?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces nit Duitschlanl, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. Heden zijn de Kantoren van Redactie en Admi nistratie van De Amst. Weekblad v. Nederland" verplaatst naar Heerengracht 457 ' bij Koningsplein. IMIImillllllflIlHIIIIIIIIIIMIHIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIHIIIIN INHOUD. VAN VEERB ES VAN NABIJ : Hecht en rechts gevoel. Ook een sociale hervorming, door mr. S. J. "Visser. (I.) Amsterdam en de Bijksbelastingen, door A. L. H. Obreen. (II.) Een nieuw deeltje militarisme, door Oremus. (II.)?Iets over emigratie naar Znid-Afrika en nog wat, door v. TJrk. (I.) SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Kamers van Arbeid en Geschillen-beslechting, door H. (Slot.) KUNST EN LETTEEEN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp Belangry'ke aanwinst voor het Rijksmuseum, door W S. Boek en Tijdschrift, door G. van Halzen. Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdruk kingen en gezegden, door dr. P. A. Stoett, beoor deeld door W. Boeken over plantkunde, door E. D. P. WETENSCHAP: Sanatoriën voor longzieken, door Arts Haentjens. FEUILLETON : Een Modderspat, door Parvus. (Slot) RECLA MES. VOOB DAMES: De Ned. Kinderbond, door Vera Gebouw voor vrouwen in Kopen hagen, door B. Nort. Opvoedingsherinneringen, door Je Vrouwke". (V) Allerlei, door Caprice. Ingezonden. SCHAAKSPEL. Brieven uit den Kaukasus. ALLEBLEI. INGEZONDEN. PEN- EN POTLOODKEAS8EN. ADYEKTENTIEN. iiniMiiiiiiiMMiitmi Recht en rechtsgevoel. Toen wij het genoegen hadden in ons vorig No. het artikel van den Heer Pijnappel te plaatsen, over de weigering van den Hoogen Raad, om de zaak-Hogerhuisen aan revisie te onderwerpen, be grepen we, dat die beschouwingen indruk zouden maken. De Heer Pijnappel immers, die inder tijd in het Handelsblad allerminst een socialistisch orgaan I het dubieuse der gronden, waarop de veroordeeling rustte, helder in het licht had gesteld, iets waarvoor wij hem, als schrijver, en het Handelsblad, als courant, nog dankbaar behooren te zijn, was wel een der meest beteekenende deskundigen, ten op zichte van een zaak, door zoo weinigen grondig onderzocht. De degelijkheid van zijn studie, de klaarheid van zijn oordeel, zijn warm rechtsgevoel, hem aansporende het initiatief te nemen tot zulk een moeilijken arbeid, terecht zoo algemeen gepre zen, hebben hem een naam verschaft, dien van zijn beroemden vader waardig. Dat de Heer Pijnappel teleurgesteld ziih zou betoonen over de beslissing van den Hoogen Raad, was te voorzien; dat echter zijn teleurstelling hem reden zou wezen tot ergernis en bitterheid in de mate, als in zijn artikel door hem is aan den dag gelegd, heeft sommigen verbaasd en zijn ouden vriend in het streven om licht in de Hogerhuisen-zaak te ontsteken, het Handelsblad, zelfs bedroefd. Ten onrechte, naar wij meenen. Pijnappel's eerste en grootste grief; dat de Hooge Raad hof van revisie heeft gespeeld, tegen de bedoeling der wet; was reeds ook door anderen geuit. Troelstra misschien de meest deskundige in de Hogerhuisen-zaak, had dadelijk die opmerking gemaakt, en v. d. Bergh liet zich in gelijken g°,est uit. Hoe kon de Hooge Raad het tot zijn bevoegd heid rekenen, de revisie van deze zaak voorloopig onmogelijk te maken, nu bijna niemand van de schuld der Hogerhuisen volkomen :s overtuigd; nadat op parle mentair initiatief, ter wille van d'e zaak, een uitbreiding van de bepalingen regelende de herziening van strafvonnissen was ver kregen ; en diu, terwijl de H. Raad niet onder eede, niet in het openbaar, dat is, zelfs zonder Controle van den verdediger der Hogerhuisen de latere getuigen had gehoord. De redactie van het 'Handelsblad is den 23sten April een en al verbazing over de opmerking van den vroeger door haar .zoo gewaardeerden medewerker, dien zij nu als Candidaat in de Rechten den lezers presenteert; ofschoon zij evengoed als wij wist, dat Mr. Troelstra en Zadok v. d.Bergh, beiden sedert jaren mannen van de rechts praktijk, dezelfde opmerking hadden ge maakt; wat meer zegt, ofschoon zij den 19den zelf reeds in bezit was van een schrijven van den heer v. d. Bergh, waarin o. a. vooikwam: ,rPas hebben wij de wet veranderd, de grenzen der revisie uitgezet. Bij die gelegenheid is den Hoogen Raad zelf de bevoegdheid gfgeven door een zijnet leden een onderzoek in te stellen naar de gronden van twijfel. Doch dat onderzoek zou slechts een voorbereidend karakter dragen, zou niets zijn dan een instructie. Getuigen konden worden gehoord, doeb niet onder eede; de geloofwaardigheid der getuigen zou aiet kunnen getoest worden. En wat doet nu het arrest? Doorloopend is het een btoordeeling van de geloofwaardigheid der getuigen, die de raadsheeren (op a uitzondering na) nkt iiebben gezien of gehoord. De een is niet geloofwaardig omdat hij vroeger anders heeft verklaard. En al was vroeger bet aannemelijk motief, een vriend niet te willen verraden; en al is de latere verklaring ook onder eede bevestigd (ia het procei-Troelstra) het baat niet. Een ander is niet geloof waardig, omdat een derrie anders heeft verklaard. En die derden het zijn o. a. de als de werkelijke daders aangewezenen: Van Dijk, Dijkstra en Alberda. Hun verklaringen onbeëedigd, hebben waarde ! Zoo heeft ons hoogste rechtscollege de nieuwe wtt tot een bespotting gemaakt." Wij weten nu dat al de waarborgen voor een goede rechtspraak openbaaiheid, eed, mede werking van c(e verdediging bij hooren der getuigen, en vooral het door den rechter zelf zien en hooren der getuigen dat al die wnai borgen ontbreken, waar zij dubbel noodig zijn, waar de mogelijkheid bestaat dat onschul digen zijn veroordeeld en een rechterlijke dwaling moet hersteld worden. Wat zullen de ontwerpers der nieuwe revisiewet thans zeggen van hun eigen product? Of zullen zij zeggen : dat is niet ons product, dat is de cancatuur die de rechter van ons product heeft gemaakt." Het Handelsblad laat den heer v. d. Bergh zonder antwoord, en doet eenvoudig alsof een zekeren candidaat in de rechten bovenstaande bedenking had uitgesproken. »Nog al vreemd zeker," roept het uit, dat de leden van het hoogste rechtscollege in den lande zelven de wet niet zouden kennen, die zij geroepen zijn te hand haven/' Alsof dit inderdaad bij een wetsinterpretatie zoo ongeëvenaard wonderbaar zou zijn! En tot verdediging van den H. R. geeft het dan het volgende: ,De H. R. had dus te beoordeelen of de nieuwe .i-omstandigbeid" hier de Jatere verklaringen door verschillende personen afgelegd -- vol doende waren om emstigen twijfel" te doen ontstaan. En hij heeft deze mag ontkennend beantwoord, niet wegens de. «onbetrouwbaarheid" dier personen, maar wegens de tegenstrijdigheid of bet niet afdoende hunner verklaringen." En zoo schijnt dan het Handelsblad, al evenmin als de H. R., te begrijpen, dat deze in een zóó ernstige, het land in span ning en beroering brengende zaak ; waarbij het de vraag is of niet reeds vier jaar lang drie menschen onschuldig in de ge vangenis zitten; niet gerechtigd is zich als hof van revisie te beschouwen, terwijl hij de bevoegdheid tot het verhooren onder eede mist; wat meer zegt, persoonlijk die getuigen niet eens heelt gezien. En dat bij een zaak, men 'bedenke het wel, die ook zonder de thans door den H. R. gewikte getuigenissen, zóó veel punten be vat, die twijfel kunnen wettigen aan de juistheid van het vonnis; waarbij voor duizenden, die kennis van haar namen, ontbreekt het overtuigend bewijs. ,De Horge Raad mag geen revisie bevelen als niet bij hem zelf uit net ingesteld onder. zoek de «ernstige twijfel" aan de juisthiidvan de uitspraak is gerezen en is in de oeoordeeliag hiervan volkomen vrij". Zoo concludeert het Handelsblad, en het heeft gelijk, indien het daarmede zeggen wil, dat de Hooge Raad gedekt is door de woorden der wet, iets wat nog niemand betwist heeft. Maar volstrekt ongelijk heeft het blad, als het zulk een vrijheid, zulk een volkomen vrijheid nogal, toekent aan het hoogste rechtscollege, om nl. zonder zelf de getuigen voor zich te roepen, zon der verhoor onder eedsaflegging, zonder aanwezigheid van de verdediging, in eeii der meest kritieke gevallen, op haar eigen houtje recht te spreken. De Hooge Raad der Nederlanden, het Hoogste Rechtsinstituut van ons beschaafd koningrijk, zou alzoo het voorbeeld mogen geven van een rechtspraak, waarbij alle waarborgen, die zelfs bij de primitiefste rechtscolleges in de primitief-te landen worden verstrekt, ontbreken; en hiertoe volkomen vrij zijn, omdat het alleen kent de woorderf der revisiewet, opgevat door het college, ge heel in strijd met den geest, die onxe geheele strafwet beheerscht. De heer v. d. Bergh heeft gevraagd of iemand als Mr. Pijnappel, of Mr. Hartogh niet eens zijn opinie zou kunnen geven aangaande de wctsopvauing van den Hoogen Raad. Ons dunkt, ganschelijk overbodig. Dit onredelijke behoeft geen toelichting, het springt als ongerijmd, ieder, die zijn gezond verstand raadpleegt, in 't oog. Hier kan alleen bedoeld zijn : ; of hetnovum, of de nova, indien zij volgens de geldende regelen van alle behoorlijke rechtspleging zijn onderzocht en juist ge- j bleken een ernstigen twijf/1 aan de correctheid van het vonnis doen ontstaan. Erger nog had de heer Pijnappel, naar 's Handelsblad s meening, gezondigd door partijdigheid van politieken aard bij de leden van den Hoogen Raad ts onder stellen, o.a. gebleken uit de vragen aan de Burgemeesters gedaan, of de getuigen ook socialist waren. De bedoelde zinsnede, zoo schreef de Red. van het H., bevatten tegen de leden van den H. R «schandelijke aantijgingen, waartegen wij ten zeerste opkomen. Al wordt goede trouw mogelijk gesteld, uit de bewoordingen blijkt dat de schrijver zelf aan die goede trouw niet gelooft." Edoch ook hier was het blad wat al te haastig. De heer Pijnappel beantwoorddeden j onheuschen uitval even kalm als afdoend. //Uwe bespreking in het Ochtendb ad van heden van mijn artikel //De zaak-Hogerhuis, in het Groene Weekblad, noodzaakt mij tot een enkel woord van verweer. Niet tot een algemeene weerlegging: wanneer men minder let op den inhoud van bet geschrevene dan op den inboud van het geschrevene dan < p den persoon dts schrijvers, zie ik in bespreking geen nui' Maar ik moet opkomen tegen uw zin: //Uit de bewoordingen blijkt dat de schrijver zelf aan die goede trouw (ol. van den H. R.) niet gelooft." Integendeel, ik twijfel er geen oosenblik aan. Maar wat ik geloof is, dat de leden van den H. R. zoo ver staan buiten de socialistische beweging, dat zij er een geheel verkeerden kijk op hebben. Zij zien naar mijn meening ? en althans bij deze zaak in een socialist niet een menscu als elk ander, maar bij voorkeur den socialist; zij worden mi i. tegen.zijn ver klaringen reeds tot wantrouwen geprikkeld alleen door het feit dat hij socialist is. Mijne meeniuj* komt dus hierop neer, d%( ""d- politieke gezind heid der leden van den S. R. invlotd heeft op hun oordeel aangaande de betrouwbaarheid der betuigen en daardoor op hun vonnis; maar dit is geheel iets anders dan kwade trouw." Uit het onderschrift bleek duidelijk dat de Red. niet wist wat te antwoorden. «?Hoe weet de heer P. wat de politieke ge zindheid" is van de leden van dtn H. R. n dat zij door cue »politieke gezindheid" zich laten leiden bij de rechtspraak ? Dat de leden van den H. R. geen soci alisten zijn, was, meenen wij, nogal zonder nader onderzoek aan te nemen ; en hoe Pijnappel kon vermoeden, dat het socialisme niet zonder invloed op de behandeling dezer zaak was geweest: hij had slechts te verwijzen naar het pleidooi van den heer v. d. Bergh. »Bij de eeri-t; behandeling heeft de heer Advocaat-Generaal gesproken van een socialistisch complot. Ik heb toen mijn best gedaan om u te doen zien, dat die voorstelling in strijd was met de feiten. Niettemin, mijnheer de voor zitter, komt het mij voor, dat dit woord eenigszins heeft doorgewerkt ik had haast gezegd: ,doorgewoekerd"; waut E. G. A. H., wa' toch heb ik gelezen in de stukken ? Dat de heer raadsheer-comraissaris vrajeu heeft gesteld aan, burgemeesters in Friesland, of sommige van de getuigen ook deel nemen aau vereeniginc/en of genootschappen; eu toen 'k dat las, bib ik ei u oogeubliK gedacht: zijn wij in Rusland of in Nederland? Men kan zich haast geen Neder lander denken, die niet deelneemt aan een vereeuiging of een genootschap! En die vraag l ad dus kennelijk deze bedoeling: «?Zijn het ook menschen, die deelnemen aan socialistische propa ganda ?" Zoo is het ook begrepen door de heeren die de antwoorden hebben gegeven: u kunt daarin lezen, dat er sommigen zijn, die hebben deelge nomen aan socialistische propaganda enz." Ziedaar alles wat er is van die vragen. Er dient nog bijgevoegd dat er onder de antwoorden der burgemeesters zijn die, zonder dat daarnaar speciaal werd gevraagd, uitvoerig antwoord geven omtrent de godsdienstige gezindte der getuigen." Wij meenen dus, dat er voor den heer Pijnappel volstrekt geen reden zal bestaan, om, zooals 't Handelsblad schrijft, als hij wat »ouder en wijzer" is geworden, zich over zijn artikel te schamen. Integendeel. Eer achten wij 't waarschijnlijk dat het Handelsblad, ofschoon zelf niet al te jong meer, en misschien nu reeds iets al te wijs, tot het inzicht zal komen zich tegenover den jeugdigen candidaat in de Rechten niet be hoorlijk te hebben gedragen, zoodat het hem ! zijn verontschuldigingen wil aanbieden. Waarlijk, hierop zal men niet lang j hebben te wachten. Misschien is het al j gebeurd. In elk geval, toen het Zondags- j morgens den heer Prjnappel zoo hard handig, haast zouden wij zeggen zoo grofvuistig, terecht trachtte te zetten, had het 's avonds te voren, geheel onwetend l van de ramp die het weekblad brengen zou, of te laat om het nog terug te nemen, een artikel geplaatst onder het opschrift: Invloeden op de Rechtspraak. Hierin werd geconstateerd, dat het stuk van Brieux, »De IJoode Toga," waarin de rechterlijke macht van Frankrijk als niet-omkoopbaar met geld, maar zeer omkoopbaar met promotie-vooruitzichten wordt voorgesteld, zonder protest daar te lande vertoond is geworden; en dat ook in Duitschlandcmkoopbaarheid, in den zin van zich te schikken naar vooroordeelen, wenschen en wenken van de bovendrijvende partij of van de hoogeren, maar al te zeer tot de rechterlijke zeden behoort. Professor Lipps van München, wien het zeer kwalijk werd genomen, dat hij evenals Pijnappel hier zoo iets heeft durven beweren, legde in zijn nadere verklaring er vooral den nadruk op, dat de rechters zich wel eens laten leiden door inzichten en denk beelden van den kleineren of grooteren kring, waartoe hij zelf behoort. »Er zijn menscben en ? als ik mij niet ver gis zeer vele, die uit hun aard zwak zijn, niet vatbaar voor zelfstandigheid van oordeel, onafhankelijkheid van karakter, moed om voor bun eigen overtuiging uit te komin. Anderen zijn door opvoeding en omstandigheden er toe gekomen, zich minder door eigen plichtsbesef, door hun geweten, door de behoefte aan acht ng voor zichzelf, te Jateii leiden dan door het ver langen bij aiiderrn hoog aangeschreven te zijn, vooinamelijk in de gunst te btaan bij personen die uiterlijk hoog staan en voor hen als auto. riteiten helden. Hoe meer dit wit voetje bij hooger gt plaatsten iemand tot behoefte of een scort van levenselemeut is geworden, des te meer zal hij, zonder zich er rekenschap van te geven door dezen invloed zich in zijn handelingen laten besturen. Uit alles blijkt dat in onze dagen deze soort van »omkoopbaatheid", om dit woord nog tens te gebruiken, tot bizondere hoogte is ge stegen. En het ware wel etn wonder als die invloed niet ook in onze rechtspiaak zich liet geldf n. Ik voor mij althans moet verklaren, dat ik. mij de bovtn genoemde vonnissen niet kan verklaren als ik niet ook dien invloed mede in rekening breng." Natuurlijk is het niet te zeggen, in welke mate in het eene land deze beweeg reden meer tot gevolgen leidt, óanyene in het andere. Maar dat hier op een verschijnsel van onzen tijd, veel algemeener dan men wel zou willen aannemen, wordt gewezen, is moeielijk voor tegenspraak vatbaar. En waar nu het Handelsblad voor Professor Lipps de vereerende woorden overheeft: »In de liberale Duitsche partij heeft deze »moedige, eerlijke 1) taal weerklank ge vonden," zou het dan nog langen tijd kunnen dralen met ten opzichte van Pijn appel een even vleiend getuigenis af te leg gen, die iu zijn kloek optreden, men moge het met zijne beweringen eens zijn of niet een niet minder «moedige en eerlijke taal" hier heeft gevoerd, dan die, waarom Professor Lipps zoo terecht wordt geprezen. Of is de Duitsche »liberale pers" iets «moediger en eerlijker" dan de Nederlandsche, zoodra er kritiek meet worden uitgoefend op de rechters en rechter lijke toestanden, die, vooral in de laatste tijden, zooveel stof tot bespreking geven? Niet onmogelijk, dat het Handelsblad deze vraag geheel en al onbetamelijk acht. Bij voorbaat veiklaren wij, dat er alle aan leiding bestaat om haar te stellen. Of, om thans maar n voorbeeld te noemen, waar bleef het Handelsblad, toen het ver leden week van. ons vernam, dat de Minister een Officier van Justitie, wien door getuigen onder eede ten laste gelegd wordt, dat hij zich zeer onbetamelijk in zijn ambtsver vulling heeft gedragen, bevorderde, terwijl diezelfde zaak nog voor het Hof moet behandeld worden ? De liberale pers ver zwijgt zoo iets haar lezers, en onthoudt zich van alle moedige en eerlijke taal, van elk woord van kritiek. (Slot volgt.) 1) Wij cursiveeren. Ook een sociale hervorming. Hervorming van het Notarisambt, door een Ontvanger der Registratie. Amsterdam, H. GEKLIXGS. 1900. Onder de talrijke wetsontwerpen door dit ministerie ingediend behoort ook het ontwerp tot wijziging van de Notaris-wet. Niet alleen in vakbladen maar ook in de groote dagbladpers is het ontwerp be sproken en aan de besprekingen zijn tal rijke beschouwingen vastgeknoopt omtrent een fundamenleele herziening van het No tariaat. Het weekblad voor het Privaatrecht Notarisambt en Registratie gaf en geeft. thans nog een geregeld overzicht van hetgeen de verschillende persorganen aan gaande het onderwerp te berde brengen, Voor dengene, die, ook vóór de indiening van het thans aanhangig ontwerp, geregeld kennis nam van hetgeen in notariëele vakbladen geschreven en op de vergade ringen der broederschappen ingeleid en verdedigd werd, worden thans weinig nieuwe argumenten voor en tegen in het, midden gebracht. Ik schrijf dit toe aan de omstandigheid dat het vraagstuk: »vrije notariaat of het notariaat als bezol digd staatsambt" reeds vroeger van alle kanten bekeken is, en er dus weinig nieuws over te zeggen valt. De herhaalde doch mislukte pogingen van opeenvol gende regeeringen om een nieuwe wet op het Notarisambt tot stand te brengen, hebben een zeer aanzienlijke hoeveelheid litteratuur over dit onderwerp bijeen gebracht. Hiertoe behooren de Ontwerpen?Sannes met de memorie's van toelichting die thans reeds sedert lang in den grafkelder der ministerieele archieven zijn bijgezet; verder de praeadviezen van Prof. Treub en den heer N. J. Verkoren, om te zwijgen van de talrijke artikelen in het weekblad voor Privaat-Recht, Notariaat en Registratie; in het tijdschrift: Recht en Wet" en van de geschriften die in brochure-vorm ter gelegenheid van vroegere ontwerpen het licht zagen. De argumenten die men thans voor en tegen het ontwerp te hooren krijgt, zijn dus meestal het kan niet anders ov.de ideeën in nieuwe kleedij". Ook van de brochure die hierboven wordt aanI gekondigd kan men niet bepaald zeggen ' dat zij nieuwe gezichtspunten biedt. Dit ligt echter niet aan den schrijver maar aan het onderwerp. Toch heeft deze i Ontvanger der Registratie" een zeer ver' dienstelij k werk verricht. Voor het groote i publiek, hetwelk geen kennis neemt van i de talrijke beschouwingen in vak-tijdschrifi ten, geeft dit boekje een helder, regeli matig overzicht van het vraagstuk, dat j thans door de indiening van een nieuw ontwerp aan de orde komt. Zelfs zij, die i van de vroegere geschriften kennis namen j zulJen deze brochure met genoegen lezen. i Het toont op duidelijke en m. i. overtui gende wijze aan dat de groote gebreken, die het notariaat zooals het tegenwoordig geregeld is, aankleven, liggen in het WEZEN der zaak zelve. Niet door {enige meerdere algemeene examens voorde aspiranten verplichtend te stellen; niet d(|or de tijdelijke vervulling aan eene cand. notaris op te dragen; en dergelijke hervormingen", thans voorge steld, wordt de toestand gezond; doch alleen dan kan duurzame verbetering verwacht worden, betoogt de schrijver, in navolging van zeer gezaghebbende mannen wanneer het stelsel zelf door een ander wordt ver vangen. Het tegenwoordige notaris-type is ge groeid onder den invloed van sociale en economische behoeften in den verleden tijd. Bij de slechte verkeersmiddelen was de notaris vooral ten plattenlandede juridische vraagbaak. Hij was de man bij wien, na de verkooping der onroerende goederen tot eene nalatenschap behoorende, de kooppenningen bleven, totdat de boedelscheiding plaats vond. Hij was de bemiddelaar tusschen den landbouwer die hypotheek zocht en den kapitalist, die zijn geld gaarne zeker en tegen goede rente geplaatst zag. j De moderne toestanden hebben hierin veel veranderd. De talrijke voorschotbanken, de betere verkeersmiddelen, waardoor de ' boer gemakkelijk de stad bereikt, maken den notaris als kassier overbodig. : Steeds talrijker en luider worden de stemmen, die vragen om fundamenteele herziening. Of het notariaat is een publiek-rechterlijke instelling, of het is zulks niet. Is het laatste juist dan diene men er van te maken een vrij beroep, waar de wet alleen bepaalde waarborgen van kennis eischt, doch verder de uitoefening ieder vrij laat, zooals thans het beroep van arts, ingenieur, advocaat enz. Of hetnotariaat is een publiek-rechterlijfce instelling om rechtszekerheid te verschaffen en te waarborgen, welnu dan worde het geregeld zooals alle andere organen en takken van dienst. Vaste bezoldiging; streng toezicht enz. Verder: eene geregelde organisatie en promotie der candidaatnotarissen en klerken, zooals thans bij andere takken van dienst bv. bij de pos terijen het geval is. Ieder notaris mag thans voor eigen profijt arbeiden in het geheel ressort van de arrondissements-rechtbank, binnen het welk hij gevestigd is. Ofschoon het aantal bij de wet beperkt en daardoor het bedrijf gemonopoliseerd is, blijft aan de notarissen in hetzelfde ressort vrije concurrentie toegestaan. Het notaris-ambt heeft alleen door de Koninklijke benoeming den schijn van een ambt, doch is inderdaad een gemonopo liseerd bedrijf. Is de candidaat-notaris eenmaal tot notaris benoemd dan is hij in zijn doen en laten vrij. Zeer duidelijk wijst de schrijver op deze bijna onbeperkte vrijheid: «Terwijl voortdurend veel geld door de handen van den notaris gaat, ontbreken absoluut voorschriften omtrent boekhou

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl