De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 29 april pagina 4

29 april 1900 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

l DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 1192 om door samenwerking met de arbeiders, de belangen van beiden te bevorderen bleek bij het 'einde dier vergadering (nadat het bestuur gekozen was) toen een der patroonsleden zich herinnerde, dat de Kamer volgens art. 7 ten minste 4 maal 's i aars moet vergaderen, en zeide: »Nu hebben wij voor 3 maanden gedaan." Zoo vertelt S. P. Baart in zijn artikel over de K. v. A. te Maastricht in den Nieuwen lijd van April 11. Toch had vrij spoedig de eerste bestuurs vergadering plaats, waarin de aanbevelings lijst voor den te benoemen secretaris moest worden opgemaakt. Deze aanbeveling was aanleiding tot Keel wat geharrewar. De patroons noemden een ambtenaar ter getn. secretarie, de ar beiders don sociaal denaokratischen pro pagandist S. P. Baart, voorz. van L. n. W., dien de arbeiders als aarde werker geschikter achtten dan een ambtenaar. Die kennis van bet vak zou evenwel, meende de patroons voorzitter (opzichter bij de heeren Regout), niet veel nut hebben: hij wist zelfs nog. niet n geval, dat zich in de fabriek had voorgedaan, dat in de Kamer zou kun nen behandeld worden. Behalve dat art. 2 der wet nog heel andere dingen noemt, dan onwettige handelingen der patroons, kon men hem nog, in antwoord op die opmerking, in herinnering brengen of het geen onwettige handeling was om zonder eenige reden een arbeider te ont slaan, zelfs zonder 14 dagen van tevoren het ontslag aan te kondigen, zooals met de beide zoons der arbeiders-bestuursleden was gebeurd, even nadat zij in de K. v. A. gekozen waren. Ten slotte besloot men de beide ge noemden op de aanbeveling te zetten. De arbeiders hadden hierbij echter builen den waard gerekend. Want eenigen tijd later kregen zij een oproeping tot een nieuwe bestuursvergadering, omdat He pa troons zeiden, dat volgens artikel 30 der wet de stemming over personen schriftelijk moet zijn. Dit was al zeer dubieus, daar het artikel spreekt over de vergaderingen der Kamer. De arbeiders gaven echter toe, en de patroons stelden toen nog een candidaat van hun zijde voor eri overreden de arbei ders dit ook te doen, waaraan deze ten slotte toegaven, meenende, dat de patroons ook den arbeiders candidaat op de lijst zouden plaatsen. Daar de patroonsvoor zitter bij loling voor het eerste jaar tot voorzitter was benoemd, had deze een be slissende stem en zoo kon het gebeuren, dat de beide patroonscandidaten op de voor dracht kwam n en op slinksche wijze de arbeidfrs-candidaat ervan was geweerd. De arbeiders lieten zich niet verbluffen en verklaarden nu buiten de voordracht om te zullen benoemen, en niettegenstaande de pogingen vooral door mr. L. H. W. Rpgout om de arbeidersteden tot samen werking met de patroons over te halen, (uu de patroons van hun zijde zoo weinig toegevend bleken, zeker?) kozen zij S.P.Baart op de vergadering. De stemmen staakten natuurlijk, tusschen hem en den patroonscandidaat, waarna het lot ten gunste van Baart besliste. De vergadering werd ge sloten en de arbeiders gingen heen. Baart kreeg evenwel zijn aanstelling niet; maar nog meer waren de arbeiders verbaasd, toen zij hoorden, dat eerst vier en weldra alle vijf patroonsleden hun ontslag aanvrage aan den minister hadden opgezonden. Na ampel overleg hebben de arbeiders besloten den secretaris dan maar te vragen om weer ontslag te nemen en daardoor van hun kant een stap gedaan, die den verderen voortgang mogelijk maakt. Nu werden dezelfde patroons weer gekozen, maar blijk baar tegen hun zin, daar slechts in Meerseen werd gestemd en behalve mr. Regout, niemand van henzelf of hunne opzichters, aan de stemming heeft deelgenomen. Van eenige werkzaamheid der Kamer zal dus wel geen sprake zijn. Deze geschiedenis toont het duidelijk aan, hoezeer deze werkgevers in dit geval tegen alle medewerking met de arbeiders zijn, en kan men daarvan dan een samenwerking wachten, zoodra een belangenstrijd wordt gevoerd ? Niet overal is de tegenstelling zoo op de spits gedreven als te Maastricht, maar overal is v*el de tegenstelling aanwezig en loopt men de kans dat ze tot het uiterste gaat. Zoo is het ook met de groote stakingen te Amsterdam. Patroons en werklieden spreken bij het krachtmeten tot elkaar, maar werken niet samen. Een comitee ter eene, een comitee ter andere zijde, anders is er geen zuivere meting mogelijk. Hoe veel offers zulk een strijd ook kost, hij moet worden gestreden, en kan niet worden beslecht door gezamenlijk overleg. Het is er mede als met de abritage in het volken recht. Zoodra werkelijke belangenstrijd in het spel is, blijft ze onmachtig. Wie daarom de werking der K. v. A. onnut acht, dwaalt. Zoo de Kamers zich tenminste maar neerleggen bij het feit, dat zij buiten den strijd tusschen kapitaal en arbeid staan, kunnen zij veel doen. Juist de twee Kamers in Amsterdam in wier vakken gestaakt werd en wordt, voedingsen genotmiddelen en bouwbedrijven, gaven daar bewijzen van. De laatste zond eenigen tijd geleden een zeer belangrijk en uit voerig adres aan den Raad, naar aanleiding van eenige klachten bij de Kamer inge bracht en van het feit dat door den raad overwogen werd of de gemeente-verordening op mimmum-loon en maximum-arbeidstijd in bestekken van gemeentewerken pok wijziging behoefde, en gaf daarin versla*g van een door haar te dier zake gedaan onder zoek. De andere Kamer zond dezer dagen aan den minister een uitvoerig rapport van haar oordeel over het wetsontwerp op de arbeids- en rusttijden. Maar daartoe blijft de arbeid zich bepalen. Intormatiebureaux, commissies van onder zoek en arbitrage in enkele minder gewich tige gevallen. En dan zijn ze zonder twijfel nuttig. Maar wie hoopten dat ze hier te doen zouden hebben met een sociale instelling, die mede zou werken tot een terugroepen van den maatschappelijken vrede heeft grof gedwaald, omdat hij zelfs een grof inzicht mist in de sociale verhoudingen zelf, die den klassenstrijd noodzakelijk maken en die naar geen vreedzaam overleg zich kunnen schikken omdat hun beginsel zelf, de kern van hun bestaan de strijd, de strijd van allen tegen allen is. H. Mnziefc in fle Hoofflstaö, Wie mjjner lezers heeft niet eens of meer malen in zijn leven eene impressie gekregen van een kunstuiting, zóó intens, zóó krachtig, zóó levendig, dat zjj hem voortdurend bijblijft, dat h\j er steeds weer aan terugdenkt en dat hg met liefde koestert en kweekt de herinne ring aan die heerlijke oogenblikken, waarop kunst op hem werkte als een openbaring, waarop de uiting dier kunst misschien wel een beslissenden drang heeft uitgeoefend op zijn verderen levensloop. O, zeker! Liter heeft men wel eens meer verkeerd onder den krachtigen invloed eener kunstuiting; doch de sterke her inneringen uit de jeugd, wanneer men meer dan later ontvankelyk is voor indrukken, wor den nooit weggevaagd en blijven iemand bij tot het einde zjjns leven?. Zoo is het m\j gegaan in den winter van '83 '84 toen ik, te Berlyn vertoevende, het voorrecht had Joachim en zijn quartet gestadig te hooren en door die vier buitengewone kunstenaars ingewijd werd in de geheimen van de substielste der kunsten, in het strykquartet. Het waren vooral de laatste groote quartetten het Bes-dur, het cisen het a-mol quartet va" Beethoven, die voor mij ontsloten een wereld vol van de grootste emotiën ; een wereld van smart en van zalig heid, van Jijden en verbieden, van hartstocht en resignatie. Ook later, bij een tijdeyk bezoek aan Berl^n, mocht ik het JoaeMm-quartet hooren en werd op i ieuw getroffen door de hoogheid dier kunstuiting. Toen reeds was de 2e violist de Ahna gestorven en zijn plaatsinge nomen door een leerling des grooten meesters, Kruse. Steeds is het mijn vurige wensch ge weest dat het «Joachim-qunrtet" in Amsterdam zou komen en 1.1. Maandag is die wensch vervuld. Wij hebben thans genoten van hunne heerlijke kunst en rog geheel ben ik onder den indruk van wat zij ons boden. Kruse heeft thans zyn plaats ingeruimd voor Carl Halir en deze heeft zich met Wirth en Hausmann thans geschaard om den eenigen Joa chim. Dit olympische viertal, dat met buiten gewoon meesterschap en zeldzame autoriteit optreed', heeft ons nu vergast op een vrijwel onbekend F dur quartet van Haydn, het amol q'iartet van Brahms en het groote in Bes op. 130 van Beethoven. De herinnering aan den winter, zoovele jaren geleden, voelde ik herleven en zeldzaam groot was ook thans weer mijn indruk. Zeker, Joachim en de zijnen wandelen thans niet meer op die eenzame, schijnbaar onbereikbare hoogte, waarop zij to«n stonden. Hun werken en streven voor de kunst hfeft vruchten ge dragen. Er hebben zich op hun voorbeeld, jongeren aanpegord om hun voetspoor te vol gen; en was hft vroeger overmoed te wanen dat men het Joachim-quartet op zijde kon streven, thars weten wij, ook van onze eigen kunstenaars, wat groot talent en ijverige studie vermogen. Doch ook dat is direct of indirect het werk van Joachim en de zynen. Het quartet van Haydn is een der werken waarbij »Vaterchen" ons een kijk in de toe komst geeft en ons laat zien hoe hij droomde van een grooteren en een nog grooteren (Mo zart en Beethoven). Joachim deed goed ons dit werk te laten hooren en het verdient ten volle opgewekt te worden uit zijn honderd jarigen slaap Toch bad ik liever een Mozart gehoord; want een Mozart van Joachim is gelijk een visioen van een engel des hemels. Bij Brahms verkreeg men den indruk dat hier de uitverkoren Brahms- vertolkers aan het woord waren. Geen letter-(noten)knechtery echte, warme, zielvolle kunst, met volkomen vrijheid in uiting, zonder ooit in ongebondenheid over te gaan ziedaar met weinig woorden, mijne meening weergegeven over de vertolking van het a-mol-quartet. Nu zou ik wel gaarne willen schrijven over het heerlijke Andante, maar dan zou ik de andere deelen te kort doen. want die waren als interpretatie even mooi in hun genre. Dat Beethoven nu de kroon zette op hun werk, wie zou dat willen betwijfelen ? Het was n en al verrukking. Vroomheid en wijding lagen uitgespreid over de inleiding en de cavatine, gratie over het Andants en bevallige vlugheid was er in de »danza tedesca" doch waar blijf ik ? Het was heerlijk van het begin tot het einde. Niet vergeten mag worden dat de prachtige instrumenten, bet waren vier Stradivariussen, zeker veel bijdroegen tot be reiking van bet schoone geheel. Nu mag er misschien een enkele sNörgler" beweren dat de reinheid niet altijd boven beder king was, dat de klankschoonheid niet binnen de perken bleef, of dat de rhythische strafheid wel eens dreigde gevaar te loopen voor zoo iets indruk wekkend» treden m.i. kleinere vlekjes op den achtergrond. De kunst van Joachim en de zynen is autoritair dit gevoelt men en aan dat gevoelen geeft men zich over zonder eenige restrictie. Zal ik nu nog schrijven over het laatste abonnementsconcert in net concertgebouw op 19 dezer? De heer Mengelberg bood ons toen met zijn orchest het programma, dat in Brussel zou worden gespeeld den 22den. Ik zou dan het orchest en zijn leider een Glück-auf moeten toeroepen en zij zijn al reeds weder terugge keerd ! Wij weten overigens allen dat de heer Mengelberg prachtvol klavier speelt, dat het 5de concert van Beethoven n zijner «Glanzleistungen" is, vooral wanneer hij het ten gehoore brengt zonder dirigent. Wij weten ook niet minder dat Mozart's D-dur symphonie, Wagner's Tannhauser en Strauss' Tod und Verklarung nergens ter wereld mooier worden gespeeld. Laten wij ons dus verheugen in het succes dat onze kunstenaars in Brussel onder vonden en waarvan de dagbladen reeds ge waagd hebben. Liever wijd ik eenige woorden aan het Utrechtsche stedelijk orchest onder leiding van den heer Wouter Hutschenruyter, dat gedu rende de afwezigheid van onze eigen kunste naars, de matinee waarnam in het Concert gebouw. De heer Hutschenruyter had het volgende pro gramma opgesteld: l OuvertureFingalshöhle Mendelssohn, 2 Scherzo voor strijkquartet Cherubini, 3 onvoltooide symphonie Schubert, 4 Elaïne und Lancelot, symphon'sche Ballade Ant. Averkamp, 5 Romantisch Intermezzo Joh. Wagenaar, 6 Orchest-fragmenten uit Lohengrin Wagner. Laat my dadelijk zeggen dat het optreden van Hutschenruyter en zijn orchest een beslist succes was. Het zou natuurlijk verkeerd, ja dwaas zijn, indien men het Utrechtsehe met het Amsterdamsche orchest zou willen vergeleken; trouwens vergelijkingen zijn uit den booze. Den meest completen indruk maakten de drie fragmenten uit Lohengrin. Blijkbaar waren de beeren uit Utrecht daarbij geheel op de hoogte der eischen van de acustiek in het Concertgebouw; want klonken in het begin de houten blaasinstru menten ietwat te dik tegenover het strijk quartet, en begon dit euvel gaandeweg te verminderen, in genoemde fragmenten was de klankverhouding buitengewoon fraai en de twee groepen (houten en koperon) blaasinstru menten geheel geëvenredigd aan de strijkinstiumenten. Het zeer subtiele voorspel werd onberispelijk zuiver gespeeld en waarlijk onverbeterlijk gelukte het crescendo hij het .hoofdmoment in de expositie der melodie. «Elsa's Brautzug" was niet minder mooi van toon en evenals het Finale van de derde acte, buitengewoon «schwungvoll" in de opvatting. Zeer schoon was ook het g-mol scherzo uit Cherubini's quartet. Naar ik meen, is Mascagni begonnen dat nummer voor eeheel strijk or chest te doen spelen. Als proeve van. virtuo siteit moge dit getolereerd worden en dan mag men met genoegen constateerd dat, zoowel wat aangaat rhythmische duidelijkheid als klankschakeering, het nummer zeer goed slaagde, toch meen ik dat het niet aan te bevelen is, b\j den rijkdom onzer orchestlitteratuur over te gaan tot het domein der quartet-muziek. In de Fingalshöhle-ouverture en in Sahubert's symphonie trof, behalve de schoon gekleurde voordracht, nog de kerngezonde opvatting van den directeur. Het Romantisch Intermezzo van Joh. Wagenaar is een kleurenrijk, goed gedacht opus, hetwelk getuigt van de warme molodische vindingskracht van den componist. Zeer ben ik den Heer Hutschenruyter verplicht voor de auditie van dit opus en zeker niet minder voor de vertolking van No. 4 van het pro gramma. De gloedvolle opvatting en recht artistieke vertolking hebben mij inhoogemate tot dankbaarheid gestemd. Tengevolge dezer uitvoering kon ik niet in de Luthersche kerk zyn om het concert bij te wonen, dat gehouden werd ter viering van het lOjaris; bestaan der Orgamstenvereeniging, onder leiding van den heer Jos. A Verheyen en met medewerking van de dames OldenboomLutkeman en Cateau Loman benevens de heeren Jan Dijker, Joh. Hoes en Ant. Tierie j de laatste als orgar.ist. Uitgevoerd werd een Preludium en Fnga voor orgel van Bach een, a cappella-koor, Ju.lnla.te Deo van Orlando di Lasso en die Anferstehwng, oratorium van G. A Heinze. Ter wille der volledigheid zij dus deze uit voering gaarne in dit blad geregistreerd. ANT. uiitiiimiiimHmijiriiMiNMiHiiMMiiiimiiiimfiiiMiiiimi Belangrijk aawiost voor M Rijfcsinsenm, Toen ik in bat laatst van het vorig jaar kortelijk het legaat van Il-ünhard B iron van Lynden vermeldde, wees ik daarbij terloops op de mogelijkheid van een vo'gcollectie. Wat toen nog waarschijnlijk was, is nu werkelijk heid geworden. Het museum is daarmee 45 schilderijen rijker geworden, die, hoewel af komstig uit dezelfde verzameling van den erflater, riet by genoemd legaat werden opge nomen, maar we nu te danken hebben aan een beschikking van Mevrouw de Douarière van Lynden geboren van Pallandt. 'Een schen king als deze behoort tot de groote zeldzaamheden, en bij eer zoo vorstelijke gift, mag er wel op gewezen worden, dat de collectie, ook van den materieelen kant beschouwd, een bui tengewone waarde vertegenwoordigt. 't Is alles moderne kunst en daarbij merkt men op, dat het voornamelijk die van de vreemdelingen is, waarop de smaak van den overleden verzamelaar viel. Van de Hol landers vinden we dan ook slechts enkele nummers onder dit vijf en veertigtal. Er is een nog al omvangrijke Mauve, wel niet een uitgelezen exemplaar, maar toch een zeer deugdelijk en kleurvast stuk, dat den substantieelen kant, als 't ware, van Mauve's arbeid waardig vertoont. Van Mesdag een nog al helder en flink-uit geschilderde Zee en van Jacob Maris een rivier- en een havengezicht; 't laatste vooral is een uitnemend staal uit zijn productie van omstreeks 1883. Van Willem Maris zijn we nu een bijzonder fij-ibewerktuigd schilderij rijk geworden, 't Zou een prachtige tegenhanger zijn van dat krasse werk met de drinkende witte koe uit het Suasso-Museum, als vertoonend naar een an deren kant de essentieele waarde van dat rijke schilderstalent. Als ik bij de genoemde nog voeg den studiekop van een visschersvrouw door v. d Maarel, hebben de Hollanders daarmee afgedaan; Bosboom, Weissenbruch en Allebé, die by de plaatsing zijn opgenomen,noem ik niet, daar hun schilderijen reeds deel uitmaakten van het legaat. Zooals ik zeide, is de buitenlandsche kunst hier hoofdzakelijk aan 't woord en ik voeg er aan toe, voornamelijk de Fransche. De boven toon wordt dan zoowat gevoerd door Daubigny van wien, behalve een klein en lijn in de kleur gezet strandgezicht, een kapitaal schil derij aanwezig is, zoo groot ongeveer als dat uit Suasso, maar met een geheel ander onder werp, 't Is de voorstelling van een groote vlakte, mogelijk een aschbelt, waarop veel smeu lende vuurtjes, een platte vlakte maar van een breede gestrektheid en, hoewel bijna in n kleur gehouden, van een weelde en kracht in schilderen, dat dit stuk voor de schilders wel een ware vergasting zal zijn. Volgt een schilderij van Decamps, als land schap wat rauw in de kleur misschien, maar als figuurstuk van zeer eigenlijke beteekenis. Om kunst als deze wat rader te karakteriseeren zou men kunnen zeggen: iets van den geest uit een prent van Steinlen, maar verwerkt tot een schilderij. By' de drie stukken van Courbet dient wel de voorkeur gegeven te worden aan dat als 't ware in kleur geklonken stilleven met de appelen, naar men zegt, door hem in de gevangenis geschilderd. Van zijn wel eens al te gewelddadige techniek vinden we hierin niet de hinderlijke sporen. Een compleet schilderijtje van Corot komt dan een glanspunt uitmaken in de collectie, en in n adem kunnen dan genoemd worden schilderijtjes van Rousseau en Dupré, mede als juweeltjes uitschijnend. Van den laatsten is er nog een grooter stuk, doch niet veel meer dan een gloedrijke pochade. Uitingen van Daumier en Monet zetten weer langs een andere lyn de verzameling aan aantrek kelijkheid bij. Het werk van laatstgenoemde zal menigeen wellicht een steen des aanstoots zijn, maar ik raad een ieder, die zich er aan ergert, zijn voorbarig oordeel, vaak geuit in schimpende qualificatie's, wat op te schorten. Voor m\j biedt dit werk een getuigenis van geestkrachtigen arbeid en het ernstig streven van waarheidszin. Daar is de volharding van de overtuiging door het toepassen van de uiterste conseqaentie's in de leer van het naturalisme. Het is een verder doorspeuren van het organisme in de verschijning der stoffelijke natuur, de rigoureuse wil tot het leggen van onmiddellijk verband tusschen wezen en gewaarwording. En het regent licht in die schilderij, en de kleuren trillen en staan tegen over elkaar als levende verven, schier onvermengd, maar door hun juiste samentreffan vormend een vast lichaam van werkelijkheid. Dd Monticelli is ook een mooi schilderijtje al is het ook niet van de soort waarin ons den rijksten kant van dat schitterend talent vertoond wordt; een bepaald omschreven onder werp als hier gegeven werd, zijn we elders ook minder van dien kleuren-visionnair ge wend, llibot zullen de meesten wel kennen als de schilder van monniksfiguren met zyn neiging tot felle contrasten als b\j som mige oude Spanjaarden; hier hebben we een stilleven met visschen van hem, dat eveneens om de expressieve kracht opmerkelijk is. Bui ten dit, is er van hem nog een interessant oude-vrouwestudietja. Van Diaz, behalve een klein bloeinstukje als in Suasso ongeveer, is er een ry'k in kleuren en warm geschilderd boschgezisht, eerder op gesmukt dan gestoft'jerd met enkele half naakte vrouwe-beeldjes. Van een smakely'ken schildertrant is ook het Stilleven van Bonvin, terwijl er van Breton een zeekust is by stormachtig weer onder dik bewolkte lucht, wel niet een werk van voldragenheid, maar toch met onmisken bare opgewektheid ineen gesmeerd. Zoo is er ook van Hawskley eeri strandje, dat in een ander opzicht weer zyn qualiteiten heeft; iets van Daubigny, maar dan zwaarder en minder veerkrachtig geschilder l. Jettel is een schilder, die, meen ik, weinig bekend is. Zyn werk is wat knijnend, wat erg teer-fijn, maar 't heeft toch zijn charme. Ean oude herinnering uit een keuze-ten toon stelling in Arti is de schilderij van Peppercorn, een goed-bedoelde avondstemming op een achterhoek j". van een boerenwerf, met een gevlekte vaars bij een hek. 't Is aardig zoo'n werk eens weer te zien, nu de j iren onze inzichten zoo niet hebben veranderd, dan toch gerijpt. Tot het beste «kleine goed" behoort oo: een zeer eenvoudig schilderijtje van Troyon, terwijl daartegenover een Whistler met een levensgroot meisj-it-figuur wel de opmerkzaam heid tot zich zal trekken Delacroix is bier wellicht bet minst voordeelig vertegenwoordigd en dat is een teleurstellii g bij (Ie collectie. Ten slotte noem ik nog Courture, Boulard, (met wien we ons voor de afwezigheid van Millet moeten schadeloos siellen!) Jajiy, wiens werk me eerst Engelsch toescheen, in aan sluiting met een landschap van Fischer bij Van Wisseling, maar die, naar ik vernomen heb, tot de school van Liebermann moet gebracht worden, Jouve, Mancini, Mettling, Passim, Vollon, (deze vooral mag nog wel even aan geduid worden) Ziem en N;colas. Nu heb ik zoowat het geheele lijstje aan gegeven. De schilderyen zija voor zoover de beschikbare ruimte op 't oogenblik het toeliet, 7.00 voordeelig mogelyk geplaatst naast het Prentenkabinet, in eigen omgeving. W. S. Vuorloopigo berichten: In Arti is sinds een week een tentoonstelling geopend uitsluitend van schilderijen. Naar een enkel en kort be zoek te oorjeeleri, is die zooals we gewend zijn en bij iedere nieuwe gelegenheid ver wacht wordt; te constateeren valt, dat erdoor de werkende leden nog goed den gang in wordt gehouden met hunne inzendingen. In het stedelijke museum is de buitengewone gelegenheid geopend, de vermaarde collectieSix te kunnen genieten. Wel maanden lang zal die daar geëxposeerd blijven. W. S. Boek en Tüflsclirifl, Nederland. 't Is opmerkelijk hoe overvloedig bij ons de mo ie-litteratuur wordt, en met welk een gemak kelijkheid sommigen hun schrijvers-stramien betokkelen, zonder dat hut ding ook maar n zuivere of vast-aangeslagen klank voortbrengt, zonder dat de auteur zelf schijnt te beseffen welk een oppervlakkig en bombastisch woordgeschermutsel hij gereedelijk drukken laat, wat hij dan, o, heilige auteurs-naïsviteit, no^ aan ziet voor litteratuur, terwijl het eigenlijk niets anders is dan het vlot en gemakkelijk neerpennen van banale woordenreeksen in moderne prail, hier of daar gelezen en weer opni uw samengevoegd, weliswaar vaak onbewust maar waaraan toch in elk geval de innerlijke be teekenis, de eigen visie van het objekt ont breken. Een heerlijk specimen van dit onbeteekenende, pralenge slob-slobwerk is de novelle van Cli de Halt in de April-aff van Nederland. Hier is een water-en-pap ontleding, een psycho logie over het thema liefde en plicht, de liefde hopeloos weetje, nu al zooveel malen gevarieerd in roomsoeseii en pralines, besausd met een rederijkerachtig gebazel over het hart- en zielverheffende van bet kunstenaarsleven, dat het geheele ding ermee gaat gelijken op een pruimentart die met spek werd gelardeerd. Onbegrijpelijk hoe werk als dit, waaraan ten eeiienmale vreemd is elke reëele waarneming en waarin niets bijzonders is, nog aldoor plaats kan vinden in onze tijdschriften. Maar het is waar: er komen in't stuk dan ook zulke Hevige, snoezige damesnaampjes voor als, Zouquette en Azalia, en dit met het ulevel-achtige zieleconfijtsel van artit-ten-gevoeligheid zal wel de aantrekkelijkheid uitmaken. Van beter gehalte, meer leesbaar, is het opstel van dr. Jan ten Brink over Verrijzenis, het nieuwe boek van Tols'oi, al heeft de auteur ouder gewoonte weer wat veel ruimte aan het overschrijven en resumeeren van den inhoud besteed. Mej. W. C. L. Modderman vond het belang rijk genoeg ons een beschrijving te geven over de inwijding van een stiftsdame, ergens in een duizendi irig klooster van Hannover. Och, alles kan belangryk zijn, mits het maar belangrijk gedaan wordt. Maar zoo'n gewoon onderwerp in heel gewone huis of kamerstijl blijkt toch wel wat al te gewoon! Van den heer Chr. F. Haye is er een over zicht der Finsche litteratuur, wat zich in hoofd zaak bepaalt tot een opsomming van boekentitels en auteursnamen, gevolgd door de ver taling van een schetsje uit den bundel Lastuga" van Ano. Dan nog in de afl. een paar verzen en een sprookje van iemand, die zich met N. B. als onderteekening tevredenstelt, en van Cyriel Buysse een lang niet kwade vertelling, wel aaudoenlyk in zün genre, een vertelling over een onoogely'k juffertje, dat meer dau de andere meisjes een gevoelig hartje bleek te hebben. Mej. Anna Polak beproefde, wat alty'd moeielijk en ondankbaar bly'ft, .eenige sonnetten van Italiaansche dichters in Nederlandsche poëzie over te brengen. Ook nog de kroniek-b ;ekbeoordeelirg waaraan Mr. van Lochem dit keer bijzondere zorg heeft besteed ; er komen ten minste van die pikant-nuchtere aanteekenir gen in voor. Ia een noot wordt door de redactie alsnog vermeld dat in het artikel van Is. Quérido, Couperus Fantasmagorist? (aflev. van Januari) bij de opnoeming dar fantasmagoristen de naam Van Looy" ingevoegd moet worden, en in plaats van Verwey's bundel Het brandende braambosch door hem bedoeld werd De nieuwe tuin. * * * Woord en beeld. Drie kwart van dit nummer is aan Rotter dam gewyd. Het portret, door Haverman nu eens zwierig109 geteekend, geeft weer den burgemeester, den heer F. B. s'Jacob. Da heer P. Haverkorn van Rijswijk schreef er een zeer goede biografie waarin hij,burgemeesters werkkracht en humanen geest vooral huldigde. Van Henri M Dekking is er een zeer interes sante beschrijving, met - reproducties naar artistiek uitziende fotografiën, van Rotterdam, de zoo ijverige handehtad, d,e nu zoo krachtig streeft de eerste haven te worden in deu westEurcpeeschen handel. Het verwijt, waarmee de heer Dekking zijn opstel begint, alsof de meeste menschen Rot terdam verkeerdelijk beoordeelen en de stad aanzien als een parvenu, lijkt me wel wat onjuist, spruit wellicht voort uit zijn groote liefde, als goed Rotterdammer, voor eigen stad, de liefde die dan gauw gekwtt-it wordt bij het hooren van een ondoordacht woord, of bij een in anderen zin bedoelde opmerking, waardoor dat ondoordacht woord in 't eigen oor een te groote afmeting aanneemt en tot verkeerde gevolgtrekkingen kan leiden. Immers, het tegende-1 van het veronderstelde is waar. Heel Nederland en zeïfs Amsterdam daarvan niet uitgezonderd, ziet met bewondering op. is niet weinig trotsch op het zich zoo krachtig ont wikkelende Ptotterdam, de stad die nu voor ons allen geldt als een voorbeeld ter navolging: het beginpunt van energie-herleving. Verder is in dit nummer nog: een sonnet Gevaer" met krachtig geteeke de versiering door E lm. van Offel; een muziekstuk van Femine Schults op woorden van Else v. B-abant; het gedeelte feuilleton en dan van me zelf een Bfhetsje over een circusvrouw, geïllustreerd door C. Blankenaar. G. VAN HULZEN. dHtillllllllll iiHiimimtiMMiiiiiiiiiiitiiiiHiiMimiiuiiiiiMi Reclames. 40 cents per regel. Koninklijke Fabriek van Rijtuigen. J. J. ISKB.IXKS, Haarlem. Wegens groot *gebrek aan plaats ruimte, biedt de KONINKLIJKE RIJTÜIGFA13RIEK, firma J. J. BEIJXES, te Haarlem, te koop aan, tegen prijzen beneden aanmaakkosten, Biiitip, als: een Staatsie Berliner, fijn model, een Coupémet kinderzitting, drie Victoria's (Mylords), drie Napoleons, twee Park-chaises (Paniers), drie Breaks met Zomer-tentkap, een kleine Barouchette, een gebruikte Landau. Alle Rijtuigen zijn in onze werk plaatsen vervaardigd. Belanghebbenden worden beleefd uitgenoodigd tot een bezoek aan ons Magazijn. Hoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S QRIG, Bomaal-fÉrtlblBi, K. F. DEUSCHLE-BENGEK, Amsterdam, Kalverstr. 157 Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. YICTORIAWATER, Piano-, Orgel- en Mnzietató MEYROOS & KALSHOVEN, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. ? De behandeling van Jicht, Rlieamatiek, Pisznre l>iatbese, Nier- en Blaaslijden, Suikerziekte is de speci aliteit van het Bad Assmannshausen a Rhijn. Prospectus ever de drinkkuren in hu!s en het gebruik er van in Bad Assmannshausen verzendt de BRONNEN-DIRECTIE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl