Historisch Archief 1877-1940
l
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 1192
om door samenwerking met de arbeiders,
de belangen van beiden te bevorderen
bleek bij het 'einde dier vergadering
(nadat het bestuur gekozen was) toen
een der patroonsleden zich herinnerde, dat
de Kamer volgens art. 7 ten minste 4
maal 's i aars moet vergaderen, en zeide:
»Nu hebben wij voor 3 maanden gedaan."
Zoo vertelt S. P. Baart in zijn artikel
over de K. v. A. te Maastricht in den
Nieuwen lijd van April 11.
Toch had vrij spoedig de eerste bestuurs
vergadering plaats, waarin de aanbevelings
lijst voor den te benoemen secretaris moest
worden opgemaakt.
Deze aanbeveling was aanleiding tot
Keel wat geharrewar. De patroons noemden
een ambtenaar ter getn. secretarie, de ar
beiders don sociaal denaokratischen pro
pagandist S. P. Baart, voorz. van L. n. W.,
dien de arbeiders als aarde werker geschikter
achtten dan een ambtenaar. Die kennis van
bet vak zou evenwel, meende de patroons
voorzitter (opzichter bij de heeren Regout),
niet veel nut hebben: hij wist zelfs
nog. niet n geval, dat zich in de fabriek
had voorgedaan, dat in de Kamer zou kun
nen behandeld worden. Behalve dat art.
2 der wet nog heel andere dingen noemt,
dan onwettige handelingen der patroons,
kon men hem nog, in antwoord op die
opmerking, in herinnering brengen of
het geen onwettige handeling was om
zonder eenige reden een arbeider te ont
slaan, zelfs zonder 14 dagen van tevoren
het ontslag aan te kondigen, zooals met
de beide zoons der arbeiders-bestuursleden
was gebeurd, even nadat zij in de K. v. A.
gekozen waren.
Ten slotte besloot men de beide ge
noemden op de aanbeveling te zetten.
De arbeiders hadden hierbij echter builen
den waard gerekend. Want eenigen tijd
later kregen zij een oproeping tot een
nieuwe bestuursvergadering, omdat He pa
troons zeiden, dat volgens artikel 30 der
wet de stemming over personen schriftelijk
moet zijn. Dit was al zeer dubieus, daar het
artikel spreekt over de vergaderingen der
Kamer. De arbeiders gaven echter toe, en
de patroons stelden toen nog een candidaat
van hun zijde voor eri overreden de arbei
ders dit ook te doen, waaraan deze ten
slotte toegaven, meenende, dat de patroons
ook den arbeiders candidaat op de lijst
zouden plaatsen. Daar de patroonsvoor
zitter bij loling voor het eerste jaar tot
voorzitter was benoemd, had deze een be
slissende stem en zoo kon het gebeuren,
dat de beide patroonscandidaten op de voor
dracht kwam n en op slinksche wijze de
arbeidfrs-candidaat ervan was geweerd.
De arbeiders lieten zich niet verbluffen
en verklaarden nu buiten de voordracht
om te zullen benoemen, en niettegenstaande
de pogingen vooral door mr. L. H. W.
Rpgout om de arbeidersteden tot samen
werking met de patroons over te halen,
(uu de patroons van hun zijde zoo weinig
toegevend bleken, zeker?) kozen zij S.P.Baart
op de vergadering. De stemmen staakten
natuurlijk, tusschen hem en den
patroonscandidaat, waarna het lot ten gunste van
Baart besliste. De vergadering werd ge
sloten en de arbeiders gingen heen. Baart
kreeg evenwel zijn aanstelling niet; maar
nog meer waren de arbeiders verbaasd, toen
zij hoorden, dat eerst vier en weldra alle
vijf patroonsleden hun ontslag aanvrage
aan den minister hadden opgezonden.
Na ampel overleg hebben de arbeiders
besloten den secretaris dan maar te vragen
om weer ontslag te nemen en daardoor van
hun kant een stap gedaan, die den verderen
voortgang mogelijk maakt. Nu werden
dezelfde patroons weer gekozen, maar blijk
baar tegen hun zin, daar slechts in Meerseen
werd gestemd en behalve mr. Regout,
niemand van henzelf of hunne opzichters,
aan de stemming heeft deelgenomen.
Van eenige werkzaamheid der Kamer
zal dus wel geen sprake zijn.
Deze geschiedenis toont het duidelijk aan,
hoezeer deze werkgevers in dit geval tegen
alle medewerking met de arbeiders zijn,
en kan men daarvan dan een samenwerking
wachten, zoodra een belangenstrijd wordt
gevoerd ?
Niet overal is de tegenstelling zoo op de
spits gedreven als te Maastricht, maar
overal is v*el de tegenstelling aanwezig en
loopt men de kans dat ze tot het uiterste gaat.
Zoo is het ook met de groote stakingen
te Amsterdam. Patroons en werklieden
spreken bij het krachtmeten tot elkaar,
maar werken niet samen. Een comitee ter
eene, een comitee ter andere zijde, anders
is er geen zuivere meting mogelijk. Hoe
veel offers zulk een strijd ook kost, hij
moet worden gestreden, en kan niet worden
beslecht door gezamenlijk overleg. Het is
er mede als met de abritage in het volken
recht. Zoodra werkelijke belangenstrijd in
het spel is, blijft ze onmachtig.
Wie daarom de werking der K. v. A.
onnut acht, dwaalt. Zoo de Kamers zich
tenminste maar neerleggen bij het feit, dat
zij buiten den strijd tusschen kapitaal en
arbeid staan, kunnen zij veel doen. Juist
de twee Kamers in Amsterdam in wier
vakken gestaakt werd en wordt,
voedingsen genotmiddelen en bouwbedrijven, gaven
daar bewijzen van. De laatste zond eenigen
tijd geleden een zeer belangrijk en uit
voerig adres aan den Raad, naar aanleiding
van eenige klachten bij de Kamer inge
bracht en van het feit dat door den raad
overwogen werd of de gemeente-verordening
op mimmum-loon en maximum-arbeidstijd
in bestekken van gemeentewerken pok
wijziging behoefde, en gaf daarin versla*g van
een door haar te dier zake gedaan onder
zoek. De andere Kamer zond dezer dagen
aan den minister een uitvoerig rapport
van haar oordeel over het wetsontwerp op
de arbeids- en rusttijden.
Maar daartoe blijft de arbeid zich bepalen.
Intormatiebureaux, commissies van onder
zoek en arbitrage in enkele minder gewich
tige gevallen. En dan zijn ze zonder
twijfel nuttig. Maar wie hoopten dat ze
hier te doen zouden hebben met een sociale
instelling, die mede zou werken tot een
terugroepen van den maatschappelijken
vrede heeft grof gedwaald, omdat hij
zelfs een grof inzicht mist in de sociale
verhoudingen zelf, die den klassenstrijd
noodzakelijk maken en die naar geen
vreedzaam overleg zich kunnen schikken
omdat hun beginsel zelf, de kern van hun
bestaan de strijd, de strijd van allen tegen
allen is.
H.
Mnziefc in fle Hoofflstaö,
Wie mjjner lezers heeft niet eens of meer
malen in zijn leven eene impressie gekregen
van een kunstuiting, zóó intens, zóó krachtig,
zóó levendig, dat zjj hem voortdurend bijblijft,
dat h\j er steeds weer aan terugdenkt en dat
hg met liefde koestert en kweekt de herinne
ring aan die heerlijke oogenblikken, waarop
kunst op hem werkte als een openbaring,
waarop de uiting dier kunst misschien wel een
beslissenden drang heeft uitgeoefend op zijn
verderen levensloop. O, zeker! Liter heeft men
wel eens meer verkeerd onder den krachtigen
invloed eener kunstuiting; doch de sterke her
inneringen uit de jeugd, wanneer men meer
dan later ontvankelyk is voor indrukken, wor
den nooit weggevaagd en blijven iemand bij
tot het einde zjjns leven?. Zoo is het m\j
gegaan in den winter van '83 '84 toen ik, te
Berlyn vertoevende, het voorrecht had Joachim
en zijn quartet gestadig te hooren en door die
vier buitengewone kunstenaars ingewijd werd
in de geheimen van de substielste der kunsten,
in het strykquartet. Het waren vooral de
laatste groote quartetten het Bes-dur, het
cisen het a-mol quartet va" Beethoven, die voor
mij ontsloten een wereld vol van de grootste
emotiën ; een wereld van smart en van zalig
heid, van Jijden en verbieden, van hartstocht
en resignatie. Ook later, bij een tijdeyk bezoek
aan Berl^n, mocht ik het JoaeMm-quartet
hooren en werd op i ieuw getroffen door de
hoogheid dier kunstuiting. Toen reeds was de
2e violist de Ahna gestorven en zijn plaatsinge
nomen door een leerling des grooten meesters,
Kruse. Steeds is het mijn vurige wensch ge
weest dat het «Joachim-qunrtet" in Amsterdam
zou komen en 1.1. Maandag is die wensch
vervuld. Wij hebben thans genoten van hunne
heerlijke kunst en rog geheel ben ik onder
den indruk van wat zij ons boden. Kruse
heeft thans zyn plaats ingeruimd voor Carl
Halir en deze heeft zich met Wirth en
Hausmann thans geschaard om den eenigen Joa
chim. Dit olympische viertal, dat met buiten
gewoon meesterschap en zeldzame autoriteit
optreed', heeft ons nu vergast op een vrijwel
onbekend F dur quartet van Haydn, het
amol q'iartet van Brahms en het groote in Bes
op. 130 van Beethoven.
De herinnering aan den winter, zoovele
jaren geleden, voelde ik herleven en zeldzaam
groot was ook thans weer mijn indruk. Zeker,
Joachim en de zijnen wandelen thans niet
meer op die eenzame, schijnbaar onbereikbare
hoogte, waarop zij to«n stonden. Hun werken
en streven voor de kunst hfeft vruchten ge
dragen. Er hebben zich op hun voorbeeld,
jongeren aanpegord om hun voetspoor te vol
gen; en was hft vroeger overmoed te wanen
dat men het Joachim-quartet op zijde kon
streven, thars weten wij, ook van onze eigen
kunstenaars, wat groot talent en ijverige studie
vermogen. Doch ook dat is direct of indirect
het werk van Joachim en de zynen.
Het quartet van Haydn is een der werken
waarbij »Vaterchen" ons een kijk in de toe
komst geeft en ons laat zien hoe hij droomde
van een grooteren en een nog grooteren (Mo
zart en Beethoven). Joachim deed goed ons
dit werk te laten hooren en het verdient ten
volle opgewekt te worden uit zijn honderd
jarigen slaap Toch bad ik liever een Mozart
gehoord; want een Mozart van Joachim is gelijk
een visioen van een engel des hemels.
Bij Brahms verkreeg men den indruk dat hier
de uitverkoren Brahms- vertolkers aan het woord
waren. Geen letter-(noten)knechtery echte,
warme, zielvolle kunst, met volkomen vrijheid
in uiting, zonder ooit in ongebondenheid over
te gaan ziedaar met weinig woorden, mijne
meening weergegeven over de vertolking van
het a-mol-quartet. Nu zou ik wel gaarne willen
schrijven over het heerlijke Andante, maar dan
zou ik de andere deelen te kort doen. want
die waren als interpretatie even mooi in hun
genre.
Dat Beethoven nu de kroon zette op hun
werk, wie zou dat willen betwijfelen ? Het was
n en al verrukking. Vroomheid en wijding
lagen uitgespreid over de inleiding en de
cavatine, gratie over het Andants en bevallige
vlugheid was er in de »danza tedesca"
doch waar blijf ik ? Het was heerlijk van het
begin tot het einde. Niet vergeten mag worden
dat de prachtige instrumenten, bet waren vier
Stradivariussen, zeker veel bijdroegen tot be
reiking van bet schoone geheel. Nu mag er
misschien een enkele sNörgler" beweren dat de
reinheid niet altijd boven beder king was, dat
de klankschoonheid niet binnen de perken
bleef, of dat de rhythische strafheid wel eens
dreigde gevaar te loopen voor zoo iets indruk
wekkend» treden m.i. kleinere vlekjes op den
achtergrond. De kunst van Joachim en de
zynen is autoritair dit gevoelt men en aan
dat gevoelen geeft men zich over zonder eenige
restrictie.
Zal ik nu nog schrijven over het laatste
abonnementsconcert in net concertgebouw op
19 dezer? De heer Mengelberg bood ons toen
met zijn orchest het programma, dat in Brussel
zou worden gespeeld den 22den. Ik zou dan
het orchest en zijn leider een Glück-auf moeten
toeroepen en zij zijn al reeds weder terugge
keerd ! Wij weten overigens allen dat de heer
Mengelberg prachtvol klavier speelt, dat het 5de
concert van Beethoven n zijner
«Glanzleistungen" is, vooral wanneer hij het ten
gehoore brengt zonder dirigent. Wij weten ook
niet minder dat Mozart's D-dur symphonie,
Wagner's Tannhauser en Strauss' Tod und
Verklarung nergens ter wereld mooier worden
gespeeld. Laten wij ons dus verheugen in het
succes dat onze kunstenaars in Brussel onder
vonden en waarvan de dagbladen reeds ge
waagd hebben.
Liever wijd ik eenige woorden aan het
Utrechtsche stedelijk orchest onder leiding van
den heer Wouter Hutschenruyter, dat gedu
rende de afwezigheid van onze eigen kunste
naars, de matinee waarnam in het Concert
gebouw.
De heer Hutschenruyter had het volgende pro
gramma opgesteld: l OuvertureFingalshöhle
Mendelssohn, 2 Scherzo voor strijkquartet
Cherubini, 3 onvoltooide symphonie Schubert,
4 Elaïne und Lancelot, symphon'sche Ballade
Ant. Averkamp, 5 Romantisch Intermezzo
Joh. Wagenaar, 6 Orchest-fragmenten uit
Lohengrin Wagner.
Laat my dadelijk zeggen dat het optreden
van Hutschenruyter en zijn orchest een beslist
succes was.
Het zou natuurlijk verkeerd, ja dwaas zijn,
indien men het Utrechtsehe met het
Amsterdamsche orchest zou willen vergeleken; trouwens
vergelijkingen zijn uit den booze. Den meest
completen indruk maakten de drie fragmenten
uit Lohengrin. Blijkbaar waren de beeren uit
Utrecht daarbij geheel op de hoogte der eischen
van de acustiek in het Concertgebouw; want
klonken in het begin de houten blaasinstru
menten ietwat te dik tegenover het strijk
quartet, en begon dit euvel gaandeweg te
verminderen, in genoemde fragmenten was de
klankverhouding buitengewoon fraai en de
twee groepen (houten en koperon) blaasinstru
menten geheel geëvenredigd aan de
strijkinstiumenten. Het zeer subtiele voorspel
werd onberispelijk zuiver gespeeld en waarlijk
onverbeterlijk gelukte het crescendo hij het
.hoofdmoment in de expositie der melodie.
«Elsa's Brautzug" was niet minder mooi van
toon en evenals het Finale van de derde acte,
buitengewoon «schwungvoll" in de opvatting.
Zeer schoon was ook het g-mol scherzo uit
Cherubini's quartet. Naar ik meen, is Mascagni
begonnen dat nummer voor eeheel strijk or
chest te doen spelen. Als proeve van. virtuo
siteit moge dit getolereerd worden en dan mag
men met genoegen constateerd dat, zoowel wat
aangaat rhythmische duidelijkheid als
klankschakeering, het nummer zeer goed slaagde,
toch meen ik dat het niet aan te bevelen is,
b\j den rijkdom onzer orchestlitteratuur over
te gaan tot het domein der quartet-muziek.
In de Fingalshöhle-ouverture en in Sahubert's
symphonie trof, behalve de schoon gekleurde
voordracht, nog de kerngezonde opvatting van
den directeur. Het Romantisch Intermezzo van
Joh. Wagenaar is een kleurenrijk, goed gedacht
opus, hetwelk getuigt van de warme molodische
vindingskracht van den componist. Zeer ben
ik den Heer Hutschenruyter verplicht voor de
auditie van dit opus en zeker niet minder
voor de vertolking van No. 4 van het pro
gramma. De gloedvolle opvatting en recht
artistieke vertolking hebben mij inhoogemate
tot dankbaarheid gestemd.
Tengevolge dezer uitvoering kon ik niet in
de Luthersche kerk zyn om het concert bij
te wonen, dat gehouden werd ter viering van
het lOjaris; bestaan der Orgamstenvereeniging,
onder leiding van den heer Jos. A Verheyen
en met medewerking van de dames
OldenboomLutkeman en Cateau Loman benevens de
heeren Jan Dijker, Joh. Hoes en Ant. Tierie j
de laatste als orgar.ist.
Uitgevoerd werd een Preludium en Fnga
voor orgel van Bach een, a cappella-koor,
Ju.lnla.te Deo van Orlando di Lasso en die
Anferstehwng, oratorium van G. A Heinze.
Ter wille der volledigheid zij dus deze uit
voering gaarne in dit blad geregistreerd.
ANT.
uiitiiimiiimHmijiriiMiNMiHiiMMiiiimiiiimfiiiMiiiimi
Belangrijk aawiost voor M Rijfcsinsenm,
Toen ik in bat laatst van het vorig jaar
kortelijk het legaat van Il-ünhard B iron van
Lynden vermeldde, wees ik daarbij terloops
op de mogelijkheid van een vo'gcollectie. Wat
toen nog waarschijnlijk was, is nu werkelijk
heid geworden. Het museum is daarmee 45
schilderijen rijker geworden, die, hoewel af
komstig uit dezelfde verzameling van den
erflater, riet by genoemd legaat werden opge
nomen, maar we nu te danken hebben aan
een beschikking van Mevrouw de Douarière
van Lynden geboren van Pallandt. 'Een schen
king als deze behoort tot de groote
zeldzaamheden, en bij eer zoo vorstelijke gift, mag er
wel op gewezen worden, dat de collectie, ook
van den materieelen kant beschouwd, een bui
tengewone waarde vertegenwoordigt.
't Is alles moderne kunst en daarbij merkt
men op, dat het voornamelijk die van de
vreemdelingen is, waarop de smaak van den
overleden verzamelaar viel. Van de Hol
landers vinden we dan ook slechts enkele
nummers onder dit vijf en veertigtal.
Er is een nog al omvangrijke Mauve, wel
niet een uitgelezen exemplaar, maar toch een
zeer deugdelijk en kleurvast stuk, dat den
substantieelen kant, als 't ware, van Mauve's
arbeid waardig vertoont. Van Mesdag een nog
al helder en flink-uit geschilderde Zee en
van Jacob Maris een rivier- en een
havengezicht; 't laatste vooral is een uitnemend staal
uit zijn productie van omstreeks 1883. Van
Willem Maris zijn we nu een bijzonder
fij-ibewerktuigd schilderij rijk geworden, 't Zou
een prachtige tegenhanger zijn van dat krasse
werk met de drinkende witte koe uit het
Suasso-Museum, als vertoonend naar een an
deren kant de essentieele waarde van dat rijke
schilderstalent. Als ik bij de genoemde nog
voeg den studiekop van een visschersvrouw door
v. d Maarel, hebben de Hollanders daarmee
afgedaan; Bosboom, Weissenbruch en Allebé,
die by de plaatsing zijn opgenomen,noem ik niet,
daar hun schilderijen reeds deel uitmaakten
van het legaat.
Zooals ik zeide, is de buitenlandsche kunst
hier hoofdzakelijk aan 't woord en ik voeg er
aan toe, voornamelijk de Fransche. De boven
toon wordt dan zoowat gevoerd door Daubigny
van wien, behalve een klein en lijn in de
kleur gezet strandgezicht, een kapitaal schil
derij aanwezig is, zoo groot ongeveer als dat
uit Suasso, maar met een geheel ander onder
werp, 't Is de voorstelling van een groote
vlakte, mogelijk een aschbelt, waarop veel smeu
lende vuurtjes, een platte vlakte maar van een
breede gestrektheid en, hoewel bijna in n
kleur gehouden, van een weelde en kracht in
schilderen, dat dit stuk voor de schilders wel
een ware vergasting zal zijn.
Volgt een schilderij van Decamps, als land
schap wat rauw in de kleur misschien, maar
als figuurstuk van zeer eigenlijke beteekenis.
Om kunst als deze wat rader te
karakteriseeren zou men kunnen zeggen: iets van den
geest uit een prent van Steinlen, maar verwerkt
tot een schilderij. By' de drie stukken van
Courbet dient wel de voorkeur gegeven te
worden aan dat als 't ware in kleur geklonken
stilleven met de appelen, naar men zegt,
door hem in de gevangenis geschilderd. Van zijn
wel eens al te gewelddadige techniek vinden
we hierin niet de hinderlijke sporen.
Een compleet schilderijtje van Corot komt
dan een glanspunt uitmaken in de collectie,
en in n adem kunnen dan genoemd worden
schilderijtjes van Rousseau en Dupré, mede
als juweeltjes uitschijnend. Van den laatsten
is er nog een grooter stuk, doch niet veel
meer dan een gloedrijke pochade. Uitingen
van Daumier en Monet zetten weer langs
een andere lyn de verzameling aan aantrek
kelijkheid bij.
Het werk van laatstgenoemde zal menigeen
wellicht een steen des aanstoots zijn, maar ik
raad een ieder, die zich er aan ergert, zijn
voorbarig oordeel, vaak geuit in schimpende
qualificatie's, wat op te schorten. Voor m\j biedt
dit werk een getuigenis van geestkrachtigen
arbeid en het ernstig streven van waarheidszin.
Daar is de volharding van de overtuiging door
het toepassen van de uiterste conseqaentie's in de
leer van het naturalisme. Het is een verder
doorspeuren van het organisme in de verschijning
der stoffelijke natuur, de rigoureuse wil tot het
leggen van onmiddellijk verband tusschen wezen
en gewaarwording. En het regent licht in die
schilderij, en de kleuren trillen en staan tegen
over elkaar als levende verven, schier
onvermengd, maar door hun juiste samentreffan
vormend een vast lichaam van werkelijkheid.
Dd Monticelli is ook een mooi schilderijtje
al is het ook niet van de soort waarin ons
den rijksten kant van dat schitterend talent
vertoond wordt; een bepaald omschreven onder
werp als hier gegeven werd, zijn we elders
ook minder van dien kleuren-visionnair ge
wend, llibot zullen de meesten wel kennen
als de schilder van monniksfiguren met
zyn neiging tot felle contrasten als b\j som
mige oude Spanjaarden; hier hebben we een
stilleven met visschen van hem, dat eveneens
om de expressieve kracht opmerkelijk is. Bui
ten dit, is er van hem nog een interessant
oude-vrouwestudietja.
Van Diaz, behalve een klein bloeinstukje
als in Suasso ongeveer, is er een ry'k in kleuren
en warm geschilderd boschgezisht, eerder op
gesmukt dan gestoft'jerd met enkele half naakte
vrouwe-beeldjes.
Van een smakely'ken schildertrant is
ook het Stilleven van Bonvin, terwijl er van
Breton een zeekust is by stormachtig weer
onder dik bewolkte lucht, wel niet een werk
van voldragenheid, maar toch met onmisken
bare opgewektheid ineen gesmeerd. Zoo is er
ook van Hawskley eeri strandje, dat in een
ander opzicht weer zyn qualiteiten heeft; iets
van Daubigny, maar dan zwaarder en minder
veerkrachtig geschilder l.
Jettel is een schilder, die, meen ik, weinig
bekend is. Zyn werk is wat knijnend, wat
erg teer-fijn, maar 't heeft toch zijn charme.
Ean oude herinnering uit een keuze-ten toon
stelling in Arti is de schilderij van
Peppercorn, een goed-bedoelde avondstemming op
een achterhoek j". van een boerenwerf, met een
gevlekte vaars bij een hek. 't Is aardig zoo'n
werk eens weer te zien, nu de j iren onze
inzichten zoo niet hebben veranderd, dan toch
gerijpt.
Tot het beste «kleine goed" behoort oo:
een zeer eenvoudig schilderijtje van Troyon,
terwijl daartegenover een Whistler met een
levensgroot meisj-it-figuur wel de opmerkzaam
heid tot zich zal trekken Delacroix is bier
wellicht bet minst voordeelig vertegenwoordigd
en dat is een teleurstellii g bij (Ie collectie.
Ten slotte noem ik nog Courture, Boulard,
(met wien we ons voor de afwezigheid van
Millet moeten schadeloos siellen!) Jajiy, wiens
werk me eerst Engelsch toescheen, in aan
sluiting met een landschap van Fischer bij Van
Wisseling, maar die, naar ik vernomen heb, tot
de school van Liebermann moet gebracht
worden, Jouve, Mancini, Mettling, Passim,
Vollon, (deze vooral mag nog wel even aan
geduid worden) Ziem en N;colas.
Nu heb ik zoowat het geheele lijstje aan
gegeven. De schilderyen zija voor zoover de
beschikbare ruimte op 't oogenblik het toeliet,
7.00 voordeelig mogelyk geplaatst naast het
Prentenkabinet, in eigen omgeving.
W. S.
Vuorloopigo berichten: In Arti is sinds een
week een tentoonstelling geopend uitsluitend
van schilderijen. Naar een enkel en kort be
zoek te oorjeeleri, is die zooals we gewend
zijn en bij iedere nieuwe gelegenheid ver
wacht wordt; te constateeren valt, dat erdoor
de werkende leden nog goed den gang in wordt
gehouden met hunne inzendingen.
In het stedelijke museum is de buitengewone
gelegenheid geopend, de vermaarde
collectieSix te kunnen genieten.
Wel maanden lang zal die daar geëxposeerd
blijven. W. S.
Boek en Tüflsclirifl,
Nederland.
't Is opmerkelijk hoe overvloedig bij ons de
mo ie-litteratuur wordt, en met welk een gemak
kelijkheid sommigen hun schrijvers-stramien
betokkelen, zonder dat hut ding ook maar n
zuivere of vast-aangeslagen klank voortbrengt,
zonder dat de auteur zelf schijnt te beseffen
welk een oppervlakkig en bombastisch
woordgeschermutsel hij gereedelijk drukken laat, wat
hij dan, o, heilige auteurs-naïsviteit, no^ aan
ziet voor litteratuur, terwijl het eigenlijk niets
anders is dan het vlot en gemakkelijk
neerpennen van banale woordenreeksen in moderne
prail, hier of daar gelezen en weer opni uw
samengevoegd, weliswaar vaak onbewust maar
waaraan toch in elk geval de innerlijke be
teekenis, de eigen visie van het objekt ont
breken.
Een heerlijk specimen van dit
onbeteekenende, pralenge slob-slobwerk is de novelle van
Cli de Halt in de April-aff van Nederland.
Hier is een water-en-pap ontleding, een psycho
logie over het thema liefde en plicht, de liefde
hopeloos weetje, nu al zooveel malen gevarieerd
in roomsoeseii en pralines, besausd met een
rederijkerachtig gebazel over het hart- en
zielverheffende van bet kunstenaarsleven, dat het
geheele ding ermee gaat gelijken op een
pruimentart die met spek werd gelardeerd.
Onbegrijpelijk hoe werk als dit, waaraan ten
eeiienmale vreemd is elke reëele waarneming
en waarin niets bijzonders is, nog aldoor plaats
kan vinden in onze tijdschriften. Maar het is
waar: er komen in't stuk dan ook zulke Hevige,
snoezige damesnaampjes voor als, Zouquette en
Azalia, en dit met het ulevel-achtige
zieleconfijtsel van artit-ten-gevoeligheid zal wel de
aantrekkelijkheid uitmaken.
Van beter gehalte, meer leesbaar, is het
opstel van dr. Jan ten Brink over Verrijzenis,
het nieuwe boek van Tols'oi, al heeft de auteur
ouder gewoonte weer wat veel ruimte aan het
overschrijven en resumeeren van den inhoud
besteed.
Mej. W. C. L. Modderman vond het belang
rijk genoeg ons een beschrijving te geven over
de inwijding van een stiftsdame, ergens in een
duizendi irig klooster van Hannover. Och, alles
kan belangryk zijn, mits het maar belangrijk
gedaan wordt. Maar zoo'n gewoon onderwerp
in heel gewone huis of kamerstijl blijkt toch
wel wat al te gewoon!
Van den heer Chr. F. Haye is er een over
zicht der Finsche litteratuur, wat zich in hoofd
zaak bepaalt tot een opsomming van
boekentitels en auteursnamen, gevolgd door de ver
taling van een schetsje uit den bundel Lastuga"
van Ano.
Dan nog in de afl. een paar verzen en een
sprookje van iemand, die zich met N. B. als
onderteekening tevredenstelt, en van Cyriel
Buysse een lang niet kwade vertelling, wel
aaudoenlyk in zün genre, een vertelling over
een onoogely'k juffertje, dat meer dau de andere
meisjes een gevoelig hartje bleek te hebben.
Mej. Anna Polak beproefde, wat alty'd
moeielijk en ondankbaar bly'ft, .eenige sonnetten van
Italiaansche dichters in Nederlandsche poëzie
over te brengen. Ook nog de kroniek-b
;ekbeoordeelirg waaraan Mr. van Lochem dit keer
bijzondere zorg heeft besteed ; er komen ten
minste van die pikant-nuchtere aanteekenir gen
in voor.
Ia een noot wordt door de redactie alsnog
vermeld dat in het artikel van Is. Quérido,
Couperus Fantasmagorist? (aflev. van Januari)
bij de opnoeming dar fantasmagoristen de naam
Van Looy" ingevoegd moet worden, en in
plaats van Verwey's bundel Het brandende
braambosch door hem bedoeld werd De
nieuwe tuin.
* *
*
Woord en beeld.
Drie kwart van dit nummer is aan Rotter
dam gewyd.
Het portret, door Haverman nu eens
zwierig109 geteekend, geeft weer den burgemeester,
den heer F. B. s'Jacob. Da heer P. Haverkorn
van Rijswijk schreef er een zeer goede biografie
waarin hij,burgemeesters werkkracht en humanen
geest vooral huldigde.
Van Henri M Dekking is er een zeer interes
sante beschrijving, met - reproducties naar
artistiek uitziende fotografiën, van Rotterdam, de
zoo ijverige handehtad, d,e nu zoo krachtig
streeft de eerste haven te worden in deu
westEurcpeeschen handel.
Het verwijt, waarmee de heer Dekking zijn
opstel begint, alsof de meeste menschen Rot
terdam verkeerdelijk beoordeelen en de stad
aanzien als een parvenu, lijkt me wel wat
onjuist, spruit wellicht voort uit zijn groote
liefde, als goed Rotterdammer, voor eigen stad,
de liefde die dan gauw gekwtt-it wordt bij het
hooren van een ondoordacht woord, of bij een
in anderen zin bedoelde opmerking, waardoor
dat ondoordacht woord in 't eigen oor een te
groote afmeting aanneemt en tot verkeerde
gevolgtrekkingen kan leiden. Immers, het
tegende-1 van het veronderstelde is waar. Heel
Nederland en zeïfs Amsterdam daarvan niet
uitgezonderd, ziet met bewondering op. is niet
weinig trotsch op het zich zoo krachtig ont
wikkelende Ptotterdam, de stad die nu voor
ons allen geldt als een voorbeeld ter navolging:
het beginpunt van energie-herleving.
Verder is in dit nummer nog: een sonnet
Gevaer" met krachtig geteeke de versiering
door E lm. van Offel; een muziekstuk van
Femine Schults op woorden van Else v. B-abant;
het gedeelte feuilleton en dan van me zelf een
Bfhetsje over een circusvrouw, geïllustreerd
door C. Blankenaar.
G. VAN HULZEN.
dHtillllllllll
iiHiimimtiMMiiiiiiiiiiitiiiiHiiMimiiuiiiiiMi
Reclames.
40 cents per regel.
Koninklijke Fabriek
van Rijtuigen.
J. J. ISKB.IXKS, Haarlem.
Wegens groot *gebrek aan plaats
ruimte, biedt de KONINKLIJKE
RIJTÜIGFA13RIEK, firma J. J. BEIJXES,
te Haarlem, te koop aan, tegen
prijzen beneden aanmaakkosten,
Biiitip,
als:
een Staatsie Berliner, fijn model,
een Coupémet kinderzitting,
drie Victoria's (Mylords),
drie Napoleons,
twee Park-chaises (Paniers),
drie Breaks met Zomer-tentkap,
een kleine Barouchette,
een gebruikte Landau.
Alle Rijtuigen zijn in onze werk
plaatsen vervaardigd.
Belanghebbenden worden beleefd
uitgenoodigd tot een bezoek aan ons
Magazijn.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S QRIG,
Bomaal-fÉrtlblBi,
K. F. DEUSCHLE-BENGEK,
Amsterdam, Kalverstr. 157
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
YICTORIAWATER,
Piano-, Orgel- en Mnzietató
MEYROOS & KALSHOVEN,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.
? De behandeling van Jicht,
Rlieamatiek, Pisznre
l>iatbese, Nier- en Blaaslijden,
Suikerziekte is de speci
aliteit van het Bad
Assmannshausen a Rhijn.
Prospectus ever de drinkkuren
in hu!s en het gebruik er van in
Bad Assmannshausen verzendt de
BRONNEN-DIRECTIE.