De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 20 mei pagina 3

20 mei 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1195 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Het bestaat .daarin dat men de dagloonerswoning make tut e*n menschwaardig verbljjf. Men voere den arbeider en diens gezin zuivere lucht, licht en zonneschijn toe in een ruime, friseche gezonde woning en trachtte den toestand te beëindigen waarbij een groot deel onzer arbeiders tengevolge van woningsnood, gedwongen is te leven onder zulke omstandigheden, dat zich geen gezonde en krachtige dagloonersklasse kan vormen. J. E. VAN DER PEK. Davos-Platz, Hans Schöneck, 7 April 1900. l NMIIIIIIIIIIIIIIllllllllltllllMMIHII MiiMtumimmmi Muziek in de Hoofdstad. Thans, nu het Weekblad" weder in zyn gewonen omvang verschy'nt en ik mijn referaat weder kan hervatten over de belangrijke uit voeringen te dezer stede, zie ik dat er heel wat is, dit in aanmerking komt om besproken te worden. Echter, de meeste uitvoeringen zyn r«eds zoo lang voorby, dat eene uitvoerige bespreking hare actualiteit voor het grootste gedeelte verloren hei ft. Om echter niet onvol ledig te zya, wil ik toch met een enkel woord het een en ander aanstippen. Het allereerst dan h«t galaconcert in het Concertgebouw, in tegenwoordigheid van H II. M.M de beide Koninginnen, waarop Ant. van Rooy overheerlijk Wotan's Abschied'' zong uit Wagner'a Walküre, benevens drie liederen ?an Schubert en waarop het rrchest zich zelf overtrof in de fijne wedergave d»r Eroicasymphonie en van Wagner's Siegfriedidyll. Dan de laatste soiree voor kamermuziek, wairby de teleurstelling, verwekt door hèc niet optreden wegens ongesteldheid van den heer Messchaeri, vergoed werd door het overheerlijke spel van de heerea Bram Eldering en Julius Böutge;), die ons vergastten op vioolsonates van Mozart (in Bes) van Beethoven (c. kl 3) en Brahms (d kl 3). Voorts valt nog te vermelden eene uitvoering der Oratoriumvereeriiging'', welke onder leiding van den heer Ant. H. Tierie Haadel's Messias tfn gehoore bracht. Voor ditmaal had m.-n daartoe gekozen de kerk der hersteld Luth. evangelische Gemeente op den Kloveciersburgwil Het bleek dat de acoustiek in die kerk den klank niet flatteert. Het gemis aan resonnance is oor zaak dat alles ietwat, droo,' klinkt, hoewel de duidelijkheid er by wint. Mede een gevolg van de grillige luimen der acoustiek is het eigen aardige domineeren van oboën, fagotten en trompetten. Vooral de laatste instrumenten leg den een groote mate van hardnekkigheid aan den dag in het uitschetteren boven het koor en het overige orchest. De koren zongen overigens met groote dui delijkheid en rbythniische vastheid. Zij bleken zeer zorgvuldig ingestudeerd te zyn; slechts bad ik hier en daar meer legato gewenscht. Onder de solisten stak mevrouw Noordswier wederom ver uit boven hare collega's. Het is waarlijk een hoog genot bare vertolking van Handel-partyen te mogen bewonderen. Zij weet den toehoorder gnheel onder den indruk te brengen van de betoovering, welke van hare diep gevoelde wedergave uitstraalt. DJ alt party werd door mejuffrouw Tilly Koenen met wondervol imponeerende stem gezongen. De kunst der phraseering zy echter mej. Koenen nog dringend aanbevolen. De Heer Urlus, die sich ook als concertzanger hoe langer hoe meer de waardeering verwerft die hy verdient, was uitstekend gedisponeerd. Dat de heer Zalsman over een schoon, week, lyriesch baritontimbre beschikt en uitnemend liederen zingt, is genoegzaam bekend en werd steeds zeer door my' gewaardeerd. De basparty uit Hardel's Messias" vordert echter een machtige stem met grooten omvang; < en stem van heroïsch karakter en toch gemakke lijke coloratuur. Over die eiganscnappen be schikt de heer Zalsman niet. Hij doet beter deza en soortgelijke partijen i iet op zich te nemen, iliililiiiiiiiilliiimiiiiiiiiiiiimiiiMiliNilliuiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItMIllllHIUIIUHIIIIIUIIMIIHIIIIIMIinUHNIMnt WEER THUIS. NAAR WILLIAM ALLON WHITE. »Hier is het, vader, dit is de plaats." «Welke plaats ?" vroeg William, die juist verdiept was in een gesprek over belastingen. «Herinner je het je dan niet, William?" vroeg zy'ne vrouw met een lichte trilling in hare stem, die aan de anderen niet ontging. Iedereen in het ry'tuig luisterde aandachtig. William Hoeks keek even om zich heen, en zich toen tot de vrouw, die achter hem en naast zy'ne echtgenoote zat wendende, zeide hij : »Dit is de plaats waar het niet weinig scheelde of ik had myn nek gebroken, met zoo n vaart reed ik naar een zekere slede toe, die in de verte in aantocht was. En de oude man trok den eenen kant van zyn gezicht in een wonderlijk, glunder lachje om de anderen te doen begrypen. waarom die slede zoo'n aantrekkingskracht had. Zy zagen elkaar met veelbeteekenende blikken aan toen hy zich weer had omgekeerd en Mrs. Hucks straalde van trots en geluk. Zelfs da fietsene eentonige kleur van het gras. dat in hare herinnering als een frisch, glanzend groen tapyt was geweest, bedierf hare stemming niet. Toen de Kanzassers s'avonds alleen met elkaar in hun kamer waren, vroeg William Hucks aan zy'ne vrouw: «Zeg, komt het jou ook niet voor, dat alles hier is ingekrompen dat het maar half zoo groot is als je gedacht had ? Ik vind alles hier zoo verweerd en verschrompeld en oud. En er ligt overal stof'. Het gras op zy van den weg is ook al zoo bestoven. En de hoornen, die zoo hoog waren, en zooveel schaduw gaven zyn nu heelemaal niets by wat ze vroeger waren. En de heuvels, die ik me eigenlijk als niet veel minder dan bergen voorstelde, zyn geloof ik lager dan de hoogte achter by ons thuis." Kanzas was tegenwoordig voor hen »by ons, thuis". Dertig jaren lang had het zwoegende paar daarginds op de verre prairie, het heiligals liggende buiten zijn emplioi. Voorts zy den heer Zalsman nog aanbevolen meer gedekt te zingen op de hooge tonen, zooals by het woord bazuin" op eens gestreept e. Den heer Tierie wensch ik overigens geluk met de welgeslaagle uitvoering. Ook in het concertgebouw von len no; een paar uitvoeringen plaats die vermeld mogen worden. De heer Zimmerman, die in zoo korten tyd, reeds zoo veler sympathie heeft mogen ver werven, bracht zijne toehoorders in verrukking met Mendelssohu's vioolconcert en de heer AndréSpoor heeft ons doan kennis maken met Lalo's symphonie espagnole. De meester lijke vertolking der solo, zoowel als de keuze van dit hier, naar ik meen, nog onbekende werk verdienen ten zeerste de dankbaarheid van hjt publiek. De Mannenzangvereeniging ATiicitiae1' gaf 12 dezer eene uitvoering onder leiding van den heer H. F. R. Brandts Buy-i, wa»ro j o a. wnrd gezongen de canta'e Coiuinbui" *an II. Z llner. Ik was verhinderd dit concert bij te wonen. Den IfUen dezer gat het Klein-koor a cappelta" onder mijne itiiiing zijn slot-uitvoering in dit seizoan in de kleine zial van bet Coricertg-b.iuw. Gezonden werd een Madr.gaal van Palestrina, een Gagliarde van Ha-der. drie ouiNederlandsche liederen door Julius iuintgen voor koor bewerkt, dris nummers van Brahms en vier Russische koren vau Gre;schaninow en C. Cui. De heeren Bram Eldering en Inliui Hüatgen. die met hunne medewerking Int corc^rt op luisterden, speelden eoue nieuve compositie van Röntgeu n.l. eene suit'! (manuscript) voor viool en piano. Het is een wetk, eein^sz'nmin oud.-.n stijl gehouden, waaruit op nieuw het mue.sterscüap van den componist spreekt over de?vorm. Vooral de Sarabande' en tiec Pdis'orale," maakten een grooten indruk door de bekoorLke melodische vinding eu de slotiuga door de degelyke bewerking. B?ha ve de suite werd noa; door d>:z9 emi nente kunstenaars gespeeld een Ciacc ma van Vitali en Beethovens G. dur sonate op. 9lj. Onnoodig te verklaren dat met de vertolking dezer werkeu een groot artistiek succes werd verkregwn. Langzamerhand nadert het seizoen zijn einde. Zverdag a.s. komt no? de Wagnervereeniging met dia Meister-ingec" waarover ik in het volgend nummer hoop te beriehten. Echter de kunst van Wagner geeft iny aan leiding te herdenken het afsterven van twoe kunstenaar-i, .ieder in hun genre behoorei,d* tot de grootste ouder de grooten, die zich voor de kunst van den meester van Bayreuth ver dienstelijk gemaakt hebben. Ik meeu: HEINEICH VOGL en HEMIANN LEVI. Door de tijdelijke schorsing my ner artikelen kou ik niet eerder een woord van weemoed wijden aan eerstgenoemden kunstenaar, die met zijn heerlijke stem en groote artistieke ga/eri mij ontelbare malen hteft verkwikt. Heinrich Vogl was een zanger, zoo veelzijdig ontwikkeld en iri ieder genre van kunst zoo superieur, dat men in waarheid van hem mag getuigen, dat hij be hoorde tot de uitverkorenen. Wie, gelijk schrijver dezes, het voorrecht beeft gehad hem in bijna al zyne rollen te kunnen bewonderen en tevens in oratorium-partijen (Schöpfung, Johannespassion enz) te hebben mogen volgen, kan beseffen hoe groot hst uitbeeldingivermogen in Vogl was ontwikkeld. Nooit heb ik den Florestan in Beethovens Fidelio warmer, impulsiever en met meer schitterende kracht hooren zingen dan door Heinrich Vogl Nooit heb ik door een anderen tenor het waagstuk zien ondernemen op vier achtereenvolgende Ring-avonden den Loge, den Siegmund, en de beide Siegfrieds te zingen en hoe stralend schoon volvoerde Vogl deze Leistung." Ten slotte is Vogl tot op den huldigen da 4 nog niet de onovertroffen Tristan", behalve misschien voor de weinige thans nog in het teven zy'nden, die het voor recht hadden in 1864 Schnorr von Carolsfeld te zien en te hooren? In Amsterdam heelt men Vogl nog kunnen bewonderen bij de laatste uitvoering van das Rheingold" waarin hij den Loge" zong en speelde op onverbeterlijke wijze. Zijn naam p ykt ook op den gedenksteen, die men aan het .Bayreuther Festspielhaus" vindt en waar alle medewerkenden aan de eerste op roeringen (den Ring in 1876) op vermeld staan. Vogl was toen ook reeds Loge. Vogl was in 1845 geboren en stierf den 21 April aan eene beroerte. Zijn leven staat tMimiiniiiniiiiiiiiiiHiiimiiliiiiiiiiiiiiimiiiiiiiHiiiiiiHuiiiiiiiiiiHimm schennis gevonden het woord «thuis" op iets anders toe te passen dan op Ohio. Beiden ge voelden een lichte aandoening by die ontwyding van dit woord en toch waren zij bly', dat toen Willem sprak van «thuis" hij er Kanzas mee bedoeld had. «Spijt het je dat je hierheen bent gekomen, vader", vroeg mrs. Hucks, haar echtgenoot wakker makend juist toen hij op het punt was onder zeil te gaan. Zoo reden zij ongeveer een half uurtje lang voort onderwijl rustig koutende toen mrs. Hucks de laatste vy'f minuten het landschap met aan dacht had zitten opnemen, haar man plotselir.g bij den arm greep%en, terwy'l de wagen snel de helling van een heuvel afreed, op hartstochtelyken toon uitriep: «Och, ik weet het zelf niet, spy't het jou ? vroeg hij. «Nou ja, ik geloof' het wel. 'k Heb niets geen hart voor dit alles, zooals het nu is en het heerlijke beeld dat ik ervan in mij om droeg, is verdwenen. Ik geef niet om hetgeen ik hier zie en joch heb ik een gevoel alsof ik er wel om geef. O! ik wou dat ik niet gekomen was om alles zoo veranderd te vinden". Zoo zagen zij de beelden uit hun jeugd met ee oogen van den ouderdom aan. Wat een droevig verschil is er tusschen het licht van den dageraad en den gloed der ondergaande zon. Nadat er een dag verloopen was, hield Wil liam Hucks zyn tong reeds niet meer in be dwang wanneer hy de gelegenheid schoon zag om te bluffen op Kanzas. En mrs. Hucks verheelde haar trots niet als zy hem aanhoorde. Voor dien tijd had zy alty'd eene heimelyke minachting gevoeld voor alle Kanzasser snoe vers en wenschte bij zich zelve dat zy Ohio eens konden zien. Maar nu betrapte zij er zich zelve op, toen zij tot hare gastvrouw zeide: «Wat staat het koren hier toch laag, zie je dat zelve ook niet?" De dag na deze concessie begon mrs. Hucks «heimweh" te kry'gen. Het eerst begon zy' te j tobben over het vee; de hond was William's j grootste zorg. De vy'fde dag was de laatste. j Toen zy naar de stad reden om den trein | naar Kanzas te nemen, ving mrs. Hueks de volgende woorden van haar echtgenoot op: «En ik zeg je, Jim, eer ik hier voor zoo weinig geld een slavenleven zou willen leiden, ging ik voor een groot gedeelte onder den invloed van Wagner. Meer rog is dat het geval met Hertnann Lsvi, wiens doodsmare ons in den loop dezer week kwam verrassen. Hermann Len is zeker een der grootste diri genten geweest van zijn tijd. l)e dranntiwhe kunst van Wagnor is zelden schooner tot uiting gekimen dan do ir zim toiverstaf. Al diens werken, vanaf zijne Feën (zijn eerste opera) tot zijn Pdrsifal, met alle groote scbakeeringcn, die daar tns«chon liggen, mocht ik door Levi zien weergeven np eene zoo door en door arti stieke en poëtische wijse, dat mij die uitvoeringen een voor mijn leven onuitwischoaren indruk gpgeven hebben. In 188i w rd L3vi door Wanner uitverkoren om l'arsifal te dirig>eren en tot 894 meen. ik, hüuit bij behoudens e me kleine onderbreking, de leiding daarvan te B.tyreuth blijven voeren. Al degenen die, in de eerste Parsit'nl jaren, torn hot g«beele kunste naars-en emble van de Mirich^ner Hot'l'ii'ine meewerkte, 's meesters zwanenzitng onder leiding van Levi h-bben hooren vertolken, zuilen hi:m zeker dankbaar blij-en herdenken. Van 18(U?(!4 was Levi kapelmeester aan de Rotterdam.-cbe Opera. Hij is geboren in 18 )9 en stierf den 13 M-M aan de gevolgen vau een hartkwail in de laatste j ven genoot Levi van de rust, waaro;> h i, na ean zoo weibesteed leven, zeker wel «anspraak mocht ma ken. Steed< echter bleef bij do raadsman, zoowel van de fdmilij Wagner als van de in'endantuur dnr Miuchener Opera. Inderdaad Miiichen 'n in d>) laitste weken zwair g.'troff:!n Mijne korte aanteek'tiingen ina'rieT natuurlijk geen aanspraak op biograp'iische volledigheid. Het was slechts mij',e bediielincr. enkele persoonlijke herinneringen aan beide kiinsteniars. al-, een laatsten af scheidsgroet en om hunne nagedachtenis in eere te houden, aan mijne lez.rs mede te deoien. ANT. AVEHKAMP. De Knnslforanle oer Meislersimer", Hit is er u schilderij rol fii-scie geestigheid, hoewel met. vrij wat l>iU.ere iruuin ep den &c ?tergrond, die K oh. Wagner ons in zijne//Meistersii e-^r vnn Nü-nber.;" gcg-ven \\a-.l'. van het 15; reu1.* sche zangersgilde, quasi-artistiek bi'u'gi'nooisclnp, dat de vrjer eu d chterliiker n YlmiitsR igei" ilf r middi leeuwen was opgevolgd, en met, hun luchtiger, lustiger leven van aioituurlijke omzwerving ook bun grootere vrij zinnigheid \au kunstbegrippen had prijs g( geven. Aai de kunst, die zich gevo'gd had naar na tuurlijke regelen en wttt.en weiden de duimschroeveri en scheeiiblokken der sehoolscfiheid aangelegd en zoo droeg ze de smarten van een gekooiden leeuw, van een geknipte nachtegaal eii verwerd, zij groote, bloeiende uiting van 'forsch leven, tot eme futiele uit.-jmnmi,g voor den fittsoei'lijken hutgeruian, d e er ordentelijk zijn vrije avonden mee vulde, zonder eeuige bate voor eigen of tiuderer ziel. Ook burgers van hooger staat, von ien er vaak verstrooin» ui //jolijt/', en dat waren dan gewoonlijk do beitü, Meister" niet. Het typ; van deze heeft de democraat Wagner met scherpen contour vsu tegeuz n geteekeud iu den //Merker" Bsokmesser, hoaga aaispraken biseereud op geen capacitiiren ; op giOi,d van een eenigszius voor name positie beredderend < n tch voorupstellend, met dommen waan de k rij' si ree pen der kritiek op 't zwarte burd krakend en een grove beleediging toebijtend, vol minachtend neerzien, aan den man, die in dezen tijd van conventie en kunstverval de frissche geestigheid eu de echte gezcuie kunst heeft kunnen bewaren, die als een kluizenaar staat in deze ledige tijden, den Niiruberger schoenmaker Hans Sachs. Bsckmesser, vleisc'igeworden bekrompenheid en vooroordeel, is de geweldigste troef, die ooit tegen sommige mirider-airdiiilieden van den Duitschen laulaard is uitgespeeld, ceu projectiel waarin de Bayreuther meester al zijn bitt.erlieid over ge leden smaad, over kortzichtigheid en ji»lner.»che verdachtmaKerij heeft saamgeper.st, om 't plot seling onder de bewerkers van zooveel moed willig'; miskenning te doen uiteen springen. En deze man is het, die aan den geboren dichter VValthcr vou Stolling de regelen doet voorleggen dtr //Meistersingflr kunst", volgens dien maatstaf zijn bezield werk afwijst, en ein delijk zelf aan 't zingen getogen volgens de reuelcu der kurst, ons onthaalt op 't erbarme lijkste berijmde proza dat rnen zich denken kan. IIMIIUIIIUIIIMI llltilllllMMIMIIItllMMIUUMIIIUUIII liever een anderen weg op. Weet ja wat het geval is: in Kanzas heb je lagere belastingen, betere scholen en in alle opzichten meer voor deelen dan je hier hebt. En naar sprinkhanen vroeg je me ? Wel, Jim West, zulke praatjes vervelen me ! Myn zoon William is in Kanzas geboren en opgegroeid en nu heeft hij een rechterlyke betrekking en nooit, zoo lang hij leeft, heeft hij een sprinkhaan gszien. Hij zou hem niet van een heiligen ibis kunnen onder scheiden, als hy dien op den weg tegen het lijf liep " En terwijl de vrouwen in het station op den trein wachtten, zat Mrs. Hucks weer, voor zij het zelve w st, uit te pakken over Kanzas. En appels, m'n lieve mensen ... we hebben ze dit jaar aan de varkens te eten kunnen geven, zoo'n overvloed was er. Al onze kersen hebben we verkocht, behalve die van n boom, en toen ik twee kanten van den boom leeg had geplukt, waren al de zestien manden gevuld, zonder dat ik met m'n voet aan den grond was geweest." Toen ze goed en wel in den trein zaten zeide Mrs. Hucks tot haar man: »Kun jy je begry'pen, dat er nog menschen kunnen wonen in zoo'n land, vader '! Ze hebben hier toch evengoed hun eigen grond en ze denken er evenmin aan om waterreservoirs < n windmolens op hun boerdery' te laten aan brengen &ls om in de lucht te gaan vliegen. Ik wou dat Mary mijn nieuwe filtreer toestel met heet en koud water eens kon komen zien... Ja, ze zijn hier wel bang voor nieuwigheden" voegde zy er met een zucht bij. Van zulke muziek hield William en hij nam het deuntje van haar over en ging een poos in denzelfden toon voort. Toen werd het een duet en de twee oudje zieltjes gevoelden zich recht gelukkig. Zy waren uitgelaten van vreugde omdat zy weer teruggingen naar Kanzas. Zy hunkerden naar geestverwanten. In weerwil van het gedreun van den trein in een sluimering gevallen, deed, toen zy 's morgens vroeg te Peoria aankwamen, een krijschende vrouwenstem hen plotseling uit hun nachtrust opschrikken. »Ja, 't is dan toch eindelyk gaan regenen. Mr. Morris dacht al, dat er nieti terecht zou komen van den heelen oogst, maar 't is juist andersom, we hebben meer dan veertig schepel graan van n akker afgehaald." Als de Ridder zijn verlangen heeft te kennen gegeven, naar 't meesterschap te dingen, bigesft Bsckmesser zich naar het «Gemerk" eu de ba'tker Kothner leest aau deu pretendett de leges Tabulaturae voor: Eiu jrales Meistergesiuges Bar Steil' or.leiulich tin Rcmasse Jar Ans uutei'S'-liie.llu-hen Grsetzcu, 1) o kriiier s >11 verletzun. Eiu Gesetz bestdit aus /'.veeufn Stollen Die Glrichr Mehxki habrn sullen: Der Still aus etlielier vers' Gebaad. Der vc;s h;it seinen Re.im ;tm End; Ihirnul' so tbliil dei' Ah^esunu; D*:" sei uu-K etlieh vers;1 lan£ l n l luib sein hesonjere Mclolei, Als iiiehl il;; Stulleu Zll finileii sei. De'lei Gemiirises inehre Haren Soll ein je l \ieisterlied be'.valiren ; Und \\n- eiu neues lic l erichp Das ulier viel' der sylbïu nielu Kiii'^reiil in nndrer Meisicr Weis', l)e*s Lietl en\erb su-ti Meis'.erpreis. Wagner heeft ons bier een voorbeeld gegeven, vnn de zoogenaamde Sjliulknnst", het korte berijmde theoretische gedicht, dat in klein be stek de hoofdzaak der beruchte wetten bsvatte, en tiesterud was om op de jSiuescliule" te worden gememoriseerd. Voorbeelden daarvan wor 'ca gevonden in Adam Puschmau's Giüirllicher Bericht des Usutschen Meistergesangs (d571). Wa.'neis pittig, vloeiend rijmpje zou zeker //ven-u-igfii und verthau" hebneu gekregen, wanneer 't aan deu merker ware voorgeleg l, want 'c voldoet iu geen oplicht aan den vorm der Aleistergei-ii'igi; eii het lijdt geen twijfel, dat juist deze bij hen de alleihoogste verzorging genoot: bun kumt was eigenlijk allén een vormkuist. In de //Tabnlat.uren, die bewaar.l gel)leveu zijn, n. a. die van Puschmauu's boti>j«, zijn van ds 21 arlikelen, de worden opgesomd, slechts t*ee van betrekking tot den inhoud: hit eene behelst, een waarschuwing dat //Fahche Meiuun^" (ketterijen) vtrboden zijn, het, tweede, dit //blinde Meinuug", ouduidelijkiieden iu de uitdrukking, (wellicht evenzeer vorm als iahoudskwerti ) voor 2 syllaben wo, den gestraft. Van de andere 22 ',audelen er S over 't rijm, S over de voordracht, de overige voornamelijk ovi r de taal. Hrt is opmerkt lijk, hoe in tijden van verval der kunst de cultuur van den vorm meer op dm voorgrond treedt, eu LOB deze in het dilet tantisme vooral hoofdzaak wordt. Waar geen drang is tot scheppen, geen geestelijke impuls tot 't spontaan geven, wordt ds kui.st tot gfknutsrl, tot een verzorging van uiterlijkheden. Iu dezeu Meistersinster-tijd heeft, slechts a onderdetl van deu vorm de algemeene belang stelling: het rijm. Kr wr,rdt nauwelijks gevraagd uair inhoud: de meiker zet zijn beide ooreu. open om te luisteren (.( de samenklank der einrllettergrtpen onberispelijk is, of et geen //Milbe" (zeker klem n.sck') aau ontbreekt,, luistert met inspanning naar 't, rythmisch gcduun der zangwijzi u, naar de uiterlijkheden der voordrac ,t en spreekt zijn oordeel. Er mus "issig waruemen, das keines Versrn Melodiy, iu einem audren Meister-Tnon mit der Melodiy eingreifi'' und bei ure, so weit. sich 4 syllaben erstrecki-n." D,' merker luistert, hij laat zich niet meedragen door de klanken van het nieuwe litd, wordt uiet, g itroffnn door wat er muzikaals eu doorvoelds in is; het voor schrift staat a's een onverbiddelijke wachter voor zijn muzikaal geweten... hij hoort of het nieuw is... >ne<T uiet. Ouse tijd is ruimer, artistieker, opener voor 'c goede en mooie, maar is er iu dat zoeken naar nieuwheid teu koste vau alles ... niet een kleine herinnering eu een waarschuwing. »Ton uud Melodiy" daaronder wordt even zoo wel da mudek verstaan als de vorm der stroplien die vau deze laatsle afi aukelijk is. De Meistersinger weikteu huu verzen iu de Melodty" die vooraf bewebret" eu goedgekeurd moest worden. Die ook was hoofdzaak: men werd er Meester door. Btckinesser snoeft: l'Yenud Saehs, ihr seid ein guter Poel : doch \vas Ton umi Weisn betrifft, gesteht, da thut's mir kelner vur! Drurn spitzt nur fein das Ohr, Und: Beekmessei', Keiuer losser. Wagner liet ft in deze regels fijn geken merkt het groote gebrek van deze twei slschtige vormkunst. Dat Sachs ein guter Poet, is, is bijzaak; maar om die andere eigenschappen, waarop hij snoeft, is Beckmesser geklommen «UflllMIUIHtlillH!tHIIU£ ...... III ll William was in minder dan geen tijd klaar wakker en hij stootte zijne vrouw aan, terwijl de stem door bleef praten. »Mr. Morris was bang, dat de tarwe bevroren zou zijn, dat stond ten minste in al de couranten en toen kwam nog die late nachtvorst, toen zei iedereen, dat het heelemaal mis was . , . en kijk nu eens aan." Mrs. Hucks kon het niet langer uithouden. Met den stok van baar man tikte zij de vrouw, die met zulk een sterk ICanzasser accent sprak, even op den schouder. »0ch, neem me niet kwalijk, m'n goeie mensch, maar ik zou graag weten uit welk gedeelte van Kanzas of je komt." Het waj, alsof zij een dierbaarfamilielid terug zagen. Het overige gedeelte van de reis naar Kanzas was een loflied, waarin William een diepe, welsprekende bas zong. En eenmaal over de grens van den staat Kanzas geraakte hij in n woord in extase. Hij wees op de schoolgebouwen, die men in ieder dorp gewaar kon worden en hy deed zijne reisgenooten opmerken, dat in iedere groep van gebouwen, de school uit een bouw kundig oogpunt steeds het meesterstuk was. Welsprekend en uitvoerig weidde hy uit over de kolenmijnen van het Ósagedistrict, en met trots wees hy op de vele voortbrengselen van zijn land. Alles lachte William Hucks toe, toen hij op dien prachtigen Octoberdag naar huis reed, en zijne vrouw had er in lang niet zoo gelukkig uitgezien als nu. Toen de trein het kleine stadje Willow Creek naderde, stak William zijn hoofd uit het por tier, om toch zoo spoedig als maar mogelijk was, de hooge, roode schoorsteenpy'p en het groote, roodsteenen schoolgebouw op den heuvel in het gezicht te krijgen en zeide: >Wat had die gekke Biley ook alweer voor aanmerkingen op Grigsby-station, waar wy alty'd tevreden mee zijn geweest?" Toen het echtpaar Hucks het stadje door gereden en de stille buitenwegen bereikt had, waar de schaduwen langer en donkerder be gonnen te worden en waar een doorzichtige blauwe nevel zich reeds legerde om de toppen der verre heuvelen, die een zachtgolvende lyn aan den horizon trokken, kwam er eene groote stilte over hen. Beider gedachten keerden terug naar dien avond, nu by'na een menschenleven geleden, waarop zij den grooten tot de hoo?ste pist van vertrouwen in 't gilde. Hij maakt geen fouten tegen de tabulatuur waarvan Sachs gedichten vol zijn (zooals Puschmann met wat vtrgoelijking zelf bekent): de wetten zijn iu z'n hoofd als bij een kluizenaar de dagelijks herhaalde geit den. Dart' ic'i die Arbeit nicht eutfenien, Die Kunst des Jlorke.'s inüeht ich doch lemen: Darin nun kurnmt unch keinci' gleieh; leh lern sie nie, ivenu nicht voa cucli. Spot Sachs, terwijl hij den onbeholpen zanger radeloos maakt door zijn accompaguemeat met den hamer op de schoenzolen. Behalve Melod^i und Ton", (met 't oog op den literairea vorm der Meistei lieder dus de strophenbouw). Was 't zooals reeds g '7.e%d is de rijmkunst, die voornamelijk in aanmerking kwam. Reymen oJer Versen, zegt Puschmann: r.et zijn voor hem f ynoi y'n.en. Een vn-s, dat, zicli met door het rijm aan een amier bindt, draagt d,-n medtlijden-wekkenden naam van Waise" (wee:). De lengte der verzen is aau geen wit vau regelmaat gebonden ; zonder rytamische vo'gorde worden de lettergrepun naast elkander gezet en geteld. Het mogen er zijn 13 of 14 of 15 zelfs. Te lange verzen worden on'ralen, waut dairvoor is een te proote adem uoodig. Maar het rijm... dit is hier niet, zooah Boileau 't wil, een slavin, maar een opper machtige lieerschrri!.*, die met geniepige penterigheid wil gediend zijn eu rede eu gevoel a!s blatende scbapfii voi.r zich uitdrijft. Erstlich mus man w:sï"n, w^e viel urd mancherley R ymen oder Vers die Meis'er.U,oi', nac'i ilirer art und E,i.cnscliaft inhaken und vermö_'eii"; diV, is Pusclimaun's ferste les. Dan gaat hij aan 't opsommen, ,dessen sind sechser'ey". 1. Stumpfe Riymep. 2. Khnge.nde R;ymer>. 3. \Va se oder blose R yraen. d. Kö.-uer. 5. ljauser. (i. Scblagnyincu. Een verklar ng volgt, d.e 't nis t eenvoudiger mankt. Al die rijmen zijn elk afzonderlijk aan kleine weij-'S en voorschriften gebonden. Ook in ver houding tot elkander. *Srum[>ffe R ymen mussen an der zal gerade syl'abeu habeu, wo n cLt eiu "Pausz oder Schagreijni'-n vorher g,'hif'. Klingende Reyrmn miisueu haben ungsrade syilaoen, woferii nicht eiu Pciusz vorher gebet. Een tyrauniek rolletje vervullen deze »Pau»eu": //rmbeu mir, syllaba", maar geweid'g grooten invloed op deu gang van vers en melodie en, wat men naar dm klank van 't woord niet zoo dade.lijk vermoeden zou. //Pausen siud Reyme o.ier Vers". Zij i eiuen of given aan 't vers, dat daarop volgt -i syllabe en kuni.en //klin gend" oder ,,stum)l{'" zijn. ,/E'n Tichter, der ein Ton melodirt oder tichtet, mig eiue Pausz binden zu welenen Reymen er wil. Auch n ogen zwo Pausen auf eiuandtr gehen und gesuugen werden, mussen sich aber zwo Pausen bald aiiü'eiuander binden"; en wat verd-rop staat, dat er tusscben do //Schlagreymeii", die twee-sylbig zijn moeten, en Pausen ,/eiu schlectiter Uutersch'eü" is'. Up een audere plaats 'werd gesproken van //eiu Stutzo Ier Pausz", en in het hoofdstuk //von den Töiien und Melodtyei," zegt de auteur: In Pausen oder Scblagreimen nmss man souderlich Ac itung geben auf die Blumsn oder Coloratur. Uit een en ander laat zich nog niet zoo ge makkelijk vaststellen wat nu e ganlijk »ein d'ausz" is. Het schijnt me toe of de «Meister" hun gedichten zoo geheel onafscheidelijk vonden van de muziek, dat ze vaik de twee elementen van huu gezang in huu gedachten, en dien tengevolge in hun terminologie, verwarden; dit blijkt oot reeds uit de benamingen »Tüon und Melodty" voor den mttrischen vorm. Waar schijnlijk zijn dan //Pausen" eigenlijk geen «-Vers oder R'yin" geweest, maar de plaats1, waar de melodie geen woorden had, waar dus een Pauze was in den metrischen gang van het vers over ecu maatdeel van l sy<be lengte, en dat dan aangevuld werd met muzikale versieringen ,/Blumen oder Coloratui". Schlagriymen zijn werkelijk verzen van n enkel tweesylbig woord, (waar 't ne rijm met eeu korten slag op 't andere valt). Ook daar wordt de melodie afgebroken door coloratuur, en dau blijft het Schlechtes unterscheid" want dit ligt jaist daarin, dat de Pausen aaa 't iiiiiitiiiiimliiiliiimimiiiiiiiiiMii weg, dien zij volgden, verlieten om een zijweg in te slaan. Het geblaf van een hond die in het weiland achter een haag stond, deed hen niet opschrikken uit hun gemijmer. Het onvermoeide vee, dat de heuvelhelling afwandelde, scheen in stil-natuurlyke bewon dering voor het landschap, dat zy zoo liefhadden. »De zon is al bijna on^ler, vader," zeide de vrouw haar arm in dien van haar echtgenoot stekende. De aanraking van haar hand en de toon, waarop zij sprak, maakten dat hem de keel bijna werd dichtgeknepen. Hij ontweek haar blik. »Ja, ze is bijna onder, moeder,... by'na" was alles wat hij er met moeite uitbracht. »'t Is een lange dag geweest, William, maar je bent goed voor mij geweest. Vindt je het ook een ongelukkige dag, vader?" Hij wendde het gelaat van haar af. Hij dorst niet spreken. Zoo reden zij den weg af, hij af en toe een woordje roepende tegen de paar den. Toen zy hun erf eindelyk bereikten, sloeg hij zijn arm om zy'ne vrouw heen en drukte zyn wang tegen haar gelaat. Toen zeide hij: »Kijk nu toch eens zoo'n hond,... 't is alsof we vy'f en-twintig jaar weg zy'n geweest." En zoo bracht William Hueks zy'ne vrouw terug naar Kanzas. Hier zyn de herinneringen saam geweven met dien grond, dien zij zoo liefhebben, hier heeft iedere boom om hunne woning zyn eigen, aandoenlyke geschiedenis, hier brengt de lucht boven hun hoofd hen telkens weer een dag van beproeving of hoop te binnen. En in het somber halfduister van den nade renden nacht, staat hier een oud man, met gebogen rug en grijzende haren. Zijne oogen zijn door tranen verduisterd, die hy voor geen geld ter wereld aan anderen zou toonen en wonderly'ke gedachten gaan er in hem om, terwijl hy luistert naar het zwakke, versleten stemmetje in de keuken, dat half neuriet, half zingt »Weer thuis ! Weer thuis l En ver van het vreemde land l" EINDE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl