De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 20 mei pagina 5

20 mei 1900 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

il, ? f No. 1195 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 5 Leerplicht door de kongressen gesteld werden, zjjn niet of voor 'n klein deel in vervulling gekomen. En nu moge men denken over de aanneming van 't wetsontwerp, zooals men wil, niemand, die 'n vriend van goed volksonderwijs is, zal ontkennen, dat als de wet eanmaal in het Staatsblad komt, het de plicht van allen is te zorgen, om er mee tot stand te doen komen, wat er mee tot stand te brengen is. j Elk, die geroepen is voor de uitvoering zorg te dragen, kan hierin de eisen vinden van de afgevaardigden van vier en veertig duizend personen uit allerlei standen en kringen. Want waar tot heden inderdaad de belangstelling voor 't onderwijs en de formulering van wensen daaromtrent alleen 't werk scheen te zyn van de onderwijzers zelf en van de meer gegoeden *) is op deze kongressen gebleken, dat het tans ook mogelik is, by' tal van arbeiders die be*)"We moeten hier 'n uitzondering maken voor 't Ned. Werkliedenverbond. langstelling levendig te doen worden en zich te doen uiten in konkrete wensen. Op deze kongressen waren de mannen van de praktik door »de Bond van Nederlandsche Onderwijzers" en enkele afdelingen van 't «Nederlandsen Onderwijzers-Genootschap" ver tegenwoordigd; de vrienden, van goed onderwys die er ook betrekkelik reeds veel voor gedaan hebben, zagen we in de afgevaardig den van Volksonderwys; de arbeiders, eindelik lieten door hun talrijke vakbonden of af delingen daarvan vertegenwoordigers zenden, zoodat werkelik 't denkbeeld, dat van de ge broeders A. H. en J. W. Gerhard is uitgegaan, reeds de eerste maal uitstekend tot z'n recht is gekomen. Wy geloven, dat verdere kongressen nog heel wat goeds voor 't onderwy's zullen kun?nen tot stand brengen, juist door hun gemengde samenstelling en indien er nog verenigingen zijn, die zich onthouden, omdat het Kongresbestuur wat eenzijdig, wat »rood" is, dan zal 't voor hen een kleine moeite zy'n juist door hun deelneming daarin verandering te bren gen. Bovendien heeft niet iedere Landelike Ver eniging 't recht 'n vertegenwoordiger in 't «Lan delijk Onderwy's-Comité" te benoemen? Doch we dwalen enigzins af van 't eigenlik onderwerp, het verslag omtrent de beide eerste kongressen. Waar de Omschrijving van de Leerplicht (inleider: A. H. Gerhard) en de Gemoedsbezwaren (inleider: F. L. Ossendorp) misschien niet zulk 'n dierekt belang meer hebben, zijn de overige punten nog zo aktueel als men maar wensen kon. De talrijke gegevens over Kinderarbeid (inleider: C. Bijkerk) leveren 'n uitstekend materieaal voor verdere agietaatsie in de richting van gehele afschaffing van dit de maatschappij tot in de grond be- | dervend kwaad. j Toezichten ZvoniróWinleidstenmevr. SchookHaver) zyn door de kommissies tot wering van schoolverzuim ontegenzeggelik, wat de Leerplichtwet betreft, veel verbeterd, verge leken by' 't oorspronkelik ontwerp, maar ook hier is deze maatregel toch nog slechts 'n halve. Zolang 't hele schooltoezicht niet uit andere kringen gerekruteerd en op meer demokratiese wijze verkozen wordt, zolang houdt veel van 't geen door mevr. SchookHaver gezegd is, z'n volle waarde. Omtrent de lichamelïke verzorging (inleider: J. A. Bergmey'er) kunnen niet genoeg gege vens verstrekt worden, om de regering 't onafwy'sbare te doen inzien van 't verstrekken van kindervoeding en kleding op school. En waar de gemeenteraden ten minste 't recht gekregen hebben, voor dit doel gelden uit te trekken, kan menigeen, die de raad van zijn gemeente die weg op wil dringen, hier tal van deugdelike argumenten vinden, om z'n betoog klimmender en meer overtuigender te maken. En eindelik 't Ondenvijs van schipperskin deren (inleider: J. A. van Dorpel); waar op dit gebied nog bijna alles gedaan moet worden in ons land, waar eerst de laatste twee jaren 'n magere drie duizend gulden op de staats begroting zy'n uitgetrokken voor 't verstrekken van dit onderwys, ligt ook hier nog 'n groot veld braak, dat ons in dit verslag in al z'n uitgestrektheid en onvruchtbaarheid getoond wordt. Het is dan ook onze vaste overtuiging, dat elk belangstellende in 't volksonderwys zich dit verslag dient aan te schaften. De prijs van n gulden voor zulk 'n boekdeel is zeker niet te hoog. Voor de leden der deelnemende verenigingen zijn bovendien eksemplaren op wat minder kwalieteit papier gedrukt a ? 0.4(1 beschikbaar gesteld. Moge de grifheid, waarmee dit verslag weg gaat, voor 't Landelik Onderwvjs-Comité'n aanmoediging zijn, om ook van volgende kongressen zulk 'n uitvoerig verslag uit te geven. Alleen: een wat sneller ver schijnen is dan zeer zeker gewenst. 24 April. Tn. M. KKTKLAAÜ. DAMEjS. Twee Yerpflerinp. 't Is de morgen van den eersten Paaschdag, een v«n de eerste lenteachtige dagen. Eindely'k voelt men in de lucht eens iets, dat het naderen der lente meldt, dat vertelt van nieuw ontluikend leven. Ik bevind me op weg naar het zesde Congres der S. D. A. P, dat dit jaar zal worden gehouden in Rotterdam, de stad van den handel, n van de zwoegers in Mercurius dienst, de stad van sjouwers en sleepers en bootwerkers. Het frissche voorjaarsweer en de Zondagochtendkalmte, zoo weldadig na zesdaagsche drukte en geroezemoes, brengen my in eene opgewekte, prettige stemming. Eenerzyds lacht mij het vooruitzicht aan, om eens een paar dagen door te brengen in het midden van de jonge krachtige party' (die zeker niet by'toeval de Paaschdagen voor hare jaarvergadering koos), voor wier streven en werken ik in menig opzicht warme sympathie gevoel. Anderzy'ds zyn myne verwachtingen niet hooggespannen, want in hunne uitingen zyn ze me niet altijd sympathiek, de leiders van deze party', de beleiders der Marxistische leerstellingen. Alzoo : opgewekt, maar zonder groote ver wachtingen treed ik het vergadergebouw binnen. In de vestibule, boven de zaaldeur, een schild, waarop: »S. D. A. P. Welkom". We gaan die deur door; we zyn in de zaal. Wat 'n gezelligen, feestelyken aanblik biedt niet reeds de volle zaal van Odéon, kwistig als ze is ver sierd met groen en bloemen, en guirlandes van doek, helder wit en vroolijk rood; daartusschen de banieren der verschillende afdeelingen, en schilden met korte, kernachtige opschriften: Duldt geen onrecht, Verbroedert U, e. a. Aan weerskanten van het tdoneel twee portretten, de portretten van Marx en Engels, naar men ons meedeelt. Als ik de zaal verder instap, houd ik een bos narcissen in de hand. Dat is een by'zondere welkomstgroet aan ons, vrouwen. Die lieve manier van verwelkomen mist hare uit werking niet: ik ben nu in eene beste stemming. En in eene beste, in eene puike stemming zyn allen, die ons omringen. Overal opge wekte gezichten, overal levendige, vroolyke gesprekken, blyde ontmoetingen en begroe tingen. Een prettig sans-gêne, als onder leden van nzelfde gezin. En, als onder leden van nzelfde gezin, een onzichtbare, maar voel baar aanwezige band, een band, neen, niet van materie; 't is een band van idealisme, die deze allen, trotsch op hun materialisme, houdt omstrengeld. Ik voel me zér op my'n gemak ; ik voel me . . als onder beste vrienden. * * * En 't is zoo gebleven al de uren, die het my' mogelijk was, deze samenkomst bij te wonen. En toch ... er is gewerkt, hard gewerkt deze beide dagen; een beschryvingsbrief van 60 punten is op n punt na afge handeld. En 't ging lang niet alles zonder slag of stoot er door; er is gediscussieerd, druk gediscussieerd; nu en dan ketsten de meeningen als vuursteenen tegen staal, ron dom vonken spattend. Ze hielden onafge broken de aandacht levendig; gespannen zelfs, die discussies. Maar de stemming behoefde geen oogenblik onder de heftigheid te lijden; want persoonlyk beleedigend of grof werden deze vergaderden de meerderheid proletariërs, proletariërs van de pet, proletariërs van den hoed nooit. Geene enkele daling van de stemming; wél verscheidene malen eene sty'ging. Tot geest drift, tot warmte dikwyls, tot emotie nu en dan ; nmaal tot diepe ontroering, tot wy'ding. 't Was, toen Van der Goes, na namens het Congres eenige woorden van troost, van bemoe diging gericht te hebben tot Troelstra, nu het verzoek om gratie is afgewezen en hij zijne maand celstraf zal moeten ondergaan, een paar hartelijke woorden sprak tot Troelstra's vrouw, 't Was vooral, toen Troelstra Van der Goes dankte voor zijne woorden, hem zeggende, dat hij wel had gedaan, met zich ook, met zich vooral tot haar te richten, tot haar, wie hy by zyn triomftocht in '97 den krans hem aangeboden om den hals had geworpen, als haar in de eerste plaats toekomende; tot haar, wie nu de doornen van dezen doornenkrans ook 't scherpst py'nden, »zy lydt veel mér dan ik, maar wy, die alles samen deden, wij vinden troost in de gedachte, dat wy dit offer brengen aan onze ons zoo dierbare arbeidende klasse". Hy' had ze met moeite uitgebracht, deze woorden ; aandoening overstelpte hem. De krachtige, energieke leider der Arbeiders partij in Nederland, snikte, schreide. En allen, allen waren diep bewogen als hy'. Zijne vrouw trad naar hem toe. Een oogenblik van stilte, van heiige, aandoenlyke stilte. Toen stonden allen op; en plots klonk daar door de zaal hun mooie marsen met het referein : Aan U, o volk de zegepraal. Dat is ons heilig ideaal. Maar niet forsch, niet jubelend klonk hij nu, als anders, 't Kwam met moeite uit de kelen ; 't klonk dof, gedempt. , * * *Wie heeft haar ook hooren noemen : Mevrouw Troelstra! Zoo bekend als hy' is, zoo onbe kend is zy, eene onbekende grootheid. Ja, eene onbekende grootheid \ want groot is de vrouw, die haar' man steunt, zóó als zij het deed. Wy, moderne vrouwen, wy willen niet langer slechts de hulpe zyn des mans. Op goede gronden. Toch ... is de rol van onbekende hulpe niet menigmaal eene zeer verhevene. Vry'dag, 20 April. Een prachtige dag, de eerste warme, zon nige lentedag. Wy zyn in Den Haag, de stad van ... den chic ; op weg naar de eerste algemeene verga dering van den Nationalen Vrouwenraad van Nederland, Prinsengracht 4, moeten we zyn. Na eenig zoeken hebben wy 't gevonden. We stappen het bordes op, de deur door en de vry lange gang; een paar treden af; we zyn in de vergaderzaal. Een niet onaardig zaaltje, iet wat kil in zijne kale witheid. We vinden er nog slechts enkele dames en hebben dus volop gelegenheid, om het vrouweportret te bewonderen, dat op de groene tafel prijkt tusschen twee vazen met bloemen; eene mooie mondaine vrouw, de echtgenoote van den gou verneur van Canada, Lady Aberdeen, korte lings afgetreden presidente van den Inter nationalen Raad. De zaal begint zich zoetjes aan te vullen. Eene enkele kennis, hier en daar drukken wij hartely'k de hand. De meeste dames zijn ons vreemd; men noemt ons enkele namen, stelt ons aan de se en gene voor. Zie, dat is de presidente, Mevrouw de Douairière Klerck geb. Van Hogendorp; en daar heb je freule die, en dat is jonkvrouwe zoo. U begrypt, dat de materialisten in de minderheid zijn, hier. Toch . . . blijft het kil en stijf. En zoo bly'ft het, de gansche ochtendzitting door. Erger nog : 't wordt saai. Geen wonder ook : discussie over de elf verschillende voor stellen is niet geoorloofd. De voorstelster mag hare voorstellen toelichten; over der anderen lippen klinke geen ander woord iian het vóór of tegen. Een onbillyke maatregel V Dat zou men zoo zeggen, maar 't ia met het oog op den tijd, ziet u. Voor de afgevaar digden met imperatief mandaad zoo zitten er hier is dit verbod van discussie trou wens niet erg. En later bleek, dat de maat regel inderdaad een zeer practische was geweest; van de 11 punten van den beschryvingsbrief konden twee zér belangrijke door gebrek aan tijd niet in behandeling komen, werden verdaagd tot ... later. Dat heeft ons zér gespeten; we zouden graag geleerd hebben, hoe men 't moet aanleggen om punten als : 8. Voorstel om het plan van Marie Jungius voor een bureau van vrouwenarbeid te aan vaarden als plan voor een Nationaal Infor matiebureau van den Nationalen Raad ; en 10. Bespreking van wettelijke regeling van het vakonderwijs voor meisjes; hoe men 't moet aanleggen, om dergelijke punten zonder discussie behandeld te krijgen. Men was genaderd aan punt 11. Rondvraag en sluiting, 't Was goed merkbaar, dat het uur van den lunch naderde (als het nog geoorloofd is, zoo iets te zeggen); verscheidene dames waren al aan 't vertrekken. Aan de bestuurstafel scheen nog iets te gebeuren. Ja, inderdaad daar gebeurde nog iets. De presi dente las iets voor; de meesten verstonden er niets van. Zónder het noodig te vinden met een enkel tikje van den hamer de opstaande, wandelende en babbelende dames nog even tot de orde te roepen, mompelde de Douai rière, die hier voorzat, met kwalijk verholen, neen met owerholen tegenzin, het volgende nagekomen, schriftelyk ingezonden voorstel: Op grond van den gulden regel, waarop in alle landen het streven van den Nationalen Raad is gebaseerd, doen ondergeteekenden het volgende voorstel waarvoor zij urgentie vragen : »De Nationale Vrouwen-Raad betuige den Hoogen Raad zyn diep leedwezen over de beslissing in zake het revisie-verzoek-Hoger huis." Volgen de onderteekeningen. Onmiddellijk volgde een afkeurend praeadvies van de presidente waarom niemand haar gevraagd had en ... by'na op 't zelfde oogenblik was de vergadering gesloten. Nog juist even vóór de hamer viel had eene der voorstelsters gelegenheid, om te eischen, dat er over de urgentie zou worden gestemd. Dit werd toegestaan, onwillig. Drie der 28 stem gerechtigden verhieven zich van haar zetel sus teeken van vóórstemmen ; daaronder waren Jfe twee voorstelsters. 'J Toen viel de hamer. Gelukkig, dat onheil was weer afgewend. De dames konden gaan; zy hadden hare «Schuldigkeit gethan": de eer van den Nationalen Vrouwenraad van Nederland was gered. * * De gulden regel in quaestie luidt: Doe anderen, wat gij ivütt dat zij u doen 1). Dat is de gulden regel van den Interna tionalen Vrouwenraad en dus ook van den Nationalen, Marten, Wiebren en Keimpe Hogerhuis ! B. v. 'T ST. 1) De cursiveering is van den Interna tionalen Raad ! ! 25 April 1.900. Oïer yroüf enkleeüng. Voordrachten gehouden door Dr. C. H. STKAÏ/, in druk verschenen bij Scheltema en Holkema's Boekhandel. Hoewel deze lezingen reeds eenigen tijd gele den zyn gehouden, meende ik het bespreken daarvan te moeten uitstellen tot het verschijnen der nieuwe druk van: »Die Schönheit des weiblichen Kó'rpers", het zeer bekende werk van Dr. Stratz, dat reeds zijn 7e uitgave beleeft. Ik meende beide besprekingen te moeten doen sa mengaan, om het groote verband dat er tusschen het een en het ander bestaat, of liever omdat de voordrachten eigenlyk een uitvloeisel zijn van de gedachten in bovengenoemd werk neergelegd. Als zoodanig stond dan ook destyds in het «Maandblad der Vereeniging voor verbetering von vrauwenkleeding" het bericht, dat Dr. Stratz een conference zou houden over Vrouwen kleeding in aansluiting met zijn boek »Die Schönheit des weiblichen Kürpers." Door vertraging der Duitsche uitgave en andere bijkomende omstandigheden ben ik echter genoodzaakt van dit oorspronkelijke plan af te wy'ken en mij slechts te bepalen tot de voor mij liggende beide boekjes, om naderhand wellicht hun verband tot dit eerste werk van Dr. Stratz verder uiteen te zetten. In zyn eerste lezing dan behandelt de schrij ver: De ontwikkeling en het doel der vrouwenkleeding, om daarna over te gaan tot het nationaal kostuum dat te beschouwen is als de natuurlijke normaalkleeding; en als voort zetting hiervan begint de tweede lezing met de mode in de laatste'500 jaren, den invloed van de kleeding op liet vrouwelijk lichaam, en ten slotte de verbetering van de vrouwenkleeding om te eindigen met deze typische woorden die in het kort de opinie van den heer Stratz over dit endenverp weergeven: »Aan de vrouw is nog zooveel te verbeteren, dat eene verbetering van de vrouwenkleeding niet denkbaar is zonder verbetering van de vrouw zelve". Om de ontwikkeling en het doel der kleeding na te gaan, is het noodig, terug te keeren tot die volken, waar men de meest primitieve wijze van kleeding opmerkt en de oorzaken op te zoeken, die hun, in een land waar door de temperatuur, beschutting onnoodig was, er toe brachten, het lichaam op de een of andere wyze te bedekken. Nagaande hoe de oorspronkelijke bevolking in Zuid-Afrika en Zuid-Australiëbijv., zich »gekleed" vinden door het lichaam te beschil deren of te tatoueeren of hoogstens door het dragen van banden rond den arm of enkel, en zeer veel zorg besteden aan hun kapsel, komt de schrijver tot de conclusie, dat de kleeding niet is ontstaan naar inen veelal veronderstelt uit schaamtegevoel, maar louter uit een zucht tot verfraaing. Bij den man dikwijls om geweldiger te lijken in den oorlog, en by de vrouw om te be :oren, om in de oogen van den man mooier, meer bijzonder te zijn dan andere vrouwen. De als vanzelf aan gewezen plaatsen voor versiering zyn dan de hals, de polsen, de heup en de enkels, om niet te spreken van de versieringen aan het hoofd zelve, door neus en ooren, welk gebruik ten deele bij de overigen volmaakt beschaafde dames nog vaak ingang vindt. Uit den band om de heup, ontwikkelde zich bij de Zuide lijke volken, door het daaraan bevestigen van sieraden, als schelpen, boomwezels etc., de latere, in alle mogelijke variaties gedragen rok, als zoodanig dus het type voor zuidelijke kleeding, daar het bovenlijf meest naakt bleef en men voor beschutting geen bedekking behoefde. Waar het klimaat echter invloed op de kleeding ging uitoefenen, bij noordelijke volken, daar krijgt dit een geheel ander karakter, nl. dat van bescherming van het lichaam door zoo sluitend mogelijke stoffen. Hier zijn de kleederen ook aan elkaar genaaid en is door jas met mouwen, broek, hand schoenen, schoenen, hoofddeksel, zooveel moge lijk het geheele lichaam bedekt. Bij de nationaalkostuums vindt de schrijver dan het noordelijk of zuidelijk type in kleeding terug, daar dit bij de volksdrachten vrijwel in stand is gebleven, en natuurlijk door nabuur schap van andere landen gewijzigd maar in de kenmerkende bijzonderheden zijn karakter behouden heeft. In het algemeen treedt dan het zuidelijk principe, van de rok, voor de vrouw meer op den voorgrond. Waar deze eerste lezing dus in het bijzonder het doel en het ontstaan der kleeding behandelt, is de hoofdgedachte van de tweede voordracht: de kleedina; in aansluiting met bet vrouwelijk lichaam, gebazeerd op vrouwelijke schoonheid of wat daar verkeerdelijk dikwylu voor wordt aangezien. Wat hierin natuurlijk een zeer groote rol speelt is de mode, die de onmogelijk ste vormen, welke nooit iets met den lichaams vorm te maken hebben, als voorbeelden aan geeft. Men herinnere zich slechts de tournures en hoepelrokken e. a. die naar men wil ont stonden uit een hulpbehoevend gebrek bij een of ander hooggeplaatst persoon. In een aardig boekje over de Dwaasheden der Mode lezen we hierover : »inen denke aan de pruiken, in Europa ingevoerd ten behoeve van Lodewijk XIV, toen het hoofd Zijner Majesteit begon kaal te worden, en allengs aangenomen door alle jonge lieden die aanspraak maakte op fatsoen en die zich hun eigen rijke lokken lieten afscheren in ruil voor het gekunsteld hoofddeksel des konings." Zoo zien we dus dat verschillende modevormen ontstaan zijn uit afwijkingen; en waar Lessing zegt: «Indien wij schoon zijn, zijn wij naakt het schoonst van allen," dan ligt het voor de hand dat, wil een uiterlijke kostuumsvorm waarlijk schoon zijn, zij zoo min mogelijk aan den lichaamsvorm moet veranderen. Dat men hiermede niet altijd te rade gaat, bewijzen de talrijke afbeeldingen van kostuums uit ver schillende kunstperioden in de tweede voor dracht van Dr. Stratz gereproduceerd en waarnaast men telkens het misvormde lichaam ziet dat in een dergelijk omhulsel gewrongen moet worden. Maar niet alleen de vroegere kleeding heeft hare dwaasheden, waarover men zich nu vroolijk maakt, zoodat men haast niet kan begrijpen dat zoo iets bestaan heeft; even dwaas is by'v. het hedendaagsch corset nog dat niets met den lichaamsvorm te maken heeft en niet alleen door misvormden maar door velen ge dragen wordt, die willens en wetens een anderen vorm aan hun lichaam geven. Even dwaas zyn bijv. schoentjes waar men met geweld den voet inwringen moet, en dameshoeden waar nooit een hoofd in passen kan. Behalve echter en meer nog dan uit een of ander aesthetisch oogpunt beschouwd, zijn der gelijke modegebruiken om der gezondheid wille af te keuren. En hier treedt de medicus naar voren waar dr. Stratz in zijn tweede lezing door tal van photo's toegelicht de mis vormingen en daarmede samengaande kwalen bespreekt die ontstaan door inrijgen, door knellende kousenbandea, hooge hakken en andere noodelooze verfraaingsmiddelen; eenige goede photo's naar een zeer mooi gevormd Scheveningsch meisje, besluiten dit hoofdstuk en doen zien dat alleen door het niet gewend zijn aan corset, ondanks de tegenwoordige nog ondoelmatige kleeding, de juistheid der vormen behouden gebleven is. Wat de verbetering der kleeding zelve aan gaat, hiervan verwacht dr. Stratz nog zeer weinig, en alleen mogelijk voor een volgend of opkomend geslacht. Slechts door meer zorg te hebben voor het lichaam zelf, door bewe ging, goede bezigheid, reinheid enz., daardoor zou eerst de vrouw zelve veranderen moeten en hierna of als gevolg hiervan hare kleeding. Dat dit misschien wel de meest geleidelyke weg is, neem ik graag aan, maar de moge lijkheid van verbetering, zoowel hygiënisch als aesthetisch van vrouwenkleeding, onder het tegenwoordig geslacht, acht ik daarom vol strekt nog niet uitgesloten, al neemt dit dan ook de oorzaak niet geheel weg. We zouden er, dunkt mij, nog aan toe kun nen voegen : meer zelfstandigheid in het kiezen der kleeding, en in een tijd waar men tegen woordig voor het hoe en waarom der dingen nagaat, mochten onze dames deze vragen wel eens aan haar kleedingstukken toetsen, en niet omdat de mode, of de costumière iets voor schrijft, het gereedelyk goedvinden. In vele opzichten leven we nog te veel in een sleur van gewoonten, die misschien eens een goede reden van bestaan gehad hebben, maar door den tijd ontaard zijn, tot men de oorspronkelijke bedoeling geheel kwijt geraakt is. Daarom is het wel eens goed, wakker geschud te worden uit de droomerij van het alledaagsche, en al beziet dr. Stratz de verbetering der vrouwen kleeding uit een geheel ander standpunt, dan de vereeniging die zich daarmede bezig houdt, zij leiden waarschijnlijk toch wel tot n doe!, al is het maar, dat men er eens over na gaat denken en in deze nieuwe beweging niet slechts ziet een uiting van onzen zenuwachtige tijd, die naar nieuwigheden zoekt, maar een poging om zich los te rukken uit de macht der ge woonten en de slaafsche navolging. R. W. P. Ju. iiimiiiiiniiimiii iiiiiiiiiniiii iMiMiiiiiiuiitiiiuiiiniiiiiiiiiii» Uiterlijke tooi der icielrijdfler. I>ilet1nnt-zieken-fcri>lee.()il&r. ]\>)>i>sntcntoonstelling te Yenntif. Alcoltol en selfinourd. Doelmatigheid en sieriykheid vereenigen is makkelijker gezegd dan gedaan. En. toch het moet, want u is vrouw. De man vindt het geen greintje meer dan een plicht, dat gij zijn oogen boeit en streelt door uw verschijning. Ontken het; doe aan struisvogel-politiek; het zal u niet baten. Dat er mannen zijn, die leelijke vrouwen waarachtig liefhebben en waar ? deeren, om haar innerlijk schoon, wie zou Let in twijfel durven trekken? Maar onbekend maakt onbemind. Van al die langs den weg snorrende wielrijdsters kent ieder voor zich er slechts een gering aantal. liet liefhebben kan dus uitgesteld worden, maar ,het publiek stelt andere eischen. Het verwacht van een vrouw, die aan den weg timmert" of die in snelle vaart langs glooiende grindpaden wielt, dat zij het doe op een wijze, die instemming en be wondering ontlokt. Zij die tevreden zijn met onverschillig schou der-ophalen, met half ironische, lia.lt' eerlijk gemeende goedkeuringen, moeten niet timme ren, maar thuisblijven. Noch hsar eerzucht noch haar ijdelheid zyn in voldoende mate ontwik keld. The divided skirt" is en blijft leelijk. Het sierlijkste, rankste vrouwen-figuurtje ziet er in zoo'n Marker-broek onbevallig uit. Ook zal een verstandige vrouw zich ten allen tijde in een rok drapeeren; eeri broek staat haar leelijk en de meening omtrent haar, wier handelen-wandel bewijst, dat zij de broek aanheeft" is ongunstig en vér verwijderd van het ewigweibliche". Dus een rok; gemaakt van mooie, soliede stof', bestand tegen een stoorje en tegen de wispclturigheden van ons hoilandsch klimaat. De rok liefst ongevoerd, zelfs geen stootkant, ? om trapper-verwikkelingen te voorkomen ; een breede zoom eenige malen op de machine doorgestikt De wijdte van de rok, vooral niet meer dan drie meter, moot van achteren ver deeld worden in twee diepe, naar elkaar toe slaande plooien, die sierlijk langs het zadel afhangen. De rok reikt tot aan de enkels. Ter hoogte van de knie, elastieke lusjes aan de binnenzijde van de rok. Bij winderig weer wordt de rok door middel van de lussan vast gehecht aan banden bevestigd aan het bekende kleedingstuk dat onder de !iets-rok" wordt gedragen. Hooge rijglaarzen staan mooier dan lage schoenen. Een sportblouse van flanel, cachemire, mousseline de laine, of katoen. Raad pleeg daaromtrent den Enkhuizer ! Een kranige leeren gordel; wit linnen boord en heerendas; witte manchetten en zeemlederen handschoe nen. Op 't hoofd een kleine matelot (vooral geen wind-schepper) van stroo of vilt, al naar den eisch van 't jaargetij. Zonder voile ziet de wielrijdster ongetwijfeld scherper, maar heeft haar teint meer te lijden. * * * ., In den Reform Club Sir William Mac Cormac, te Londen, werd onlangs een gastmaal aangericht, ter eere van den uit Zuid-Afrika teruggekeerden medicus, Dr. Frederick Treves. Aan dit diner heeft de arts niet geschroomd eens een hartig woordje los te laten aangaande zyn ervaringen op het oorlogsterrein verkregen. O die vliegen-plaag ! en die rampzalige damesplaag !! Tegen de vliegen kan men ten minste eenigszins maatregelen nemen; tegenover die andere nog grooter plaag staat men volslagen machteloos. O I die dames ! die zich als vrij willige ziekenverpleegsters aanbieden, nadat zij den beker der ijdele genietingen tot den bodem geledigd hebben. Die vrouwen loopen iedereen in den weg, hunkerend naar nieuwe emoties..." "j Als illustratie op Dr. Treve's woorden kan een correspondentie uit Kaapstad dienen, geda teerd 11 April, voorkomend in de Vailij Express. Wat Shepheards Hotel voor Kaïro was, is nu het Mount Nelson Hotel voor Kaapstad; wat Kaïro tijdens de jongste Soedan-expeditie voor Egypte was, is Kaapstad nu in rijke mate voor Zuid-Afrika. Waar heeren met titels en fortuin zijn, daar krioelt het van dames. Die prachtig gekleede schepseltjes, wier koffers alle gangen in het hotel versperren, zijn van heinde en verre uit verschillende beweegredenen komen opdagen. Sommigen kwamen uit Engeland om brieven te schrijven voor de gewonden ; weer anderen om brieven voor te lezen; enkelen om zieken te verplegen. Ik vrees, dat de vermakelijkheden van Mount Nelson veel goede voor nemens onuitgevoerd zulien laten. Het werk van zieken-verpleegster in een hospitaal is zwaar, en darmontsteking en builen-typhus zijn geen aesthetische kwalen. Toen ik het Woodstock-hospitaal bezocht, bemerkte ik, dat n ziekenverpleegstei* zeventig zieken te verzor gen had. In de Wijnberg- en Portland hos pitalen, die zoo prachtig gelegen zijn en waar veel officieren verpleegd worden, daar zijn, naar ik hoor, een horde dames, lastig door vriendelijkheden en voorkomendheden. Het is niet moeilijk cynische gevolgtrekkingen te maken. Wat ik zeg, slaat niet op die edele zelfop offerende vrouwen, die zich zonder smuk of ophef komen wijden aan de uiterst moeilijke taak der zieken-verpleging. Ik doel op haar, die komen om harten te veroveren van her stellende officieren. * * * Aan de poppen-tentoonstelling te Veneti werd deelgenomen door de crème de la crème" van Italië's aristocraten en invloedrijke pereonen. Zelfs de levendige, in alles belangstellende j koningin Margherita en prinses Letizia Bona parte, hertogin van Aosta, hebben zich bij deze expositie niet onbetuigd gelaten. De prinses reisde van Milaan raar Venetiëom de opening der tentoonstelling bij te wonen Deze zeldzame poppen-verzameling is n-en-al kleur-gewiegel van kostbare zijde, satijn, fluweel, brocaat, goud en zilver-borduursel. De pop voor het armelui's-kind is niet aanwpzig. Die zou zich ook niet op haar gemak voelen tusscheu al die ydeltuitige dametjes en heertje?. Die durft zich niet wa^en in zulk voornaam gezelschap en dan durft men nog spreken van een poppen-verstand ! De dansmeester", naar het doek van Longhi, lid van de Venetiaansche Akademie, wordt allersierlijkst door een groep poppen weerge geven. Daar vlak naast staat de hoog-ernstige jonkvrouw van Orleans met 't zwaard in de vuist. Naast b;iar, danst een paartje in Louis XV kostuum, een menuet. Volgens streng historische opgaven prijkt daar ook de schoone Marisini, in spookje.sachtiw goud-geglimmer. Een prachtpop met gitzwarte lokken en vurige, ondeugende kijkers, is de incarnatie der Lagunen-stad. Madame de Pompadour in haar geWoeind licht rose kleed en poeier-pruik kijkt door haar face a-mains de bezoekers dartel-uitdagenu aan. Een heele bende Carmen's; ook zangeressen met lange witte zijden japonnen, ^óó overdadig met edelsteenen bezaaid, dat een cautatrice van goeden smaak, zoo opgetuigd, het podium nooit zou willen betraden. Mannelijke poppen zijn gering in aantal. '!= '-V ??i Dr. W. C. Sullivan heeft een uitvoerig stat i stisch onderzoek ingesteld, om voor Engeland uit te maken, of er, zooals reeds door velen is verzekerd, verband bestaat tusschen alcoho lisme en zelfmoord. Hij heeft bevonden: lo. dat sedert 1842 het alcoholisme in het Vereenigd Koninkrijk sterk is toegenomen; 2o. dat dit eveneens het geval is met zelfmoord en nog veel meer met pogingen tot zelfmoord; ,'io. dat mislukte pogingen tot zelfmoord op veel jeugdi ger leeftijd worden waargenomen dan werkelijk geslaagde; 4o. dat onder de geslaagde pogingen n groep op jeugdiger leeftijd (20?'iO jaar) wordt waargenomen, en wel de door alcoho lisme veroorzaakte ; 5o. dat onder de beroepen, die aan drankzucht onderhevig zijn (koetsiers, herbergiers, slagers, muzikanten, handelsreizi gers) veel meer zelfmoord voorkomt dan or.der de nuchtere" beroepen, zooals landbouwers. (Maandblad tegen de verralxehingen lerenx gewijd aan Ilijgicne. en Industrie, van Dr. van Hamel Roos en Harmens). O o, o et o is "fc>©s*lii3t

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl