Historisch Archief 1877-1940
il, ? f
No. 1195
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
5
Leerplicht door de kongressen gesteld werden,
zjjn niet of voor 'n klein deel in vervulling
gekomen.
En nu moge men denken over de aanneming
van 't wetsontwerp, zooals men wil, niemand,
die 'n vriend van goed volksonderwijs is, zal
ontkennen, dat als de wet eanmaal in het
Staatsblad komt, het de plicht van allen is te
zorgen, om er mee tot stand te doen komen,
wat er mee tot stand te brengen is. j
Elk, die geroepen is voor de uitvoering zorg
te dragen, kan hierin de eisen vinden van
de afgevaardigden van vier en veertig duizend
personen uit allerlei standen en kringen. Want
waar tot heden inderdaad de belangstelling
voor 't onderwijs en de formulering van wensen
daaromtrent alleen 't werk scheen te zyn van
de onderwijzers zelf en van de meer gegoeden *)
is op deze kongressen gebleken, dat het tans
ook mogelik is, by' tal van arbeiders die
be*)"We moeten hier 'n uitzondering maken
voor 't Ned. Werkliedenverbond.
langstelling levendig te doen worden en zich
te doen uiten in konkrete wensen.
Op deze kongressen waren de mannen van
de praktik door »de Bond van Nederlandsche
Onderwijzers" en enkele afdelingen van 't
«Nederlandsen Onderwijzers-Genootschap" ver
tegenwoordigd; de vrienden, van goed
onderwys die er ook betrekkelik reeds veel voor
gedaan hebben, zagen we in de afgevaardig
den van Volksonderwys; de arbeiders,
eindelik lieten door hun talrijke vakbonden of af
delingen daarvan vertegenwoordigers zenden,
zoodat werkelik 't denkbeeld, dat van de ge
broeders A. H. en J. W. Gerhard is uitgegaan,
reeds de eerste maal uitstekend tot z'n recht
is gekomen.
Wy geloven, dat verdere kongressen nog
heel wat goeds voor 't onderwy's zullen
kun?nen tot stand brengen, juist door hun gemengde
samenstelling en indien er nog verenigingen
zijn, die zich onthouden, omdat het
Kongresbestuur wat eenzijdig, wat »rood" is, dan zal
't voor hen een kleine moeite zy'n juist door
hun deelneming daarin verandering te bren
gen. Bovendien heeft niet iedere Landelike Ver
eniging 't recht 'n vertegenwoordiger in 't «Lan
delijk Onderwy's-Comité" te benoemen?
Doch we dwalen enigzins af van 't
eigenlik onderwerp, het verslag omtrent de beide
eerste kongressen.
Waar de Omschrijving van de Leerplicht
(inleider: A. H. Gerhard) en de
Gemoedsbezwaren (inleider: F. L. Ossendorp) misschien
niet zulk 'n dierekt belang meer hebben, zijn
de overige punten nog zo aktueel als men
maar wensen kon. De talrijke gegevens over
Kinderarbeid (inleider: C. Bijkerk) leveren
'n uitstekend materieaal voor verdere
agietaatsie in de richting van gehele afschaffing
van dit de maatschappij tot in de grond be- |
dervend kwaad. j
Toezichten ZvoniróWinleidstenmevr.
SchookHaver) zyn door de kommissies tot wering
van schoolverzuim ontegenzeggelik, wat de
Leerplichtwet betreft, veel verbeterd, verge
leken by' 't oorspronkelik ontwerp, maar ook
hier is deze maatregel toch nog slechts 'n
halve. Zolang 't hele schooltoezicht niet uit
andere kringen gerekruteerd en op meer
demokratiese wijze verkozen wordt, zolang
houdt veel van 't geen door mevr.
SchookHaver gezegd is, z'n volle waarde.
Omtrent de lichamelïke verzorging (inleider:
J. A. Bergmey'er) kunnen niet genoeg gege
vens verstrekt worden, om de regering 't
onafwy'sbare te doen inzien van 't verstrekken
van kindervoeding en kleding op school. En
waar de gemeenteraden ten minste 't recht
gekregen hebben, voor dit doel gelden uit te
trekken, kan menigeen, die de raad van zijn
gemeente die weg op wil dringen, hier tal van
deugdelike argumenten vinden, om z'n betoog
klimmender en meer overtuigender te maken.
En eindelik 't Ondenvijs van schipperskin
deren (inleider: J. A. van Dorpel); waar op
dit gebied nog bijna alles gedaan moet worden
in ons land, waar eerst de laatste twee jaren
'n magere drie duizend gulden op de staats
begroting zy'n uitgetrokken voor 't verstrekken
van dit onderwys, ligt ook hier nog 'n groot
veld braak, dat ons in dit verslag in al z'n
uitgestrektheid en onvruchtbaarheid getoond
wordt.
Het is dan ook onze vaste overtuiging, dat
elk belangstellende in 't volksonderwys zich
dit verslag dient aan te schaften. De prijs
van n gulden voor zulk 'n boekdeel is zeker
niet te hoog. Voor de leden der deelnemende
verenigingen zijn bovendien eksemplaren op
wat minder kwalieteit papier gedrukt a ? 0.4(1
beschikbaar gesteld. Moge de grifheid, waarmee
dit verslag weg gaat, voor 't Landelik
Onderwvjs-Comité'n aanmoediging zijn, om ook van
volgende kongressen zulk 'n uitvoerig verslag
uit te geven. Alleen: een wat sneller ver
schijnen is dan zeer zeker gewenst.
24 April.
Tn. M. KKTKLAAÜ.
DAMEjS.
Twee Yerpflerinp.
't Is de morgen van den eersten Paaschdag,
een v«n de eerste lenteachtige dagen.
Eindely'k voelt men in de lucht eens iets, dat het
naderen der lente meldt, dat vertelt van nieuw
ontluikend leven.
Ik bevind me op weg naar het zesde Congres
der S. D. A. P, dat dit jaar zal worden
gehouden in Rotterdam, de stad van den handel,
n van de zwoegers in Mercurius dienst, de
stad van sjouwers en sleepers en bootwerkers.
Het frissche voorjaarsweer en de
Zondagochtendkalmte, zoo weldadig na zesdaagsche
drukte en geroezemoes, brengen my in eene
opgewekte, prettige stemming. Eenerzyds lacht
mij het vooruitzicht aan, om eens een paar
dagen door te brengen in het midden van de
jonge krachtige party' (die zeker niet by'toeval
de Paaschdagen voor hare jaarvergadering koos),
voor wier streven en werken ik in menig
opzicht warme sympathie gevoel. Anderzy'ds
zyn myne verwachtingen niet hooggespannen,
want in hunne uitingen zyn ze me niet altijd
sympathiek, de leiders van deze party', de
beleiders der Marxistische leerstellingen.
Alzoo : opgewekt, maar zonder groote ver
wachtingen treed ik het vergadergebouw binnen.
In de vestibule, boven de zaaldeur, een schild,
waarop: »S. D. A. P. Welkom". We gaan
die deur door; we zyn in de zaal. Wat 'n
gezelligen, feestelyken aanblik biedt niet reeds
de volle zaal van Odéon, kwistig als ze is ver
sierd met groen en bloemen, en guirlandes
van doek, helder wit en vroolijk rood;
daartusschen de banieren der verschillende
afdeelingen, en schilden met korte, kernachtige
opschriften: Duldt geen onrecht, Verbroedert
U, e. a. Aan weerskanten van het tdoneel
twee portretten, de portretten van Marx en
Engels, naar men ons meedeelt.
Als ik de zaal verder instap, houd ik een
bos narcissen in de hand. Dat is een
by'zondere welkomstgroet aan ons, vrouwen. Die
lieve manier van verwelkomen mist hare uit
werking niet: ik ben nu in eene beste stemming.
En in eene beste, in eene puike stemming
zyn allen, die ons omringen. Overal opge
wekte gezichten, overal levendige, vroolyke
gesprekken, blyde ontmoetingen en begroe
tingen. Een prettig sans-gêne, als onder leden
van nzelfde gezin. En, als onder leden van
nzelfde gezin, een onzichtbare, maar voel
baar aanwezige band, een band, neen, niet van
materie; 't is een band van idealisme, die deze
allen, trotsch op hun materialisme, houdt
omstrengeld.
Ik voel me zér op my'n gemak ; ik voel
me . . als onder beste vrienden.
* *
*
En 't is zoo gebleven al de uren, die het
my' mogelijk was, deze samenkomst bij te
wonen. En toch ... er is gewerkt, hard
gewerkt deze beide dagen; een
beschryvingsbrief van 60 punten is op n punt na afge
handeld. En 't ging lang niet alles zonder
slag of stoot er door; er is gediscussieerd,
druk gediscussieerd; nu en dan ketsten de
meeningen als vuursteenen tegen staal, ron
dom vonken spattend. Ze hielden onafge
broken de aandacht levendig; gespannen zelfs,
die discussies. Maar de stemming behoefde
geen oogenblik onder de heftigheid te lijden;
want persoonlyk beleedigend of grof werden
deze vergaderden de meerderheid
proletariërs, proletariërs van de pet, proletariërs van
den hoed nooit.
Geene enkele daling van de stemming; wél
verscheidene malen eene sty'ging. Tot geest
drift, tot warmte dikwyls, tot emotie nu en
dan ; nmaal tot diepe ontroering, tot wy'ding.
't Was, toen Van der Goes, na namens het
Congres eenige woorden van troost, van bemoe
diging gericht te hebben tot Troelstra, nu het
verzoek om gratie is afgewezen en hij zijne
maand celstraf zal moeten ondergaan, een
paar hartelijke woorden sprak tot Troelstra's
vrouw, 't Was vooral, toen Troelstra Van der
Goes dankte voor zijne woorden, hem zeggende,
dat hij wel had gedaan, met zich ook, met
zich vooral tot haar te richten, tot haar, wie
hy by zyn triomftocht in '97 den krans hem
aangeboden om den hals had geworpen, als
haar in de eerste plaats toekomende; tot haar,
wie nu de doornen van dezen doornenkrans
ook 't scherpst py'nden, »zy lydt veel mér
dan ik, maar wy, die alles samen deden, wij
vinden troost in de gedachte, dat wy dit offer
brengen aan onze ons zoo dierbare arbeidende
klasse".
Hy' had ze met moeite uitgebracht, deze
woorden ; aandoening overstelpte hem. De
krachtige, energieke leider der Arbeiders
partij in Nederland, snikte, schreide. En
allen, allen waren diep bewogen als hy'. Zijne
vrouw trad naar hem toe. Een oogenblik van
stilte, van heiige, aandoenlyke stilte. Toen
stonden allen op; en plots klonk daar door
de zaal hun mooie marsen met het referein :
Aan U, o volk de zegepraal.
Dat is ons heilig ideaal.
Maar niet forsch, niet jubelend klonk hij
nu, als anders, 't Kwam met moeite uit de
kelen ; 't klonk dof, gedempt. ,
* *
*Wie heeft haar ook hooren noemen : Mevrouw
Troelstra! Zoo bekend als hy' is, zoo onbe
kend is zy, eene onbekende grootheid. Ja,
eene onbekende grootheid \ want groot is de
vrouw, die haar' man steunt, zóó als zij het
deed. Wy, moderne vrouwen, wy willen niet
langer slechts de hulpe zyn des mans. Op
goede gronden. Toch ... is de rol van
onbekende hulpe niet menigmaal eene zeer
verhevene.
Vry'dag, 20 April.
Een prachtige dag, de eerste warme, zon
nige lentedag.
Wy zyn in Den Haag, de stad van ... den
chic ; op weg naar de eerste algemeene verga
dering van den Nationalen Vrouwenraad van
Nederland, Prinsengracht 4, moeten we zyn.
Na eenig zoeken hebben wy 't gevonden.
We stappen het bordes op, de deur door en
de vry lange gang; een paar treden af; we
zyn in de vergaderzaal. Een niet onaardig
zaaltje, iet wat kil in zijne kale witheid. We
vinden er nog slechts enkele dames en hebben
dus volop gelegenheid, om het vrouweportret
te bewonderen, dat op de groene tafel prijkt
tusschen twee vazen met bloemen; eene mooie
mondaine vrouw, de echtgenoote van den gou
verneur van Canada, Lady Aberdeen, korte
lings afgetreden presidente van den Inter
nationalen Raad.
De zaal begint zich zoetjes aan te vullen.
Eene enkele kennis, hier en daar drukken
wij hartely'k de hand. De meeste dames zijn
ons vreemd; men noemt ons enkele namen,
stelt ons aan de se en gene voor. Zie, dat is
de presidente, Mevrouw de Douairière Klerck
geb. Van Hogendorp; en daar heb je freule
die, en dat is jonkvrouwe zoo. U begrypt,
dat de materialisten in de minderheid zijn,
hier. Toch . . . blijft het kil en stijf.
En zoo bly'ft het, de gansche ochtendzitting
door. Erger nog : 't wordt saai. Geen wonder
ook : discussie over de elf verschillende voor
stellen is niet geoorloofd. De voorstelster
mag hare voorstellen toelichten; over der
anderen lippen klinke geen ander woord iian
het vóór of tegen. Een onbillyke maatregel V
Dat zou men zoo zeggen, maar 't ia met het
oog op den tijd, ziet u. Voor de afgevaar
digden met imperatief mandaad zoo zitten
er hier is dit verbod van discussie trou
wens niet erg. En later bleek, dat de maat
regel inderdaad een zeer practische was
geweest; van de 11 punten van den
beschryvingsbrief konden twee zér belangrijke door
gebrek aan tijd niet in behandeling komen,
werden verdaagd tot ... later. Dat heeft ons
zér gespeten; we zouden graag geleerd hebben,
hoe men 't moet aanleggen om punten als :
8. Voorstel om het plan van Marie Jungius
voor een bureau van vrouwenarbeid te aan
vaarden als plan voor een Nationaal Infor
matiebureau van den Nationalen Raad ; en
10. Bespreking van wettelijke regeling van
het vakonderwijs voor meisjes;
hoe men 't moet aanleggen, om dergelijke
punten zonder discussie behandeld te krijgen.
Men was genaderd aan punt 11. Rondvraag
en sluiting, 't Was goed merkbaar, dat het
uur van den lunch naderde (als het nog
geoorloofd is, zoo iets te zeggen); verscheidene
dames waren al aan 't vertrekken. Aan de
bestuurstafel scheen nog iets te gebeuren. Ja,
inderdaad daar gebeurde nog iets. De presi
dente las iets voor; de meesten verstonden er
niets van. Zónder het noodig te vinden met
een enkel tikje van den hamer de opstaande,
wandelende en babbelende dames nog even
tot de orde te roepen, mompelde de Douai
rière, die hier voorzat, met kwalijk verholen,
neen met owerholen tegenzin, het volgende
nagekomen, schriftelyk ingezonden voorstel:
Op grond van den gulden regel, waarop in
alle landen het streven van den Nationalen
Raad is gebaseerd, doen ondergeteekenden het
volgende voorstel waarvoor zij urgentie vragen :
»De Nationale Vrouwen-Raad betuige den
Hoogen Raad zyn diep leedwezen over de
beslissing in zake het revisie-verzoek-Hoger
huis."
Volgen de onderteekeningen.
Onmiddellijk volgde een afkeurend praeadvies
van de presidente waarom niemand haar
gevraagd had en ... by'na op 't zelfde
oogenblik was de vergadering gesloten. Nog
juist even vóór de hamer viel had eene der
voorstelsters gelegenheid, om te eischen, dat
er over de urgentie zou worden gestemd. Dit
werd toegestaan, onwillig. Drie der 28 stem
gerechtigden verhieven zich van haar zetel sus
teeken van vóórstemmen ; daaronder waren Jfe
twee voorstelsters. 'J
Toen viel de hamer. Gelukkig, dat onheil
was weer afgewend. De dames konden gaan;
zy hadden hare «Schuldigkeit gethan": de
eer van den Nationalen Vrouwenraad van
Nederland was gered.
* *
De gulden regel in quaestie luidt:
Doe anderen, wat gij ivütt dat zij u doen 1).
Dat is de gulden regel van den Interna
tionalen Vrouwenraad en dus ook van den
Nationalen, Marten, Wiebren en Keimpe
Hogerhuis !
B. v. 'T ST.
1) De cursiveering is van den Interna
tionalen Raad ! !
25 April 1.900.
Oïer yroüf enkleeüng.
Voordrachten gehouden door Dr. C. H.
STKAÏ/, in druk verschenen bij
Scheltema en Holkema's Boekhandel.
Hoewel deze lezingen reeds eenigen tijd gele
den zyn gehouden, meende ik het bespreken
daarvan te moeten uitstellen tot het verschijnen
der nieuwe druk van: »Die Schönheit des
weiblichen Kó'rpers", het zeer bekende werk van Dr.
Stratz, dat reeds zijn 7e uitgave beleeft. Ik
meende beide besprekingen te moeten doen sa
mengaan, om het groote verband dat er tusschen
het een en het ander bestaat, of liever omdat de
voordrachten eigenlyk een uitvloeisel zijn van
de gedachten in bovengenoemd werk neergelegd.
Als zoodanig stond dan ook destyds in het
«Maandblad der Vereeniging voor verbetering
von vrauwenkleeding" het bericht, dat Dr. Stratz
een conference zou houden over Vrouwen
kleeding in aansluiting met zijn boek »Die
Schönheit des weiblichen Kürpers."
Door vertraging der Duitsche uitgave en
andere bijkomende omstandigheden ben ik
echter genoodzaakt van dit oorspronkelijke
plan af te wy'ken en mij slechts te bepalen
tot de voor mij liggende beide boekjes, om
naderhand wellicht hun verband tot dit eerste
werk van Dr. Stratz verder uiteen te zetten.
In zyn eerste lezing dan behandelt de schrij
ver: De ontwikkeling en het doel der
vrouwenkleeding, om daarna over te gaan tot het
nationaal kostuum dat te beschouwen is als
de natuurlijke normaalkleeding; en als voort
zetting hiervan begint de tweede lezing met
de mode in de laatste'500 jaren, den invloed
van de kleeding op liet vrouwelijk lichaam, en
ten slotte de verbetering van de
vrouwenkleeding om te eindigen met deze typische
woorden die in het kort de opinie van den
heer Stratz over dit endenverp weergeven:
»Aan de vrouw is nog zooveel te verbeteren,
dat eene verbetering van de vrouwenkleeding
niet denkbaar is zonder verbetering van de
vrouw zelve".
Om de ontwikkeling en het doel der kleeding
na te gaan, is het noodig, terug te keeren tot
die volken, waar men de meest primitieve wijze
van kleeding opmerkt en de oorzaken op te
zoeken, die hun, in een land waar door de
temperatuur, beschutting onnoodig was, er toe
brachten, het lichaam op de een of andere
wyze te bedekken.
Nagaande hoe de oorspronkelijke bevolking
in Zuid-Afrika en Zuid-Australiëbijv., zich
»gekleed" vinden door het lichaam te beschil
deren of te tatoueeren of hoogstens door het
dragen van banden rond den arm of enkel,
en zeer veel zorg besteden aan hun kapsel,
komt de schrijver tot de conclusie, dat de
kleeding niet is ontstaan naar inen veelal
veronderstelt uit schaamtegevoel, maar louter
uit een zucht tot verfraaing. Bij den man
dikwijls om geweldiger te lijken in den oorlog,
en by de vrouw om te be :oren, om in de
oogen van den man mooier, meer bijzonder te
zijn dan andere vrouwen. De als vanzelf aan
gewezen plaatsen voor versiering zyn dan de
hals, de polsen, de heup en de enkels, om
niet te spreken van de versieringen aan het
hoofd zelve, door neus en ooren, welk gebruik
ten deele bij de overigen volmaakt beschaafde
dames nog vaak ingang vindt. Uit den band
om de heup, ontwikkelde zich bij de Zuide
lijke volken, door het daaraan bevestigen van
sieraden, als schelpen, boomwezels etc., de
latere, in alle mogelijke variaties gedragen rok,
als zoodanig dus het type voor zuidelijke
kleeding, daar het bovenlijf meest naakt bleef
en men voor beschutting geen bedekking
behoefde. Waar het klimaat echter invloed
op de kleeding ging uitoefenen, bij noordelijke
volken, daar krijgt dit een geheel ander
karakter, nl. dat van bescherming van het
lichaam door zoo sluitend mogelijke stoffen.
Hier zijn de kleederen ook aan elkaar genaaid
en is door jas met mouwen, broek, hand
schoenen, schoenen, hoofddeksel, zooveel moge
lijk het geheele lichaam bedekt.
Bij de nationaalkostuums vindt de schrijver
dan het noordelijk of zuidelijk type in kleeding
terug, daar dit bij de volksdrachten vrijwel in
stand is gebleven, en natuurlijk door nabuur
schap van andere landen gewijzigd maar in
de kenmerkende bijzonderheden zijn karakter
behouden heeft. In het algemeen treedt dan
het zuidelijk principe, van de rok, voor de
vrouw meer op den voorgrond.
Waar deze eerste lezing dus in het bijzonder
het doel en het ontstaan der kleeding behandelt,
is de hoofdgedachte van de tweede voordracht:
de kleedina; in aansluiting met bet vrouwelijk
lichaam, gebazeerd op vrouwelijke schoonheid
of wat daar verkeerdelijk dikwylu voor wordt
aangezien. Wat hierin natuurlijk een zeer
groote rol speelt is de mode, die de onmogelijk
ste vormen, welke nooit iets met den lichaams
vorm te maken hebben, als voorbeelden aan
geeft. Men herinnere zich slechts de tournures
en hoepelrokken e. a. die naar men wil ont
stonden uit een hulpbehoevend gebrek bij een
of ander hooggeplaatst persoon. In een aardig
boekje over de Dwaasheden der Mode lezen
we hierover : »inen denke aan de pruiken, in
Europa ingevoerd ten behoeve van Lodewijk XIV,
toen het hoofd Zijner Majesteit begon kaal te
worden, en allengs aangenomen door alle jonge
lieden die aanspraak maakte op fatsoen en die
zich hun eigen rijke lokken lieten afscheren
in ruil voor het gekunsteld hoofddeksel des
konings."
Zoo zien we dus dat verschillende
modevormen ontstaan zijn uit afwijkingen; en waar
Lessing zegt: «Indien wij schoon zijn, zijn wij
naakt het schoonst van allen," dan ligt het
voor de hand dat, wil een uiterlijke
kostuumsvorm waarlijk schoon zijn, zij zoo min mogelijk
aan den lichaamsvorm moet veranderen. Dat
men hiermede niet altijd te rade gaat, bewijzen
de talrijke afbeeldingen van kostuums uit ver
schillende kunstperioden in de tweede voor
dracht van Dr. Stratz gereproduceerd en
waarnaast men telkens het misvormde lichaam
ziet dat in een dergelijk omhulsel gewrongen
moet worden. Maar niet alleen de vroegere
kleeding heeft hare dwaasheden, waarover men
zich nu vroolijk maakt, zoodat men haast niet kan
begrijpen dat zoo iets bestaan heeft; even dwaas
is by'v. het hedendaagsch corset nog dat niets
met den lichaamsvorm te maken heeft en niet
alleen door misvormden maar door velen ge
dragen wordt, die willens en wetens een anderen
vorm aan hun lichaam geven. Even dwaas zyn
bijv. schoentjes waar men met geweld den voet
inwringen moet, en dameshoeden waar nooit
een hoofd in passen kan.
Behalve echter en meer nog dan uit een of
ander aesthetisch oogpunt beschouwd, zijn der
gelijke modegebruiken om der gezondheid
wille af te keuren. En hier treedt de medicus
naar voren waar dr. Stratz in zijn tweede
lezing door tal van photo's toegelicht de mis
vormingen en daarmede samengaande kwalen
bespreekt die ontstaan door inrijgen, door
knellende kousenbandea, hooge hakken en
andere noodelooze verfraaingsmiddelen; eenige
goede photo's naar een zeer mooi gevormd
Scheveningsch meisje, besluiten dit hoofdstuk
en doen zien dat alleen door het niet gewend
zijn aan corset, ondanks de tegenwoordige
nog ondoelmatige kleeding, de juistheid der
vormen behouden gebleven is.
Wat de verbetering der kleeding zelve aan
gaat, hiervan verwacht dr. Stratz nog zeer
weinig, en alleen mogelijk voor een volgend
of opkomend geslacht. Slechts door meer zorg
te hebben voor het lichaam zelf, door bewe
ging, goede bezigheid, reinheid enz., daardoor
zou eerst de vrouw zelve veranderen moeten
en hierna of als gevolg hiervan hare kleeding.
Dat dit misschien wel de meest geleidelyke
weg is, neem ik graag aan, maar de moge
lijkheid van verbetering, zoowel hygiënisch als
aesthetisch van vrouwenkleeding, onder het
tegenwoordig geslacht, acht ik daarom vol
strekt nog niet uitgesloten, al neemt dit dan
ook de oorzaak niet geheel weg.
We zouden er, dunkt mij, nog aan toe kun
nen voegen : meer zelfstandigheid in het kiezen
der kleeding, en in een tijd waar men tegen
woordig voor het hoe en waarom der dingen
nagaat, mochten onze dames deze vragen wel
eens aan haar kleedingstukken toetsen, en
niet omdat de mode, of de costumière iets voor
schrijft, het gereedelyk goedvinden. In vele
opzichten leven we nog te veel in een sleur
van gewoonten, die misschien eens een goede
reden van bestaan gehad hebben, maar door
den tijd ontaard zijn, tot men de oorspronkelijke
bedoeling geheel kwijt geraakt is. Daarom is
het wel eens goed, wakker geschud te worden
uit de droomerij van het alledaagsche, en al
beziet dr. Stratz de verbetering der vrouwen
kleeding uit een geheel ander standpunt, dan
de vereeniging die zich daarmede bezig houdt,
zij leiden waarschijnlijk toch wel tot n doe!,
al is het maar, dat men er eens over na gaat
denken en in deze nieuwe beweging niet slechts
ziet een uiting van onzen zenuwachtige tijd,
die naar nieuwigheden zoekt, maar een poging
om zich los te rukken uit de macht der ge
woonten en de slaafsche navolging.
R. W. P. Ju.
iiimiiiiiniiimiii iiiiiiiiiniiii iMiMiiiiiiuiitiiiuiiiniiiiiiiiiii»
Uiterlijke tooi der icielrijdfler.
I>ilet1nnt-zieken-fcri>lee.()il&r.
]\>)>i>sntcntoonstelling te Yenntif. Alcoltol en
selfinourd.
Doelmatigheid en sieriykheid vereenigen is
makkelijker gezegd dan gedaan. En. toch
het moet, want u is vrouw. De man vindt het
geen greintje meer dan een plicht, dat gij zijn
oogen boeit en streelt door uw verschijning.
Ontken het; doe aan struisvogel-politiek; het
zal u niet baten. Dat er mannen zijn, die
leelijke vrouwen waarachtig liefhebben en waar ?
deeren, om haar innerlijk schoon, wie zou Let
in twijfel durven trekken? Maar onbekend
maakt onbemind. Van al die langs den weg
snorrende wielrijdsters kent ieder voor zich er
slechts een gering aantal. liet liefhebben kan
dus uitgesteld worden, maar ,het publiek stelt
andere eischen. Het verwacht van een vrouw,
die aan den weg timmert" of die in snelle
vaart langs glooiende grindpaden wielt, dat zij
het doe op een wijze, die instemming en be
wondering ontlokt.
Zij die tevreden zijn met onverschillig schou
der-ophalen, met half ironische, lia.lt' eerlijk
gemeende goedkeuringen, moeten niet timme
ren, maar thuisblijven. Noch hsar eerzucht noch
haar ijdelheid zyn in voldoende mate ontwik
keld.
The divided skirt" is en blijft leelijk. Het
sierlijkste, rankste vrouwen-figuurtje ziet er in
zoo'n Marker-broek onbevallig uit. Ook zal
een verstandige vrouw zich ten allen tijde in
een rok drapeeren; eeri broek staat haar
leelijk en de meening omtrent haar, wier
handelen-wandel bewijst, dat zij de broek aanheeft"
is ongunstig en vér verwijderd van het
ewigweibliche".
Dus een rok; gemaakt van mooie, soliede
stof', bestand tegen een stoorje en tegen de
wispclturigheden van ons hoilandsch klimaat.
De rok liefst ongevoerd, zelfs geen stootkant, ?
om trapper-verwikkelingen te voorkomen ; een
breede zoom eenige malen op de machine
doorgestikt De wijdte van de rok, vooral niet
meer dan drie meter, moot van achteren ver
deeld worden in twee diepe, naar elkaar toe
slaande plooien, die sierlijk langs het zadel
afhangen. De rok reikt tot aan de enkels. Ter
hoogte van de knie, elastieke lusjes aan de
binnenzijde van de rok. Bij winderig weer
wordt de rok door middel van de lussan vast
gehecht aan banden bevestigd aan het bekende
kleedingstuk dat onder de !iets-rok" wordt
gedragen. Hooge rijglaarzen staan mooier dan
lage schoenen. Een sportblouse van flanel,
cachemire, mousseline de laine, of katoen. Raad
pleeg daaromtrent den Enkhuizer ! Een kranige
leeren gordel; wit linnen boord en heerendas;
witte manchetten en zeemlederen handschoe
nen. Op 't hoofd een kleine matelot (vooral
geen wind-schepper) van stroo of vilt, al naar
den eisch van 't jaargetij. Zonder voile ziet
de wielrijdster ongetwijfeld scherper, maar
heeft haar teint meer te lijden.
* * *
., In den Reform Club Sir William Mac
Cormac, te Londen, werd onlangs een gastmaal
aangericht, ter eere van den uit Zuid-Afrika
teruggekeerden medicus, Dr. Frederick Treves.
Aan dit diner heeft de arts niet geschroomd
eens een hartig woordje los te laten aangaande
zyn ervaringen op het oorlogsterrein verkregen.
O die vliegen-plaag ! en die rampzalige
damesplaag !! Tegen de vliegen kan men ten minste
eenigszins maatregelen nemen; tegenover die
andere nog grooter plaag staat men volslagen
machteloos. O I die dames ! die zich als vrij
willige ziekenverpleegsters aanbieden, nadat zij
den beker der ijdele genietingen tot den bodem
geledigd hebben. Die vrouwen loopen iedereen
in den weg, hunkerend naar nieuwe emoties..." "j
Als illustratie op Dr. Treve's woorden kan
een correspondentie uit Kaapstad dienen, geda
teerd 11 April, voorkomend in de Vailij Express.
Wat Shepheards Hotel voor Kaïro was, is
nu het Mount Nelson Hotel voor Kaapstad;
wat Kaïro tijdens de jongste Soedan-expeditie
voor Egypte was, is Kaapstad nu in rijke mate
voor Zuid-Afrika. Waar heeren met titels en
fortuin zijn, daar krioelt het van dames. Die
prachtig gekleede schepseltjes, wier koffers alle
gangen in het hotel versperren, zijn van heinde
en verre uit verschillende beweegredenen komen
opdagen. Sommigen kwamen uit Engeland om
brieven te schrijven voor de gewonden ; weer
anderen om brieven voor te lezen; enkelen om
zieken te verplegen. Ik vrees, dat de
vermakelijkheden van Mount Nelson veel goede voor
nemens onuitgevoerd zulien laten. Het werk
van zieken-verpleegster in een hospitaal is
zwaar, en darmontsteking en builen-typhus zijn
geen aesthetische kwalen. Toen ik het
Woodstock-hospitaal bezocht, bemerkte ik, dat n
ziekenverpleegstei* zeventig zieken te verzor
gen had. In de Wijnberg- en Portland hos
pitalen, die zoo prachtig gelegen zijn en waar
veel officieren verpleegd worden, daar zijn,
naar ik hoor, een horde dames, lastig door
vriendelijkheden en voorkomendheden. Het is
niet moeilijk cynische gevolgtrekkingen te maken.
Wat ik zeg, slaat niet op die edele zelfop
offerende vrouwen, die zich zonder smuk of
ophef komen wijden aan de uiterst moeilijke
taak der zieken-verpleging. Ik doel op haar,
die komen om harten te veroveren van her
stellende officieren.
* *
*
Aan de poppen-tentoonstelling te Veneti
werd deelgenomen door de crème de la crème"
van Italië's aristocraten en invloedrijke pereonen.
Zelfs de levendige, in alles belangstellende
j koningin Margherita en prinses Letizia Bona
parte, hertogin van Aosta, hebben zich bij deze
expositie niet onbetuigd gelaten. De prinses
reisde van Milaan raar Venetiëom de opening
der tentoonstelling bij te wonen Deze zeldzame
poppen-verzameling is n-en-al kleur-gewiegel
van kostbare zijde, satijn, fluweel, brocaat, goud
en zilver-borduursel. De pop voor het
armelui's-kind is niet aanwpzig. Die zou zich ook
niet op haar gemak voelen tusscheu al die
ydeltuitige dametjes en heertje?. Die durft zich
niet wa^en in zulk voornaam gezelschap en dan
durft men nog spreken van een poppen-verstand !
De dansmeester", naar het doek van Longhi,
lid van de Venetiaansche Akademie, wordt
allersierlijkst door een groep poppen weerge
geven. Daar vlak naast staat de hoog-ernstige
jonkvrouw van Orleans met 't zwaard in de
vuist. Naast b;iar, danst een paartje in Louis XV
kostuum, een menuet.
Volgens streng historische opgaven prijkt
daar ook de schoone Marisini, in
spookje.sachtiw goud-geglimmer. Een prachtpop met
gitzwarte lokken en vurige, ondeugende kijkers,
is de incarnatie der Lagunen-stad.
Madame de Pompadour in haar geWoeind
licht rose kleed en poeier-pruik kijkt door
haar face a-mains de bezoekers dartel-uitdagenu
aan. Een heele bende Carmen's; ook zangeressen
met lange witte zijden japonnen, ^óó overdadig
met edelsteenen bezaaid, dat een cautatrice
van goeden smaak, zoo opgetuigd, het podium
nooit zou willen betraden. Mannelijke poppen
zijn gering in aantal.
'!= '-V
??i
Dr. W. C. Sullivan heeft een uitvoerig stat i
stisch onderzoek ingesteld, om voor Engeland
uit te maken, of er, zooals reeds door velen
is verzekerd, verband bestaat tusschen alcoho
lisme en zelfmoord. Hij heeft bevonden: lo. dat
sedert 1842 het alcoholisme in het Vereenigd
Koninkrijk sterk is toegenomen; 2o. dat dit
eveneens het geval is met zelfmoord en nog
veel meer met pogingen tot zelfmoord; ,'io. dat
mislukte pogingen tot zelfmoord op veel jeugdi
ger leeftijd worden waargenomen dan werkelijk
geslaagde; 4o. dat onder de geslaagde pogingen
n groep op jeugdiger leeftijd (20?'iO jaar)
wordt waargenomen, en wel de door alcoho
lisme veroorzaakte ; 5o. dat onder de beroepen,
die aan drankzucht onderhevig zijn (koetsiers,
herbergiers, slagers, muzikanten, handelsreizi
gers) veel meer zelfmoord voorkomt dan or.der
de nuchtere" beroepen, zooals landbouwers.
(Maandblad tegen de verralxehingen lerenx
gewijd aan Ilijgicne. en Industrie, van Dr. van
Hamel Roos en Harmens).
O o, o et o is "fc>©s*lii3t